Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
PINKSTEREN
en Wederkomst
Gezinszorg
ZEEUWSE KERKBODE
VIJFDE JAARGANG No. 53
Abonnementsprijs 2,50 per
halfjaar (bij vooruitbetaling)
Afzonderlijke nummers 10 cent
Advertentiën 10 cent per mm
Hoofdredacteur j Ds H. Veldkamp, Langevieïesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D. J, Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam,
DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 24 JUNI 1949
Berichten en opgaven Predik
beurten, tot Dinsdagsmorgens
te zenden aan de drukkers
Littooij Olthoff, Middelburg
Het zal ieder die de Bijbel leest, meermalen opge
vallen zijn dat Pinksteren, de komst van de H. Geest'
steeds in zeer nauw verband gebracht wordt met de
wederkomst van Christus en het einde der eeuwen.
Als Petrus op de eerste Pinksterdag het wonder van
de uitstorting van de H. Geest gaat verklaren, trekt
hij de lijn terstond door naar ,,de laatste dagen", en
gewaagt hij van „bloed en vuur en rookdamp" de
Pinksterdag wordt geprojecteerd tegen „de grote en
doorluchtige dag des Heren".
Dit is natuurlijk niet de enige plaats, waar de H.
Geest in direct verband gebracht wordt met de eind
tijd. Men kan gerust zeggen, dat het de doorlopende
gedachtengang is van de H. Schrift. Overbekend is
het beroemde achtste hoofdstuk van de brief aan de
Romeinen, waar zeer nadrukkelijk over het bidden
van de Geest gesproken wordt en dan wel bepaald
tegen de achtergrond van het zuchten der ganse schep
ping, die met opgestoken hoofden wacht op het mo
ment, dat ze vrijgemaakt zal worden van alle nood
en ellende, d.i. de geboorte van de nieuwe aarde.
In de bekende brieven aan de zeven Klein-Aziati-
sche gemeenten wordt aangespoord om te luisteren
naar wat de „Geest" tot de gemeenten zegt, en wat
de Geest daar te zeggen heeft is wel zeer reëel voor
dit aardse leven, maar het beweegt zich toch telkens
weer naar het einde toe, want, „wie overwint" (dat
is het gedurig terugkerend refrein) zal eten van de
boom des levens in het paradijs Gods, hij zal eten
het manna dat verborgen is, hij zal worden tot een
pilaar in de tempel mijns Gods" enz., allemaal heer
lijkheden die'op „de laatste dagen" betrekking hebben.
En zozeer is de H. Geest geïnteresseerd bij de we
derkomst van Christus, dat in dezelfde openbaring
van Johannes het bijna verbijsterende woord neerge
schreven wordt, dat God de Heilige Geest bidt om
de wederkomst van de Zoon de Geest en de bruid
zeggen Kom
Het kan ons in geen enkel opzicht verbazen, dat
de H. Geest zo nauw in verband geplaatst wordt
met de eindtijd.
In de eerste plaats moeten we bedenken, dat met
de uitstorting van de H. Geest de rij der heilsfeiten
is afgesloten. Met Pinksteren wordt de feestcyclus, die
met Kerstfeest begonnen is, beëindigd. Na Pinksteren
komt niets meer. Daarom kon Petrus ook zeggen, dat
toen de H. Geest gekomen was, de „laatste dagen"
waren ingegaan, en Johannes verkort die dagen zelfs
tot „uren", wanneer hij de gelovigen op het hart bindt:
„kinderkens, het is de laatste ure". En in de „Open
baring" wordt hij niet moede te verklaren „de tijd
is nabij". Die laatste „dagen" of „uren" mogen voor
ons besef langer duren dan verwacht mocht worden,
maar dat is slechts bijkomstig. Met de komst van de
H. Geest 'is metterdaad de laatste periode der geschie
denis ingegaan.
In de tweede plaats mogen we niet vergeten, dat
de H. Geest juist daarom in zo nauwe betrekking
staat tot „de laatste dagen", omdat het eigenlijke werk
van de H. Geest is de voltooiing, de versiering of
de vernieuwing van alle dingen. Het valt ons telkens
weer op, zowel bij het werk der schepping als dat
der herschepping, dat de H. Geest het is die „alle
dingen schoon maakt op Zijn tijd". Bij de schepping
zweeft of broeidt de Geest Gods op de wateren om
uit de chaos van het „tohoe wabohoe" een 'paradijs
te laten voortspringen. Als God Zijn Geest uitzendt,
beginnen de bloemen te ontluiken, en „Gij vernieuwt
het gelaat des aardrijks". De H. Geest is de grote
Kunstenaar, Die het schone werkstuk produceert, Die
ook Aholiab en Bezaleël bekwaamt en inspireert tot
de „schone kunsten" in de tabernakel. En wat het
werk der herschepping betreft, het is de H. Geest,
Die de bruid zonder vlek en rimpel aan haar hemelse
Bruidegom voorstelt als een vrouw die voor haar
man versierd is, hetgeen zonder beeldspraak wil zeg
gen, dat de H. Geest rusteloos bezig is om de kerk
te heiligen in goede werken, totdat ze eens volmaakt
zal zijn.
Het werk van de H. Geest beperkt zich niet tot
de volmaking en heiligmaking der kerk. Hij betrekt
ook de ganse schepping in Zijn arbeidsveld, zoals
we reeds uit Rom. 8 vernomen hebben, en dat heel
de schepping van de dienstbaarheid en vergankelijk
heid bevrijd zal worden, zodat de storm niet meer
huilt, het wilde dier niet meer Verslindt, de distel niet
meer steekt en de doorn niet; meer wondt, maar de
vrede ligt over de heuvelen en de gerechtigheid op de
bergen, de goedertierenheid en waarheid elkander kus
sen, dat is ook het wérk van'.de H. Geest.
Het ligt dus wel voor de hand, dat de H. Geest
met groot verlangen uitziet naar de voltooiing en vol
einding aller dingen, en dat het wachten is op wat
de Engelsman noemt de „finishing touch", het leggen
van de laatste hand aan het kunstwerk. En vandaar
dat Johannes durfde schrijven dat de Geest en de
bruid zeggen (bidden): Kom! omdat eerst met de
wederkomst van Christus deze heerlijkheid kan ingaan.
Dan, als alle dingen „nieuw" geworden zijn, is het de
„sabbat van de Geest". Deze- laatste uitdrukking is,
als ik mij niet vergis, van Prof. K. Dijk, die er op
wijst, dat zowel de Vader, de Zoon en de H. Geest
■hun sabbat vieren.
De sabbat van de Vader was er, toen Hij „op de
zevende dag volbracht had Zijn werk, dat Hij ge
maakt had" (Gen. 2:1) en Hij Zich kon verlustigen
in het werk Zijner handen. De sabbat van de Zoon
was er, toen Hij na de moeizame arbeid Zijner ziel
zeide aan het kruis Het is volbracht. En de dag van
die sabbat was groot. Maar de sabbat van de Geest
is er eerst, als de nieuwe aarde ligt te glanzen onder
de nieuwe hemel. Dan heeft de H. Geest Zijn werk
volbracht, en kan Hij zich verlustigen in het werk
Zijner handen, als de bergen vrede dragen en de
heuvelen heilig recht, en het vrome volk in God ver
heugd, zal huppelen van zielevreugd, en als zij hun
wens hebben verkregen.
De sabbat van de Geest.
De eeuwige sabbat.
Het zal nu zeker geen breed betoog meer behoeven,
dat waar Pinkster zo nauw verbonden met de weder
komst van Christus en het einde aller dingen, dat ook
de Pinksterkerk dit stempel behoort te dragen. D.w.z.
dat de kerk wil ze waarlijk uit de H. Geest leven,
meer dan totnogtoe ernst moet maken met de ver
wachting der laatste dingen. Het Griekse woord voor
„de laatste dingen" is „eschata", en men verstaat mij
nu wel als ik zeg, dat de kerk lang niet genoeg
eschatologisch leeft. We willen ons nog weer even
te binnen brengen, dat Johannes schreefde Geest èn
de bruid (kerk) zeggen kom De kerk wordt er dus
óók in betrokken. Zij moet ook met de handen boven
de ogen staan, om uit te zien. Zij behoort dat te doen
om haarszelis wil. Wat is er vanzelfsprekender, dan
dat de bruid naar haar buridegom verlangt Hoe te
denken over een meisje dat niet verlangt naar de
terugkeer van haar verloofde, die in Indië is Maar
zij behoort dat vooral te doen om Christus' wil. De
dag der vereniging is de dag van Zijn glorie; Daar
is het de H. Geest feitelijk óók om te doen. Jezus
heeft als het eigenlijke werk van de H. Geest aange
wezen Die zal Mij verheerlijken. In de H. Geest is
iets van het moederlijke. Zoals een moeder groeit in
de heerlijkheid van haar kind, zo verheugt zich de
Geest in de heerlijkheid van de Zoon. En als de H.
Geest in ons werkt, zullen wij ook niet anders dan
dat begeren.
Het uitzien naar de jongste dag is natuurlijk geen
werkeloos wachten of mediteren. Er valt op te letten,
dat in het reeds aangehaalde woord van Johannes het
verlangen van Geest en bruid direct wordt verbonden
met de evangelieboodschap „die dorst heeft kome, en
die wil nemen het water des levens om niet".
D.w.z. de wachtende kerk is tegelijk zendingskerk.
Wachten en zending drijven en evangeliseren vallen
feitelijk samen. Wij kunnen menselijkerwijs gesproken
de dag des Heren naderbij brengen dóór onze evan
gelieverkondiging. Want die verkondiging is hèt enige
middel om de kerk te completeren, het getal der uit
verkorenen vol te maken. En de komst van Christus
wacht slechts op de toebrenging van de laatste uit
verkorenen.
Laten wij in het licht van deze dingen ons ernstig
bezinnen op de vraag die Paulus eens stelde in Efeze:
Hebt gij de Heilige Geest ontvangen toen gij geloofd
hebt H. V.
Van verschillende zijden werd mij gevraagd naar
het rapport over de gezinszorg, zoals dit op 'de laatst
gehouden particuliere synode van Zeeland uitgebracht
en besproken is. Daar het aantal rapporten zeer be
perkt is, en de zaak zelve van zoveel importantie,
dat het gewenst is dat men er in zo breed mogelijke
kring kennis van neemt, geef ik dit rapport met de
conclusies hieronder weer.
Het luidt als volgt
„Ter vergadering van de Part. Synode der Geref.
Kerken in Zeeland, gehouden te Goes op 2 Juni 1948
was een schrijven ter tafel van de „Stichting Zeeland"
voor maatschappelijk en cultureel werk", van de vol
gende inhoud
„Het zij ons vergund, Uw gewaardeerde aandacht
te vragen voor het navolgende.
In gemeentelijke, Nederlands Hervormde en
Rooms-Katholieke kringen is de organisatie en de
uitbouw der gezinszorg gedurende de laatste maan
den voorwerp van voortdurende en intensieve zorg
geweest. Indien wij juist zijn ingelicht, is het insti
tuut voor gezinszorg bij de Gereformeerde Kerken
nog niet zodanig tot ontwikkeling gekomen, dat dit
de gehele provincie bestrijkt. Waar de grote be
langrijkheid van het instituut der gezinszorg, naar
wij aannemen, geen nader betoog vereist, zouden
wij Uw College in overweging willen geven, te de
zer zake een commissie in te stellen, welke deze
aangelegenheid nader bestudeert en de organisatie
van de gezinszorg in de Gereformeerde Kerken in
Zeeland aan een nauwkeurige beschouwing onder
werpt.
Wij verklaren ons gaarne bereid U desgewenst
mondeling en vanzelfsprekend ook schriftelijk van
advies te dienen en eventueel alle gewenste en mo
gelijke hulp te verlenen.
Gaarne zouden wij met Uw standpunt in deze in
kennis worden gesteld.
Stichting Zeeland voor maatschappelijk en
cultureel werk,
w.g. Lijnzaad (C. Lijnzaad),
Directeur."
In antwoord op dit schrijven werd door de Part.
Synode van 1948 een commissie benoemd, bestaande
uit de brs Ds Flinterman te Goes, Ds Veldkamp te
Middelburg, br. Dijunhouwer te Goes, br. Filius te
Kamperland, br. Huijsman te Meliskerke, br. v. d. Hof
stede te Middelburg, br. Nieuwenhuijsen te Rilland
en br. Abrahamse te Terneuzen.
Deze commissie heeft de aangelegenheid van de
gezinszorg en de eventuele organisatie daarvan in onze
provincie nader onder ogen gezien, en de resultaten
daarvan neergelegd in het? volgende rapport, terwijl
zij voor een zestal conclusies Uw welwillende aan
dacht vraagt.
Sinds de Part. Synode van het vorige jaar heeft de
bestudering van het gezinszorgvraagstuk niet stilge
staan. In April 1949 verscheen een „rapport van de
studiecommissie tot coördinatie van de gezinszorg-
arbeid in de Geref. Kerken", terwijl in het „Rapport
inzake de roeping der kerk t.o.v. de verzorging der
armen", dat zal worden uitgebracht op de Generale
Synode van de Geref. Kerken in 1949 op blz. 8 en 9
aan ditzelfde vraagstuk enige aandacht wordt besteed.
Het spreekt wel vanzelf, dat Uw commissie van deze
arbeid van bij uitstek deskundige mannen dankbaar
gebruik heeft gemaakt.
Uw commissie kan zicht h.i. ontslagen achten van
de taak de noodzakelijkheid van christelijke gezins-
zorgarbeid te bepleiten. Dat de welstand der kerk ten
nauwste samenhangt_ met 'een gezond christelijk gezins
leven, behoeft nauwelijks betoogt. Dat zulk een gezins
leven in stand gehouden wordt of zo nodig hersteld, is
niet alleen een kwestie van zelfbehoud der kerk, maar
vloeit voort uit de priesterlijke dienst die de kerk te
genover haar leden en de door hen gevormde gezin
nen verschuldigd is.
Deze noodzakelijkheid krijgt nog een accent door de
vele acute moeilijkheden, hetzij van stoffelijke, hetzij
van geestelijke aard, die zich in onze tijd in vele ge
zinnen voordoen. Het is niét alleen de materiële nood,
die roept om louter technisch-huishoudelijke hulp, maar
er doen zich ook en telkens veelvuldiger noden voor
die ontstaan zijn door factoren van morele of geeste
lijke aard, zodat hulp moet geboden in moeilijkheden
rondom het huwelijk en de opvoeding der kinderen.
Het probleem van de uitgesproken a-sociale gezinnen
moge in onze provincie dan nog niet al. te zwaar druk
ken, toch mag met recht de vraag gesteld worden, of