ZEEUWSE KERKBODE Jfa pinksteren Waren de eerste Christenen Communist? vierde jaargang No. 5i Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 10 juni 1949 Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs P» de Bruyn, Ds D. J» Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam* Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers Advertentiën 10 cent per mm Drukkers Littooij 6 Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij 6 Olthoff, Middelburg Wanneer wij nu na de Pinksterdagen er over gaan nadenken, wat Pinksteren eigenlijk bedoelde, zullen we moeten beginnen met een tweetal misvattingen recht te zetten, of (en dat is misschien nog wat nauwkeu riger uitgedrukt) een tweetal eenzijdigheden af te wij zen. De eerste eenzijdigheid is, dat men op Pinksteren eigenlijk iets buitengewoons verwacht. De extase van de le Pinksterdag is iets wat velen buitengemeen boeit en bekoort. Wat men nü in de kerk ziet, is alle maal zo mat en zo dor, zo gewoon en laag bij de grond, een aflopen van platgetreden paden, waarin het geestdriftige en het buitensporige ontbreekt. Met heimwee ziet men terug naar die eerste tijd der jonge liefde, en met verlangen ziet men uit naar een nieuwe doorbraak van de Geest. De tweede eenzijdigheid komt tot uiting in de be kende slagzinPinksterfeest-ZendingsfeestEr zijn niet zo weinigen, voor wie Pinksteren feitelijk opgaat in Zending, en men heeft het feest van de uitstorting van de Heilige Geest eigenlijk pas goed begrepen, als men van Zendingsliefde in lichter laaie staat. Beide opvattingen beb ik eenzijdig genoemd, en daarover zou ik nu ter rechtvaardiging iets willen Het is natuurlijk ver van mij te beweren, dat er van de beide genoemde Pinkstervoorstellingen niets deugt. Wie een eenzijdige voorstelling geeft, spreekt geen leugen, maar z'n fout is, dat hij te veel naar één kant kijkt. v Daarom ligt er in de eerste opvatting direct al een belangrijk element van waarheid. Een beetje meer geestdrift zou waarlijk geen overbodige weelde zijn. Het zou ook niet afkeurenswaardig wezen als er wat meer buitensporigheid kwam. Maria ging ook wat buiten de maat, toen ze heel de-fles met olie over Jezus uitgoot, maar 't was nu eenmaal de spontane liefde die er haar toe dreef. Wie klaagt over matheid en dorheid, heft stellig geen ongerechtvaardigde klacht aan. Toen ik laatst ergens preekte, en de gemeente na de wet een psalm zong die ik niet opgegeven had, verklaarde een ouderling mijwij zingen dat hier automatisch. Daarmee wees hij zonder 't zo te bedoe len, dé fout aan in ons huidige kerkelijke leven. Hét is zo automatisch geworden. De spanning is er uit en het gaat aan de lopende band. Met volle erkenning dus van de gegrondheid dat veel van de oorspronkelijke Pinksterglorie verdwenen is, willen we er toch op wijzen dat het fout is, de Pinksterbeleving te zoeken in het extra-ordinaire en warm-geëstdriftige. Het is maar gelukkig, dat de Bijbel ons een be schrijving heeft nagelaten van het kerkelijk leven zoals het zich terstond, na de uitstorting van de Heilige Geest openbaarde. Ieder herinnert zich, dat dit staat aan het slot van Handelingen 2 (vs 4247), waarmee heel de span nende Pinkstergeschiedenis afgesloten wordt. In be doelde vs wordt meegedeeld niet hoe de kerk naar buiten optrad, maar hoe ze zich naar binnen open baarde, en wat daarin dan het meest opvalt is, dat er helemaal niets opvallends in is. Het is alles zo ge woon, ik zou haast zeggen verbijsterend gewoon, dat het bijna verbaast, dat dat nu de beschrijving is van het leven der Pinksterkerk. Het begint met„en zij waren volhardende in de leer der apostelen, en de gemeenschap, en in de bre king des broods en in de gebeden" (vs 42). Wie dit nauwkeurig leest, vindt er de opsomming in terug van de vier elementen van 'n gewone ere dienst. De leer der apostelen, d.i. de Dienst des Woords. De gemeenschap is de Dienst der barmhartigheid. De breking des broods is de Dienst van het Sacra ment. En de gebeden -ziedaar de Dienst der gebeden. Wat de H. Geest van de Pinksterkerk verklaart is dus precies hetzelfde wat onze Catechismus zegt van elke eredienstdat ik naar de gemeente Gods naarstig kome om Gods Woord te horen (leer der apostelen), de Sacramenten te gebruiken (breking des broods), God de Here openlijk aan te roepen (de gebeden) en de armen christelijke handreiking te doen (de gemeen schap). Waar Lukas zo vrolijk over is in de Geest, en wat hij met een heilige glimlach neerschrijft, dat is, dat er zo'n mooi, gaal kerkelijk leven was. En dat open baarde zich niet in het buitengewone, maar heel ge woon daarin, dat men graag en trouw naar de kerk ging, dat er in de Avondmaalviering geen willekeur heerste, dat de Dienst der barmhartigheid er niet maar een beetje bijhing, maar de volle aandacht had, en dat er innig gebeden werd. In al die dingen volhardden zij, schrijft Lukas, en hij gebruikt daar een heel sterk woord voor, dat zo veel als vastkleven of vastklampen betekent. Er ligt de gedachte van trouw en innigheid in. Men ging niet slechts naar de kerk, maar hongerde naar het brood des levens men vierde niet maar Avondmaal, maar men verlangde er naar. Zo is dus naar de mening des Geestes het ware Pinksterleven een grote trouw in en een gestadige zorg voor een gezond, warm kerkelijk leven. De Pink stergeest vuurt niet aan tot de een of andere enthou siaste .beweging, en spoort niet aan tot het neerhalen van „kerkmuren", maar de Geest blijkt juist een grote waardering te hebben voor een nauwgezet insti- tutair kerkelijk leven. En hiermee ben ik vanzelf gekomen tot de tweede eenzijdigheid, dat men Pinksteren vrijwel uitsluitend voor de Zending wil opeisen. Het is natuurlijk volkomen juist en dat is weer het waarheidselement hierin dat het Pinkstergebeu ren vol is van Zendingsmotieven. Als Jezus de komst van de H. Geest voorzegt, voegt Hij er terstond aan toe en gij zult mijn getuigen zijn tot de uiterste einden der aarde. De opsomming van de volkerenlijst in Han delingen 2 en het horen spreken van de grote werken Gods ieder in eigen taal, de doorbreking van de taal- barrière's enz., het is al Zending wat er aan is. Niettemin schuilt er een groot gevaar in, hierop te eenzijdig de nadruk te leggen. Het is waar, dat het offensief op de wereld van de kerk uit moet gaan, maar de reden waarom Lukas begint met de beschrij ving van het kerkelijk leven ligt daarin, dat hij drin gend wil waarschuwen dat zulk een Zendingsactiviteit alleen mogelijk is, als de kerk naar binnen vol is van gave, innerlijke kracht. Daar moet éérst de volle aandacht aan besteed. De kerk een Zendingsoffensief te laten ondernemen als het innerlijk aan alle kanten kraakt en rammelt, is een hachelijk avontuur, ik zou haast zeggeneen misdadig ondernemen. Men ge bruikt toch in de oorlog ook voor de aanval niet een leger van stumpers, en invalieden Van deze kant bezien kan het slagwoord Pinkster feest-Zendingsfeest wat hinderlijk aandoen, omdat het gevaar bestaat dat over de innerlijke zwakheden van ons kerkelijk leven wat al te gemakkelijk wordt heen gelopen. Het slot van Handelingen 2 blijft een noodzakelijk correctief op al te overspannen Zendingspropaganda. Hiermee wordt natuurlijk in 't minst niet beweerd, dat de Zending nu overbodig zou zijn, of zelfs dat het wel even wachten kan AllerminstEr wordt al leen maar mee gezegd, dat als er naar binnen geen waarachtige bekering en reformatie komt, elke krachts ontplooiing naar buiten slechts schijn en humbug is, en ook volkomen vruchteloos, en dat daarmee ons volk twee boosheden begaat, omdat het noch weet te bewaren noch te vermeerderen, en zodoende een goede kans loopt, om ^ls smakeloos zout te worden wegge worpen. H. V. Als wij het slot van Handelingen 2 aandachtig le zen, komen we tot de ontdekking, dat daar tweeërlei beeld wordt ontworpen van het leven der eerste chris tengemeente. Vs 42 geeft een beschrijving van hét kerkelijk leven, en we vernamen, dat de mensen trouw zijn in de dienst van Woord en Sacrament, liefdadigheid en gebed. We zien daar m.a.w. de kerk op haar Zondags. Wie nu aan Lukas zou vragenmaar hoe zag die kerk er in de week en in haar daagse kleren uit, die krijgt een antwoord in de vs 4446. Lukas wijst er op, dat ook dat dagelijkse omgangsleven de toets der critiek kan doorstaan. Het 46e vers, waar staat dat ze eendrachtelijk in de tempel volhardden en van huis tot huis brood braken, geeft feitelijk een samenvatting van het leven van heel die nieuwe Jeruzalemse maat schappij, en Prof. Grosheide wijst er in zijn commen taar terecht op, dat het hier gaat om de tegenstelling tussen tempel en huis en hij schrijft„dat Lukas wil zeggen, niet alleen bij de dienst in de tempel, ook thuis was het bij de christenen bijzonder". Daar werd „brood gebroken", en dat is heel iets anders dan de breking van het brood, waar bij de beschrijving van de ere dienst over gesproken is. Als Lukas het heeft over de breking des broods, dan bedoelt hij het heilige brood, het Avondmaal, maar als hij gewaagt van het „van huis tot huis brood breken", dan bedoelt hij het heel gewone dagelijkse brood, waarvan de rijken mee deelden aan de minvermogenden in de z.g.n. liefde maaltijden. Men at dus niet alleen 's Zondags Avond maalsbrood, maar men toonde ook te verstaan, dat de christen een roeping heeft voor het gewone dage- lijkse brood. Een roeping dus voor het maatschappe- lijk-sociale leven, en dat het een doodgewone plicht is van de christen, om een open oog te hebben voor de sociale nood. Met een beroep op de Schrift kan men dus ook in plaats van het slagwoord „Pinkster feest-Zendingsfeest" zetten„Pinksterfeest-sociale voorziening". De uitstorting van de H. Geest is van directe betekenis geweest voor het maatschappelijk- sociale leven en de eerste christenen hebben dit uit nemend doorzien. Als leden van één huisgezin hebben zij het vanzelfsprekend gevonden, voor elkander te zorgen. De Kaïnsgedachte ben ik mijns broeders hoe der, wordt door de Pinkstergeest verslonden. En van de eerste christelijke kerk lezen we, dat ze alle dingen gemeen hadden, dat goederen en have verkocht wer den (men sprak dus eigen kapitaal aan) om van de opbrengst mee te delen aan anderen, „naardat elk van node had". Men zou stellig verkeerd doen, door te denken, dat Lukas hierin een nadere uitwerking geeft van de arm- verzorging, waar in vs 42 bij de eredienst van ge sproken is. Dat is niet het geval. Wat Lukas in Han delingen 2 beschrijft is geen dienst der liefdadigheid, maar geeft ons een inzicht, hoe men daar in die nieuw gegroeide maatschappij z'n sociale voorzieningen trof. De kerk is een koninklijk priesterdom, en heeft dus niet alleen priesterlijke barmhartigheid te bewijzen, maar ook koninklijk recht te doen, opdat voorzien worde naar recht in „wat elk van node heeft", dus ieder in z'n stand de arbeider, de middenstander, de werkgever enz. Men deed dit in Jeruzalem op een heel bijzondere manier, die enigermate aan communisme doet denken. Er zijn er dan ook geweest die gezegd hebben, dat de beginselen van het christendom nog niet zo slecht zijn, alleen de belijders van het christendom zijn slecht, en ze zijn afgeweken van wat de eerste christenen als ideaal gezien hebbende communistische heilsstaat. Als men Handelingen 2 aandachtig leest, zal men vanzelf inzien, dat er grote afstand is. Het alle din gen gemeen hebben, en verkopen van eigendom ging niet uit van de „proletariërs aller landen", maar was het initiatief van de bezitters, de rijken. Bovendien ging het volkomen vrijwillig, en wie iets weet vaiï de practijken in de communistische „heilsstaat" weet hoe alle vrijwilligheid en vrijheid daar vermoord is. Het wordt eenvoudig van boven af opgelegd. In het totalitaire stelsel van het communisme is alleen plaats voor dwang. Bovendien is het fjelemaal niet waar, dat in Jeruzalem het „privaat bezit" werd op geheven. Niet ieder verkocht zijn bezittingen. Maria had veel later nog een eigen huis. Sommigen deden het, en deinsden er niet voor terug hun kapitaal aan te spreken, maar alleen„naar dat elk van node had", dus naar behoefte. Van het hedendaagse communisme is hier dus weinig te zien. De communist zegtal het uwe is het mijne, maar de Jeruzalemse christen zei al het mijne is het uwe, en dat maakt even verschil. Tenslotte mag niet onvermeld blijven, dat de maat- schappijvorm, die men zich daar in Jeruzalem in eerste aanloop dacht, misgelopen is. In Handelingen 6 komen de moeilijkheden al, en later was de Jeruzalemse ge meente arm. Paulus moest er voor collecteren. Van enige overspanning was men niet vrij te pleiten. Velen leefden ook in de gedachte, dat Jezus heel spoedig terugkeren zou, en wat deed men dan nog met huizen en akkers Wat in Jeruzalem gebeurde, geldt dan ook niet als norm, en wordt niet herhaald als apostolisch gebod. Wat wel geldt voor alle eeuwen is het principe dat er aan ten grondslag lag het diepe besef, dat gezorgd wordt dat ieder gegeven wordt wat elk van node heeft. Niet zoveel, dat hij net niet verhongert, maar zoveel, dat hij zich ontplooien kan als schepsel Gods, naar Gods beeld geschapen. Men ijverde in Jeruzalem niet voor so cialistische „gelijkheid", maar men wilde evenmin zon dige, schreiende ongelijkheid. Wie alleen maar zich zelf zoekt, en eigen bezit vermeerdert, en onbewogen blijft voor het lot der sociaal-misdeelden, hoort in de Pinksterkerk niet thuis, en heeft ook geen Pinkster feest gevierd, hij moge dan lid zijn der a.r. kiesver eniging of aangesloten bij het C.N.V. Waarachtig Pinksterfeest is een dringende oproep voor sociale gerechtigheid. Wie Pinkster alleen be perkt tot de tempel, heeft het feest verschraald, en lijdt hevig aan geestelijke bloedarmoede. H. V.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1949 | | pagina 1