in de Bijbel
vierde jaargang No. 45 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 29 april 1949
GROOTMOEDER
ZEEUWSE KERKBODE
Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Abonnementsprijs 2,50 per Redacteuren Ds P, de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Berichten en opgaven Predik-
halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten- tot Dinsdagsmorgens
Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers
Advertentiën 20 cent per regel Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg
Wat ons bij het lezen van de Bijbel telkens weer
opvalt is, dat er hier en daar opmerkingen worden
gemaakt, men zou haast kunnen zeggenzo even
tussen haakjes, min of meer terloops geplaatst, in
't voorbijgaan even aangeroerd, maar die toch van
het allergrootste belang zijn geweest voor de ge
schiedenis van het koninkrijk Gods. Daar hebt u nu
het geval met de grootmoeder van Timotheüs, een
van Paulus' meest gewaardeerde en bekwame mede
arbeiders. Zij heette Lois, en was een echt vrome,
gelovige vrouw. Dat worden we zo en passant ge
waar uit een brief die Paulus aan Timotheüs ge
schreven heeft. Immers, in 2 Tim. 1 5 heet het
,,als ik mij in gedachten breng het ongeveinsd geloof,
dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw groot
moeder Loïs, en uw moeder Eunice, en ik ben ver
zekerd, dat het ook in u woont".
Het eigenlijke geschiedverhaal vermeldt grootmoe
der Loïs in 't geheel niet. Daar wordt (in Handelingen
16:15 n.l.) alleen verteld, dat Paulus in Lystra
kwam, en daar kennis maakte (het doet er nu niet
toe of dit een eerste of nadere kennismaking was)
met een zekere Timotheüs, die hem verbazend ge
schikt leek voor het zendingswerk. Van die Timotheüs
wordt daar dan nader gezegd, dat hij een gelovige
moeder had, maar z'n vader was een Griek of Helle
nist, en deze mededeling dient daar ter verklaring, dat
Timotheüs het teken der besnijdenis niet ontvangen
had. Van die vader van Timotheüs vernemen we
verder ook niets meer. Misschien was hij al gestorven
toen Paulus z'n tweede brief aan Timotheüs schreef.
In elk geval heeft hij voor de godsdienstige vorming
van zijn zoon niets betekend. We mogen gerust aan
nemen, dat hij heiden gebleven is. Paulus schakelt
hem geheel uit. Moeder Eunice en grootmoeder Loïs
hebben door hun geloof buitengewoon veel invloed
gehad op de jonge man. Maar de vader wordt zelfs
niet genoemd. Over Eunice, de moeder, spreken we
later. Nu gaan we grootmoeder eens interviewen
Loïs Daar voelt ze zelf niet veel voor. Want zoals
reeds gezegd in het geschiedverhaal wordt haar naam
niet eens genoemd. Zij blijft liefst op de achtergrond.
Zij is een onopvallende vrouw. En wordt ze in de
Handelingen niet eens genoemd, wat we uit de brief
van Paulus van haar vernemen is zo maar even een
„close up". Een flits. Meer nietHet is ook maar
goed, dat de Bijbel de dingen zo zegt. De geschiedenis
van het koninkrijk Gods is niet de geschiedenis van
mensen en menselijke prestaties, maar de geschiedenis
van Gods gangen in de historie. Wat ook een man
als Timotheüs geworden is, heeft hij enkel en alleen
aan de genade Gods te danken. Laat Loïs nu maar
bescheiden terugtreden. En Eunice ook, Timotheüs is
missionaris bij de gratie Gods. En gelovige bij de
gratie Gods. Maar daar is natuurlijk ook een andere
kant aan. God werkt in de regel middellijk. Het is
helemaal niet onverschillig of onbelangrijk, wie en
wat uw ouders en grootouders waren. God is van
Loïs niet afhankelijk geweest, maar ik durf omgekeerd
ook deze stelling aan de kerk zou geen Timotheüs
gehad hebben, als Timotheüs deze grootmoeder niet
had gehad. Blijf dan maar heel bescheiden grootmoe
dertje, maar weet tegelijk dat de Here u wil gebrui
ken, en misschien al gebruikt heeft voor grote dingen,
ook al lijken ze u klein
Er worden van Loïs twee dingen gezegd, die in
dit verband uitermate belangrijk zijn.
In de eerste plaats heet het van haar geloof, dat
het was een „ongeveinsd" of ongehuicheld geloof.
Een gehuicheld geloof is wel geen geloof, evenmin
als doublé goud is, het heeft er slechts naast gelegen,
maar goed, haar geloof was in elk geval en gelukkig
niet gehuicheld. En dat heeft voor een groot deel
mee het geloofsleven van Timotheüs bepaald. Het
echte en ware laat nooit na diepe indruk te maken.
Aan de andere kant is het niet te zeggen, wat voor
verwoestingen er niet al zijn aangericht door dat
flemerige en temerige, waarvan iedereen voeltje
zegt het wel, maar je meent er .niets van. Woorden
Van Paulus wordt gezegd, dat hij vóór z'n bekering
de gemeente verwoestte. Dat ging door geweld. Sau-
lus was toen nog vijand van Jezus. Men kan ook
zeggen, dat de kerk verwoest kan worden door de
zogenaamde vrienden en vriendinnen van Jezus. Door
lieden die alleen maar christen zijn met de mond. Die
alleen maar vroom praten. De ravage die zij aanrich
ten is zo mogelijk nóg ernstiger dan die de openlijke
vijand teweeg brengt. Er is niets funester dan dat
kinderen in hun later leven de herinnering meedragen:
mijn moeder of mijn grootmoeder was een mooipraat-
ster. Ze deed vroom, maar ze was niet vroom. Vooral
het kinderlijk gemoed is daar zeer fijngevoelig voor.
Het merkt direct, waar zich een egoïstische ziel ver
schuilt achter Gods altaar, of een rookgordijn van
Sions huis- en tempelzangen f trekt rondom een onbe
keerd hart. Heel veel jonge mensen hebben een gron
dige afkeer gekregen van de kerk en de godsdienst
vanwege datgehuicheld geloof
Het was het ongeveinsd en ongekunsteld
karakter van" Loïs' geloof, dat van zo onberekenbare
invloed gefeest is. Het heeft èn haar dochter Eunice
èn haar kleinzoon Timotheüs „tot jaloersheid ver
wekt". Het is als een vonk van het ene geslacht op
het andere overgesprongen. Vandaar dat Paulus kon
schrijven, dat het óók in Eunice en ook in Timotheüs
woont.
Woont 1
Daar wordt door Paulus een heel sterk woord voor
gebruikt, waar in de tweede plaats op moet gewezen.
Men kan ook lezen, dat het in haar geheerst heeft, of
zelfs, dat het haar béheerst heeft.
Er zijn helaas tal van meüsen, waar men dat niet
van zeggen kan.
Het geloof is dan aanwezig, althans men moet naar
het oordeel der liefde onderstellen, dat het aanwezig
is, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Het is
geen werkzaam geloof. Het is geen heersend geloof.
Het is er, maar het smeult onder de as. Men moet
heel nauwkeurig toezien, om er iets van te bespeurén.
Zo'n geloof had Loïs niet.
Het heeft integendeel heel haar leven beheerst. Het
stempel van het geloof stond op al haar woorden en
daden. Er ging een bezielende kracht van uit. En
het is alweer dit bezielde en bezielende geloof geweest,
dat niet nagelaten heeft op heel de familie z'n invloed
te laten gelden. Loïs, Eunice en Timotheüs, groot
moeder, moeder en kind zijn er alle drie döor gegrepen
en in vuur en vlam gezet en „ik gedenk het ongeveinsd
geloof het werk in u is, hetwelk eerst gewoond heeft
in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Eunice".
Het is niet zonder betekenis, dat Paulus verband
legt tussen de geloofsopenbaringen in deze drie ge
slachten van de familie.
Het geloof van de een stond niet los van het geloof
van de ander.
De Schrift ontdekt hier de schone lijn van het ver
bond die loopt door de geslachten. God vlecht het
natuurlijke en het geestelijke dooreen. Hij stuwt de
stroom der genade door de bedding van de families.
God zegt niet, wat zoveel dwaze ouders in hun waan
wijsheid beweren mijn kinderen moeten zélf kiezen.
God dóét al een keus door het gezin, waarin Hij Zijn
kinderen doet geboren y/brden. Wanneer zullen we
toch eens afkomen van dat goddeloos en onschriftuur
lijk individualisme, dat precies doet of ieder mens
een eenling is, en dat niet rekent met het verbond
in de lijn der geslachten. Dat eenvoudig een streep
haalt door het woord Ik ben uw God èn uws zaad
God. En dat andere u komt de belofte toe èn uw
kinderen
U hebt natuurlijk volkomen gelijkde ene mens
kan aan de andere het geloof niet geven.
Op de vraag vanwaar komt het geloof, antwoordt
de Catechismus nietvan de ouders of van de groot
ouders, maarvan de Heilige Geest.
Het geloof is Gods werk, en er zit veel waarheid
in het oude gezegde geloof is geen erfgoed.
Maar daarmee is niet al de waarheid gezegd.
Geloof is een gave Gods en dat is een waarheid.
Ongeloof is de schuld van de mens dat is ook
een waarheid
En als ik mij als ongelovige openbaar, dan ligt het
feit dat mijn kinderen en kleinkinderen als wereldlin-
gen opgroeien mee voor mijn rekening.
De opvoeding doet zo ontzaglijk veel. De kring
waarin iemand geboren wordt is van onberekenbare
waarde niet alleen voor de tijdelijke, maar evenzeer
voor de eeuwige dingen. De regel is dat gelovige
kinderen gelovige ouders hadden. Als het anders is, is
het uitzondering. Daarom wil ik erg voorzichtig zijn
met het adagium geloof is geen erfgoed. Neen, dat
is het niet. Niettemin laat een gelovige een grote
erfenis na.
Voor zijn nageslacht
Het is een hoge ere en een heerlijk voorrecht groot
moeder te mogen zijn. En als grootmoeder daij een
gelovige vrouw is, zoals Loïs, dan mag zij zegen
verspreiden tot in het tweede en derde geslacht. Maar
zij kan ook een verderfelijke invloed hebben tot in
verre geslachten, als het ongeveinsd geloof niet in
haar woont. Daarom is het ook zo hoogst verant
woordelijk grootmoeder te zijn.
Het is met vele grootmoeders een beetje eigenaar
dig gesteld. Meestal trekt haar hart nog meer naar
de kleinkinderen dan naar de kinderen. Of zij daarmee
aan de kleinkinderen geven wil, wat haar eigen kin
deren tekort gekomen zijn (het gezin vroeg toen zo
veel van haar) durf ik niet te beslissen. In ieder geval
zal elke gelovige Loïs onder ons graag erkennen, dat
zij tekort kwam èn in de opvoeding van haar kinde
ren, èn in de zorg voar haar kleinkinderen. De jaren
die de Here u, Loïs, nog geven wil in ruste, kunt u
nog zo goed besteden. U denkt weieens ik ben over,
en ik ben onnut. Ik ben te oud en te gebrekkig ge
worden om nog iets te kunnen doen. Dat is niet zo.
U kunt nog zo ontzaglijk veel betekenen voor uw
kleinkinderen. Niet om ze te verwennen. Maar om
voor ze te bidden. En laat dan verder maar rustig de
lamp van uw geloof schijnen, en wil aan jong
en oud te vertellen, dat de Here recht is, en dat in
Hem gans geen onrecht is. H. V.
In Edmonton verschijnt een maandblad, getiteld
The Canadian Calvinist. De bedoeling is, door deze
periodiek het contact te onderhouden tussen allen, die
in Canada van Calvinistische overtuiging zijn, en te
gelijk naar buiten uit een roep te laten uitgaan. In
het blad wordt geregeld aandacht geschonken aan de
verhouding Holland-Canada, mede om de vele immi
granten, die vanuit ons land naar Canada trekken.
In het Februarinummer is opgenomen een artikel
van.Ds H. J. Friezenberg, geschreven voor De Wach
ter, waarin de vraag wordt beantwoord hoe staat de
Christian Reformed Church in Amerika tegenover de
Geref. Kerken, onderhoudende Art. 31, in Nederland?
Dit artikel geeft blijk van een ruim en mild standpunt.
Vooropgesteld wordt de uitspraak van Ds van Del
len, dat de Chr. Geref. Kerk in Amerika de Geref.
Kerken (Art. 31) niet heeft veroordeeld. Officiëel is
de aangelegenheid, waarover het ging, nooit aan die
kerk in Amerika voorgelegd. Sprekende over de „ver
vangingsformule" van 1946, wordt vermeld, dat de
Chr. Geref. Kerk aldaar deze ook niet heeft overge
nomen, alhoewel zij daarin niets heeft gevonden, wat
in strijd kan zijn met Schrift en belijdenis. De conclu
sies van 1905 werden destijds overgenomen als het
officiëele standpunt der kerk, en daar is het bijv ge
bleven.
Verder gaat het artikel over de practische vraag,
hoe gehandeld zal worden met leden van een andere
kerkgemeenschap, waaronder dan ook Art. 31 wordt
genoemd.
Wanneer uit deze kring er tot de Chr. Geref. Kerk
willen komen, dan zal een samenspreking worden ge
houden, waarin het standpunt der kerk wordt duide
lijk gemaakt. Blijkt dit dan geen bezwaar op te leve
ren, dan worden zij hartelijk welkom geheten.
Eenzelfde gedragslijn zal worden gevolgd bij de
predikanten. Het is niet vanzelfsprekend, dat zij zo
maar tot de kansel worden toegelaten. Het wordt ook
niet gezegd, dat zij zonder meer zullen geweerd wor
den. Door samenspreking wil men tot de overtuiging
komen, dat men elkaar verstaat, en gezamenlijk op
hetzelfde standpunt zich stelt. Voor de goede kerke
lijke orde is een dergelijke maatregel nodig.
Verder wordt er de nadruk op gelegd, hoe belang
rijk het is, dat Gereformeerden, die bijeen horen, el
kaar weer zoeken. De pogingen, daartoe gedaan, moe
ten toegejuicht worden.
Het is een verkwikking, zulke taal van overzee te
vernemen. Het gehele artikel ademt van 't begin tot
•'t einde een broederlijke toon. Geen zweem van uit
sluiting of afstoting. Het is in de goede zin een stich
telijk woord, dat van de eenheid in belijden wil uit
gaan, en de eenheid van samenleving als roeping ziet.