in de Bijbel
vierde jaargang No. 44 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 22 april 1949
De ontaarde Moeder
AAN MEVROUW X
ZEEUWSE KERKBODE
Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Abonnementsprijs 2,50 per Redacteuren Ds P» de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Berichten en opgaven Predik-
halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens
Afzonderlijke nummers IO cent te zenden aan de drukkers
Advertentiën 20 cent per regel Drukkers Littooij G Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij G Olthoff, Middelburg
Voorbeeld van 'n ontaarde moeder is Herodias.
U kent haar allen, de vrouw, die van haar man
weggelopen was en nu samenleefde met 'n andere
man, 'n getrouwde man nog wel, Herodes, de „koning"
der Joden
Iedereen wist van dat schandaal, maar niemand
durfde er wat van zeggen, behalve dan Johannes de
Doper, de onverschrokken „hofprediker", die geen
blad voor z'n mond nam, en Herodes gedurig aanzei
„het is u niet geoorloofd de huisvrouw uws broeders
te hebben".
Deze prediking maakte op Herodes wel enige indruk.
We lezen in het zesde hoofdstuk van Markus, dat
de „koning" Johannes gaarne hoorde, en dan deed
hij „vele dingen". Onder die „vele" dingen die hij
dan deed ontbrak echter juist het „éne nodige" ding,
dat hij voor alles moest doen breken met Herodias
Daar was Herodes nog niet aan toe. Hij hoorde Jo
hannes graag preken, en mocht hem wel, maar hij
mocht Herodias nog liever. We kennen dat
Het spreekt wel vanzelf, dat 'Herodes bij de eis
der bekering die hem gesteld werd, niet de steun had
van de vrouw met wie hij leefde. Integendeel. Zij
wilde dat vóór alles voorkómen Als haar man nog
eens zo „gek" was, om naar de prediking van de
Doper te luisteren, en haar wegstuurde uit Jeruzalem,
dan was haar mooie leventje uit. Daarom kan zij die
stugge „domine" eenvoudig niet zien. Ze haat hem met
alle haat die in haar is, en ze bidt en smeekt Herodes
om die man te doden. Te doden Ze is een resolute
vrouw, en houdt niet van halve maatregelen. Maar
daar is Herodes nu óók weer niet aan toe. Hij is de
man van de middenweg. Wat Johannes eistbreken
met Herodias, gaat hem veel te ver, maar wat Hero
dias eistvermoord die vent, dat lijkt volgens hem
ook weer nergens op.
Het einde is toch geweest, dat Johannes vermoord
werd, want wie de zonde niet radicaal doodt, wordt
er zelf het slachtoffer van. Herodias dachtwie niet
sterk is moet slim zijn, en met een list heeft zij uit
eindelijk toch haar doel bereikt.
Dat was op de verjaardag van Herodes.
Het werd een groot féést, en er werd veel gedron
ken.
Toen moesten natuurlijk ook de vrouwen komen,
en onder hen was ook Salome, Herodias' dochter,
die schaamteloze dansen uitvoerde. En de koning, niet
helemaal nuchter meer, zou haar daarvoor vorstelijk
belonen. Ze mocht maar eisen, al was het de helft
van zijn koninkrijk. Nee, het meisje hoefde zich niet
lang te bedenken. Ze was door haar moeder gestuurd,
en de „prijs" van de dans was van tevoren al afge
sprokenhet moest het hoofd van Johannes de
Doper zijn. Zo is Herodes op z'n verjaardag moor
denaar geworden, en de laatste snaar op de gebroken
harp van z'n leven, die nog éven trilde op het woord
van de Doper, sprong toen ookde koning zond
terstond een scherprechter.
Zoals Isebel de kwade geest van Achab was, zo
Herodias van Herodes. Zij was tenslotte de hoofd
schuldige van het drama. Herodes had óók schuld,
maar zij meer Zij wilde dat die vermanende mond
van de prediker voorgoed zou zwijgen. In haar haat
brengt zij toch nog een ongewilde hulde aan het
Woord. Johannes was de drager en brenger van het
Woord des Heren, en dat Woord maakt Herodias on
rustig. Zij beschouwt dat Woord niet als een onge
vaarlijk ding, dat ze evengoed in haar omgeving dul
den kan. Nee, dat Woord vol majesteit acht zij zeer
gevaarlijk. Het zou haar „Herodes" nog eens kunnen
ontfutselen. Daarom moet de brenger van het Woord
weg
Het erge is, dat deze vrouw tegelijk moeder is
Om haar doel te bereiken, deinst zij nergens voor
terug. Zij wil er wel een moord voor doen, maar ze
is óók bereid haar kind er voor zedelijk te vermoor
den. Er zijn wel vrouwen geweest, die zelf veronge
lukt waren, maar toch met grote angstvalligheid voor
haar kinderen waakten, om hun althans die ellende te
sparen, die ze zelf met volle bekers gedronken hadden.
Dan spreekt het moederhart nog.
Maar in Herodias is niet alleen de vrouw, maar
ook de moeder gestorven. Op haar onheilig altaar legt
ze naast haar vrouweneer en huwelijksgeluk ook haar
kind te offer. Ze stuurt dat meisje met haar ontvan
kelijk jeugdig gemoed naar een troep schaamteloze,
halfdronken mannen, om te dapsen. Hier is een vrouw,
die geen vrouw, een moeder, die geen moeder meer
is. Meer nog hier is een mens, dat geen mens meel
is. Op een schotel wil zij het hoofd van Johannes.
Ze heeft honger. Haar hele hart hongert naar wraak.
Ze wil bloed zien. Ze hijgt als een wild dier naar
bloed. De ongewijde geschiedenis vertelt, hoe ze om
haar wraak te koelen, met eeii priem de tong uitstak
uit het bloedige hoofd, die tong die gesproken had
tegen haar
Zo moeder, zo dochter zegt het spreekwoord.
Spreekwoorden komen niet altijd uit, maar hier
toch wel. Een meisje, dat zich zó willig leent als
werktuig ener ontuchtige moeder, maakt op onze ach
ting generlei aanspraak, en heeft eveneens alle schaam
te uitgeschud. Ze heeft dit lgter ook bewezen, door
zelf een „huwelijk" in bloedschande aan te gaan.
Maar wat ze geworden is:, is ze toch voor een
groot deel geworden door haar moeder. Dat is het
verschrikkelijke Wij zien inonze kinderen, dikwijls
onze eigen zoneten terug, maar danvergroot, want
de zonde groeitNiemand zondigt voor zichzelf al
leen. Wij zondigen ook voor ons geslacht. De zonden
der ouders worden vaak het kruis, waaraan de kin
deren sterven
Deze „moeder" Herodias is ons natuurlijk geen van
allen sympathiek.
Wij huiveren zelfs voor haar
We denken hoe kan zo'n mens dat toch over zich
krijgen
Maarniets menselijks is mij vreemd (soms zelfs
het dierlijke nieten wie meent te staan zie toe dat
hij (zij) niet valle.
Nee, wij zullen onze dochter natuurlijk niet opzet
telijk in zo'n wereld sturen, als waarin Herodias haar
opgroeiende dochter stuurde, maarhouden wij de
„wereld" uit ons huis 't Is best mogelijk van niet.
De wereld zit 'm niet alleen in dans en zo. Ze kan
zitten in heel onze levenstoon, in ons gewone doen
en laten. Eigenlijk is alles wat niet Christusgelijkvor-
mig wereldgelijkvormigheid, en zó groeit menig
„gereformeerd" gezin volop in de „wereld" vast.
En dan nog wat anders.
Hebben wij de zielen van onze kinderen bewaard,
als we ze bewaard hebben voor vergif Moeten ze
bovendien niet gevoed worden Stel u eens 'n moeder
voor, die almaar denktlaat mij oppassen mijn kin
deren niet te vergiftigen, en die ze intussen vergat
brood te geven Dat is natuurlijk nonsens. Zulke
moeders zijn er nietGeestelijk gezien echter wel
Niet, dat ze vergeten haar kinderen te voeden, maar
dat ze verzuimen haar kinderen op te voeden, tot
mensen Gods. Er zijn zo ontzettend veel negatieve
mensen. En zo ontstellend weinig positieve. Het is
gemakkelijk genoeg te zeggen ik doe dit of dat niet,
en mijn kinderen mogen zus en zo nietAllemaal
prachtig U is geen Herodias Maar wat is u dan
wel Daar komt het op aan U brengt uw kinderen
niet groot voor de hel. Maar voedt u ze op voor de
hemel? Helpt u ze, om met het huwelijksformulier te
spreken, behalve voor het tijdelijke ook voor het
„eeuwige leven" Leeft u ze dat hemelleven om zo
te zeggen voor, en zien ze iets van dat hemelse in
uw ogen, in uw handen, in uw daden Dat er onder
ons geen ontaarde moeders zijn, wil ik wel geloven.
Maar wat zijn ze dan wél H. V.
(Slot)
LI weet, Mevrouw, de vorige week moest ik m'n
brief aan u afbreken, maar nu heb ik weer wat de
ruimte, en neem de gelegenheid waar, m'n gesprek met
u voort te zetten. Eerst nog even een kleinigheid. U
schrijft„waarom mochten vroeger de moeders wel
de kinderen tot Jezus brengen", „waarom werden toen
de discipelen die deze „onbescheiden" moeders terug
wilden houden bestraft
U weet, ik heb de vorige week uw argument„waar
haalt u het vandaan (de vroegdoop n.l.) uit de Bijbel"
afgewezen, en ik meen op goede gronden. Maar nu
komt u voor üw standpunt met een (zijdelings) Schrift
argument. De discipelen, die de moeders verhinderden
werden bestraft en de tegenwoordige discipelen van
Jezus (de dominees) hebben blijkbaar nog niet veel
geleerd, als ze nu ook de moeders van het doopvont
terugdringen. Aldus zo ongeveer uw gedachtengang.
Als u die geschiedenis van de kinderen die tot Jezus
gebracht werden, nogeens rustig naleest (u vindt het
in Mattheüs 19, Markus 10 en Lukas 18), dan zult
u merken, dat het daar nergens gaat over de doop.
En hadden we 't daar niet juist over Markus en
Lukas spreken van „aanraken" en Mattheüs over
„de handen opleggen en bidden". Reeds om die reden
maakt uw „Schriftargument" geen diepe indruk op
me. Maar mag ik u nog eens wat anders vragen 7
Waar hebt u gelezen, dat bij die gelegenheid de moe
ders haar kinderen tot Jezus brachten U hebt mis
schien gedacht aan het versje, dat zó begint
„eens brachten de moeders
haar kinderen tot Jezus",
maar in de Bijbel kunt u dat nergens lezen. Ik heb
het tenminste nergens kunnen vinden. Geen der evan
gelisten rept er met één woord van. Ik lees in Mat
theüs 19 er werden kinderen tot Hem gebracht. En
in Markus 10„zij brachten kinderkens tot Hem".
In Lukas 18 hetzelfde. Ik heb het nog eens in m'n
Griekse Bijbel nagelezen, en dan meen ik zelfs uit
de grondtekst te kunnen bewijzen, dat die „zij" man
nen (dus wellicht vaders) geweest zijn. Mevrouw, u
moet mij goed begrijpen. Ik wil daar geen argument
aan ontlenen voor mijn standpuntalleen de vader
bij de doop, maar ik wil u alleen maar aantonen, dat
uw vraag „Waarom mochten vroeger de moeders
de kinderen wel tot Jezus brengen", rustig vervallen
kan. U was met dit argument niet erg gelukkig,
en u ziet, inet dominees moet je op dit punt voorzich
tig wezen.
Maar nu kom ik meer op de hoofdzaak.
U schrijft (ik haal uw eigen woorden maar weer
aan)„We zullen veel meer denken aan Gods on
wankelbare trouw, als we er zelf rustig bij geweest
zijn". Ik heb dat woord „rustig" onderstreept. Ik
neem van u onvoorwaardelijk aan, dat u er volkomen
rustig bij waart. Maar van m'n nu bijna dertigjarige
ambtspractijk heb ik veel meer andere ervaringen. Ik
heb zowat een duizend maal de doop bediend, maar
ik wil u verzekeren, dat ik heel wat onrustige en
zenuwachtige moeders gezien heb. Ze dachten er meer
aan, of het kindje niet zou schreien, en zo, dan aan
de eigenlijke doop, laten we eerlijk wezen. Maar dat
is bijzaak. Hoofdzaak |isgelooft u heus, dat die
moeders méér denken aan de betekenis van de doop
voor haar kinderen die er zelf bij geweest zijn, dan
die er niet bij waren Ik kan alleen uit ervaring spre
ken, maar mijn vrouw denkt er heel veel aan, en ze
is toch niet aanwezig geweest bij de doop van onze
negen kinderen.
U schrijft even verder „het bijwonen van de doop
plechtigheid is mede een grote steun". U gebruikt
daar het woord „plechtigheid". Mevrouw, er is niets
waar ik meer afschuw van heb dan aan plechtigheden.
Daar kan ik gewoon van schudden. Bij een plechtig
heid denk ik aan hoge hoeden, zwarte jassen, lange
jurken, handschoenen, kortom aan al die dingen, waar
je in 't gewone leven niets aan hebt. Zo'n „plechtig
heid" tilt je even op boven het gewone leven, of ze
begraaft je er onder, hoe u 't maar bekijkt, maar in
elk geval, het is 't gewone leven niet, en gelooft u
ook niet, dat het juist het gewone, ik mag wel zeg
gen, het rauwe leven is, waar 't op aankomt Nu,
van onze negen kinderen, waar ik zo pas van sprak,
zijn er twee gestorven. Dat is de gang van het leven!
Ik kan 't ook anders zeggen wij hebben nóg negen
kinderen, maar twee er van zijn in de hemel. Weet
u waarom wij beiden, mijn vrouw en ik, dat zo zeker
weten Niet op grond van die „plechtigheid". Daar
weet mijn vrouw niets van, want ze was er niet bij.
En ik weet er zelf ook niet veel meer van. Ik weet
alleen, dat ik onze tweelingen niet goed meer uit el
kaar kende, en dat de baker (die hadden we toen nog)
mij de namen moest zeggen. Maar die zekerheid rust
op de vastheid van Gods Verbondsbelofte, die een
even granieten taal spreekt, of ik daar nu bij was of
niet. En zo kom ik meteen op iefs wat hier direct
mee samenhangt, en door u ook genoemd wordt. U
schrijft„ons geloof wordt toch versterkt door het
gebruik der Sacramenfen". Juist, 'Mevrouw Dus ook
door de doop, wilt u zeggen.
Inderdaad Maar als de doop aan uw kindje be
diend wordt, is dat geen apart „entre nous" voor uw
gezin, maar voor heel de gemeente. Er wordt bij elke