DE GESTOLEN DAG JEZUS IS HET, DIE MIJ VOORTDRIJFT ZEEUWSE KERKBODE vierde jaargang No. 42—43 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 15 april 1949 HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs: 2,50'per Redacteuren: Ds P» de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S» Greving, Drs C. Stam. Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers Advertentiën 20 cent per regel DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg Men weet wellicht, dat er een tijd geweest is, dat de kerken der Reformatie in 't geheel geen feestdagen hielden. Men had genoeg gezien van al die feestdagen en heiligendagen die bij de Roomse kerk in zwang waren, en die maar uit liepen op uitspatting en brooddronkenheid de meesten wisten niet eens waarom „feest" ge vierd werd, maar de hoofdzaak was de „vrije dag". Toen zeiden onze „vaderen" stop Cal- vijn was er vreselijk tegen, tegen die „christelijke feestdagen" namelijk. En op een onzer synodes in 1574 werd besloten (wat het Kerstfeest be treft) de kerken te vermanen de geboorte van Christus te herdenken niet op 'n dag in de week (25 Dec.), maar op de Zondag daarvóór. Men lette op het jaartal, 1574. Dat was vlak na de reformatie. De Dortse synode is alweer een halve eeuw later, en die Dortse synode was daarom wat minder rigoreus,raadde integendeel aan, de christelijke feestdagen in ere te houden. Dat hebben we dan sindsdien gehoorzaam ge daan. Althans we houden de christelijke feest dagen. Of we ze „in ere" houden is een andere vraag. En zo vieren we dus ook ons Pasen. Feitelijk volkomen overbodig, want goed ge zien viert de kerk elke Zondag Paasfeest. Het is elke Zondag de „eerste dag der week", de God heeft in de eerste plaats voor u Zijn Knecht Jezus opgewekt, en Hem tot u gezondenom u te zegenen, door een ieder uwer af te brengen van zijn boosheden. Hand. 326. dag der opstanding van Christus. Het is juist om die opstanding van Christus, dat de bijzondere eredienst van de Zaterdag, 'de Joodse sabbat, naar de Zondag is verschoven. Het is de dag des Heren, d.w.z. de dag, de overwinningsdag van onze Here Jezus Christus. Dus elke Zon dag Pasen Daar denken we zo in de regel niet aan. De gemeente heeft de 52 Paasdagen in het jaar gereduceerd tot één Paasdag Dat is na tuurlijk een ontzaglijke verarming. Zó maar 51 feestdagen in 't jaar laten schieten. Maar we zijn listig, en we trachten daarom deze „armoede" te camoufleren, door de éne Paasdag in het jaar te verlengen tot twee. Eerste Paasdag en tweede Paasdag. En hier in Zeeland zijn we nog listiger en we maken er drie van. Een derde Paasdag, en vooral niet te vergeten een derde Pinksterdag. En we zouden ons diep ongelukkig voelen als die derde „feestdag" kwam te vervallen Men zou voor die tweede, en zowaar voor die derde dag npg iets kunnen voelen, als het voortkwam uit een goed beginsel. Dit beginsel namelijk, dat we innerlijk te vol waren, om het feest in één dag te kunnen uitvieren. Voor onze verjaardagen reserveren we één dag, en de vol gende morgen denkt niemand er meer aan. Maar zó mag het met de dagen van onze Here Jezus Christus toch nietWe hebben niet genoeg aan één dag, om het wonder der goddelijke liefde te bezingen en ons er op te bezinnen „We ont stelen daarom nog een dag aan de wereld, om er onze Heer mee te omkransen", „we zijn zó vol, dat we ruimte roven voor onze verrukking. Wij roepen „ruim baan voor de optocht onzer dankbaarheid" (Miskotte). Ja, als het zó was, dan kon men eerbied heb ben voor de tweede en zelfs voor de derde Paasdag Maar zo is het niet Was het wél zo, dan had de kerlj, die 51 Paasdagen (Zondagen) wel uitgebuit inplaats van ze rustig te laten wegglippen Laten we maar eerlijk zijn. Ons geloof is niet slechts te armzalig om 52 maal in een jaar Paasfeest te vieren, maar zelfs om twee of drie dagen met feestvreugde te vul len. En als men een feest niet vullen kan, wordt het vervelend. Dit woord „vervelend" is nog een zeer sparende uitdrukking. Ik moet zeggen het wordt werelds. Het waagstuk van de tweede dag kunnen we al niet eéns meer aan. We be denken allerlei wereldse dingetjes en uitgaande- rijtjes om de dag te vullen. Aan het „feest" denkt niemand meer, gesteld al dat hij er dé eerste dag aan gedacht heeft. Maar wat dan te zeggen van die derde dag Dat is helemaal een gestolen dag. Dat is dagdieverij tot en met. Wil men persé aan de feestdag nog een of zelfs twee „vrije da gen" vastkoppelen, ala, maar men noeme die da gen geen „Paasdagen", want daar is Pasen te heilig voor. Pasen is de dag van „het Leven", en wie er behoefte aan heeft, op de Paasdagen „leven te maken", heeft de Vorst des Levens vermoord. De tweede (en de derde) Paasdag zijn geen dagen, die de Here gemaakt heeft", of liever, Hij heeft ze wel gemaakt, maar om te werken (zes dagen zult gij arbeiden is evenzeer een gebod als één dag zult gij rusten), en voorts om die dagen althans zo te besteden, dat wij er rekenschap en verantwoording van kunnen af leggen. H. V. De stand van het kerkelijke leven hangt ten nauwste samen met de wijze waarop er gepreekt wordt. Dat is nu eenmaal zo, om de eenvoudige reden, dat zeer speciaal in het kerkelijk leven het Woord centraal is en bloei of verval afhangt van de vraag in hoeverre het Woord de harten beheerst. Dit valt al direct op in de enge kring ener plaatselijke kerk. Gaan de mensen min of meer met tegenzin naar de kerk, omdat ze van te voren precies weten wat er komt, is de preek een spraakwaterval of een teksten-invasie, waar van men de inhoud niet navertellen kan, maar alleen weet dat alles precies eender was als de vorige Zondag, behalve dat de tekstkeus anders was (waarbij men zich er over verwonderen moet dat een hele gemeente zo iets wekelijks gelaten ondergaat) dan moet de barometerstand in die kerk wel ongunstig- wezen.. De dominé kan overigens een beste man wezen, „aardig in de omgang", maar het kerkelijk leven bloeit niet. Er is activiteit noch bezieling, de zaak wordt op Het opstandingsevangelie kan moeilijk in beschamender vorm gebracht worden dan Petrus het hier doet. 'Hij zegt, dat God- Zijn opgewekte knecht Jezus éérst tot het bondsvolk gezonden heeft. De eerste gang van de „gezondene", de missionair Jezus, is niet naar verre -heidenlanden, maar naar het volk des verbonds, d.w.z. de moordenaars die de „vorst des levens gedood hebben". De opgestane Heiland gaat echter niet om zich te wreken» maar om u te zegenen. Hij legt Zijn doorboorde handen op het hoofd van Zijn beulen en zegt Vrede zij ulieden Als wij nu verder gaan nadenken over de inhoud van die zegen, die de verrezen Christus brengt, dan is dat min of meer ontnuchterend. Wij denken bij „zegen" onwillekeurig aan aller lei mooie en prettige dingen, aan zon en licht, voorspoed en gezondheid. Maar Petrus komt ons hier nu verklaren, dat de zegen hierin bestaat„dat Hij een iegelijk van u afkere van zijn boosheden". Die „zegen" wil dus zeggen, dat Christus ons niet iets gééft, maar iets afneemt, n.l. onze boosheden. Laten we nu maar eerlijk bekennen, dat we dit niet prettig vinden, hoe dikwijls we in ons lied al het tegendeel betuigen, en dat we dit soort „Paaszegen" allerminst kunnen appreciëren. Als Hij onze zorgen afnam, of onze ziekte, 'dan zouden we dat nog wel als „zegen" willen erkennen, maar dat mijn „boosheden", mijn zonden mij worden afgenomen, dat betekent, dat mijn „ik" kapotgeslagen wordt, dat ik deminste moet wezen, dat ik mijn oog moet uit rukken, en de hand moet afhouwen, die mij zouden ergeren, d.i. tot zonde verleiden. We komen dus uit het Paasfeest als gehavende mensen te voorschijn. En dat is nu precies Gods bedoeling. Christus is opgestaan, niet om' ons een serie preken te laten horen, en voor de rest alles bij het oude te laten, maar om die verschrikkelijke zondemacht in ons te breken. Wie door het geloof met de levende Christus in contact kwam, verstaat de hartstocht van het „dat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding". Door die kracht worden wij opgewekt tot een nieuw leven. We moeten op dit Paasfeest dus leren een beetje minder „boos" te wor den. Dat is de nuchtere en ontnuchterende „zegen" van Pasen. H. V.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1949 | | pagina 1