in de Bijbel
Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
De onverstandige Moeder.
OOSTERBEEK II.
ZEEUWSE KERKBODE
VIERDE JAARGANG No. 35
Abonnementsprijs2,50 per
halfjaar (bij vooruitbetaling)
Afzonderlijke nummers 10 cent
Advertentiën 20 cent per regel
Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Redacteuren Ds P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam.
DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 25 FEBRUARI '49
Berichten en opgaven Predik
beurten, tot Dinsdagsmorgens
te zenden aan de drukkers
Littooij 6 Olthoff, Middelburg
Het is wel zeer merkwaardig, hoe dikwijls in de
boeken der Koningen en in Kronieken de namen ge
noemd worden van de moeders der koningen van Juda.
Telkens en telkens weer lezen wede naam zijner
moeder wasHoe beknopt het relaas ook is van
de daden der bedoelde koningen, het noemen van die
moedernaam kan blijkbaar niet gemist. Zo vernemen
we van Michaja, de moeder van Abia, en van Maa-
cha de moeder van Asa. Dat Joaddan de moeder van
Amasa was en Jeholia de moeder van Uzzia, wordt
ons niet verzwegen. Om dan nog maar te zwijgen
van Jeruza, de moeder van Jotham, Hefsiba de moeder
van Manasse, Hamutal, de moeder van Joahaz. En
zovoort.
Ik mag niet zeggen, dat de auteurs van deze Bijbel
boeken het blijkbaar interessant gevonden hebben, al
deze bekende en onbekende namen te vermelden. Dat
zou wel wat al te menselijk gesproken zijn. Nee, het
heeft de Heilige Geest goedgedacht, de namen dezer
moeders te laten noteren en dat natuurlijk niet zonder
grote oorzaak. Die moeders zijn namelijk van grote
betekenis geweest voor de gang van de heilige his
torie. Het doen en laten, de handel en wandel van
die koningen is voor een groot deel te verklaren uit
de stille of ook openlijke invloed die de moeders op
hun koninklijke zonen gehad hebben. Voor een groot
deel, zeg ik, want er zijn ook uitzonderingen. Zo
heeft, om één voorbeeld te noemen, de godvruchtige
koning Asa niet geaarzeld zijn moeder Maacha, die
een zeer slechte invloed uitoefende in Jeruzalem, een
voudig en radicaal af. te zetten. Maar over 't. algemeen
waren toch de aard en de invloed der moeders van
beslissende betekenis voor de levensgang hunner zo
nen. Godsvrucht is wel geen erfgoed, en evenmin is
de zonde niet meer dan erfelijke belasting zonder
meer. Maar dit neemt niet weg, dat het van enorme
betekenis is voor het leven van een mens, welke moe
der hij gehad heeft. Zij drukt, soms meer nog dan
de vader, een stempel of haar kind. Zij bepaalt in
belangrijke mate zijn denk- en levensrichting. Zij
oefent invloed uit hetzij ten goede, hetzij ten kwade.
Als regel hadden de „vrome" koningen ook vrome
moeders en omgekeerd.
Deze moederlijke invloed geldt reeds in het gewone
leven. Een moeder staat dichter bij haar kind, dan
een vader, en spreekt er vertrouwelijker mee. Niet te
onrechte draagt een bekend boek tot titel„aan moe
ders hand tot Jezus". Het is óók mogelijk aan moeders
hand naar de hel te gaan. Schrikkelijke mogelijkheid...
aan moeders handMen kan veel mensen in hun
later leven horen zeggen mijn moeder zei altijd, of,
mijn moeder deed dat zóWat vader zei of deed
wordt veel eerder vergeten. Maar moederWaar is
moeder Is moeder niet thuis Moeder is alles
Men kan uit deze invloed van de moeder op haar
kinderen ook teveel concluderen. Bijvoorbeeld dat de
moeder daarom ook tegenwoordig moet zijn bij dé
doop van haar kind. Dat is pure zelfoverschatting en
onderschatting van het sacrament. Bij de doop gaat
het tussen God en uw kind. Daar staan de ouders
niet bij als 'n soort paranimfen van God, Die Hem
een beetje moeten meehelpen. Nee, laten de ouders,
en vooral de moeders een beetje bescheidener zijn bij
de Doop. En eerbiedig terugtreden. In de Doop komt
God alleen om te beloven. Vele menen dat de Doop
opgaat in wat de ouders beloven aan God. Onzin
Dat komt er wel bij. Maar dat maakt het wezen van
de Doop niet uit. En als er dan onzerzijds wat te
beloven valt, dan is het woord van de verantwoor
delijke priester van het gezin God meer dan genoeg.
Ik heb trouwens ook nooit gezien, dat het met de
kinderen, waar de moeder wel present was, beter ging
dan waar zij er niet was.
Maar ik zou afdwalen.
Het ging over de invloed van de moeder op haar
kinderen, en dat dit reeds in 't algemeen onder ons
zo is.
Nog veel sterker sprak dit voor Judas koningen.
Aan het Oosterse hof was de koningin-moeder een
zeer gezaghebbende figuur. In schier alle belangrijke
staatszaken werd zij geraadpleegd, en haar advies ge
vraagd. Schier meer nog dan bij de -koning berustte
de leiding in handen van de koningin-moeder, en
vooral wanneer zij een krachtige persoonlijkheid was,
kon zij haar gezag in vele opzichten doen gelden.
Wanneer wij dit alles in aanmerking nemen, klinkt
het zo diep-weemoedig als wij van koning Ahazia
lezen „zijn moeder was zijn raadgeefster om godde-
looslijk te handelen". 2 Kron. 22 3.
Wij weten van al die koningin-moeders, Joaddan,
Jeruza, Hefziba en hoe zij verder heten mogen, veel
te weinig af, om uitvoerig in te gaan op de vraag,
welke invloed zij op haar zonen gehad hebben, maar
hier hebben we dan een uitgesproken bericht van de
slechte invloed van een moeder op haar koninklijk
kind. Zó slecht, dat de schrijver van het boek der
Kronieken de slechte levenswandel van Ahazia uit
drukkelijk in nauw verband brengt met de slechte
adviezen, die zijn moeder hem gaf: „Hij (Ahazia) wan
delde ook in de wegen van het huis van Achab, want
zijn moeder was zijn raadgeefster".
Hier ging het dus niet aan moeders hand tot Jezus.
Maaraan moeders hand naar de afgrond
Van Gods kant bezien is natuurlijk aller leven en
lot bepaald, maar wij doen wijzer de dingen te bezien
vanuit het standpunt onzer menselijke verantwoorde
lijkheid.
En dan zeggen we nietwat jammer, dat Ahazia
zo'n moeder gehad heeft. Z'n leven zou menselijker
wijs gesproken heel anders geweest zijn. Zeker, dat
is mogelijk. Zeer goed mogelijk zelfs, maar we gaan
nog even verder terug. En we zeggen wat jammer,
nee wat zondig, dat Ahazia's vader Joram zo'n vrouw
getrouwd heeft. De ellende begint niet bij de opvoe
ding van de kinderen, maar bij de huwelijkssluiting.
Toen Joram trouwde met die vrouw (het is de be
ruchte. Athalia zoals u weet, ^e dochter van Achab
en Izebel) toen wist hij wat voor een vrouw dat was.
En als hij 't nog niet wist, dan is hij het spoedig
genoeg gewaar geworden.
Een door en door goddeloze en vijandige vrouw.
Die alle haat tegen God en Zijn gezalfde had inge
zogen van haar moeder Hsebel, die zodra zij in Jeru
zalem haar intrede deed, de tempel Gods sloot, en
Baalstempels opende. Die heel het leven daar omzette
in puur heidendom. Het is dezelfde wreede vrouw
die na de dood van Ahazia al het koninklijk zaad
ombrengt, om zelf maar op de troon te komen.
Déze vrouw nu is Ahazia's raadgeefster.
Zij dient de koning in alles van advies.
Zij fluistert hem alle boze stukken en raadgevingen
in, en de slappe Ahazia laat zich maar gewillig leiden
zoals men een schaap ter slachting leidt.
Ik zette hierboven de onverstandige moeder.
Is het geen blijk van onverstand, van volslagen
blindheid om eigen kinderen zo maar de dood in te
jagen
Onverstandig is nog veel te zwak uitgedrukt. Het
is niet minder dan een misdaad.
Ahazia heeft wel alles tegen gehad. Hij had een
slechte opvoeding gehad en slechte adviseurs. Maar
we moeten toch wel oppassen, dat we nu in Ahazia
niet een beklagenswaardig slachtoffer gaan zien, die
niets meer is dan product van z'n slechte omgeving.
Dit slechte omgeving verklaart wel veel, maar ver
ontschuldigt Ahazia zelf niet. God heeft zich met
Ahazia ook veel bemoeid. Vele roepstemmen zijn tot
hem uitgegaan om zich te ontworstelen aan deze slech
te invloeden. Maar Ahazia heeft niet willen luisteren.
Niet alleen omdat zijn moeder verkeerd wilde, maar
ook en vooral, omdat hij zelf verkeerd wilde. Die
slechte adviezen hoorde hij niet met tegenzin aan.
Maar z'n eigen boze hart zei er ja en amen op. Het
kwaad wilde er bij hem o zo goed in. Zoals dat
trouwens gaat bij ons allemaal. En als die „raad" dan
nog komt van de kant van moeder, en als die moeder
dan bovendien nog autoriteit is en „koningin-moeder",
nu dan weten wij de rest wel
Ik denk niet, dat er in onze kring vele moeders
zullen zijn, die als Athalia haar kinderen opzettelijk
het kwade voorhouden, en willens en wetens de brede
weg opsturen.
Néén, zó erg is het niet
Maar wij willen twee dingen niet vergeten.
In de eerste plaats, dat men van advies kan dienen
mét woorden, doch ook zonder woorden. Door z'n
levenshouding. U zult u wel wachten, uw jongens en
meisjes de verkeerde weg te wijzen, maar het kan
ook gebeuren, dat uw jongens en meisjes zich veront
schuldigen met uw gedrag. Moeder doet het zélf ook.
Waarom zou ik het dan niet doen. Of, wat nog erger
is moeder doet het zelf ook niet, waarom zou ik het
dan wel doen Wij kunnen door onze nalatigheden
nog meer bederven dan door onze daden. Hoeveel
jonge mensen blijven er niet weg uit de kerk, omdat
moeder ook voor elk wissewasje-uit de kerk wegblijft.
Aan moeders hand totja tot wie
Hier komt in de tweede plaats nog wat bij.
Onze moeders zullen geen raadgeefsters zijn „om
goddelooslijk te handelen", maar zijn zij wél raad
geefsters om „godvruchtig" te handelen? Wijzen zij
haar kinderen gedurig en getrouw op de wegen des
Heren, om daarin te wandelen
U zult geen valse profetes zijn als Athalia, maar
daarmee is de zaak niet klaar. U zult ze geen vergit
ingeven, nee heus niet, maar geeft u ze ook brood
En is u naar uw roeping naast uw man profetes des
Heren
Moederspreek
Er is geen groter kwaad in onze kring dan het
kwaad van zwijgende moeders En vaders
H. V.
We hebben de laatste maal gesproken over de ver
schillende persreacties op de conclusies van Oosterbeek.
We hebben de leidende organen toen genoemd, en
het is niet nodig dit te vervolgen, omdat hetgeen nu
nog nadruppelt in onderscheiden andere kerkelijke or
ganen vrijwel navenant is. Nieuwe gezichtspunten
kwamen daarin niet voor.
De conclusies van al deze reacties kan geen andere
zijn, dan deze, dat men de bedoeling van Oosterbcek
niet erg goed begrepen heeft. Het staat nü feitelijk
zo, dat de. conclusies van Oosterbeek al vrijwel ver
slonden zijn door verschillende scribenten in de kerkelij
ke pers, nog vóór ze. op enige kerkelijke vergadering ter
tafel gebracht zijn. Als dat wat te sterk gesproken is,
dan zijn ze in elk geval nü reeds zo belast, dat ge
noemde vergaderingen min of meer huiverig zijn, er
aan te beginnen. Daarmee is de bedoeling van Ooster
beek in feite om hals gebracht. Want het was haar
bedoeling niet, om de redacteuren van de kerkelijke
pers aan copie te helpen, maar om wat wij deden in
het ambt der gelovigen nu in de kerkelijke weg aan
de orde te stellen. Bij deze gang van zaken komen de
kerken, die er in de eerste plaats belang bij hebben,
er nauwelijks mee aan te pas.
En dan weer niet zó, dat de gedachte zou worden
gewektwij zijn in Oosterbeek klaar gekomen. Zie
hier ons resultaat, en ziet u nu maar, wat u er mee
doet. Zó is het wel voorgesteld, maar zo is het hele
maal niet. Integendeel. Oosterbeek bedoelde niets an
ders dan voorbereidend werk te doen. Wij hebben
alleen willen laten zien, dat het mogelijk was, een
brug te bouwen (door samenspreking) die beide „par
tijen" naar elkaar toe bracht. We hebben noch gezegd
noch bedoeld, dat deze brug de enige houdbare brug
zou zijn, of een volmaakte brug. Er schuilen misschien
tal van constructiefouten in. Maar wij hebben alleen
gezegd naar onze bescheiden mening liggen de zaken
zó. U, kerken, zijt het daarmee mjsschien eens, mis
schien ook volstrekt oneens, dat doet er op 't ogen
blik niet toe, maar bekijkt u dit eens als kerken en
praat u er eens over, laat u dit niet over aan enkele
„deskundigen", maar doet u het zelfMisschien dat
op deze manier de weg tot elkander gevonden wordt.
Voorts zijn deze conclusies er van uitgegaan, dat
er in het huidige conflict wederzijds schuld moet be
leden worden. Dat is trouwens op Oosterbeek I reeds
duidelijk uitgesproken. Het verblijdt mij, dat o.a. Ds
Bos in De Roeper schrijft
„Wij hebben het verknoeid en oogsten nu de
vruchten van het zaad, dat we zelf hebben gestrooid.
Als we niet van ons hoge voetstuk afkomen, om
geheel ontledigd voor den Heere te staan, en enkel
maaar bidden om Zijn genade, zal het nooit goed
komen".
Dit is naar m'n hart gesproken, en ik geloof dat
het wederzijds zo moet. Ik ben bij het lezen van ver
schillende onzer bladen tot de gedachte gekomen, dat
men altijd nog weer de schuld aan één kant, en dan
aan de andere kant, alléén wil zien.
Nu Oosterbeek II de schuld concreet gaat stellen
zeggen allen nee
En dat is jammer.
Na deze inleidende opmerkingen zou ik nu graag
nog eens de conclusies van Oosterbeek II de revne
willen laten passeren, opdat ieder wete wat er nu
precies in staat, en wat er helemaal niét in staat.
Daarover dan D.V. de volgende week. H. V.