in de Bijbel DE STIEFMOEDER ii. ZEEUWSE KERKBODE vierde jaargang No. 33 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 11 februari'49 HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs2,50 per Redacteuren Ds P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent te 2enden aan de drukkers Advertentiën 20 cent per regel Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg Met deze stiefmoeder bedoel ik Bathseba, de eigen moeder van Salomo, en de stiefmoeder van Adonia. Wij kennen Bathseba vrijwel uitsluitend uit die droe vige geschiedenis met David. En eigenaardig genoeg denken we dan in de regel alleen aan de schuld van David. Toch had Bathseba ook schuld. Natuurlijk had ze dat. Overspel bedrijf je niet alleen, maar met z'n tweeën, en dan hebben er ook twee schuld. Of Bath seba ook, evenals David haar schuld voor God be ieden heeft, weet ik niet. We hebben van David Psalm 51, de boetepsalm. Van Bathseba niet! Men mag uit een argument uit het stilzwijgen niet te veel afleiden. Daarom blijft ook de liefde voor haar het beste hopen. Wat echter wél vaststaat is, dat ook een andere maal als Bathseba voor het voetlicht treedt, zij niet bepaald de indruk geeft een vrouw te zijn met een diepgaand geestelijk leven. Ik bedoel het moment dat we haar als (stief)moeder horen pleiten bij Salomo voor Adonia. Deze Adonia wilde graag trouwen met Abisag, het vroegere verpleegstertje van David. Niet omdat hij Abisag zo lief had, maar uit politieke berekening. Daasvoor riep hij de bemiddeling van Bathseba in, z'n stiefmoeder, die vooral als koningin-moeder aan het hof ontzaglijk veel in de melk te brokken had. En Bathseba is daar ingelopen. Ze had het sluwe plan netje van Adonia niet door. Men kan dat hieruit ver klaren, dat Bathseba vrouw uit het volk die zomaar pardoes in paleiskringen wordt overgezet niet zo bedreven is in hofintrigues, en „van politiek geen ver stand heeft". Dat zal er ook wel mee ondergezeten hebben. Maar hoofdzaak is toch wel, dat zij de gees telijke voelhorens mist. Wat Abigaël zo mooi had, die kijk op het theocratisch koningschap, als zij van David getuigtik weet dat mijn heer de koning de oorlogen des Heren voert, daar was Bathseba vrijwel hlind voor. Zij zag meer aan _wat voor ogen was. Ze deed als stiefmoeder buitengewoon lief voor Ado nia, en wilde wel alles voor de jongen doen. Maar ze deed het met haar lieftallige goedwillendheid zo hopeloos fout, omdat ze alleen oog en oor had voor de begeerte van Adonia en niet voor de rechten des Heren. Het wordt hoog tijd, dat ik dit merkwaardige voor val tussen Bathseba en Adonia eens in het geheugen terugroep. Het zal u bekend zijn, dat Adonia nog bij het leven van David een greep naar het koningschap gedaan had. Als oudste zoon van David meende hij daar de meeste rechten op te hebben. Die „putsch" mislukte echter, dank zij het ingrijpen van dezelfde Bathseba, die David wees op de belofte aan haar zoon Salomo gedaan. Men zegge niet, dat Bathseba toen toch wel blijk gaf'van een juist inzicht in de belofte en rechten des Heren, want ieder kan uit 1 Koningen 1 nalezen, dat Bathseba in deze interventie voor Salomo bij Da vid louter spreekbuis van de profeet Nathan was. Na Davids dood doet Adonia echter een tweede poging. Niet openlijk door een staatsgreep of door revolutie, maar op een achterbakse en schijnbaar heel onschul dige manier. U kunt dat in 1 Kon. 2 1325 lezen. Hij vraagt een audiëntie aan bij de koningin-moeder Bathseba, en wil haar een verzoek doen. Men merkt uit heel de omhaal van woorden die Adonia gebruikte, dat hij zelf met de zaak verlegen zit, en met de zaak nauwelijks voor de dag durft komen. Hij staat maar wat te stotteren en te hakkelen. Maar niettemin is Adonia een handige jongen. Hij herinnert Bathseba aan de mislukte staatsgreep een pijnlijke geschie denis voor beiden maar daar heeft Adonia dan nu in berust, zo verklaart hij. Hij heeft wel ingezien (een vroom woordje kan in deze situatie geen kwaad) dat de Here het zo beschikt heeft, dat Salomo na koning is. Daar wil Adonia dus niet op terug komen. Dat geeft hij tenminste zo voor. Hij staat Bathseba wijs te maken, dat die kous voor hem nu af is. Dat is gebeurd FiniMaar nu, heeft hij nog één klein verzoekje. Hij wil om zo te zeggen dan nog als de hondekens eten van de kruimkens, die er vallen van de tafel des Heren. Dat mag hij toch wel vragen. Ter tegemoetkoming en de teleurstelling inzake het koningschap zou hij willen trouwen met Abisag. Bathseba weet wel, dat meisje dat Vader David in z'n laatste dagen zo trouw heeft verzorgd En als Bathseba daar een goed woordje voor doen wou bij Salomo, dan zou hij, Adonia, haar ten zeerste dankbaar zijn. Het pleit voor Bathseba, dat zij op geen enkele wijze blijk geeft, wrok te koesteren tegen Adonia. Er was toch wel het een en ander gepasseerd, en had Adonia z'n zin gekregen, dan was haar zoon Salomo nooit op de troon gekomen. Misschien al wel uit de weg geruimd. Dat is stellig een mooie trek in Bathseba. En ook dat ze bereid is, voor Adonia te pleiten, hoewel het haar stiefzoon is. Stiefmoeders hebbèn vaak geen beste naam Nu was de verhouding hier wel wat merk waardig, Prof. van Gelderen heeft uitgerekend dat Bathseba nauwelijks 8 a 10 jaar ouder geweest kan zijn dan Adonia. Maar ja, er ontstaan vaak wonder lijke verhoudingen In elk geval, Bathseba laat haar goeie hart spreken. Ze had toch ook verplichtingen tegenover de jongen. Ze zal heus geen boze stiefmoe der zijn. Adonia zal nooit kunnen zeggen later, dat de een is voorgetrokken boven de ander Ze koestert ook helemaal geen argwaan, hetgeen heel duidelijk blijkt, als ze straks tot Salomo zegt, dat ze maar een klein verzoek wil doen ten behoeve van Adonia En 't zou ook wel een knap paar wezen, die twee Adonia en Abisag En zo is die goeie ziel van een stiefmoeder dan gaan pleiten voor Adonia bij Salomo Maar Salomo heeft het wél door Als Salomo z'n moeder heeft laten uitspreken, springt hij toornig op, en roept uit„Maar moeder, waarom vraagt ge énkel Abisag voor Adonia Waarom vraagt ge voor hem maar niet meteen het gehele koning schap". En hij voegt er aan toe „Voorwaar tot de prijs van zijn leven heeft Adonia dit woord gesproken". Dit lijkt ontzaglijk hard Het heeft er de schijn van, dat Salomo de gelegen heid zoekt, zich te wreken op z'n oudste broer. En dat hij de kwestie toch wel een beetje opblaast En toch heeft Salomo goed gezien Inderdaad was Abisag nooit de vrouw van David geweest. Haar positie was min of meer onduidelijk. Maar in de ogen van de massa van het volk heeft zij toch ongetwijfeld gegolden als de gemalin van David. En dat wist Adonia zeer wel. Als hij haar tot vrouw kreeg, zou hij in de ogen van het volk doorgaan als de erfgenaam van de troon. Het dingen naar de hand van Absidag is voor Adonia niets anders dan een greep naarde troon van David Het is stellig een mooi ding als een stiefmoeder al haar kinderen, ook als ze niet van haar zelf zijn, een goed hart toedraagt. Het kan zelfs wel eens gebeuren, dat in zo'n geval een stiefmoeder allerlei dingen doet of laat passeren die buiten de schreef gaan, en tegen haar geweten, alleen maar, opdat de kinderen nooit zullen kunnen zeggen moeder was partijdig, en die had altijd een wit voetje. U weet, hoe dat soms gaat Maar daarin schuilt het grote gevaar. Bathseba is hierin voor alle tijden een baken in zee, dat het er ook in de huiselijke zaken vóór alle dingen niet op aankomthoe bewaar ik de lieve vrede, maar wat zijn de rechten des Heren. Er is een gescherpt geloofsoog voor nodig, om deze altijd duidelijk te zien liggen. H. V. IETS VAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN ZENDENDE KERKEN. Sinds vele jaren voor de oorlog vergaderden de zendende kerken van Nederland om met elkander over leg te plegen over gemeenschappelijke zendingspro blemen. Vroeger geschiedde dat in Amsterdam, daarna in Utrecht, en de laatste tijd in Baarn. Hoewel zendende kerken hun grootste bevoegdheid hebben overgegeven aan de Commissie van Weder opbouw, zo zijn er toch in verband met de toekomst van het zendingswerk problemen, waarover zij gemeen schappelijk kunnen beraadslagen en elkander kunnen adviseren. Dit nu is geschied op de vergadering van 14 Januari 1949 te Baarn. Het is de meeste lezers wel bekend, dat na het vrijkomen van het terrein van Banjoemas (zendende kerk Rotterdam) gevraagd is aan de kerken zich voor een bedrag van 150.000,te willen garant stellen voor 1 jaar. Dit bedrag betekende voor de drie zuidelijke pro vincies 15:000,en dit bedrag is reeds over de verschillende classes in het Zuiden Omgeslagen en door de meeste kerken toegezegd. Nu echter doet zich een andere vraag voor en wel deze de Soemba-zending van de^ provincies Gronin gen, Drente en Overijssel vraagt ook een 150.000, (over 1948 45.000,— en over 1949 100.000,—). En tenslotte doet zich een derde vraag voor en wel of we de Makassarzending op Zuid-Celebes willen steunen voor 150.000,voor één keer. Waarvoor hebben de kerken in de drie Noordelijke provincies dit enorme bedrag nodig Doen ze zelf niets Ieder weet wel uit het Zendingsblad, welke grote bijdragen in het Noorden van ons land voor de Zending op Soemba gegeven worden. De drie Zuide lijke provincies dragen per hoofd plm. 1,bij, de drie Noordelijke 2>Yi gulden. Neen, het ligt niet in de geringe offervaardigheid,. Maar de oorzaak zit in de geopende deuren. De zaak staat zo, dat deze kerken in het Noorden niet meerékunnen dan ze doen en dat, zonder de steun van andere kerken, zij de vier beroe pen predikanten niet kunnen uitzenden en ook ander werk dat zo rijk gezegend is, moet worden afgesneden. Zelf worstelen deze kerken met een tekort van 43.000,dat ze nog op een of andere wijze moeten wegwerken. Helaas zijn er nog geen verenigingen, die de hospitalen en scholen op Soemba kunnen overnemen en zal dus de kerk als instituut dit werk nog moeten "voortzetten. Wel is door een afgévaardigde van Zuid- Holland opgemerkt „dat als we Soemba gaan helpen wordt de Soembazènding arbeid van alle kerken en gaan we in de richting van de centralisatie". Maar hoe dit ook zijwe kunnen één van beiden doen tot Soemba zeggenwe helpen niet en dus beperk de arbeid voor Gods Koninkrijk op Soemba óf we helpen wel, b.v. voor één keer, en de arbeid kan voortgaan. Dan is daar in de tweede plaats de vraag of we de Makassarzending zullen steunen (zendende kerk Soerabaya). Makassar is een zeer strategisch punt in het Oosten. Midden-Java en Makassar zijn de'punten van waar uit het Gereformeerd belijden de meeste in vloed kan uitoefenen op de gehele Archipel. Boven dien staat de Roomse missie te wachten op het ant woord op de vraag wat wij daar zullen doen. Het is onmogelijk, dat de kerk van Soerabaya de bouw van een ziekenhuis (en dat is eerste vereiste) op zich neemt. De hoofddienst bij Makassar biedt wijde pers pectieven. Wat moeten we doen Dan is daar tenslotte ons eigen terrein. Of liever al de terreinen van Midden-Ja va ten Zuiden. Heel veel zal er gevraagd worden voor de wederopbouw van de stukgeschoten en vernielde panden, schrijft Ds Rullmann. Heel veel arbeiders zullen moeten worden ingezet. De Surinamezending (zendende kerk Zeist) zal eveneens veel van ons vragen, alsmede nog andere terreinen, waarover we thans nog niet kunnen schrij ven. Het is wel zaak, dat we weten wat we doen. Maar nog meer zaak, dat we weten wat we niet doen. Moet de aanpak centraal geschieden door alle ker ken gezamenlijk Moet regionale zending worden los gelaten Moet het gehele Oosterse leven met het zuur desem van het Woord worden doorzuurd of moetea we alleen het Evangelie prediken Alle kerken houdea zich thans met deze vraag bezig. We zullen deze practische vragen moeten beant woorden. Maar primair zijn de principiële vragen. Dr A. H. OUSSOREN. VAN DE EVANGELIST. DE GEESTELIJKE VERZORGING IN DE ARBEIDERSKAJWPEN. Dit kamerbezoek richt zich tot het totaal van de bewoners en het zoekt niet de gelovigen onder de ar beiders afzonderlijk te verzamelen. Het zou ook niet goed zijn om het met deze alleen te gaan aanleggen, want dan ontstaat zo licht de toestand, dat je gees telijk verzorger bent 'van een hele kleine kern en de rest bij zichzelf de gedachte krijgt„Die meneer komt speciaal voor de kerkelijke mensen". En voor die kom ik nu juist niet in de eerste plaats, want zij ontvangen hun geestelijk voedsel iedere Zondag in de kerk, maar

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1949 | | pagina 1