in de Bijbel HANNA OOSTERBEEK II Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VREEMDE KLANKEN ZEEUWSE KERKBODE VIERDE JAARGANG No. 31 Abonnementsprijs2,50 per halfjaar (bij vooruitbetaling) Afzonderlijke nummers 10 cent Advertentiën 20 cent per regel HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langèvielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D, J, Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 28 JANUARI 1949 Berichten en opgaven Predik beurten, tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Middelburg C^JTCaedcx Het stond er in Israël niet zo best voor in de dagen dat Samuël, de afgebeden zoon van Hanna geboren werd. U behoeft slechts kennis te nemen van het gedrag der priesterzonen Hofni en Pinehas, en de zedenschan- dalen die er hingen in en rondom het huis des Heren te Silo, om dit toe te stemmen. Alleen reeds het feit, dat Eli in de biddende Hanna een dronken vrouw meende te herkennen, die hij de goedbedoelde raad geeft, haar roes maar elders te gaan uitslapen, spreekt boekdelen. Zulke dingen kwamen dus blijkbaar meer voor. Maar was het nu in het huis van Elkana en Hanna beter Zeker, die Elkana schijnt een correct en godsdien stig man, die elk jaar prompt met z'n gezin naar Silo komt, en er de voorgeschreven offers brengt. Dat deed menigeen hem in die dagen van verval niet na. En velen hadden ook de verontschuldiging gereed 't was daar in de „officiële kerk" in Silo óók niet alles Je moest die verhalen horen, neen, dan bleven zij maar liever thuis. Nu, Elkana blijft niet thuis, maar thuis was het in tussen óók niet alles. Deze brave, correcte Elkana hield er dan toch maar twee vrouwen op na. We kunnen daar nu wel een oogje bij dicht doen, want deden Abraham en Jacob, Salomo en David .niet ook alzo Ja, inderdaad, maar u moet niet vragen höè dat toeging Denkt u zich nü eens zo'n „driehoeksver houding" in. Daar zijn al wat huwelijken aan kapot gegaan En dat gaat dan nog meest stiekum. Maar bij Elkana ging dat open en bloot. Het werd min of meer getolereerd. Maar mèt die tolerantie kwam er dan toch maar een hele sleep ellende mee. Wie de huiselijke geschiedenis van Elkana in 1 Sa muël naleest, ontkomt niet aan de indruk, dat het er een hel in huis was. Daar werd wat getreiterd en ge sard. Peninna is door en door jaloers op Hanna. Want wel heeft Peninna kinderen, en Hanna niet, maar Pe ninna merkt heel goed, dat de diepste genegenheid van Elkana niet naar haar, maar naar Hanna uitgaat. En het tragische van het geval is daarbij dan weer, dat Hanna bij Elkana niet die steun vindt, die ze van hem verwacht. Hij is veel, te oppervlakkig voor deze diep-voelende vrouw, en scheept haar met wat goed kope woorden af. Gebedseenheid als tussen Izak en Rebekka is er bij die twee in elk geval niet. Hanna is en blijft de eenzame, de onbegrepene, en dan moet ze van Peninna nog horen, dat zij toch eigenlijk de ware godsvrucht mist, want was een onvruchtbare niet een van God gevloekte. Was kinderloosheid niet een oordeel Gods. Nee, dan zij, Peninna, met haar scherpe tong en venijnige geest dat kan wèl samengaan Natuurlijk stond Hanna óók niet onschuldig in deze dingen. Zij is een vrome vrouw, maar ja, u weet ook de allerheiligste De gedachte, dat mee op haar aandringen Peninna in dat huis gehaald is, omdat zij bij Elkana geen kinderen kreeg, lijkt me niet eens ver werpelijk. Dat waren zo de zeden van-die tijd. In elk geval heeft ze zich in de situatie geschikt. Dat zij 'n grote mond teruggaf als Peninna sarde, lees ik ner gens. Maar zou er geen enkele wortel der bitterheid zijn opgeschoten En dat ze zo onstuimig naar kinde ren verlangde, kan daar niet een groot stuk jaloezie in gezeten hebben Peninna wèl kinderen waarom ik niet Is haar gebed om een kind volstrekt zuiver gebleven Jawel, ze voegt aan haar gebed een gelofte toe als God haar dat eens wil geven, dan zal ze dat kind terstond aan de Here terug geven, en het aan Zijn dienst volkomen wijden. Honderd procent gods vrucht Arglistig is het hart, meer dan enig ding. Daar zit toch ook wel wat eervols inhaar kind dienaar des Allerhoogsten Nietwaar, moeder, is het niet mooi dat uw jongen dominé wordt Komt daar ook „vlees en wereld" bij, of is dat allemaal vurige liefde voor de zaak van Gods Koninkrijk zegt u nu zelf ft We hebben er niet de minste behoefte aan gehad, het portret van Hanna te flatteren. Gods kinderen zijn geen heiligen. Het zijn allemaal zondaren en zondares sen, en ze zijn tot alle boosheid geneigd. Maar toch zouden we, door dit alleen te zeggen, Gods genadewerk in haar miskennen, en dat mag óók niet. In Hanna leefde een heerlijk geloof, en het is met name haar gelovig moeder-zijn dat van grote betekenis geweest is, niet alleen voor haar kind, maar voor heel haar volk. Wie de lofzang van Hanna leest, zal tot de erken tenis moeten komen, dat de nood van haar volk, en de zaak des Heren haar zeer na aan het hart lag. Zij jubelt niet slechts om eigen moederweelde, maar zij zingt van de Here, en van de komende Koning en van het heil van haar volk. Zó moet ook haar begeerte naar een kind gezien. Er mogen zondige bijmotieven geweest zijn, maar het hoofdmotief is toch ongetwijfeld geweest het welzijn van haar diep-gezonken volk. Er waren geen leids lieden meer in Israël, geen vrome mannen, die het volk terugriepen naar God. Was het Hanna nu alleen om haar eigen begeerte te doen geweest, om naar moeder weelde té mogen smaken, och het zou haar om 't even geweest zijn of ze nu een zoon of een dochter kreeg. Maar nee, Hanna vraagt de Here uitdrukkelijk om een zoon. Als uit haar nu eens een man geboren mocht worden, die een leidsman zou zijn in IsraëlEen soort Johannes, die de weg bereiden zou voor de komende koning Een profeet, die de harten der kin deren zou bekeren tot de vaderen. Een nieuwe lente en een nieuw geluid Nee, niet voor haar zelf zou ze dit kind willen houden, maar voor de Here en voor haar volk. Ze zou het van z'n jeugd af aan afstaan voor Gods zaak. Daar bidt ze om, daar worstelt ze mee. Daarom wil ze moeder worden, om in en met haar kinderen de Here groot te maken. Dit gebed heeft God verhoord. Zulke gebeden verhoort' Gód altijd. Wat we voor ons zelf vragen, krijgen we dikwijls niet. We zeggen dan zoiets als „onverhoorde gebe den",'maar het zijn niet eens gebeden geweest het was één brok zelfzucht Maar wat we voor de Here vragen krijgen we altijd. Onverhoorde gebeden zijn er dan niet Hanna heeft het waagstuk begaan, haar zoon af te staan aan het heiligdom. Dat was inderdaad een waag stuk, want daar school het gevaar van de verwording. Iedereen deed zo, waarom zou Samuël niet meedoen Er zijn velen die gevaar zien alleen inde „wereld". Met angst staan ze hun zonen af aan het leger en de vloot. U ziet, er zijn gevaren dichter bij huis. Zelfs het hei ligdom kan gevaarlijk terrein wezen. Toen verwor ding, nu gewenning. Ik kan er honderd meer noemen. De gevaren sluipen overal. Maar Hanna was een vrouw des gebeds. Daarin school de overwinning van haar kind. Zij "heeft om dit kind gebeden. Zij heeft voor dit kind gebeden. Of dacht ,u soms, dat Hanna is opgehouden voor dit kind te bidden, zodra het er eenmaal was, en dat ze daarna niet anders heeft ge-1 daan dan voor z'n kleren zorgen. Dat deed ze ook Natuurlijk, dat is ook geloofstaak Er staat zo mooi, dat Hanna jaar op jaar voor Samuël een nieuw pries terkleed meebracht. Dat had ze zelf gemaakt. Elk jaar weer een nieuw, want Samuël werd groter. Hanna is elke dag thuis met haar kind bezig. Alleen met naald en draad Natuurlijk niet. Door dit telken jare mee gebrachte kledingstuk waren Hanna's gebeden heen- geweven. Zo is het gegroeid. Zo is Samuël opgegroeid, lichamelijk en geestelijk. Door het gedurig contact met een biddende en werkende moeder: Gezegende Samuël! Gezegende Hanna Gezegende kerk, waar zulke moe ders zijn. Die van God begeren, dat de kinderen die ze krijgen, voor de Here mogen zijn. Die niet slechts vragenWat zal mijn jongen worden. Zelfs niet zal mijn jongen dominee worden. Maar zullen mijn kinderen iets gaan betekenen voor het Koninkrijk Gods. Wie dit van Hanna geleerd heeft, heeft veel geleerd. H. V. Mij worden een tweetal vrijgemaakte krantjes toege zonden, het éne is de Kerkbode voor Zuid-Holland en het andere idem voor Noord-Holland, en de bedoe ling zal wel zijn mijn bijzondere opmerkzaamheid te vragen voor wat daarin staat. Ik heb mij daarvan gekweten. In het ene blaadje schrijft Ds Francke iets over Vrouwenpolder. Aldus „Deze week bereikte ons het bericht, dat ook de synodale kerkeraad van Vrouwen polder onze kerkeraad aldaar terzake van kerkelijke goederen voor de rechtbank heeft gedaagd en wel op 12 Januari". Dat is dat Maar dan volgt daar dit merkwaardige zinnetje op „En dat gebeurt in de classis, in welke woont Ds H. Veldkamp te Middelburg, lid van de Oosterbeekse her- enig ing sr aad" Llit deze laatste zin moet ik opmaken, dat Ds Francke van mij verwacht had, dat iets dergelijks stel lig niet had mogen gebeuren in een classis, waar ik woon. Ik had dit moeten verhinderen Vreemd Hebben de broeders naar art. 31 in hun classes dan soms superintendenten, kerkvorsten, die de macht en de bevoegdheid bezitten, bepaalde handelingen van plaat selijke zelfstandige kerken te keuren, te beoordelen, en zonodig te verhinderen Ik dacht dat zo iets erger was dan synodocratie en in elk geval vreemd aan art. 31 Nog een beetje grijzer maakt het J. M(eester) in de Kerkbode .voor Noord-Holland. Hij schrijft daarin een en ander over wat ik in „Zondagskinderen" geschreven heb over de Doop, en wel dat de doop zoveel betekent als wat een stempel betekent op het goud. Hij vindt dat dit beeld niet deugt en dat de leer, die er achter zit niet deugt. Hij vindt dit een schoolse constructie, die o.a. in 1944 tot goddelijke waarheid is verheven, en door de synode nog nooit is teruggenomen. Laat mijDs Meester allereerst opmerken, dat wat ik over de Doop schreef in „Zondagskinderen", reeds in 1942 zwart op wit stond. Allang vóór synodale be sluiten en toelichtingen. Een groot deel van dit boek is n.l. geschreven tijdens mijn gevangenschap. En ik zette daarin uiteen, wat ik al 20 jaar lang geleerd had in dezelfde kerk, waar Ds Meester ook toe behoorde. En waarin niet alleen niemand tegen deze „spitsvondige, schoolse en dus onschriftuurlijke" leer opkwam. Maar velen ook in de vrijgemaakte kerken leerden en leren nog precies hetzelfde als wat ik „Zondagskinderen" daarover geschreven heb. Dat weet Ds Meester ook heel goed. Hij moet dat althans weten. Maar het wordt nóg vreemder Van vrijgemaakte zijde is altijd beweerd Tegen de laat me nu maar zeggen „synodale" verbonds- en doopsbeschouwing als zodanig gaat ons bezwaar niet. Ons bezwaar gaat alleen tegen de bindingen, als zou die opvatting de enig juiste zijn. Wij eisen ook het recht op voor een andere beschouwing, zoals er sinds 1905 steeds plaats geweest is voor tweeërlei verbönds- beschouwing. Jullie synodale zonde, zo is ons in aller lei toonaard toegeroepen, is juist het „tot goddelijke waarheid verheffen" van één bepaalde beschouwing met uitsluiting van de andere. En in Oosterbeek is mij met zóveel woorden gezegd en ons vérweten Voor de „synodale" opvatting is óók plaats op onze kansels, maar voor onze opvatting is geen plaats meer op jullie kansels, en dat hebben we tegen u. Uit de opmerkingen van Ds Meester, die er nu over klaagt, dat de „schoolse constructie" van 1944 nog steeds niet teruggenomen is (een „constructie" die door vele van zijn eigen collega's ook wordt voor gestaan) moet ik nu wel opmaken, óf dat hij nognooit begrepen heeft waar het eigenlijk om gaat, óf dat hij er behagen in heeft, de verwarring nog'groter te maken. H. V. De vorige week heeft men de conclusies kunnen lezen, waartoe de tweede conferentie van Oosterbëek gekomen is. Ik heb het voorrecht gehad, nog juist vóór een noodzakelijke operatie, deze conferentie in 't begin van Januari te mogen meemaken, en wil nu graag daar een en ander over zeggen. Eerst een paar algemene opmerkingen. Het zal ieder bekend zijn, dat er na de scheuring in onze kerken naast de gelukkig zeer sterke „her enigingsstroming", die in Oosterbeek haar exponent vindt, met name ook twee extreme opvattingen zich hebben vastgezet. Daar zijn onzerzijds diegenen die de „vrijgemaakte kerken" eenvoudig als „scheurkerken" zien. De enige oplossing is volgens hen, dat deze scheurmakers terug keren in de schoot der moederkerk met berouw en schuldbelijdenis. Daar valt verder niet over te praten. Dit is in hun oog even onvruchtbaar als hét praten van onze regering met de Repoebliek. Ik aarzel niet, de verkondigers van déze opvatting extremisten te noemen. Zulke extremisten zijn er ook aan de andere zijde. De gereformeerde kerken in synode's bijeen hebben, aldus deze wocmivoerders, zeer zwaar gezondigd. Zij hebben menselijke constructies tot goddelijke waarhe den verheven, getrouwe dienaren van Christus" ver-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1949 | | pagina 1