'EJTCacdci in de Bijbel Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag m januari 1949 DE MOEDER VAN SIMSON ZEEUWSE KERKBODE VIERDE JAARGANG No. 29 Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047- Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers Advertentiën 20 cent per regel DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij 6 Olthoff, Middelburg ,,De zon des heils doet aan de kimme staan De moeder van Simson is alweer een naamloze. De naam van haar man wordt wel genoemd Ma- noach heette hij maar geen enkele keer vermeldt de Schrift de naam van Simson's moeder, hoewel het Bijbelverhaal toch duidelijk laat voelen, dat zij in ge loof en levensadel ver boven haar man uitstak, en zij ook de meeste invloed heeft gehad op het kind dat straks als man beginnen zou Israël te verlossen, 't Is of de Schrift telkens weer zeggen wil, dat het in Gods Koninkrijk niet aankomt op klinkende namen en titels, maar wel op de stille daden van het geloof. Wie Simson's moeder wil leren kennen, moet eens aandachtig Richteren 13 lezen, waar de geboorte van deze „machtige Isratjls" wordt aangezegd, een geschie denis die in de verte herinnert aan de verschijning van de engel aan Maria, de moeder des Heren. Trouwens, niet alleen de geboorte, maar ook het sterven van Simson herinnert zeer sterk aan de Christus, en dit stempelt deze richter Israëls tot een zeer aparte figuur in de geschiedenis der Godsopenbaring. Hij, die be ginnen zou Israël te verlossen in een type van de Verlosser der wereld, Die deze verlossing ook vol eindigen zalNaar die Andere, de grote Verlosser kan Simson slechts heimwee en verlangen wekken, want zelf is hij in alle opzichten tekort geschoten, en in de wijze waarop hij zijn Nazireërschap veracht en met de gelofte daarvan speelt, is hij zeer beslist niet type maar antitype, tegenbeeld van de Christus. Zoals men weet, en ook in Richteren 13 na kan lezen, was Simson bestemd om een Nazireër Gods te zijn. Nazireër betekent afgezonderde, een aan Gods dienst toegewijde, en het bijzondere met Simson is, dat hij niet, zoals dat gewoonlijk geschiedde vrijwillig het na komen der Nazireërgelofte op zich nam en dan voor een zekere tijd, maar dat hij Nazireër Gods voor heel z'n leven moest zijn, en dat hij daartoe geroepen en aangewezen werd reeds vóór z'n geboorte. En zozeer is dit de Here ernst, dat door de engel Gods die de a.s. geboorte meedeelt, aan Simson's moeder wordt bevolen, precies dezelfde voorschriften op te volgen die ook voor de Nazireër goldenzij mag in de periode die aan de geboorte van haar kind voorafgaat niets onreins eten, ze moet zich van wijn en sterke drank onthouden, ja dit gebod geldt voor haar zelfs in de allerstrengste "vorm, dat ze geen druiven eten mag. We willen dit even vasthouden het zal straks van het allergrootste belang blijken te zijn. Over die Nazireërsgelofte in 't algemeen moet ik eerst nog even wat zeggen. Er waren drie voorschriften de Nazireër, de aan God gewijde moest zich van alle prikkelende dranken onthouden, hij moest elke aanraking met een dode vermijden, en hij moest zijn haar laten groeien. Deze voorschriften zijn doorzichtig genoeg. De eerste bepaling komt neer op het apostolisch bevelweest dan nuchteren en waakt, terwijl het niet onmogelijk is, dat de Israëliet in de sterke drank aller lei daemonische machten zag werken, waartegen de „Godgewijde" de strijd moet aanbinden. De tweede bepaling (niet aanraken van een dode) komt neer op het reinhouden van z'n levenswandel. En wat de haargroei betreft, deze is voor de Ooster ling symbool van levenskracht. Deze levenskracht mag op geen enkele wijze besnoeid of beperkt worden. De Nazireër moet geheel openstaan voor de kracht van de Heilige Geest, en mag de doorwerking daarvan op geen enkele wijze belemmeren. Ontdaan van deze schaduwachtige vormen verrijst hier voor ons het beeld van iedere Christen, wiens leven (niet voor een tijd, maar gedurig) aan God ge wijd moet zijn, en de voorschriften (en voorrechten) van -het Nieuw-Testamentisch Nazireërschap staan te lezen in ons Doopsformulier de wereld verzaken, onze oude natuur doden, en in een godzalig leven wandelen. Ieder weetdat doen we niet zó maar Ons leven aan de Here te wijden, moeten we leren. Daartoe moeten we „in de voorzeide leer" breder worden onderwezen we moeten er toe worden opge voed en voorbereid, en het zijn de ouders, en niet in de laatste plaats de moeders, die hierin een belang rijk aandeel hebben. In Richteren 13 lezen we, hoe een moeder wordt voorbereid op haar moederschap. Dat kun je niet zo maar. Dat leer je zelfs niet od een moedercursus. Dat moet de Here ons zelf leren. Dat heeft ook de vader van Simson begrepen. Het opvoeden en bekwamen tot z'n taak van zo'n bijzonder kind (en zijn ook niet onze kinderen bijzondere kin deren komt je niet zo maar aanwaaien. Manoach althans bidt„Och Here, dat toch de Man Gods Die Gij gezonden hebt, weder tot ons kome, en ons lere, wat wij dat knechtje doen zullen, dat geboren zal worden". Dat is, wat men noemt ernst maken met het ouderschap, het christen-vader en christen-moeder zijn, waar sommige mensen zo maar hals over kop in menen te kunnen buitelen. Het is geen overtollige mededeling, dat Manoach's vrouw aanvankelijk geen kinderen kreeg, en dat daarna door een goddelijke beschikking dit huwelijk gezegend werd. Hier wordt al aanstonds door te kennen gegeven, dat de verlossing van het machteloze volk feitelijk niet^het werk van Simson, maar van God is. Om duidelijk te laten gevoelen, dat Hij verlost, kiest God dit kinderloos echtpaar uit. Maar met grote zorg heeft God ook deze vrouw tot moeder gekozen. Als Hij werkt, gebruikt Hij daarvoor in de regel instrumenten, maar het is Hem lang niet onverschillig welke instrumenten dat zijn. In heel de heilsgeschiede nis zien we telkens weer dat Hij Z'n instrumenten zorgvuldig uitkiest, en dat het beste voor Hem nog niet goed genoeg is. Nu, de moeder van Simson was een gelovige vrouw. Zij had ook wel een gelovige m£n, maar hij kon toch in haar schaduw niet staan. Men merkt dat in allerlei kleine trekjes. De boodschap van de geboorte was aanvankelijk alleen aan de vrouw overgebracht, en zij heeft ter stond dit grote geheim aan haar man oververteld. Zij heeft, zo zegt ze tot haar man, wel niet gevraagd waar de „man Gods" vandaan kwam, en hoe hij heette, maar ze heeft wel degelijk begrepen, dat het geen gewoon mens was,: „Zijn aangezicht was als het aan gezicht van een Engel Gods, zeer vreselijk" (vs. 6). En let nu eens op de man Op uitdrukkelijk verzoek van haar man is de Bood schapper ten tweeden male verschenen, maar het inzicht met een hemelse verschijning te doen te hebben (die- Engel des Heren was de Christus zelf) ontbreekt Ma noach ten enenmale. Hij maakt maar een wat zielige en geestelijk-onvolwaardige indruk. Hij wil maar een maaltijd aanrichten, en z'n naam maar weten, om hem later, als alles precies zo uitkomt, een bedankbriefje te sturen Wat de vrouw direct intuïtief wist, wist Manoach nieter staat zelfs uitdrukkelijk „Manoach wist niet, dat het een Engel des Heren was" (vs. 15—18). Vervolgens als de Engel Gods opvaart in de vlam van het altaarvuur, door Manoach ontstoken, dan is Manoach direct helemaal van z'n stuk, en hij zegt tegen z'n vrouw nu zullen wij zeker sterven, omdat wij God gezien hebben. Eerst was hij, naar onze smaak, nogal parmantig opgetreden. De Engel Gods was zowel de eerste als de tweede maal eerst aan de vrouw verschenen, en we ontkomen nauwelijks aan de indruk, dat dit Ma noach een beetje gestoken heeft. Hij voelt zich een beetje gepasseerd. Hij was toch „hoofd van het ge- zin", en hij is nu de man die door breedvoerige onder vraging het naadje van de kous moet weten. Zijn vrouw had dit niet gedaan. Zij had de belofte zonder meer aanvaard. Ze had geen nadere informatie nodig. Manoach wel Maar hij is ook de eerste, die van z'n stuk gebracht wordt. Nu zullen we zeker sterven, verklaart hij, maar z'n vrouw maakt de gelovig-nuchtere opmerking, dat God toch moeilijk Zichzelf tegenspreken kan, en dat het toch wel heel erg ongerijmd zou zijn, als God eerst beloofd had, dat zij een zoon zouden krijgen, Hij ze nu nog voor de geboorte zou doen sterven. Hoe blijkt alweer deze vrouw zeer ver de meerdere van haar man in rustig geloofsvertrouwen. Zij is in goede zin een „hulpe tegenover hem", die niet alleen goed voor de huishouding zorgt, maar hem „bijstaat in de dingen, die tot het eeuwige leven behoren". En eindelijk valt het ons op, dat niet hij, maar zij het kind, als het geboren is, een naam geeft. En zij spreekt in z'n naam al haar geloof uit. Simson noemt zij hem, d.i. „zonnekind", omdat ze nu de dageraad i ziet gloren van de beloofde verlossing ft Toch hebben we geen recht, Manoach helemaal als het vijfde rad aan de wagen te zien. Geloof en ongeloof liggen dikwijls in één hart. 't Was misschien een beetje eigengereid, dat Ma noach niet genoeg had aan de boodschap, zoals die tot z'n vrouw gebracht was, maar er ligt toch ook iets moois in, dat hij bidt om terugkeer van.de „Man Gods". Hij toont daarin z'n verantwoordelijkheid te verstaan. Hij is er toch ook nauw mee betrokken, en daarom wil hij ook wel graag persoonlijk de instruc ties ontvangen, „hoe des knechtjes wijze en werk zijn zal". Dat is juist het ongeluk van zoveel vaders (en moeders), dat ze zich zo weinig bekommeren om hun roeping en verantwoordelijkheid Wie zet er nu een stuurman op een schip, die hoe genaamd niets van de navigatie weet. En hoe zullen ouders het levensscheepje van hun kinderen veilig langs alle gevaarlijke klippen sturen, als ze niet met Manoach bidden dat toch de Man Gods ons lere, „wat wij dat knechtje doen zullen dat geboren zal worden". Dit is tenminste serieuze voorbereiding op het ouder schap Wat echter de diepste indruk op ons maakt, is de voorbereiding op het moederschap, zoals dit aan Sim- sons moeder wordt bevolen. Zij moest zich gedurende de tijd van verwachting houden aan dezelfde voor schriften van het Nazireërschap, die voor haar kind golden Het Nazireër-kind moest een Nazireër-moeder heb ben Haar leven moest ook een gewijd leven zijn, en haar voorbereiding een offerande. Alle prikkels van „vlees en wereld" moest ze vermijden, want hoe zal er een God-gewijd kind zijn als er niet eerst een God gewijde moeder is Ziedaar het geheim der christelijke opvoedkunde Opvoeding bestaat niet zozeer in wat wij zeggen, dan wel in wat wij zijn. En dat alles niet pas, als de kinderen er zijn, en groot worden, en onze daden kunnen beoordelen, maar al veel eerder tot vóór de geboorte Wie verbeeldt zich toch een christen-moeder te kun nen worden, die er als meisje steeds op uit geweest is te vragen hoever ze precies kon gaan in het genieten van alle wereldse vreugden. „Bijzondere" kinderen vragen om bijzondere moe ders en vaders,i die zich met ernst voorbereiden op hun geweldige taak, en bereid zijn een Godegewijd leven te leiden. Wie kan zich Simsons moeder voorstellen als een flirtend vlindertje die het „new look je" en gelakte na geltjes stelt tot het hoogste van haar blijdschap H. V. EEN KONINKLIJK PRIESTERDOM. Dit is, zoals men weet, de erenaam voor de kerk, waarin tegelijk haar hoge verantwoordelijkheid ligt opgesloten een volk van koningen en priesters. Als barmhartigheid een der wezenlijke trekken van het priesterschap genoemd kan worden, en gerechtigheid de zaak die de koning het allermeest ter harte gaat, dan is daarmee tegelijk gezegd, dat beoefening van barmhartigheid en gerechtigheid de dubbele roeping is, die de kerk is opgelegd. Het is geloof ik niet onjuist, wat iemand eens gezegd heeft: „In de zaak van het priesterschap is de kerk nog steeds enig, want zij zorgt voor haar eigen afmen, maar in het koningschap is zij traag. Het christendom is zich te weinig bewust te zijn koninklijk priesterdom". Inderdaad heeft de kerk veel gedaan en doet zij nog steeds veel voor de voorziening in de nood der armen. En met name onze gereformeerde kerken slaan daarin geen slecht figuur. Wij verheffen ons daar niet op. We gaan ons^ niet op de borst slaan. Want we zijn er ons van bewust, dat onze christelijke handreiking nog al te vaak onchristelijke handreiking, ja zelfs god deloze handreiking is. Vooral bij hem, die nog een cent in de collecte cturft doen, die men aan geen bedelaar zou geven. Maar afgezien daarvan, hoe voortreffelijk ook de dienst der priesterlijke barmhartigheid moge functio neren door middel van het diakonaat, we zijn daarmee niet klaar. Er bestaat niet alleen een nood der armen, maar ook een recht der armen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1949 | | pagina 1