in de Bijbel 31 en Wij. RACHEL ZEEUWSE KERKBODE vierde jaargang No. 22 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 26 nov. 1948 Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs2,50 per Redacteuren Ds P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent tC ZeDdf„f™„ Advertentiën 20 cent per regel Drukkers Littooij 6 Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij 6 Oltnoff, Middelburg Zo dikwijls wij aan Rachel denken, staat het verdriet en het moederleed levensgroot voor ons. Het portret van moeder Rachel vertoont een gelaat met diepe groeven van doorstane smart. Haar ogen staan niet vrolijk. Ze heeft ontzettend veel moeten doormaken, en de vreugde van het leven schijnt rake lings aan haar te zijn voorbijgegaan. Leed was er in de eerste plaats wegens hét kruis der kinderloosheid. Dat heeft menige getrouwde vrouw veel tranen gekost, tranen die de mensen niet zien, en waarvan de buitenstander meestal te weinig ver staat. Een pijn, voor de Oosterse vrouw te feller, om dat kinderloosheid voor haar gelijk stond met schande en verachting. Dit verdriet bleef niet alleen staan. Men weet, dat haar zuster Lea wèl kinderen kreeg, en dat Rachel, gedreven door jaloezie, toen aan Jacob haar slavin Bilha tot een bijvrouw gaf, opdat daaruit haar geslacht zou gebouwd worden. Dit is de oorzaak geworden van veel ellende. Ieder weet dat de twisten tussen de zonen van Jacob (men denke aan de geschiedenis van Jozef), voor een groot deel voortkwamen uit het akelige „standsverschil", de onderlinge naijver tussen de „zonen der vrije" en de „zonen der dienstmaagd". Men kan gerust zeggen, dat de latere geschiedenis van Israël door deze naijver is beheerst. De scheuring van het Rijk was er ten dele een gevolg van, en de ondergang van het volk Gods :s er mede door verhaast men staat er van verbaasd dat de kerk van heden met dit voorbeeld voor ogen nog steeds door onderling krakeel zichzelf verzwakt, en schijnbaar nóg niet wil inzien, dat de antichrist zijn tempel bouwt op de ruïne's der kerk Rachel is niet kinderloos gebleven. Zij is moeder geworden van twee zonen Jozef en Benjamin. Hetzelfde onheilig spel herhaalt zich hier mee, want deze knapen zijn de vertroetelde zonen, niet van de versmade Lea, maar van de geliefde Ra chel, en door de voorkeur die Jacob daardoor voor hen heeft, wordt aan de wortel der bitterheid in Jacobs geslacht opnieuw voedsel gegeven. Maar daar wilde ik het nu niet over hebben. Wel over het verschrikkelijk tragische in Rachel's leven juist rondom haar moederschap. Zij heeft verschrikkelijk geleden onder haar kinder loosheid, maar zij heeft het zwaarste offer gebracht terwille van de kinderweelde. Eens heeft Rachel tot Jacob gezegd geef mij kin deren, want anders ga ik dood. Zij kreeg kinderen, en dat wérd juist haar dood Rachel is een van die talloos vele moeders geweest, die de geboorte van een kind met haar leven heeft moeten betalen. Er is bijna niets vreselijkers in de wereld dan dat. Er vliegt ons een brok bij in de keel. In plaats van de verwachte levensvreugde maakt de donkere dood zijn opwachting. Zo is ook Rachel bij de geboorte van Benjamin gestorven. Het laatste wat deze jonge vrouw, die zo hartstochtelijk naar kinderen en moedervreugde verlangd had, kon zeggen is Ben- onizoon der smart. De eerste levenskreetjes van Benjamin worden overstemd door de stervensgil der bezwijkende moederBenoni Het is geen wonder, dat deze Rachel in de voor stelling en verbeelding van het Israëlietische volk steeds voortgeleefd heeft als de „mater dolorosa", „de vrouw van smarten". Wij verplaatsen ons nu eens even van het begin naar het einde van Israëls historie. Het tienstammenrijk, ook wel dikwijls het „huis van Jozef" of „Efraïm" geheten, is reeds in ballingschap ge gaan. De verschrikkelijke, eenzame ballingschap is het kerkhof, het graf voor Efraïm geworden. Jozef is dood Maar het overgebleven deel, het tweestammenrijk, ontkomt niet aan het zelfde k Ook Juda en Benjamin wordt. :i/eggesmeten in het nationale graf der Babylonische ballingschap. Het is de profeet Jeremia, die ons de bange tragiek daarvan tekent. Om het dramatisch effect van de droeve uittocht naar het verre land nog te verhogen, roept hij in dich terlijke bewogenheid het beeld vanRachel, op. Op een der heuvels van Juda, ergens in de buurt van Rama, staat in somber rouwkleed de stille, kleine figuur van Rachel, de stammoeder van beide rijken, Jozef (Israël) en Benjamin (Juda). In eindeloze rij strompelen ze aan haar voorbij, de „amechtige" joden, haar kinderen en kleinkinderen Zo ongeveer als ze in later tijd ook werden wegge voerd van Westerbork naar de gaskamers van Aus- witz. Zó ziet Rachel de laatsten van haar zaad gaan naar het natinolae grafde ballingschap. De tragiek is nu volkomen Eerst géén kinderen, toen een kind dat tegelijk haar graf werd, en nü al haar kinderen dood Zó ziet de uit haar -graf geroepen Rachel de stoet der verdoemden, de schapen die ter slachtig geleid worden, haar kin deren Ze zijn allemaal Ben-oni's geworden, kinderen der smart. En Jeremia klaagt„een stem is te Rama gehoord, geklaag en bitter geween Rachel weent om haar kin deren, zij weigert zich te laten troosten om haar kin deren, omdat er geen enkele meer over is" (Jeremia 31:15). Het is bekend genoeg, hoe Mattheüs Jeremia's woord van de wenende Rachel in Bethlehems kindermoord heeft vervuld gezien. Dit is inderdaad de uiteindelijke vervulling. Want men kan Rachel wel trachten te troosten, door op te merken, dat de ballingschap het einde niet zal zijn, en dat het graf van Babel de kiemplaats zal worden van waaruit een vernieuwd en wedergeboren volk zal opstaan, gelijk uit het gestorven tarwezaad het leven opbloeit, maar al dit praten blijft ijdel, zolang men in dat gestorven tarwegraan, en dat uitgeworpen zaad slechts het zaad van Israël en niet het „zaad der vrouw", d.i. de Christus ziet. Deze Christus is in Bethlehem gekomen. Was Christus niet uit de hel van Bethlehem ontko men, om later te kunnen neerdalen in de hel van godverlatenheid, dan zouden stellig alle Rachels en alle moeders van kinderenin Bethlehem of waar ook ter wereld moeten weigeren zich te laten troosten. Het graf en zéker het kindergraf zonder Christus is dé grote troostloosheid. En moederleed, waardoorheen het licht van Christus' kruis niet speelt, is ondragelijk moederleed De troost waarmee Rachel, de „natbekrete moeder", moet worden heengezonden is dan ook niet: Bedrukte Rachel, staak dat waren Uw kinderen sterven martelaren". Want niet die Bethlehemse kindertjes stierven als martelaren voor Christus, maar Christus is gestorven voor ons en onze kinderen, en dat is de enige troost in leven en sterven. Wij zouden Rachel stellig onrecht aandoen, als wij onze beschouwing hiermee afbraken. Wij zouden uit de levensbeschrijving van Rachel de indruk kunnen krijgen, dat Rachel met haar ver driet en leed uitsluitend cirkelde om haar eigen gemis en haar eigen kinderen en gezin. Bij het licht dat uit Jeremia's profetie op de figuur van Rachel valt, leren wij haar anders bezien. Daar weent Rachel om haar geslacht, haar volk. Het is, als ik het zo eens zeggen mag, niet het enge kleine kringetje van haar familie dat haar interesseert, maar het is het diepe verval der natie, anders uit gedrukt de kerk des Heren, en de dreigende ondergang van heel het volk Gods, dat haar met onzegbaar ver driet vervult. En zo is Rachel mét al haar gebreken toch ook geloofsheldin, die geworsteld heeft om het welzijn van het volk des Heren, en de bloei der kerk, en die tra nen geschreid heeft over haar desolate toestand. Het zou voor de kerk des Heren van ontzaglijke betekenis zijn, als ookonze moeders niet enkel oog hadden vóór de verdrietelijkheden, de zorgen, het leed en de bijna dagelijks terugkerende zorgen van eigen gezin. Ik weet, dat dezen vaak overstelpend groot zijn. Maar ik mag toch met recht vragen, haar gezichts kring, en met name haar gebedskring te verbreden tot heel de kerk. Wat wij nodig hébben zijn moeders (en vaders) die intens en gelovig meeleven en meelijden met de kerk des Heren, zich mee verblijden met de vreugde en mee schreien over het verval der kerk. Om met de woorden van de Psalm te spreken Elk heeft meelij met haar gruis, Elk toont ijver voor Gods huis. En dit zal ook onze moeders niet zó zwaar vallen, als zij bedenken, dat haar kinderen de toekomstige leden der kerk vormen, van wie mede het wel of wee der kerk afhangt. H. V. Prof. Schilder "heeft enkele artikelen in de „Refor matie" geschreven, waarin gedurig het woord „aan val" voorkwam. De „komende aanval" op de vrijma king De aanval op de vrijmaking ingezet enzovoort. Deze agressieve plannen zouden dan met name ge koesterd zijn door de conferentiegangers van Ooster beek, of eigenlijk ook weer niet door hen, omdat Oos terbeek -in de ogen van Prof. Schilder niets anders is dan willig instrument in de handen der Ridderbossen c.s., een soort „marionettenregering", die bewegingen maakt al naar er door anderen aan de touwtjes ge trokken wordt. Ik moge hierop een enkele aantekening maken. De eerste is deze, dat Prof. Schilder met precies evenveel recht, d.i. in dit geval met even weinig recht had kunnen gewagen van een „aanval op de synodo- cratie". Het team van de „overkant" was even sterk en even volwaardig, en het had dus evengoed de be doeling kunnen wezen van Oosterbeek om de „syno- docratie" knock out te slaan, en alle synodalen in hun hemd te zetten. Waarom zijn er nu in onze pers geen artikelen verschenen met als opschriftde aanval op de synode ingezet, of de aanval op 1905 voortgezet? Ik geloof om de eenvoudige reden, dat deze pers direct begrepen heeft, dat er van enige „aanval" over en weer geen sprake was. Wij zijn niet naar Oosterbeek gekomen, om elkaar aan te vallen, of elkaar op te eten, maar om elkaar te vinden. Om met elkaar te pra ten óf er een weg was, en zo ja welke, die tot her eniging zou kunnen leiden. Dat was nodig, omdat het aantal misverstanden bij de dag was toegenomen, en de kerkelijke bescheiden op zichzelf geen duidelijke „si tuatietekening" meer gaven, om dit woord van Prof. Schilder zelf nu eens te gebruiken. Er is niemand noch van deze noch van gene zijde met oorlogszuchtige bedoelingen naar Oosterbeek gekomen. En als Prof. Schilder dit nu in de oorlogssfeer gaat betrekken en zelf (en strijde trekt, dan moet ik tot mijn spijt con stateren, dat hij iets doet wat noch de geallieerden noch de Duitsers in de oorlog gedaan hebben hij maakt gebruik van gifgas. Hiermee kom ik tot de tweede opmerking. Prof. Schilder heeft als zijn oordeel te kennen ge geven, dat Oosterbeek een verdacht zaakje was. Een achterbaks geknoei om langs omwegen te bereiken, wat men anders niet bereiken kon. Het voeren van een verdeel- en heersmethode, om een gedeelte los te we ken en ontrouw te maken. Dit is zowel door leden van Prof. Schilders eigen kerk (Ds Bos e.a.) en onzerzijds met kracht en klem tegengesproken. Ondanks dit gaat Prof. Schilder met zijn suggestie's voort, wat aan zijn woorden, nu hij beter kan weten, een bedenkelijk karakter geeft. Het is trouwens in Oosterbeek ook open en duidelijk en met zoveel woorden uitgesproken, dat de bedoeling van Oosterbeek als mislukt beschouwd zou moeten worden, als slechts enkelen elkander vonden, en niet de her eniging als kerken tot stand'kwam. Wij hebben niet gezegd wij begeren kerkelijk samenleven, maar dan zonder Schilder of zonder. Holwerda, maar met allen zonder onderscheid. Nog bedenkelijker is het, dat Prof. Schilder met zijn wanstaltige voorstellingen van Oosterbeek ter synode is getogen, en dat deze een niet onbelangrijke invloed hebben uitgeoefend op zijn rapport over de „samen- spreking". In dat rapport, waarin overigens zeer onbegrijpelijke en tegenstrijdige dingen staan, waarop ik thans niet inga, is de voorstelling verwerkt en gepropageerd, dat onze kerken niet te vertrouwen zijn, met oneerlijke middelen werken (zie Oosterbeek) en afgaande op

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1948 | | pagina 1