in de Bijbel
Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
ZEEUWSE KERKBODE
VIERDE JAARGANG No. 16
Abonnementsprijs: 2,50 per
halfjaar (bij vooruitbetaling)'
Afzonderlijke nummers 10 cent
Advertentiën 20 cent per regel
Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Redacteuren: Ds P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam,
v .v
DrukkersLittooij 6 Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 15 OCTOBER '48
Berichten en opgaven Predik
beurten, tot Dinsdagsmorgens
te zenden aan de drukkers
Littooij Olthoff, Middelburg
I.
Doch zij zal zalig woeden in kinderen
te baren. 1 Tim. 2 15a.
Over „dubieuze posten" is nu genoeg geschreven
in dit blad. Een dominee, moet weten van ophouden,
juist op het moment, dat hij vervelend begint te wor
den. Misschien hebben sommigen zich al verveeld, en
ik vraag daar dan wel excuus voor. In elk geval stop
pen we nu maar, en ik wéét ook geen dubieuze posten
meer, of ik moest het zelf wezen, en over mezelf ga
ik natuurlijk niet schrijven. Vandaar dat u nu enige
tijd (hoe lang weet ik natuurlijk niet) een ander kopje
boven deze rubriek zult aantreffen, want ik zou nu
wel eens met u willen aansnijden het onderwerp
„Moeder in de Bijbel". Er is eens een voortreffelijk
boekje verschenen van Dr A. Kuyper, getiteld „Vrou
wen uit de Heilige Schrift". Kortgeleden zag een ge
schrift van Dr O. Norel het licht, dat heet„Het
gebed in de Bijbel". En zo is er dunkt mij ook plaats
voor het onderwerp Móeder in de Bijbel. Als ik deze
thema's in één adem noem, dan begrijpt ieder hoop
ik, dat de bedoeling is, dat ze alle in één lijn liggen.
Voor de rest zal ieder wel heel spoedig gewaar wor
den, dat ik in de behandeling ver beReden de maat
moet blijven van de genoemde schrijvers. Alleen zou
ik nog willen zeggen, dat de bedoeling heus niet is,
dat alleen moeders dit lezen. Het is evenzeer bedoeld
voor de vaders, en niet het minst voor de opgroeiende
jongens en meisjes. Als het goed is, zal iedere jongen
in z'ri verloofde niet slechts zien zijn aanstaande vrouw,
maar ook de toekomstige moeder van zijn kinderen,
indien het Gode belieft (om met het huwelijksformulier
te spreken) ze hun te geven. Evenzogoed als trou
wens elk meisje er rekening mee dient te houden, of
haar aanstaande man1 een goed vader en opvoeder
zal zijn voor haar kinderen. Er komen de meeste brok
ken en de grootste ongelukken, als n\en dat punt een
voudig buiten het geding laat. Ik heb al heel wat
gezinnen zien verongelukken, doordat alleen maar
overwogen werd of „hij" wel aardig en of „zij" wel
knap was. Of „hij" in staat zal zijn z'n kinderen „in
de voorzeide leer te onderwijzen", of „zij." een bid
dende moeder zal zijn, die haar kinderen tot Jezus
weet te brengen, ligt zóver buiten de gezichtskring
dat er eenvoudig niet naar getaald wordt. Veel huis
gezinnen zijn al gebroken in de knop van de eerste
kennismaking
Vele van mijn lezers zullen zich wellicht met grote
dankbaarheid herinneren, dat zij een „vromé moeder"
gehad hebben, of zich misschien in dat bezit nog mo
gen verheugen. We doen die ontdekking in de regel
niet in onze jeugd. Dan vinden we zo'n „vrome"
moeder vaak lastig, om niet te zeggen irriterend. Al
die vermaningen hangen ons dan wel eens de keel uit.
De meeste kinderen ontdekken de waarde er pas van,
als ze zélf getrouwd zijn en kinderen hebben. En er
zal wel niemand zijn, die waagt te ontkennen, van
welke enorme betekenis in 't bijzonder zijn (of haar)
moeder geweest is voor de vorming en ontwikkeling
van het later leven. Die invloed kan natuurlijk ten
goede of te kwade zijn. In het spreekwoord„zo
moeder zo dochte% wordt gewoonlijk de invloed ten
kwade bedoeld, maar elke vrouw die de Here vreest
zal een stempel drukken op het leven van haar kin
deren, dat van onschatbare waarde is voor hun later
leven.
Ik breng dit niet in herinnering, om er een argu
ment aan te ontlenen, dat de moeder toch ook bij de
doop van haar kinderen aanwezig behoort te zijn.
Zo wordt het wel dikwijls gezegd.
Een moeder zo luidt dan de redenering heeft
een zeer 'groot (zo niet het grootste) aandeel in de
opvoeding, en zou zij dan ook niet bij de doop aan
wezig moeten zijn
Nu, daar zou misschien iets voor te zeggen zijn, als
de doopbelofte enkel was een belofte om de kinderen
in de vreze des Heren op te voeden.
Maar zo is het niet.
Dat is wel een uitvloeisel, maa~ raakt niet het we
zenlijke van de doop van uw kind.
Wie het zwaartepunt legt in de derde doopvraag
(de opvoeding) en niet in de beide eerste vragen,
maakt het sacrament voor het kind tot een sacrament
voor de ouders, terwijl ik bovendien nog nooit ge
merkt heb, dat de moeders, die wél bij de doop van
hun kind aanwezig waren, méér aan haar doopbelofte
dachten, en meer zorg aan de opvoeding besteedden,
dan die moeders die er niet bij tegenwoordig waren,
en die terecht inzagen, dat haar man, als verantwoor
delijk hoofd van het gezin, ook in haar naam die
belofte heeft afgelegd.
Maar dit tussen haakjes.
Dat de moeder van onberekenbare waarde is voor
de vorming en opvoeding van haar kinderen en voor
de geest in heel het gezin, blijft een feit dat stellig
voor geen tegenspraak vatbaar is.
Het zal daarom ook niemand verwonderen, dat de
Bijbel aan de „moeder" meer dan gewone aandacht
besteedt.
De Bijbel is een Goddelijk Boek en tegelijk het
meest „menselijke" boek dat er bestaat. Er is wel
geen levenskring aan te wijzen, waar de Bijbel niet
over meespreekt, of laat me 't liever-zo zeggen: waar
de- Bijbel niet het beslissende woord over uitspreekt.
En waar alle levenskringen opbloeien uit het gezin,
en in dat gezin „moeder" weer de koesterende haard
is, die alles en allen verwarmt (wat wordt het onge
zellig en kil in huis, als moeder er niet isdan
spreekt het wel vanzelf, dat de Bijbel zo heel dikwijls
van „moeder" spreekt. Niet zó, dat Gods Woord
daar in het abstracte over redeneert, een loflied zingt
op het moederschap, of een cursus geeft voor aan
staande moeders. Maar dit wondere Boek laat ons de
moederfiguren zien, en het is meer dan opmerkelijk,
hoe menigmaal ons in het Heilig Boek het moederpor
tret 'wordt getekend. We zien haar overal in haar
strijd en overwinning, in haar hopen en vrezen. Ja,
zo hoog eert de Bijbel het moederschap, dat God Zelf
met een moeder vergeleken wordt. Is het niet een
echt moederlijke trek van onze Vader, Die in de he
melen is, als gezegd wordtHij zal alle tranen van
de ogen afwissen
Van deze moeders in de Heilige Schrift iets te zeg
gen is het doel dezer artikelen.
Het woord dat hierboven staat van de vróuw
„doch zij zal zalig worden in kinderen te baren" is
min of meer als inleiding hierop bedoeld.
Het is een woord, dat dikwijls misverstaan is, en
juist door dit misverstand wel eens „wrevelige" ge
dachten heeft opgewekt.
Het is met name de moderne geëmanicipeerde vrouw,
die een uitspraak als deze- wel als hopeloos ouderwets
aanvoelt, en met een zeker onbehagen zoiets mompelt
als „ja zeker, daar is een vrouw goed genoeg voor,
slavin te wezen van je man, en met al de narigheden
en de zorgen van de kleine kinderen op te trekken
„Zalig worden in kinderen te baren nu ik hoor
heel veel vrouwen daar wel een beetje anders over
pratenOok gereformeerde vrouwenEn geef ze
eens ongelijk
Nu, dat doet Paulus
Nee, Paulus geeft hier gegn goedkeurend knikje
in de richting van hen, die in vleselijk egoïsme slechts
zichzelf begeren uit te leven, en zich om het welzijn
van hun vrouwen nauwelijks bekommeren.
Zulke lieden zou hij Verafschuwen.
Het woord dat hij hier spreekt degradeert niet de
vrouw tot sloofje, maar eert haar als vorstin.
Leest u het verband maar eens na.
Het gaat in dit gedeelte van de brief aan Timo-
theüs, welke rol de vrouw te vervullen heeft in de
kerk.
Het is niet, zegt Paulus, die van regeren, leiding
geven, leren, want dat hééft de vrouw eenmaal gedaan
in het paradijs.
Het leiden is toen vèrleiden geworden. En dat moet
zich tot geen prijs weer herhalen (zie 1 Tim. 2:12-14).
Is daarmee nu de rol van de vrouw in de kerk
ten enenmale uitgespeeld
Heeft zij geen enkele functie meer te vervullen
Nu, zegt Paulus, dat zou ik denken. Zij heeft een
roeping en eèn taak in de kerk en voor de kerk, die
wel niet bestaat in het leer- en regeerambt, maar die
niet minder belangrijk is, in zekere zin er nog ver
boven uit gaat!
Zij mag meehelpen de hemel te bevolken.
Zij mag het getal der uitverkorenen mee helpen
vol maken.
Zij mag moeder-zijn en daarin voortbrengster der
nieuwe mensheid, die de nieuwe hemel en de nieuwe
aarde beërven zal.
Is er iets schoners denkbaar
En in dat kinderen-baren verklaart Paulus, zal zij
zalig worden, wat natuurlijk niet zeggen wil, dat dit
haar de zaligheid verschaffen zal in de hemel, maar
dat' dit haar leven vullen zal met heerlijkheid.
De heerlijkheid en de weelde die de (^hristenmoeder
doorstroomt is niet slechts dat zij moeder mag zijn
(dat geldt voor iedere vrouw), maar dat zij door dat
moeder-zijn kinderen voort mag brengen voor de he
mel, en de Heiland mag helpen de woningen van het
Vaderhuis te vullen.
Dit is de ere-positie der vrouw.
Dit is de kroon die elke christenmoeder draagt.
Kan er nu nog iemand zijn, dig laatdunkend op de
moeder neerziet of schouderophalend vraagt, welke
betekenis de vrouw heeft m de kerk des Heren
Zij hééft er geen heersende, en tegelijk een alles
beheersende positie in. En in dit licht, vervult het niet
meer met wrevel, maar met vreugde als wij het merk
waardige apostolische woord lezen„Doch zij zal
zalig worden in kinderen te baren".
Wij maken er ons nu niet meer druk over, of een
vrouw al of niet het stemrecht bezit in de kerk, of
haar wel voldoende bevoegdheden, ambtelijk of niet-
ambtelijk, worden toegekend. We worden nu alleen
maar stil
Welk een glorie, moeder te zijn in de kerk
H. V.
Het onderwerp is helemaal niet nieuw, dat ik nu
aansnijd. Alleen en uitsluitend omdat er (onbegrijpe
lijkerwijs) nóg bij sommigen enig misverstand schijnt
te bestaan, schrijf ik er over. Het gaat n.l. om de
z.g.n. zegengroet. Deze luidt„genade zij u en vrede
van God onzen Vader, en den Heere Jezus Christus".
Door sommige predikanten wordt hier nog aan toe
gevoegd„in de gemeenschap des Heiligen Geestes",
en nu schijnen sommige' broeders van mening te zijn,
dat dit laatste beter is, omdat daarin óók de H. Geest
wordt genoemd, terwijl, wie de woorden „in de ge
meenschap des H. Geestes" weglaat, schijnt geacht te
worden het werk van de H. Geest niet voldoende
te eren.
Laat mij beginnen er aan te herinneren, dat de
Schrift de toevoeging „in de gemeenschap des H.
Geestes" niet kent. Wie de moeite wil nemen, ,na te
gaan, welke zegengroet de apostel Paulus op de ge
meente placht te leggen, zal bemerken, dat Paulus
slechts déze zegengroet kent„genade zij u en vrede*
van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus",
hier en daar afgewisseld door „den Vader, en onzen
Heere Jezus Christus". Zij, die het zó doen, staan dus
op zuiver Paulinische, of laat mij liever zeggen
schriftuurlijke bodem, en mij dunkt, dat is wel een
zeer soliede bodem. Men zal er Paulus toch stellig
niet van verdenken-, het werk van de Heilige Geest op
deachtergrond te willen schuiven. Wie dus aanmer
king mocht hebbenop déze vorm van zegengroet, moet
het wapen van z'n critiek niet richten op deze of
gene dominee, die daarin simpel nazegt wat de Schrift
hem voorzegt, maar tegen de Schrift zelf'.
Mij dunkt, dit is alles zeer eenyoudig en helder.
Wat echter alles afdoet is dit, dat zij die de (wille
keurige) woorden „in de gemeenschap des Heiligen
Geestes" weglaten, stellig niet achteraan komen in hun
waardering voor het werk van de Heilige Geest. Het
is feitelijk ook al te mal, om dat ook maar te dénken.
De kwestie is n.l. heel eenvoudig deze, dat met
het noemen van „God den Vader", het Drieënig God
delijk wezen zelf genoemd isVader, Zoon en H.
Geest.
Laat mij dit ophelderen door op iets anders te wijzen.
Er staat in onze Catechismus, dat het gebed dat
Gode aangenaam is, en van Hem verhoord wordt,
allereerst aan deze eis moet voldoen,1 dat wij „alleen
den enig waren God, die Zich in Zijn Woord ge
openbaard heeft", aanroepen.
Nu, die enig ware God is de Drieënige, en zó en
niet anders heeft Hij Zich in Zijn Woord geopen
baard.
Wij behoren, zo dikwijls wij bidden, dus steeds den
Drieënigen God aan te roepen, Vader, Zoon en H.
Geest.
Niettemin leert de Heiland in het volmaakte gebed
ons God aldus aan te sprekenOnze Vader, die in
de hemelen zijt.
Waar het nu ten enenmale ondenkbaar is, dat de