Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
UZA*
ZEEUWSE KERKBODE
VIERDE JAARGANG No. 14
Abonnementsprijs2,50 per
halfjaar (bij vooruitbetaling)
Afzonderlijke nummers 10 cent
Advertentiën 20 cent per regel
HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam.
DrukkersLittooij G Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 1 OCTOBER '48
Berichten en opgaven Predik
beurten, tot Dinsdagsmorgens
te zenden aan de dtukkers
Littooij G Olthoff, Middelburg
ii.
Alvorens een antwoord te zoeken op de vraag, of
Gods oordeel over Uza's „onbedachtzaamheid" wel
redelijk was, of de zwaarte van de straf wel in over
eenstemming was met de gepleegde overtreding, willen
wij «eerst nog even goed op ons laten inwerken het
verontrustende, om niet te zeggen beangstigende, dat
er schuilt in die plotselinge dood van Uza naast de
ark. Een plotselinge dood heeft altijd iets in zich wat
ontroert en aangrijpt, maar hier is dat toch wel in
bijzondere mate het geval.
Het moet ons toch wel stil maken, dat God met
Zijn oordeel ingrijpt in een zeer plechtig en godsdien
stig feest, en dat de Here als spelbreker optreedt tij
dens een optocht, waar niet anders dan Psalmen ge
zongen worden. Bij die gelegenheid doodt God een
man, dig met de allerbeste bedoelingen de ark voor
omvallen bewaren wil, en die zich op dit moment
stellig van geen. kwaad bewust is. We krijgen trou
wens sterk de indruk, dat het de Here niet alleen om
die „boze" Uza te doen is, maar. dat Hij door dit
strafgericht Zijn goddelijk misnoegen uitspreekt over
heel dit bedrijf.
Waarom toch
Waarom toornt God als het heiligdom met vrome
piëteit uit de vergetelheid gehaald en gedragen wordt
naar de stad Gods. Er gebeuren, naar ons oordeel,
dingen genoeg, waar God veel beter storend kon in
grijpen. Waarom slaat Gods bliksem niet in daar waar
de beelden der afgoden in processie worden rondgedra
gen Waarom worden de priesters van Dagon niet
neergeveld Waarom, Jaat .God Zijn misnoegen blijken
aan Zijn volk en niet "aan de heidenen. Waarom wordt
de kerk getroffen, en gaat de wereld vrolijk haar gang?
Zo kunnen wij het aantal „waarom's" vermeerderen.
We gaan straks trachten, daar een antwoord op te
geven.
Maar dit vervulle ons met diepe ontroering en heilig
beven, dat het oordeel begint bij het huis Gods, en
dat er tijden kunnen komen, dat God de kerkmensen
neervelt naast de ark en begraaft onder hun heiligdom.
Ze doet verdrinken in hun eigen doopwater en ver
stikken in hun Avondmaalsbrood.
Laat mij het zo zeggen de nabijheid van de ark
is geen veilige beschutting tegen het oordeel. Kerk
en altaar zijn geen bomvrije schuilplaatsen die veilig
stellen tegen het gericht. Gods oordelen kunnen in
slaan zowel als we veilig menen te zitten onder de
kansel, als wanneer wij ons zouden begeven naar de
dansvloer.
Het luistert bijzónder nauw in de dienst des Heren
Het tweede wat ons tot ernstig nadenken moet
stemmen is het feit, dat Gods oordeel niet alleen gaat
over het grote kwaad van boze moedwil, maar even
zeer over het schijnbaar kleine en verschoonlijke
kwaad van onbedachtzaamheid. Niet alleen over de
zonde met opgeheven hand bedreven, maar ook over
de zonde met de beste bedoelingen gedaan.
Wij zijn nogal eens geneigd, de zonden te gaan
catalogiseren, en in te delen in bepaalde rubrieken.
En zijn ernstige,grote, roepende zonden, waar we
ach en wee over roepen, en er zijn kleine vergrijpen,
waar we nauwelijks de hand voor omdraaien, en die
we in elk geval gaarne door de vingers zien.
Wij vinden, om iets te noemen, de zonde tegen
het zevende gebod, overspel, wel heel erg, en daar
gaan gesprekken over, als er iemand in dat kwaad
gevallen is. Goed, het is erg. Maar is de zonde tegen
het vierde gebod minder erg Dat vierde gebod zegt,
dat „de kerkedienst of het predikambt en de scholen
onderhouden worden", maar het kan gebeuren, dat
iemand het eenvoudig vertikt, om z'n bijdragen daar
voor af te staan, ener is niemand die schande
roept.
En is de overtreding tegen het negende gebod, dat
v?n achterklappen en roddelen spreekt niet erg Wij
Y*,ei? ^et blijkbaar niet erg, maar, de Catechismus
deelt het in bij de „eigen werken des duivels".
Heeft God. ooit gezegd, of ergens verklaard, dat
Hij de zonde tegen dit gebod ernstig, en de zonde
tegen een ander gebod minder ernstig zou aanrekenen?
Is er één gebod van de tien, waar de Here met rood
potlood een streep onder gezet heeft, en gezegd
met dat gebod moet ge bijzonder oppassen Met die
andere is de hand nog wel even te lichten, maar hier
wordt het gevaarlijk
Het is al te dwaas om het ook maar te denken
De Heiland verklaart, dat alles in het gericht komt,
tot het' „ijdel gesproken woord" toe, en dat wie tot
zijn broeder zegtgij dwaas, strafbaar zal zijn voor
het helse vuur 1
Wat peuteren wij dan aan Gods geboden
Wat doen wij dan onderscheid te maken tussen
grote en kleine zonden, ernstige en minder ernstige
vergrijpen
God kent dit onderscheid niet.
De „kleine" zonden, waarvajn u zegtoch, dat moet
je nu niet al te nauw nemen, zijn dikwijls de kleine
vossen die de wijngaard bederven, en zouden wel eens
de onzichtbare en ongrijpbare tuberkelbacillen kunnen
zijn, die het leven der ziel verwoesten. En dat der
kerk f
Uza viel niet door een zonde van boos opzet, maar
door de zonde van „onbedachtzaamheid".
Het spreekwoord zegt
Eén uur van onbedachtzaamheid
Kan maken, dat men jaren schreit.
Hier zegt de BijbelEén seconde van onbedacht
zaamheid, kan maken dat men op de plaats dood blijft.
Het luistert zo nauw in de dienst des Heren Als
wij van één ding doordrongen moeten zijn, dan is het
hiervan God is heilig I
Wie geen heilig God kent, kent God in 't geheel
niet. De bliksem is schoon, maar tegelijk gevaarlijk.
Zo is de heiligheid "Gods schoon en gevaarlijk. God
is geen God die ons zo af en toe eens aan hef schrik
ken maakt, zoals men kinderen bang kan maken,)
maar onze God is een verterend vuur
Natuurlijk was dat hout, waarvan de ark gemaakt
was, en dat Uza in z'n onbedachtzaamheid aanraakte,
niet 'n soort electrische hoogspanningskabel. Dat hout
was ook niet „heilig". Het was „gewoon" hout, pre
cies als alle andere hout. Maar deze heilige ark paste
in het goddelijk opvoedingssysteem. God wilde door
allerlei uiterlijke, zichtbare symbolen Zijn volk op
voeden tot het besef dat God heilig was, en de
mens onheilig. Vandaar het gebod, dat ieder, die hef
„heilige" aanroerde, zou sterven. In de ziel van elke
Israëliet moest diep ingeprent het huiveringwekkend
besef van de afstand die er is tussen de heilige God
en de onheilige mens.
Wie voor de heilige God niet vervuld is met de
allerdiepste eerbied, staat bloot aan het oordeel. Raak
de ark niet aanhet luistert zo nauw in de dienst
des Heren 1
Maar met dit al hebben we nog steeds geen ant
woord op de vraag, of de straf Gods aangaande Uza
wel redelijk was en beantwoordde aan de mate van
overtreding. Daar zitten we eigenlijk nog steeds op te
wachten.
Het zal u nog steeds niet duidelijk zijn, dat het zó
nu werkelijk móést. Een beetje hardhandig vinden we
dit optreden Gods toch wél
Ik kan mij dan ook levendig voorstellen, dat de
schrijver van 2 Samuël en 1 Kronieken op die ge
schiedenis van Uza volgen laat„En David ontstak
omdat de Heere een scheur gescheurd had aan Uza".
De Kanttekenaren verklaren dat deze ontsteking er
een van toorn was tegen Uza om diens zonde, waar
door de algemene blijdschap van die dag gescheurd
werd.
De Graaf is in zijn Verbondsgeschiedenis (deel I,
blz. 425) van een ietwat andere mening en schrijft
„David ontstak daarop in toorn, niet tegen de Heere,
ook niet tegen Uza, veeleer tegen zichzelf. Hij be
greep, dat er iets met deze tocht niet in orde was".
Er is echter niets in de tekst dat de onbevangen
lezer aanleiding geeft om te denken aan Davids toorn
tegen Uza of zichzelf. Ik houd het daarom liever met
Noordtzij (Korte Verklaring 1 Kronieken), die toe
geeft dat David's toorn ontstak tegen de Here De
Bijbel is niet gewoon, de zonden der bijbelheiligen te
camoufleren. Doodgewoon wordt hier meegedeeld, dat
David boos werd op God. Hij vond dit losbarsten
van Gods toorn om zo'n „kleinigheid" eenvoudig zin
loos en onredelijk. David wordt opstandig tegen God.
En zo zijn er dan twee, van wie gezegd wordt, dat
de toorn ontstak!
De toorn des Heren ontstak tegen Uza.
De toorn van David ontstak tegen de Here.
En als wij heel eerlijk zijn, voelerf wij meer voor
die toorn van David, dan voor de toorn des Heren.
Maar niettemin is Davids toorn onredelijk en dwaas,
en Gods toorn redelijk en wijs.
Als de Here hier niet richtend tussenbeide gekomen
was, dan zou Hij daarmee getoond hebben, Zich om
Zijn eigen Naam niet te bekommeren, maar ook dat
Hij Zich om Zijn kerk niet bekommerde'.
Beide waren hier in gevaar.
Welgeteld zijn hier in Uza's doen drie zonden in-
plaats van één, waartegen de toorn Gods wel moest
ontbranden.
Hier is eerst de zonde van uitwendige vroomheid.
Vervolgens de zonde van eigenwillige godsdienst.
Eindelijk de zonde .„van hoogmoed.
H. V.
KNIPSELS MET KANTTEKENINGEN.
Uit een kerkeraadsverslag,
In een kerkeraadsverslag „ergens" is gesproken
over het vóór en tegen van een voorlezer. We
.lezen van het debat o.a. dit
„Men acht het voorlezersschap ook een nuttige
oefengelegenheid als de ouderlingen tot preeklezen
geroepen worden."
Wij leerden vroeger op school al lezen.
Omsingeling.
Uit het jongste nummer van „De Reformatie"
(25 Sept. '48) blijkt, dat Prof. Schilder zich aan
alle kanten bedreigd voelt. Er worden hem hin
derlager} gelegd en strikken gespannen. .Er zijn
allerlei moorddadige plannen gesmeed „in ver
borgen samenkomsten der synödocraten" (aldus
K. S.).*
„Thans" schrijft hij, „is er een uitlating van
Ds H. Veldkamp (syn.) in Zeeuwse Kerkbode:
„Niet, dat ik in alle opzichten Ds Bos bijval, maar
v dat is nu nog niet aan de orde. Als wij van te
voren gaan uitpluizen hoeveel procent er wederzijds
te „belijden" valt, komen we geen stap verder. En
ik hoop van harte, dat we vele stappen verder ko
men. Er is gelukkignog meer gaande, waarover
ik nu nog niet in 't openbaar schrijven mag. Het
zou wel eens zó kunnen gaan, dat als van beide
kanten leidende kerkelijke figuren niet de nodige
plooibaarheid blijken te bezitten, deze barrière van
onderen af doorbroken moet worden door 't kerk
volk, dat vrijgemaakt of niet vrijgemaakt allang
alle geharrewar meer dan beu is, en in grote meer
derheid hereniging wil.
Hierbij tekent K. S. aan
„Ziezoo, nu weten we het. Ik weet niet, of niet
sommige vooraanstaande figuren van „de overzijde"
ook van deze openhartige mededeeling van Ds
Veldkamp zullen zeggen, wat boven zijn artikeltje
staat„praematuur". Ik weet wél, dat nu „tot Ds
B. A. Bos de gewetensvraag komtals de zaken
zóó staan, moet ik me dan openlijk distancieeren
van deze poging op groote schaal, om de Gronings
sche plus de Amersfoortsche synode met een om--
singelingspolitiek te gaan hinderen, ja of neen
Een poging van de zijde van HEN, DIE IN 1944
tot K. S. ZEIDEN en tot allen: ALLEEN EEN
SYNODE BESLIST?"
Uit hetzelfde nummer van „De Reformatie"
dit
„We hopen na., te gaan, waar de bewogenheid
van Ds Bos nü hem heen drijft. Hij heeft eerst een
paar uitlatingen gehad van menschen op minder
verantwoordelijke posten in de synodocratiehij
weet nü, wat er leeft in praeadviseurskringen ginds.
Wij kijken uit met belangstelling naar de verdere
pogingen, om K. S. met nog wat anderen te isolee-
ren van het eenvoudige volk van God in onze ker
ken wij weten precies wat er komen KAN, al
weten we ook nu op geen stukken na, wat er komen
ZAL, leggen rustig de verwarde zaken voor God
Tot deze „menschen op minder verantwoorde
lijke posten in de synodocratie" behoren wij
waarschijnlijk, en Prof. Schilder reconstrueert de
zaak dus zó, dat wij de vooruitgeschoven posten
vormen van de „praeadviseurs" e.a. hoge syno
dale heren, die opdracht hebben K. S. te om-
y singelen, te isoleren enz. enz.
Dit alles bestaat alleen en uitsluitend in het
brein van Prof. Schilder.
Van een dergelijke tactiek is bij mijn weten
geen sprake. Ik weet niets van zulke boze stuk
ken, en sprak met niemand noch in openbare
noch in geheime vergaderingen van synodocra-
ten.