vierde jaargang No. 7 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 13 aug. 1948 ZEEUWSE KERKBODE HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesiugel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs 2,50 per RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers Advertentiën 20 cent per regel DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg MARKUS III. Toen Paulus z'n tweede zendingsreis ondernam, heeft hij het niet aangedurfd, Markus weer mee te nemen, vernamen we reeds. Hij vond Markus als zendingsarbeider ten enenmale ongeschikt. Het behoort mede tot een goede zendingstactiek, om de meest be kwame arbeiders uit te kiezen, en Paulus achtte het niet verantwoord tegenover de kerken, en vooral niet tegenover de Koning der kerk, het nog eens te wa gen met 'n man als Markus, die het zo lelijk had laten liggen op de eerste reis. Tegen Barnabas had Paulus geen enkel bezwaar, maar omdat Barnabas het been stijf hield, en persé Markus ook mee wou heb ben, gingen de mannen uiteen. Helaas niet als goede vrienden, maar met ruzie en met bitterheid in de ziel. Paulus trok er op uit met Silas, en bij dit tweetal bleef het niet. Timotheüs kwam er bij en Lukas en later nog meer, en zo groeide het getal zendingsarbei ders rondom Paulus zienderogen. Maar Markus, bleef achter. Hij was de „onwaar dige". Nee, zo mag ik het toch niet zeggen, dat hij achterbleef. Met Barnabas is hij ook op weg gegaan, zij het een andere weg. Dit onderstelt op zichzelf al „bekering". U kunt er van op aan, dat Markus er geweldig veel last van gehad heeft, dat het zo ge lopen was. En dat hij zichzelf z'n zwakheid en de daarop gevolgde desertie nauwelijks kon vergeven. Hij zou er wat voor gegeven hebben, als hij dit ongedaan had kunnen maken. Maar ja, dat kan nu eenmaal niet. Toch zou Markus zich gelukkig prijzen als hij zich kon rehabiliteren. Want van het zendingswerk was hij niet los. Dit had de volle liefde van z'n hart. Wat zou hij blij wezen, als hij de kans nog eens kreeg, te tonen wat hij waard was. Ik zeg dit erg menselijk. Ik kan het beter zó zeggen, dat hij deze dingen in het gebed heeft uitgevochten. Hij heeft (veronderstel ik) voor den Here z'n zonde en ver lating van de dienst met tranen beleden. En gebedeld of de Here hem toch nog weer zou willen gebruiken. Hem een „kans" zou willen geven. En die kans krijgt hij via Barnabas. Wat Paulus niet aandurfde, durft Barnabas wel aan. Die twee gaan dus óók op het zendingspad Hoe dat nu precies gegaan is, weet ik niet, omdat de Bijbel het niet vermeldt, maar in elk geval hebben deze zendingsmannen elkaar weer gevonden. De „ver bittering'^ is niet gebleven, en de een heeft de ander niet al maar als „uitwerper" gescholden en achter volgd. Het moment der „verbittering" wordt in de Schrift wel vermeld want dit was zeer ongewoon maar het moment der „verzoening" treffen we nergens want dit was zeer vanzelfsprekend Ik kan daarom ook niet meedelen of Paulus de „uitwerper" later heeft moeten toegeven dat hij te bruut en scherp geweest was, óf dat men samen heeft moeten consta teren, dat de „starre" houding van Paulus toch gun stig gewerkt heeft. In elk geval is het gunstig resul taat gebleken uit degevolgen. Paulus heeft in z'n latere brieven de naam van Markus niet doodgezwe gen, en nog minder die naam met bitterheid vermeld, maar hij .heeft er integendeel z'n onverholen vreugde over uitgesproken, dat alles weer terecht gekomen is. Markus, de „onwaardige" is de „gezegende" gewor den, die weer met eer z'n plaats heeft ingenomen in het gevolg van Paulus. Ik noem drie uitspraken. In z'n brief aan de Colossensen schrijft Paulus „U groet Aristarchus, mijn medegevangene en Markus de neef van Barnabas, aangaande welke gij bevelen ontvangen hebtzo hij tot u komt, ontvangt hem" (Coll. 4:10). Hier is Markus dus kennelijk weer in het gevolg van Paulus. Of de broeders en zusters in Colosse deze ex-deserteur nog met 'n beetje wantrouwen aan keken, weet ik niet, maar de vermaning „zo hij tot u komt, ontvangt hem", schijnt in die richting te wijzen. De tweede maal, dat de grote heidenapostel de naam van Markus vermeldt, is in de brief aan Filemon. Dit is een uitermate merkwaardig briefje, waarin Pau lus een pleidooi voert voor Onisimus, een wegge lopen slaaf van Filemon, met het hartelijk verzoek deze deserteur weer op te nemen. Alweer een deser teur dus Ik zou heel veel van dit mooie briefje kun nen zeggen, maar dat past niet in dit bestek. Ik be perk mij daarom slechts tot deze opmerking, dat Pau lus méé daarom met zoveel vuur heeft kunnen pleiten voor het weer opnemen van een weggelopen slaaf, en dat hij dit zelf in practijk heeft gebrachtheeft hij niet de weggelopen knecht Markus weer opge nomen. Filemon kan Paulus dus niet verwijten doe naar mijn woorden, maar niet naar mijn werken Het is dus met grote vrijmoedigheid, datPaulus ook in dit briefje de naam van Markus vermelden kan. En gelukkig met eer Hij schrijft „U groeten Epafras, mijn medegevangenen in Chris tus Jezus, Markus, Aristarchus, Demas, Lukas, mijn medearbeiders". Markus dus onderde medearbeiders van Pau lus Dezelfde Markus, waar Paulus eens van gezegd heeftnee, dat gaat heus niet' met die man kan ik niet meer samenwerken Ik vergeet niet, dat in de rij der medearbeiders van Paulus hier ook voorkomt dé naam van Demas, de man, die toch weer is gedeserteerd later (wat zijn er toch 'n deserteurs geweestMarkus, Onesimus, De mas En we zouden haast i kunnen vrezen is die bekering van Markus wel blijvend geweest Maar gelukkig worden we volkomen gerustgesteld, als we de derde plaats opslaan, waar Markus' naam wordt vermeld. Het is in 2 Tim. 4:911. We lezen „Benaarstig u haastelijk tot mij te komen. Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegen woordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd, Krescens naar Galatië, Titus naar Dalmatië. Lukas is alleen met mij. Neem Markus mede, en breng hem met u, want hij is mij zeer nut tot de dienst". Als Paulus dit schrijft, is' het uur van zijn dood vlakbij. „De tijd mijner ontbinding is aanstaande" weet hij. Veel teleurstellende ervaringen heeft hij moeten beleven. Ze hebben mij allen verlaten het worde hun niet toegerekend Maar onder die volharden tot het einde behoort ookMarkus Er leeft zelfs in Paulus' hart een grote begeerte dat Timotheüs toch vooral Markus meebrengt. Vlak voor z'n dood heeft hij niemand liever bij zich dan Markus. „Hij is mij zeer nut tot de dienst." Eens was hij onnut. Nu acht Paulus hem zeer nuttig. Dit is de glorie der bekering. Ze komt uit in de vrucht. Wie eerst onbekwaam en onnut was, wordt dan zeer nuttig. We hebben nu geen aparte bekeringsgeschiedenis van Markus meer nodig, evenmin als een vergevingsscène tussen Paulus Markus. En Paulus laat ons geen ogenblik in 't on zekere en er blijft niets dubieus meer overhij is mij zeer nut tot de dienstH. V. KNIPSELS MET AANTEKENINGEN^ Jeugddienst, Een advertentie in de Zeeuwse Kerkbode vermeldt „Jeugddienst in de Geref. Kerk te Meliskerke 'op Zondag 8 Augustus, des avonds 8 uur. Spreker Ds C. Gilhuis van Eindhoven. Iedereen welkom." Onder „dienst" versta ik „dienst des Woords", en uit bovenstaande advertentie moet ik dus opmaken, dat in Meliskerke een speciale dienst des Woords voor de jeugd is gehouden, hetgeen wij als gerefor meerden steeds (terecht) veroordeeld hebben. Elke „dienst" is tegelijk jeugddienst. Naar de aard der liefde neem ik aan, dat Ds Gilhuis heel gewoon een rede voor de J.V. en M.V. gehouden heeft op Zondagavond 8 Augustus in Meliskerke, en hoop dus dat het anders bedoeld dan gezegd is. Gemeenschap der heiligen, Ds B. A. Bos heeft in „De Wachter" week aan week een hartstochtelijk pleidooi gevoerd voor bezin ning om te komen tot herstel van de „gemeenschap der heiligen". Wij hebben zijn artikelen met belangstel ling en instemming gelezen. Jammer genoeg heeft hij zijn medestanders niet kunnen overtuigen, doch in tegendeel heeft een en ander geleid tot een conflict. Wij lezen daarvan in „De Wachter" „Het zal den lezers van ons blad zijn opgevallen, dat er vooral de laatste maanden geen een stemmigheid was tusschen de redacteuren over de vraag, wat onder doorgaande reformatie moet wor den verstaan. Het gevolg hiervan was, dat ons blad niet één'lijn kon trekken. Het Béstuur en de algemeene vergadering van den Wachterbond heb ben nu uitgesproken, dat de lijn die de ..eindredacteur aangaf het verkieselijkst werd geacht, waarom br. A. Zijlstra het redacteurschap heeft neergelegd." In een volgend nummer schrijft het bestuur van „De Wachterbond" o.a. „Het Bestuur van „De Wachterbond" betreurt dezen loop der zaken zeer. Ten eerste,kan dit aller lei Kerkbodeschrijvers in het synodale kamp aan leiding geven tot gejuich over onze „verdeeldheid"." Ik lees tal van Kerkbode's, maar heb van dit „.ge juich" nog niets gemerkt. Veeleer is de doorgaande toon in onze kerkelijk-geref. pers van die aard, dat men „juichen" zou als voor het bezadigd en verzoenend inzicht van Ds Bos ook Zijlstra c.s. gewonnen waren. Dat dit niet zo is, betreuren wij, en dat het blijkbaar ook zover nog niet is, blijkt uit het volgende in het zelfde artikel van „De Wachter" „Doch dit is het ergste niet, maar erger is, dat er op onze vergadering een zeker onvermogen open baar werd om elkander te verstaan in een zaak, die we allen van harte zijn toegedaan en waarvoor eiken dag ons gebed opgaat tot God". Prof. Schilder is blijkbaar ten zeerste verontrust over de richting die Ds Bos uit wil. Hij schrijft al thans een „Open brief aan Ds B. A. Bos" in „De Reformatie", die aldus begint „Amice Bos, Reeds enkele weken loop ik me af te vragen, wat- we toch zouden kunnen doen om de eenvoudige za ken van Gods kerk weer eenvoudig te maken". Blijkens het vervolg van deze „Open brief", waarin op een ingewikkelde wijze de „eenvoudige zaken van Gods kerk" verward worden met allerlei persoon lijke zaken, is Prof. Schilder daar niet in geslaagd. H. V. KONINGSKOERIERSTER. (Een ernstig gesprek met een vrolijk kind.) En hebben jullie al trouwplannen, Riet Soms, mijnheer. Soms Dus er zijn moeilijkheden Heb je een ijsbreker nodig voor het huwelijksbootje Het zit zeker op een huis vast. Nee, dat is. 't voornaamste niet, mijnheer. Maar we weten 't zelf eigenlijk nog-niefr goed, of we wel bij elkaar passen. Dat is ernstiger, Riet. Ik heb de laatste tijd al eens gedacht, je ziet er niet zo vrolijk meer uit als vroeger. Nee, het is ook zo moeilijk, mijnheer. Eelco is een reuze fijne vent, maar we denken over sommige dingen zo heel anders, en dat geeft vaak wrijving. Het is al een keer uit geweest. Maar dan kunnen we elkaar toch weer niet loslaten. Je vertelt me dingen, waar ik niets van wist, Riet. Weet U, wat eigenlijk de oorzaak is van de hele ellende Ik ben aan de kerk, en ik hoop volgend voor jaar .belijdenis te doen, maar ik kan Eelco op dat punt niet meekrijgen. Hij gaat af en toe wel eens mee naar de kerk, maar hij vindt het allemaal veel te zwaar. Hij kan niet beloven, zegt hij, dat hij later geregeld met jne meegaat. Hij denkt wel ernstig over die din gen, dat moet U niet denken, en je zult hem nooit een lelijk woord over een anders geloof horen zeggen. Maar hij vindt dat je elkaar in die dingen vrij moet laten. En nu weet ik eerlijk niet, wat ik moet. Mijn vader en moeder vinden het wel goed, dat ik met Eelco ga. Maar ik weet zeker, ik wil toch nooit mis sen, wat ik aan mijn geloof heb. Kind, ik vind het fijn, dat je me dat allemaal eens vertelt. En, zou je oud-leraar je wel een raad mogen geven ook O ja, mijnheer Maarik ben bang, dat je van die raad erg schrikken zult, Riet. Ik schrik niet zo gauw, hoor. Nu, dan zou ik je raden Maak het radicaal uit. Maar dan ook radicaal i Maar denkt U dan, dat Eelco helemaal geen Christen is Integendeel, Riet. Ik denk, dat Eelco een reuze fijne vent is. En dat hij wel gelovig is op zijn manier, dat neem ik ook direkt aan. Daardoor is het voor jou juist zo moeilijk. Maar je moet toch eens helemaal eerlijk tegenover jezelf zijn, en durven doordenken. Wat is voor jou nummer één, dat je je helemaal geeft aan Eelco, of dat je je helemaal geeft aan je Heiland? Dan zeg ikHet laatste Dat gaat vóór alles, want

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1948 | | pagina 1