vierde jaargang No. 6 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 6 augustus '48
Dubieuze posten
Notities
ZEEUWSE KERKBODE
Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs *C. Stam. Berichten en opgaven Predik-
halfjaar (bij vooruitbetaling)beurten, tot Dinsdagsmorgens
Afzonderlijke nummers 10 cent tc zenden aan <de drukkers
Advertentiën 20 cent per regel DrukkersLittooij 6 Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg
MARKUS.
II.
Over de motieven die Markus geleid hebben tot
z'n desertie meldt de Schrift ons geen woord. Er staat
alleen in Handelingéli 13 dat Markus van hen, n.l.
yan Paulus en Barnabas scheidde, en terugkeerde merk
waardigerwijs niet naar Antiochië, maar naar Jeru
zalem, wahr z'n moeder woonde. Dit laatste helpt
ons misschien op weg bij het zoeken naar een motief.
Markus was nog jong, en had een ietwat verlegen
karakter. Zolang ze nog op het vertrouwde eiland
Cyprus waren, ging het nog, maar toen de leiders
(of moet ik zeggen de leider Paulus) het plan op
vatte verder door te stoten en over te steken naar
het vasteland van Klein Azië, werd het Markus te
bar. Hij zag tegen de bezwaren en gevaren van de
tocht op. Een morele inzinking Heimwee naar z'n
moeder in Jeruzalem? Wie zal het zéggen? Het is
al -o dikwijls gezien, dat jonge mensen begonnen zijn
met vurige idealen, maar die later bitter teleurstelden.
Het eerste vuur blijkt wel eens strovuur te zijn, en
hardlopers zijn soms doodlopers. Wie Jezus volgen
en dienen wil moet weten wat bij doet. Het is geen
militaire, wandeling, maar een heet gevecht achter
en onder Hem, die geen plaats had, waar Hij het
moede hoofd kon neerleggen. Alleen wie volharden
zal tot het einde zalig worden.
Er zijn er die een^nder motief aannemen van Mar
kus' terugkeer, n.l. verschil van mening over Zen
dingstactiek. Het is uit de gegevens wel vrij duidelijk,
dat reeds op de eerste Zendingsreis de leiding bij
Paulus berustte, en dat Barnabas min of meer op de
achtergrond kwam. Welnu, voor een man met een
temperament als Paulus wordt een Zendingsterrein
als het eiland Cyprus al gauw te klein. Paulus is
geen man van de eilanden. Paulus. is een man van de
wereld. Prof. van Veldhuizen vergelijkt Paulus met
Dr John Mott, de man van de wereldzending en Bar
nabas met Dr Adriani, die z'n gehele leven slechts
aan een klein stukje van de wereldkaart wijdde.
Het zal dan ook wel op voorstel van Paulus ge
weest zijn, dat besloten werd Cyprus te verlaten.
Heeft Markus zich een beetje beledigd gevoeld, dat
-de leiding van het werk aan z'n neef Barnabas ont
nomen werd. Of kon hij zich met de nieuwe koers
en de nieuwe Zendingsmethode niet verenigen Het
laatste komt mij voor een jonge en bescheiden man
als Markus wat onwaarschijnlijk voor. Maar hoe het
zij, de Zendingstemperatuur is bij Markus bedenkelijk
gezakt. Hij gaat weg. Hij keert het gezelschap van
Barnabas en Paulus de rug toe. Hij Ihat deze beide
mannen alléén tobben. Paulus en Barnabas hebben
nu Markus niet meer tot een dienaar, terwijl ze zo'n
hulp thans, nu de reis moeilijker en het werk uit
gebreider werd, dringender dan ooit nodig hadden.
Markus denkt daar blijkbaar niet aan. Hij denkt uit
sluitend aan z'n eigen bezwaren. Hij gaat naar Jeru
zalem terug op z'n eentje. Naar moeder! „Ik'heb zo
de gedachte, dat Markus' vlucht naar huis hem te
recht deed vrezen voor een warme ontvangst bij zijn
moeder, die van zich a-f wist te spreken en kordaat
op te treden. Zij zal hem niet met zachte woordjes
hébben verwend, toen hij thuis rondslenterde als een
schande voor de familie" (Prof. van Veldhuizen).
Ik heb zo'n vermoeden, dat Markus het dan in
Jeruzalem niet erg rustig gehad heeft. Als hij gaat
riadenken over wat er gebeurd is, 'komen de zelfver
wijten pas goed los. Hij heeft de gezanten van Jezus
Christus in de steek gelaten. Hij is zwak geweest en
heeft ami z'n zwakheden toegegeven. Hij heeft Paulus
en Barnabas gehinderd in hun werk en de H. Geest
bedroefd. Hij weet zich hoe langer hoe meer als een
soldaat die weggelopen is, en smadelijk de wapens
heeft neergegooid een oneer voor z'n Koning
Hij houdt het niet lang uit in Jeruzalem, en we treffen
hem al spoedig weer in Antiochië aan.
En nu blijkt, dat Markus' smadelijke vlucht nog
ergere gevolgen krijgt. Het blijft niet bij een wroeging
en marteling van een geplaagde consciëntie. Het zal
ook nog tengevolge hebben, dat er een heftig conflict
komt tussen Barnabas en Paulus, zó dat de wegen
van deze beide mannen óók scheiden, en ieder, z'n
eigen weg gaat. De kerk kan zich nooit de „weelde"
van conflicten en scheuringen veroorloven. Niet onder
de „gewone" kerkleden, en nog minder tussen de
toonaangevende leidslieden. Dat kan nü niet, en dat
kon toén eigenlijk nog minder, toen de kerk nog min
of meer in de kinderschoenen stond en elke verwijde
ring tegelijk een verzwakking voor de kerk moest
betekenen.
Toch is het conflict gekomen."
En het kwam omMarkus
We lezen hiervan in Handelingen 15.
„En na enige dagen zeide Paulus tot Barnabas
laat ons nu wederkeren en bezoeken onze broeder^
in elke stad, in welke wij het Woord des Heren ver-
kodingd hebben, hoe zij het hebben".
„En Barnabas ried, dat zij Johannes die genaamd is
Markus zouden meenemen. Maar Paulus achtte billijk,
dat men die niet zou meenemen, die van Pamfylië
af van hen was afgeweken, en met hen niet was ge
gaan tot het werk.
Er ontstond dan een verbittering, alzo dat zij van
elkander gescheiden zijn, en dat Barnabas Markus
medenam en naar Cyprus afscheepte, maar Paulus
verkoos Silas en reisde heen"... (Hand. 15:3740a).
Alzo dat zij van elkander gescheiden zijn Eerst
scheidde Markus van hen, en nu scheiden Barnabas
en Paulus van elkaar, u ziet het wel die scheiding
is een repeterende breuk, en als de scheur eenmaal
getrokken is, trekt die steeds dieper door. De ge
schiedenis herhaalt zich
Paulus neemt in dit conflict een radicaal standpunt
in. Hij is van oordeel, dat Markus niet gesneden is
uit het hout waar men zendelingen van maakt. Markus
heeft in'het verleden bewezen, dat hij voor missionair
niet deugde. Hij bedankte er stichtelijk voor op z'n
tweede reis weer dit blok aan het -been mee te slepen
(het woord meenemen in Hand. 15:39 doet denken
aan de gevolgen, iemand yoor'durend bij zich hebben,
zodat men er mee opgescheept zit).
Hiermee is voor Paulus de zaak afgedaan. Hij wei
gert zeer beslist iemand mee te nemen naar het Zen-
dingsvelfl, die volkomen onbetrouwbaar is gebleken.
Voor Markus was dat natuurlijk eeri hafdi? pil.
Hij wordt door de grote zendeling Paulus voor
onbruikbaar gehouden, en „dit rode paspoort sluit
voor hem alle verdere carrière af" (v. Veldhuizen).
Barnabas heeft van zijn kant een goed woord voor
Markus gesproken. Deed hij dat omdat hij familie
van Markus was Of is Barnabas niet die „diehard"
als Paulus, en is z'n aard meer toegeeflijk De Schrift
zegt van Barnabas dat hij een „goed man" was, en
sommigen willen die kant uit, dat Barnabas meer toe
geeflijk was, beter vergeven kon. Hij had iets van
den herder, wien het om het éne schaap, en niet aller
eerst om een stal vol of een landstreek vol te doen
was" (van Veldhuizen).
Ik geloof daar niet veel van.
Als het toegeeflijk karakter van Barnabas hier aan
het woord geweest was, dan had hij tenslotte ook
Paulus wel toegegeven.-Maar hij doet dat niet! Even
min als Paulus dat doet. Beide mannen blijven op hun
stuk staan. Onverzettelijk Er ontstond, zegt Lukas,
een verbittering. Hier staat het Griekse woord paro-
xismos, waarin zoiets van scherp en zuur. Er val
len scherpe woorden. £r zijn zure gezichten. „Als
twee kemphanen stonden de. apostelen tegenover el
kander" (Wielenga). En wat het ergste was: deze
twee mannen hebben geen weg kunnen vinden om
tot overeenstemming te komen. De beide standpunten
bleven onverzoenlijk tegenover elkaar staan. En be
trof dit nu nog principiële zaken, het ware te verstaan
geweest, maar dit was zo niet.
Het ging slechts over personen.
Over het al of niet geschikt zijn van Markus 'voor
het Zendingswerk.
„Om een geringe oorzaak, die zonder enige moeite
uit de weg geruimd had kunnen \yorden verbraken
zij de heilige band der goddelijke roeping" (Calvijn).
Daar zat natuurlijk de satan achter.
„In iedere twist is de hand van dé grote scheur
maker" en „de ervaring leert, dat gans persoonlijke
meningen bijkomstige en incidentele dingen het ge
moed eerder in vlam zetten dan zwaarwichtige, prin
cipiële vraagstukken."
Het is best mogelijk, dat Paulus en Barnabas zonder
groet van elkaar gescheiden zijn. Is dit niet een heer-
lijke overwinningr van Satan, die nergens meer plezier
in heeft dan dat er „verbittering" ontstaat tussen de
broeders
Ja, dit was het zeker
En dat alles door die zondige desertie van Markus
En tochis het geen blijvende overwinning van de
duivel geweest
In de eerste plaats is het opmerkelijk, dat Christus
ten goede werkt wat zijn dienaren kwaad doen. Want
in plaats yan één deputatie gaan er nu twee de hei
denwereld in. Paulus met Silas Barnabas met Mar
kus Dit praat de zonde der apostelen niet goed, hele
maal niet, maar Gods werk aaat door. En gelukkig
bleef de kwestie beperkt tot Paulus en Barnabas. Nie
mand voelde er iets voor, om de twist tussen twee
theologen verder uit te vechten op de rug der kerken.
En in de tweede plaats is ook de verwijdering tussen
deze mannen niet blijvend geweest. Er is een moment
gekomen, dat ze elkaar weer de broederhand gereikt
hebben, en dat zelfs Markus door Paulus is gerehabi
liteerd. Dat was ook niet anders te verwachten van
een christen als Paulus, die niet slechts met de pen,
maar met het hart schreef in 1 Cor. 13de liefde
wordt niet verbitterd.
En als die liefde triumfeert is een einde gekomen
aan alle „verbittering". H. V.
Een verklaring van een twintigtal protestantse
christenen uit Amsterdam, in de Acsophoon, oftewel
het orgaan van de Amsterdamse Christelijke Stichting
voor Ontwikkeling en Ontspanning, over het vraag
stuk van Bioscoop en Film, brengt mij tot het uit
voeren van een plan, om over dit vraagstuk in ons
Zeeuws Kerkelijk Orgaan eens te schrijven.
Bioscoop en film blijkt een vraagstuk te zijn, waar
de christelijke wereld mee „zit". Volgens bovenge
noemde verklaring, onlangs in „Trouw" opgenomen,
blijkt meer dan de helft van de leden der protestantse
kerken in Amsterdam de bioscoop te bezoeken.
Dit zal wel niet op losse grond zo maar worden
beweerd. Daar staan de namen van de ondertekenaars,
waaronder bekende Hoogleraren, predikanten, littera
toren e.a., ons borg voor. Zodat wij hier „£en ge
geven" hebben over de „uitgaans- en ontspannings
methode" onzer mede-christenen in de hoofdstad, die
de vraag doet rijzen moet dat nu zó Misschien zou
den cijfers uit andere grote steden dit bedenkelijk ver
schijnsel nog verergeren.
Bedenkelijk, ja, moet ik dat noemen, al zal er mo
gelijk een of andere „verlichte" lezer zijn, dip over
zoveel bekrompenheid de schouders moet ophalen.
Wat schrijver van dit stukje voorshands niet erg in
de war zal brengen.
Ik ben meer in de war over deze aangenomen
levensgewoonte, om de Bioscoop te tellen onder de
gelegenheden, die we als Christenen ook bezoeken.
Je rijdt toch ook met de tram mee (als de bestuurders
tenminste niet staken en je komt in een restaurant,
concertzaal, enz. Waarom dan ook niet in de Bios
coop En, dan kun je verhalen krijgen over films,
die zo de moeite waard zijn, op een peil van ontwik
keling staan, waar je beslist mee vooruit gaat.
Als ik nu de publicatie uit Amsterdam lees, dan
staat daarin, dat „het gehalte van de meeste der
„aangeboden films reeds naar zuiver culturele-, maar
„meer nog naar christelijke maatstaf beneden het aan
vaardbare moet worden geacht".
Dat deed me terugdenken aan een uitspraak van de
kerkeraad van Goes, nog niet zo lang geleden, „dat
„n.l. de huidige exploitatie van de Bioscoopwereld
„voor de christen niet valt te aanvaarden".
Vergelijk ik beide uitspraken met elkaar, die van
Amsterdam en Goes, dan geloof ik, in principe hier
een overeenstemming te constateren. Want, als het
gehalte der films niet aanvaardbaar is, dan is dat een
aanklacht tegen degenen, die door exploitatie, van der
gelijke waar niet ten gunste op de volksgeest inwerken.
Het zal nog te bezien staan, of de Bioscoop in cul
turele zin onder de opvoedingsinstituten mag worden
gerekend. In doorsnee is het Bioscoopbezoek de kwes
tie van eens een avondje „uit" willen. En het is maar
al te waar, dat een deel der mensheid het dan meer
op prijs stelt om flauw te gieren of griezelig te gillen,
dan dat ze ter bioscoop tijgen om er wat op te doen.
Alle schone theoriën ten spijt, dat de film een uitste
kend middel kan zijn tot verheffing en verrijking van
de menselijke geest, is over het algemeen de werke
lijkheid, waarmee wij rekenen moeten, dat de bioscoop
meer kwaad dan goed gedaan heeft.
Daarom getuigt de Amsterdamse practijk- van een
bedenkelijk verschijnsel in christelijke kring. En zijn
ze daar heus niet te prijzen, omdat ze zo „ruim" ge
worden zijn, maar moet integendeel worden geconsta
teerd, dat het christelijk volksdeel van Amsterdam
geen navolgenswaardig voorbeeld geeft.
Ik denk aan de reuzen-arbeid, die kerkelijk in de
grote steden wordt verricht voor de Evangelisatie,
om afgedwaalden weer terecht te brengen.
Daar moet héél de kerk in meeleven en voor bidden.
Stel nu 't geval, dat inderdaad door dit werk som
migen de weg weer inslaan naar Evangelie en Kerk.
Dan worden ze dfcar ontvangen door een gemeente,
henuitnodigt om mee naar de Bioscoop te
gaan Kan op die manier niet heel gemakkelijk ver-