Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Dubieuze posten
ZEEUWSE KERKBODE
VIERDE JAARGANG No. 5
Abonnementsprijs2,50 per
^alfjaar (bij vooruitbetaling)
Afzonderlijke nummers 10 cent
Advertentiën 20 cent per regel
HoofdredacteurDs H. Veldkamp» Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam,
DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 30 JULI 1948
Berichten en opgaven Predik
beurten, tot Dinsdagsmorgens
te zenden aan de drukkers
Littooij 6 Olthoff, Middelburg
MARKUS,
Als wij de naam Markus horen, denken we vanzelf
aan den evangelist van die naam, en hem heb ik ook
inderdaad op het oog. Men zal zich misschien even
verwonderen deze enthousiaste schrijver van de blijde
boodschap in dit gezelschap aan te treffen, maar eer
lijk is eerlijk, en als we iets meer van deze Markus
vernemen, zullen we bemerken, dat hij wel een zeer
bewogen leven heeft gehad. Er is zelfs eens iets heel
ergs met hem gebeurd, wat in Hand. 15 38 zó wordt
genoemd, dat hij was „afgeweken". Het Griekse woord
daar gebruikt, is veel sterker en kan beter worden
vertaald door „afvallen" of „deserteren". Nu, men
weet dat desertie geen kleine vergrijp is, en dat wordt
nog te ernstiger als het desertie is uit het leger van
koning Jezus. Maar laat me niet vooruitlopen, en
eerst even deze Markus bij u introduceren.
Laat me eerst even zeggen, dat „Markus" niet z'n
eigenlijke naam was. Hij heette eigenlijk Johannes
(een echt Joodse' naam), maar ter introductie in de
Latijnse wereld, waarmee hij veel in aanraking zou
komen, gaf men hem de bijnaam Markus. In Hande
lingen 13 5 heet hij nog kortweg „Johannes", en in
Handelingen 15 37 Johannes, genaamd Markus. We
kunnen hier denken aan Simon, bijgenaamd Petrus,
kortweg Simon Petrus, en op dezelfde manier spreken
we ook van Johannes Markus, en deze Johannes Mar
kus die in de Handelingen als „'dienaar" van Paulus
en Barnabas optreedt is precies dezelfde als onze
evangelist, een neefje dus van de bekende missionaris
Barnabas, en een zoon van de rijke en welgestelde
Maria van Jeruzalem, dezelfde die haar huis beschik
baar gesteld had voor de samenkomsten van de Jeru-
zalemse huisgemeente, zoals we die aantreffen in
Handelingen 12, als er door de gemeente voor Petrus
wordt gebeden tijdens z'n gevangenschap.
Veel meer weten we eigenlijk van Markus niet af.
Gezien de neiging, die min of meer aan nieuwsgie
righeid grenst, om uit het particuliere leven van „grote
mannen" pikante dingen naar voren te brengen, heeft
men Markus wel eens vereenzelvigd met de „rijke
jongeling" uit het evangelie (zie Markus 10: 17), en
de evangelist zou daar zoiets als z'n zelfproduct ge
tekend hebben. Nu is het waar, dat Markus rijk was
z'n moeder was 'n goed gesitueerde vrouw. Boven
dien is het niet onwaarschijnlijk, dat Markus van
Levitische afkomst was uit Cyprus (z'n neef Barna
bas was óók een Leviet) en dan krijgt de eis van
Jezus om alles te verkopen wel een zeer merkwaardige
klankbodem, omdat zoals men weet de Levieten geen
eigen erfdeel mochten hebben, omdat God Zelf hun
erfdeel was. Maar hoe mooi dit ook allemaal past, te
bewijzen valt 't niet, en een geloofwaardig getuige als de
apostolische vader Papias zegt zelfs, dat Markus Jezus
bij z'n leven nooit heeft gezien of gehoord. Iets anders
is natuurlijk, of Markus in die rijke jongeling ook z'n
eigen beeld heeft erkend, zoals wij telkens moeten
belijden dat elke zonde ligt op de bodem van ons
eigen hart.
Een soortgelijke geschiedenis is het met die geheim
zinnige jongeling in Gethsemané. Men heeft wel eens
opgemerkt, dat in bijna alle evangeliën een onbekende
X optreedt, waarmee de schrijver der evangeliën dan
zichzelf zoude bedoeld hebben, zoals een schilder op
een verborgen plekje van een schilderij z'n initialen zet.
Zo zou dan de niet genoemde „Emmausganger" uit
Lukas, de evangelist Lukas zelf wezen, gelijk als met
de ongenoemde „discipel die Jezus liefhad" Johannes
wordt bedoeld. In analogie daarmee heeft men Markus
menen te herkennen in die jongeling, die tijdens Jezus'
gevangenneming zó uit z'n bed op straat was gegaan,
met niets anders dan een lijnwaad om het naakte
lijf, die bijna gegrepen werd. Niemand zal wel de
waarheid van deze bewering kunnen bewijzen, terwijl
ik evenmin pertinent zou durven beweren, dat het
niet zo is.
Om de merkwaardigheid memoreer ik nog een oud
verhaal, waarin Markus genoemd wordtKolobodak-
tylus: Dit vreemde woord betekent zoveel als de man
met de verminkte duim. Het is bekend, dat aan de
zonen van Levi die de dienst des Heren moesten waar
nemen, geen enkel gebrek mocht zijn, en nu zou Mar
kus (die men in de oudheid dus vrij algemeen voor
een Leviet gehouden heeft) z'n duim verminkt heb
ben, om zodoende van de tempeldienst te worden vrij
gesteld
Er is voor de waarheid van dit verhaal niet de
minste historische grond, maar we komen hiermee in
de buurt van een gebeurtenis in Markus' leven, waar
over wel degelijk zekerheid bestaat, omdat de Schrift
het feit, zij het in zeer sobere termen meedeelt, ik
bedoel de „afwijking" waarop in het begin reeds werd
gezinspeeld.
Het is wel zeker, dat'de jonge Markus meermalen
met de apostelen in aanraking is aangekomen. Als
zoon van Maria, in wier huis de gemeente samen
kwam, heeft hij ze stellig ontmoetPetrus, Paulus, en
ook Barnabas. De beide laatsten waren namelijk met
een liefdegave uit Antiochië naar Jeruzalem gekomen.
We lezen dit in het laatste hoofdstuk van Handelin
gen 11. Dan volgt in Handelingen 12 die merkwaar
dige bidstond in Maria's huis, en de verrassende komst
van Petrus, die eerst tevergeefs op de deur had ge
klopt. De veronderstelling lijkt; mij niet gewaagd, dat
Paulus en Barnabas die bidstond hebben meegemaakt,
en dit alles moet op het jeugdig gemoed van Johannes
Markus een buitengewone indruk hebben gemaakt, zó
dat hij de begeerte kreeg, zich ook beschikbaar te
stellen voor de dienst des Heren. Wij zouden in onze
tijd zeggen Markus wou dominee worden, en dan in
't bijzonder zendeling, want die tweedominee en
zendeling waren in die dagen van geweldige agressie
van het evangelie eigenlijk precies hetzelfde. Dit leek
Paulus en Barnabas blijkbaar goed toe, want het 12e
hoofdstuk van de Handelingen besluit met de mede
deling „Barnabas nu en Saulus keerden wederom van
Jeruzalem, als zij de dienst (der barmhartigheid vol
bracht hadden, medegenomen hebbende ook Johannes,
die toegenaamd werd Markus. Uit de bewoordingen van
de Griekse tekst blijkt, dat mee hij mag. Het initiatief
ging dus wel van Markus zelf uit, en de beide Gods
gezanten Paulus en Barnabas geven toestemming. Ze
zullen hem dan maar meenemen, en eens zien wat ex-
uit groeien kan voor het zendingswerk. Nu, dat is
niet meegevallen, zoals we later zullen zien.
Toen Markus enige tijd in Antiochië doorgebracht
had met Barnabas en Paulus, kwam er een moment,
dat Markus uit z'n meegaan en meewillen met deze
mannen z'n consequentie's moest trekken. In 't begin
van Handelingen 13 wordt ons namelijk mededeling
gedaan van een merkwaardige bijeenkomst van een
vijftal ambtsdragers van Antiochië, wij zouden zeggen
het ministerie van predikanten. Het was een soort
liturgische dienst in kleine kring, een mooi voorbeeld
voor onze kerkeraads- of classicale vergaderingen,
zoals Prof. van Veldhuijzen ergens opmerkt, want
er was geen diner aan verbonden, doch ze deden het
onder vasten. Het was op die vergadering, dat de
H. Geest het woord nam en opdracht gaf, speciaal
Paulus en Barnabas af te zonderen voor het zendings
werk.
Het zal op deze vergadering geweest zijn, dat ook
de kerkelijke positie van Markus duidelijk moest wor
den gestipuleerd. Een bepaald ambt had hij niet. Zijn
naam was ook door de H. Geest niet genoemd, en
toch moest er iets met Markus gebeuren.
Lukas deelt ons dit heel sober in de Handelingen
aldus mee „en zij hadden ook Johannes tot een die
naar".
Het Griekse woord voor „dienaar" hier gebruikt,
heeft tal van schakeringen. Het kan „dienaar des
Woords" betekenen, of diaken, maar ook slaaf, bij
voorbeeld galeislaaf... Wij doen het best, hier maar
te denken aan een soort „behulpsel" een factotum, de
man, die de apostel in alle voorkomende werkzaam
heden de behulpzame hand moet bieden, en die alle
karweitjes moet opknappen, die Paulus en Barnabas
zelf niet kunnen doen. Het is geen hulppredikerschap
of zoiets, maar een heel ondergeschikt baantje, waar
mee onze Johannes toegenaamd Markus nu moet be
ginnen, en waarin hij nu maar eens moet bewijzen,
wat hij waard is. Wellicht heeft Markus moeten fun
geren als pakjesdrager en boodschappenjongen, maar
het is met veel enthousiasme, dat Markus is meege
gaan, het grote avontuur der eerste zendingsreis tege
moet. En dit temeer, waar de reis ging naar het
eiland Cyprus, Markus vanaf z'n jeugdjaren zo goed
vertrouwd, en waar allerlei jeugdhex-inneringen op
nieuw werden beleefd. Hij heeft nu het ouderlijk huis
en z'n moeder voorgoed verlaten (naar hij meent)
en kan zich verlustigen in het dagelijks gezelschap
van de beide mannen, van wie vooral z'n neef Barna
bas een held is in zijn ogen.
Dan komt echter het ogenblik, dat het gezelschap
het eiland Cyprus verlaat, om over te steken naar
Klein-Azië. Vanuit de vertrouwde omgeving komen
ze opeens in de rimboe, en hier is de plaat^waar
Markusdeserteert. Geheel onverwacht, waar
schijnlijk niet alleen voor Paulus en Barnabas, nfaar
ook voor Markus zelf, eclipseert deze jonge man.
Lukas, die uitnemend goed zal geweten hebben, wat
de oorzaak geweest is van deze „kwaadwillige ver
lating", is in de mededeling er van zeer sober, omdat
hij er blijkbaar niet van houdt alles aan de grote klok
te hangen hij zegt alleen „En Paulus en die met hem
waren, van Pafos afgevaren zijnde, kwamen te Perge,
een stad in Pamfylië. Maar Johannes van hen schei
dende, keerde weder naar Jeruzalem" (Hand. 13: 13).
Paulus heeft eens in z'n dagboek geschreven: „Demas
heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld
liefgekregen". Iets dergelijks heeft hij ook kunnen no
teren van Johannes Markus. Al liggen de dingen mis
schien een beetje, anders, deze „verlating" is een van
de vele teleurstellingen geweest in Paulus' leven, en
hij heeft het Markus dan ook zéér kwalijk genomen.
TerechtH. V.
IN DIE DAGEN
Deze vacantietijd is tevens de tijd dat alom in den
lande „dienaren van elders" diverse kansels beklim
men. Het is wel eens goed, een dergelijke uitwisseling.
Er zijn tal van jonge mensen, die denken dat het
overal beter is dan „thuis", altijd vet in andersmans-
schotel. Maar als ze dan een poosje van huis ge
weest zijn, komen ze tot de ontdekking, dat het thuis
nog zo slecht niet was, en op dezelfde manier komt
ook menige dominé die in z'n eigen gemeente nog al
wat gebreken zag, na een vacantietournée met minder
klachten weer thuis. Ik ben ook een poosje „dienaar
van elders" geweest, en heb weer allerlei ervaringen
mogen opdoen, verrassende zowel als beschamende,
vertroostende èn verootmoedigende. Ik ga daar nu niet
in de brede van vertellen dat komt zo successieve
lijk wel eens. Over 't algeméén geloof ik, dat we ons in
Zeeland wat de opkomst in de kerk betreft nog niet be
hoeven te generen. Als we daarom maar niet gaan
denken, dat het bij ons ideaal is. Speciaal op de dor
pen bij ons. Ik weet, dat vele dominees „van elders"
die hier eens komen preken, zich in hoge mate ver
bazen, dat de morgenopkomst vaak zo bedroevend
slecht is. Er zijn heel wat kerken, met name op Wal
cheren, maar misschien ook „elders", waar het van
moeder op dochter de gewoonte is, dat de „vrouw"
's morgens niet naar de kerk gaat. Het kan natuurlijk
best. Waarom zou 't niet kunnen met wat overleg.
Het gebeurt overal elders, waarom bij u niet. Maar
ja, grootmoeder deed 't zo, en moeder deed 't zo,
en daarom vindt de dochter het ook vanzelfsprekend.
Dit is dus een ingeroest kwaad, waarvan Petrus zou
zeggen, dat het u door de vaderen overgeleverd is...
de Schrift kent de zegenende maar ook de verwoes
tende macht $er overlevering, de traditie Maar ik
kom op een zijspoor. Ik wou zeggen, als je dan in
andere kerken „in het midden of Noorden des lands"
zo eens rondkijkt, dan valt je één ding op, n.l. dat
het liturgisch een grote chaos is. Ik ben in bijna geen
enkele ke^k geweest, waar de vorm der liturgie de
zelfde was. In de ene kerk gaat het zus, en in de
andere zó. Ik sprak op het congres der drie jeugd
bonden, een meisje dat zich over het volgende be
klaagde ik woon in A, m'n ouders wonen in B en
m'n verloofde te C. Ik ben de eneZondag hier, de
volgende ginds enz. maar alle drie keren is het totaal
anders, zodat ik gedurig moet oppassen, dat ik me
niet vergis. Dit meisje voelt zich nu langzamerhand
in geen van die drie kerken thuis, maar telkens weer
een vreemde. Ik heb kunnen constateren, dat deze
klacht niet overdreven is, en ook niet van bijkomstige
betekenis, want de liturgie is één zeer integrerend
deel van onze eredienst en ons godsdienstig leven.
Waar dit een kwestie is, die alle kerken gemeen
schappelijk aangaat, is het meer dan jammer dat de
synode nog nooit een verantwoorde en bevredigende
liturgie gegeven heeft. Ik geloof, dat dit wel heel
erg nodig is, want de verwarring wordt op dit punt
steeds groter. Ik schreef daarom hierbovenIn die
dagenIeder kan nu zelf wel invullenwas er
geen koning in Israël. Een ieder deed wat goed was
in zijn ogen H. V.
KNIPSELS MET AANTEKENINGEN,
Onjuiste vergelijking.
„Waarheid en Eenheid", het nieuwe blad dat door
Ds Stam op de enig juiste wijze besproken is, medi
teert o.a.
„De kracht van ons geloof is niet gelegen in
meer of minder. Een geloof als een mosterdzaad
en dat was maar een heel klein zaadje is
voldoende om een moerbeziënboom te ontwortelen
en in de zee te doen neerploffen".
Dit berust op een oud misverstand. Jezus heeft nooit
gezegd als gij een geloof had, zo klein als een mos
terdzaad. Het punt van vergelijking schuilt niet in
het kleine, maar in het levende. Alle zaadjes zijn klein,