zeeuwsche t kerkbode
UITGAVE VAM DE
DEK GEREFORMEERDE
PARTICULIERE 5 Y El O D E
K E R K E n in Z EELAMD
„EEft OAQ 111 UVE YOORHOVE
No. 37 VRIJDAG 22 MAART 1946 1ste jaargang
Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds JOH. BOOIJ, Ds \Y. M. LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A. TIEMENS
DrukkerijLITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg
Abonnementsprijs: per halfjaar bij vooruitbetaling f 2,50. Afzonderlijke nummers 10 ct. Advertentiën 20 ct. per regel
Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff. Middelburg, Spai jaardstraat 47. Telefoon 2438. Giro 42280
ONBEGRIJPELIJK
Eindelijk is het dan zoover! Gearresteerd
is hijEerst moesten ze nog wat voorzichtig
zijn. Het volk zou in opstand kunnen komen.
Maar nu, nu hebben ze hemNu kunnen
ze verder
Zekerer is nog wel een moeilijkheid.
Maar die betreft den Procurator Caesaris. De
stadhouder van den Keizer.
't Is ellendig om 't te moeten zeggenmaar
die Pilatus is de oorzaak dat ze hun plannen
niet direct kunnen uitvoeren. Anders zouden
ze korte wetten maken. Blasphemie, gods
lastering, dat was het punt waarop zij hem
ter dood veroordeeld hadden. Maar ja
dat vonnis uitvoerendat mochten ze niet.
Dat mocht alleen Pilatus. Zij, Sanhedristen
mochten alleen maar oordeelen over die
kleine zaken van het alledaagsche leven.
Over die onderlinge ruzietjes. Maar iemand
ter dood brengen: dat moest de Procurator
laten doen.
Daarom met Hem naar Pilatus. Dus naar
de burcht Anthonie. En gelukkig, Pilatus
komt uit zijn Praetorium naar buiten en zet
zich neer tusschen de kolonades op den
mozaiekvloer.
Welke beschuldiging brengt ge in tegen
dezen mensch? Wat voor een soort van be
schuldiging is dat? Is het een zaakje van
jullie of van mij Behoort het tot jullies com
petentie of heb ik er mee te maken?"
Onder brutaliteit verbergen de Joden nu
hun zwakheid„Indien deze geen boos
doener ware, zoo zouden wij Hem u niet
hebben overgeleverd". Maar Pilatus heeft
dat volkje door. Hij weet hoe zwak ze zijn
al hebben ze ook een groote mond. Daarom
„Nu, neem gij Hera^dan en veroordeelt Hem
naar uwe wet".
O, die gehate Pilatus„Uwe wet" zegt ie.
Met hun wet doen ze niets. Kunnen ze Hem
niet dooden. En daarom moet het hooge
woord er uit„Het is ons niet geoorloofd
iemand te dooden".
Maar nu moeten ze verder. Hij zal dood.
En daarom schreeuwen ze„Hij heeft op
gehitst geen belasting te betalen en Hij zet
aan tot revolutie". Leugenaars als het zijn
Pilatus trekt zich nu terug en laat Jezus
voor zich komen. Ach, wat een zielige figuur,
die Jezus. Verschopt door zijn volk. Geboeid
daar voor hem. Wat een stakkerd. En daar
om „Zijt Gij de Koning der Joden? En dan
het fijne antwoord van Jezus„Gij zegt dat
ik een koning ben."
Onbegrijpelijk vindt Pilatus hetzoon
arme stakker: een koning. Onbegrijpelijk,
dat zoo iemand eenige pretenties zou hebben.
Onbegrijpelijk zoo iemand als een gevaar
voor den staat te zien.
En tochgij zegt dat ik een koning ben.
Wat Pilatus niet zag, ziet Gods volk. Ze
zien in Hem den Koning. Niet met een
zwaard, een kroon, een troon, maar met een
geestelijk rijk. Met onderdanen, die buigen
voor zijn wetten. Ze zien in Hem hun Vicarus,
hun Plaatsvervanger. Hij droeg wat zij
moesten dragen. Zijn bespotting, zijn behan
deling door Sanhedrin en Procurator moest
de hunne zijn. Omdat zij den kroon verwor
pen hadden, moest hij den spotkroon dragen.
Jezus spotkoning. Jezus echte koning.
Beiden zijn waar. Maar wie het laatste aan
vaardt, schaamt zich voor het eerste. Die
zegt met Jesaja: „Om mijn overtredingen
gewond en mijn ongerechtigheden verbrij
zeld".
Jezus koningook vandaag. Daarom
bidden weUw koninkrijk kome. (Lucas
233).
A. H. OUSSOREN.
WILLIAM CAREY,
IN HET BIZONDER ZIJN ZENDINGS
BEGINSELEN
(Het spijt me, dat eerst na enkele weken dit
onderwerp weer voortgezet kan worden, maar
mij is verzekerd, dat het nu regelmatig geplaatst
kan worden.)
a. De tijd waarin hij leefde.
1. De 18e eeuw in het algemeen.
Ieder, die interesse heeft voor den toestand
in de gevangenissen van die dagen, kan ik advi-
seeren de bekende boeken te lezen van Henry
Brooke, en Oliver Goldschmidt, de eersten die
trachtten het gevangeniswezen van die dagen
te reformeeren. In hun voorstelling van het ge
vangenisleven is absoluut geen overdrijving,
maar hun teekeningen zijn in elk opzicht be
trouwbaar. Een man als John Howard besteedde
zijn geheele vermogen en een groot stuk van zijn
leven om den afschuwelijken toestand van den
gevangene te veranderen.
We willen niet spreken over de slechte wegen,
de moeilijkheden die de reizigers te verduren had
den, vooral door de roovers; we gaan voorbij de
gevaren van den nacht, want dan gebeurde het
dikwijls dat „bedelaars ineens met een wonder
lijke snelheid genezen werden van hun lamme
voeten, blinde oogen en ziekten en plotseling ruwe
aanvallers werden op onbeschermde voorbijgan
gers"; we gaan voorbij de uiterst droeve sociale
toestanden in de mijn-districten. We willen nu
iets gaan zeggen van den toestand in de kerk.
In de eerste plaats moeten we er aan herinne
ren, dat twee tractaten herroepen werden, die zoo
zeer de vrijheid beperkt hadden van hen, die het
niet eens waren met de officieele kerk: de Occa
sional Conformity Act en the Schism Act. Het
eerste beboette met 40.een ieder die een
samenkomst bijwoonde, als er een dienst werd
gehouden van de Staatskerk. Het tweede ver
bood een ieder om onderwijs te geven in een
openbare of bijzondere school, tenzij hij zich con
formeerde aan de staatskerk en hij een vergun
ning had van den bisschop. Zoo iemand tegen
dit tractaat inging werd hij drie maanden opge
sloten. Gelukkig werden nu deze tractaten opge
heven en dit gaf eenige godsdienstvrijheid aan
diegenen, die het met de Staatskerk niet eens
waren: de Dissenters. 7)
De houding van de kerk tegenover den droe
ven toestand in het geheele land was slap. Van
den kansel hoorde men wel eens een waarschu
wing tegen de uitspattingen, soms vroegen pre
dikanten om gematigdheid en nuchterheid, maar
ondeugd kan niet door deugd overwonnen
worden. 8)
Kerk-historici geven als reden op van de ver
schrikkelijke kerkelijke toestanden: de jaloersch-
heid van degenen die geen eed van trouw hadden
willen afleggen (,de Nonjurors) toen Willem en
Maria op den troon van Engeland gekomen wa
ren. Daardoor waren ze buiten het ambt geko
men en anderen hadden hun plaatsen ingenomen.
Vandaar hun jaloesie. 9) Voorts de langdurige
strijd van de Deïsten tegen de openbaring Gods
ten gunste van de „natuurlijke religie".
De leiders van de Evangelische opleving werden
door de officieele geestelijkheid in een verkeerd
daglicht gezet om hun eigen helden maar te
kunnen verheerlijken. 10) Toen Wesley gevraagd
werd wat het karakter van het Engelsche volk
van die dagen was, antwoordde hij: „goddeloos
heid". Gladstone schrijft: „Ik geloof dat het een
historische waarheid is, dat de prediking van het
Evangelie de laatste honderd jaar verdwenen is
van de meeste Anglicaansche kansels. 11) In de
kringen van de Dissenters, dus van hen, die het
met de Staatskerk niet eens waren, was de toe
stand wat beter. Maar over het algemeen wist
het grootste deel van het volk weinig of niets af
van de Christelijke waarheden. Christus woonde
niet in hun harten. Bekeering was niet nood
zakelijk, leerde men.
Onder de geestelijken is er misschien wel zui
verheid in den wandel geweest, maar droeve voor
beelden van onzedelijkheid en van gedrag, dat
hun ambt smaad aandeed, zijn bekend. Sterne
en Swift waren geestelijken, maar de eerste wordt
door Thackeray beschreven als „een monster dat
gilt en dat vervloekingen knarst tegen de mensch-
heid, dat alle ingetogenheid wegwerpt, dat alle
manlijkheid en schaamte vreemd was, vuil in
woord, vuil in gedachte, woedend, razend en
obsceen". En van Swift schrijft hij: een ellen
dige oude deugniet, even slecht als valsch. 12)
En Crashaw die een verslag geeft van een boek
van Swift: „Gulliver's Travels", acht het boek
één van de meest sterke en fascineerende boeken
in de literatuur, maar Swift ziet hij als een ge
weldig genie, maar ook als iemand, die gek ge
maakt is door zijn eigen trots en razernij en te
leurstelling. 13)
7) History of the Free Churches of England
16881891. Skeats and Miall p. 15 aange
haald door Dr. H. M. van Nes, John Wes
ley p. 15. Vgl. Townsend p. 104.
8) Norel a.w. p. 11.
9) Deze Nonjurors wilden voor alles trouw blij-
aan de oude dynastie. Daarom weigerden
ze den eed. Het waren dus 400 mannen
van karakter en dezen vormden de kern
van de staatskerk. Ze zijn genoemd het
zout van de Staatskerk. Ze werden precies
als de Remonstrantsche predikanten hier be
roofd van hun goederen en inkomen. Het
was een onberekenbaar verlies voor de
staatskerk.
10) New History, Townsend, a.w. p. 116.
11) Gladstone, Gleanings of Past Years, VII, 207,
aangehaald door Townsend p. 117.
12) Thackeray, English Humorists, ed. 1893, p.
146. Townsend, p. 118.
13) William H. Crashaw, Litt. D., L. L. D. The
making of English Literature London 1906
p. 205.
DE KERKRECHTELIJKE BESLISSINGEN
DER BUITENGEWONE SYNODE
De Generale Synode, kennis genomen hebben
de van de kerkrechtelijke bezwaren, bij haar in
gediend tegen de handelingen van de Synodes
van Amsterdam (1936), van SneekUtrecht
(1939-1943) en Utrecht (1939—1945), alsmede
van de voorstellen, daarop betrekking hebbende,
spreekt uit:
1. zich niet geroepen te gevoelen naar het
algemeen beleid van deze synodes een omstan
dig onderzoek in te stellen of daarover een oor
deel uit te spreken, doch zich te moeten beper
ken tot de beoordeeling van concrete bij haar