ZEEUVSCHE T KERKBODE
UITGAVE VAM DE
DER QEREfOR/AEER DE
P A R Tl CU LIE RE
K E. R K E M I II
5 Y n O DE
Z EELAMD
Rome's Heiligen,
Rome's arme Rijkdom
„tEfl O AQ Itl UVE YOORHOYEri IS PUU Êliï? C LDC
No. 35 VRIJDAG 8 MAART 1946 1ste jaargang
Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds JOH. BOOIJ, Ds W. M. LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds J. A. TIEMENS
DrukkerijLITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg
Abonnementsprijsper halfjaar bij vooruitbetaling f 2,50. Afzonderlijke nummers 10 ct. Advertentiën 20 ct. per regel
Berichten, opgaven predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de drukkers, Littooij Olthoff, Middelburg, Spanjaardstraat 4"^. Telefoon 2438. Giro 42280
ZINGEN IN 'T AANGEZICHT VAN DEN
DOOD.
En als zij den lofzang gezongen hadden,
gingen zij uit naar den Olijfberg.
Marcus 14:26.
Onze Heiland heeft gezongen in het aangezicht
van den dood.
Kan dat Is dat mogelijk
Zingen menschen die sterven moeten
Sluiten sterven en zingen, dood en lofzang el
kander niet uit
Heel vaak wel en het is te verstaan.
Beteekent dood niet angst en is de zang niet
een uiting van bevrijding, van ruimte en ver
ademing
Als de dood er is, is de jubel er niet en waar
de juichtoon weerklinkt daar is de gedachte en
de werkelijkheid van sterven verre. Zoo schijnt
er een onoverbrugbare tegenstelling tusschen zin
gen en sterven.
Deze tegenstelling is er in veler leven.
Zingende gaan sterven, met een lofzang den
dood tegemoet gaan, dat wordt heel weinig ge
vonden.
Voor vele mensehen is de dood een duister lot.
De gedachte er aan dooft den levenszang.
Velen sterven terwijl zij tot hun laatsten adem
tocht op de vlucht zijn voor den dood.
Andere sterven met een grimmige Stoïncyn-
sche gelatenheid.
Weinigen zingen voor hun dood.
Waar het gebeurt, daar is het genade.
Er zijn kinderen Gods, die op hun sterfbed een
lofzang zingen. Martelaren zijn in de 16e eeuw
zingend den brandstapel opgegaan. De Inquisitie
was er zóó bang voor dat zij vaak de tong van'
den martelaren vastschroefde.
Er is ook onder de bange terreur der Duit-
schers in gevangenissen gezongen kort vóór het
uur des doods.
In cellen en concentratiekampen hebben ster-
venden^ gezongen.
Dit is een heilgeheim. Dat 'is genade.
Waar genade is, daar is en werkt Jezus Chris
tus.
Het wordt tijd, dat wij van Hem spreken.
Hij heeft met den dood voor oogen gezongen.
Den lofzang gezongen, het Halleluja, het Loof
den Heere mijne ziel.
Wij zingen dikwijls onzuiver ter eere Gods.
Wij weten vaa^niet, wat we doen.
Niet alzoo Jezus. Zijn lied was niet een lippen
beweeg.
Hij zong zuiver en -bewust in laatsten ernst.
Hij zong met den dood voor oogen.
Jezus zong Zijn lofzang op het kruis.
Hij zingt van eigen dood niet maar als van een
lot, maar als van een daad.
Jezus zingt met den eeuwigen dood voor oogen,
in het besef van de komende God verlatenheid.
Dit heeft Hij voor ons gedaan.
Hij roemt in Zijn kruisdood, opdat wij zouden
leeren in niets anders te roemen dan in heEkruis
van Jezus Christus.
Wij zijn allen vaak slechte zangers.
Er is maar Eén Opperzangmeester, die ons
den lofzang kan leeren. Zonder Hem kwijnt het
lied in ons leven, zonder Hem verdwijnt het in
ons sterven.
Met Hem, door Hem blijft, het in ons leven,
breekt het baan in ons sterven.
.Zoo wordt Jezus, die zingend Zijn dood onze
verzoening tegemoet ging, de Opperzangmees
ter van zondaren.
Zijn Halleluja onze bevrijding."
Zijn Lofzang de stemvork over ons leven.
Jezus verzoent zingen en sterven, lofzang en
dood.
Wij leeren het door Hem, aarzelend, bevend,
onzeker, onzuiver, maar toch wij leeren het en
1 soms zwelt het onder Zijn leiding aan tot een
sterk en machtig gezang
Hij kan en wil en zal in nood
Zelfs bij het nadren van den dood
Volkomen uitkomst geven.
M. N. J. H.
Er is gemeenschap tusschen ons en Rome.
Wij belijden samen Jezus Christus als Zalig
maker.
Er is een pijnlijke afstand, een diepe kloof tus
schen ons en Rpme.
Tusschen ons staat veel, dat wij verwerpen en
Rome verheerlijkt.
Tusschen ons is in geding bijv. de invasie der
heiligen rondom Jezus Christus.
Het is een beangstigend probleem. Naar onze over
tuiging bedekken zij de heerlijkheid van den Heiland,
den eenigen Onmisbaren, zonder wien wij niets
vermogen. Volgens Rome stralen de heiligen de
heerlijkheid van Jezus uit. »Het is eenvoudig ver
bijsterend te lezen< wat Rome's Heiligen niet al
beteekenen in het werk der verlossing. Met groote
devotie en tegelijk met een overdadige kwistigheid
en fantasie teekent men een ideaal beeld van den
heilige. Hoe sober is de Bijbel daartegenover. De
Bijbel doet niet aan heiligenvereering. En wanneer
hij in Hebr. 11 een heele reeks geloofshelden opsomt,
dan is dat niet om deze menschen in te schakelen
als voorsprekende heiligen Wij hebben maar één
Voorspreker, n-1. Jezus Christus maar om de
kracht en de heerlijkheid van het geloof te open
baren. Door het geloof, door het geloof, door het
geloof! Dat is het machtige refrein!
Een typische staal van Roomsche heiligen-devotie
en verheerlijking vinden we in heb Maartnummer
van „Het Sdhild" 1946. Daarin schrijft dr. Th.
Piket, S.J. in teedere en tegelijk zwelgende mystiek-
een verheerlijking van Jozef, den man van Maria. We
lezen daar onder den titel Sint Joseph:
Het meest bevrijdende en afdoende antwoord op
de moeilijkheid inzake de aanroeping der heiligen
lijkt mij nog altijd dit: de heiligen zijn een blijk
van Gods nameloos-gro'ote, begrijpende goedheid voor
ons!, zwakke zintuigelijke menschen, stoffelijke men
schen. Wij, hier op aarde, zijn geen pure geesten,
die Gods wezen-zelf onmiddellijk en ongesluierd kun
nen aanschouwen, zooals de engelen! Neen, we zijn
h'ier gebonden aan ons lichaam, afhankelijk van
onze zintuigen: we moeten werken met onze phan-
tasie, tot den abstractsten philosoof toe. Daarom
nu heeft God ons gegeven de heiligen: stoffelijke
zichtbare menschen, juist zooals wij, die toch -
medewerkend met Gods genade heilig zijn ge
worden. M.a.w.: God schonk ons de heiligen met
hetzelfde doel waarmee Hij zijn Zoon op aarde gaf:
om ons zóó van het zichtbare te verheffen tot het
onzichtbare!
God in Zijn wijze, opvoedende liefde heeft ons
de heiligen geschonken als aanknoopingspunten voor
ons gebed, opdat wij kleine, aan de stof gekluisterde
menschen met hun zichtbare persoon voor oogen ge
makkelijk tot den onzichtbaren God-zelf zouden op
klimmen!
Het is dus een groot gebrék aan nederigheid, wan
neer wij in blinde zelfgenoegzaamheid de middelaars
zouden voorbijloopen, die God-zelf ons gaf ter wille
onzer zwakheid! En daap tegenover een teeken van
echten ootmoed: dit goddelijk hulpbetoon dankbaar
te aanvaarden. De waarlijk-nederige ook onder
de andersdenkenden heeft weinig moeite met de
aanroeping van de heiligen, vooral van Maria:
na een korte verklaring zal hij er snel en graag
gebruik van maken.
Om nu die nederigheid, vereischt tót het aan
roepen der heiligen als voorsprekers, te verwerven,
hebben we wondere paradox de heiligen
wederom noodig, maar thans als voorbeelden voor
ons aardsche leven! Tegen dat aardsche voorbeeld
der heiligen heeft men in den regel minder bezwa
ren: daarvan getuigt onder de nietricatholieken de
bewondering voor de deugd' van S. Franciscus, de
erkenning van S. Augustinus' grootheid.
Voor dat voorbeeld van nederigheid kunnen we
'bij alle heiligen terecht. Alle heiligen zijn ootmoedig
geweesK- want ootmoed is de fundamenteele voor
waarde tot deugd. Onder al die nederige heiligen
schittert echter de ootmoed van één heel - bijzonder:
S. Joseph! Ja, S. Joseph straalt in een verheven licht,
speciaal voor onzen zoo luidruchtigen tijd, juist door
zijn liefde voor de verborgenheid. S. Joseph was
de méést verborgene, de nederigste aller heiligen.
Geen enkel woord uit zijn mond is ons opgeteekend;
„zelfs zijn engöÉfchtige zuiverheid ging schuil achter
den sluier van zijn fnaagdelijk huwelijk met Maria
en zijn rechtvaardigheid voor God verborg zich
onder den schijn vari een gewoon man; zijn heilig
heid, hem voor alle eeuwen door God voorbeschikt
ei> met zorg voor hem aangekweekt, werd verhuld
onder den werkmanskiel van een armen timmerman"
(Faber). Met dien ootmoed, in onzen tijd'zoo-nood
zakelijk, hebben wij' echter tevens de krachtbron aan
geboord van andere, heden ten dage niet minder
noodige deugdensterkte, grootmoedigheid en man
nelijke godsvrucht! Ootmoed en grootmoedigheid,
nederigheid en mannelijke sterkte, ze zijn niet met
elkaar in strijd, zooals men ons wil doen gelooven;
integendeel ze veronderstellen en schragen elkaar.
Nederigheid is waarheid: de nederige is sterk en
standvastig, omdat hij niet steunt op de bedriegelijke
zwakheid der menschelijke natuur, maar op de
waarachtige kracht van Gogfc? genade. De hoog
moedige is altijd vol vrees, wijl hij slechts bouwt
op het ongewisse van eigen menschelijke kracht.
Juist omdat de nederige niet steunt op eigen krach
ten, maar op den bijstand van den onmetelijken
grooten God. daarom is hij ook grootmoedig: hij
.streeft groote daden na. Doch vol ootmoed ver
smaadt hij de eer, die de menschen hem er om be
tuigen. En hierin toont zich de grootmoedigheid op
nieuw, want is er' iets grooters, dan menschenlof ge
ring te achten en alleen te streven naar de eer,
die van God komt?
Over de wederzijdsche aanvulling en wisselwer
king dezer deugden heeft S. Thomas van Aquine
diepzinnige dingen geschreven in zijn Summa (II. II
Q. 129 en Q 161); Jezus Christus echter heeft ons
daarvan in Zijn leven het lichtendé, opperste voor
beeld getoond, naar Zijn eigen woord in Matth.
2028: „De Menschenzoon is gekomen, niet om
gediend te worden, maar om te dienen (de nederig
heid), en Zijn leven te geven tot losprijs voor
velen (de grootmoedigheid)".
Doch na Christus en Maria is S. Joseph ons'het
beste voorbeeld voor deze grootmoedigheid in oot
moed, deze sterkte, deze mannelijke godsvrucht in
nederigheid! Hijzelf, in ootmoedige onderdanigheid
aan de wet, volvoert met bloedend hart doch vaste
hand de smadelijke besnijdenis van zijn goddelijk,
zondeloos kind en is daarbij verheven boven alle
aartsvaders, profeten en engelen, omdat hij het
Kind den Naam geeft, die boven alle namen is.
Dank zij zijn nederigheid is hij gehoorzaam, tot
grenzelooze heldhaftigheid toe: hij vraagt den engel,
die hem in den slaap verschijnt geen teeken, zooals
Gideon en Zacharias, maar hij staat op, neemt
midden in den nacht het Kind en Zijn moeder en
trekt naar Egypte, mannelijk, vastberaden.
Naast de liefelijkste en aantrekkelijkste aller vrou
wen leeft hij verborgen, ja. maar onuitsprekelijk
groot door vlekkelooze zelfbeheersching en maag
delijke zuiverheid.
Dan..erat subditus illis": Jezus was hem
onderdanig! Dus Joseph gebood aan Jezus! Klein
en bescheiden in zijn timmermansplunje, met een