Uit de Gemeente. EEN ERNSTIG, TOT NADENKEN STEMMEND WOORD. TER ORIENTEERING in bepaalde vormen van samenwerking, bijv. in een Raad van Kerken en Zending. Deze Raad was kort voor het uitbreken van deze oorlog opgericht, doch had nog niet veel kunnen uitvoeren. 9. Heroriënteering op politiek, sociaal, cultureel en economisch gebied. Als God oordeelen op de aarde zijn, leeren de Vol keren „gerechtigheid". Dit woord is in de kampen erg duidelijk, geworden. Wat werden in Indië door de Koloniale Nederlanders in het algemeen gemakkelijk de ongerechtigheden op sociaal, economisch en politiek en cultureel gebied geaccepteerd. Wat waren de ge- wetens ingeslapen, wat was er een zelfgenoegzaam heid om dat ons Beleid en Bestuurszorg in Indië vergelijkenderwijs toch vrij goed waren. Wat werkte devoortdurende zelfbenoeming tot het Europeesche leiderschap moreel verwoestend." In de kampen, toen de oordeelen Gods losbraken over ons, kwam ook de bezinning over deze vragen. '■'Natuurlijk niet bij allen. Integendeel, vooral in het eerst, was de reactionaire stemming overwegend. Critiek op de ethische politiek, fel anti-indonesische uitlatingen, oproepen tot een te rugzetten van de klok, pleidooien voor stopzetting van het onderwijs aan „Inlanders", kon men overal hooren. Langzaam werden deze stemmen zeldzamer. Vooral toen de berichten over de nieuwe Charters, over de World-Union of Nations" enz. begonnen door te driegen, waagden niet velen het meer om nog'' luid keels zulke reactionaire geluiden uit te spreken. Dat wil allerminst zeggen, dat bij allen de reactio naire gevoelens en overeenkomstige daden verdwenen zijn. Maar er was toch'' ook een steeds toenemende groep die voelde, dat in Indië een radicale her oriënteering. noodig is en dat het Evangelie van Jezus Christus oproept tot gerechtigheid, raciaal, politiek, economisch cultureel. In een der kampen werd door figuren uit het Pro- testantsche-Christelijk leven van Indië een studieclub opgericht, die zich lang. grondig en ernstig met deze vragen bezighield. Ze kwamen tot de conclusie dat dit étudeeren n@est leiden, zoodra dat mogelijk is, tot politieeke activiteit en partijvorming. De vrees voor politiek werd als een zonde gevoeld. Ze meenden evenwel, dat het organiseeren van politieke activiteit in Indie niet behoeft te leiden tot voortzetting van de traditioneele Christelijke partij-politiek. Ze stemden toe, dat de historische situatie soms dwingt tot het apart gaan staan van Christenen, tot Christelijke partij- vormihg en anti-these politiek, maar zij meenden dat in sommige politieke situaties begonnen moest worden met de these. Ze waren van meening, dat in Indië gepoogd moet worden om op een bepaald vooruit strevend program allen te vereenigen, die het hier en nu met dat program eens zijn, ook al verschillen ze in vele andere opzichten van meening. Of van deze plannen iets terecht zal komen, zal de toekomst leeren. In ieder geval is de politieke belangstelling sterk toe genomen. Dit bleek al uit de groote interesse voor een serie causerieën in een der kampen, waarin theologen, onderwijs-menschen, economen en politici a.h.w. team werk deden in het bespreken van onderwerpen onder de gezamenlijke titel „Onze Tijd en onze Taak". 10. De periode na de „bevrijding". Zonder overdrijving kan gezegd worden, dat de periode van de „bevrijding" geestelijk voor de meeste menschen de allerzwaarste periode is. De meeste gé* zinnen zijn nog niet vereenigd. Öe? doodsklokken luiden bij wijze-van spreken lang en zwaar over de kampen, nu de rouwberichten eindelijk gekomen zijn en in hoe groote getale De kampen zijn roerig. Ze lijken wel op een duiventil. Voortdurend vinden verschuivingen verhuizingen plaats, zoodat de menschen niet tot rust komen. Demoraliseerende krachten zijn aan het werk. Men wil leven, leven, hoe, .dat doet er minder toe. Daarbij komt de verbittering over de toenemende noodtoestand, -waarin dit eiland zich bevindt, nu de slapende lawine van verzet losgekomen is. Diepe te leurstelling en. heftige verbittering leven diep in dui zenden harten. Deze chaos had voorkomen kunnen worden, zoo is vrijwel de algemeene opinie in de kampen. Dit was niet noödig geweest. Het is nu vrede. Wij zijn iju vrij. Maar intusschen knallen de schoten door de straten en worden tientallen, mannen, vrouwen en kinderen, afgeslacht, gekidnapt en bedreigd en ont voerd. Dit alles is meer dan men verdragen kan. Nooit was de geestelijke arbeid in de kampen zoo zwaar als nu. En.toch is het waar wat één van mijn collega's schreef„wat sta je vaak verbaasd over de kracht van Gods genade in menschenharten temidden j«an1 zooveel leed". Ja wat geeft God aan velen kracmen om leed en rouw te dragen, wat is Zijn Troost reëel en wat is' Zijn gemeenschap voelbaar, ook daar waar terreur en rampok, bedreiging en gevaar zijn kinderen omringen. En vooral ook ditWat doet Hij velen zien, dat oojk deze tijd Goddelijke zin heeft, hoe hij nu door deze chaos heen, de Volken van dit land leidt naar hun eigen plaats onder de zon. Temidden van de tien tallen, die met de vuist op tafel slaan en zeggen „Wij zullen dit en ze moesten dat", zijn er ook die eerbie dig gaan vragen of de Heere ons nog een plaats wil laten bij de uitwerking van zijn plannen met de vol keren van Azië. Hominus Confusione, Dei providentia. Dwars door de verwarring der pienschen voltrekt God zijn voor zienig bestel, ook in het Ijidië van nu. Ik wil dit rapport eindigen met een oproep tot gebed voor de arbeid in de kampen, die nu meer dan ooit de voorbede van Gods kinderen in ons' Vaderland behoeft. Batavia, 19 Nov. 1945. J. VERKUIJL. De Catechisatie (3) Het onderwijs dat op de catechisatie gegeven wordt, vindt zijn begrenzing in de catechisatie zelf. Wie zijn dat Hoe moeten wij ze zien Naar onze Belijdenis (art. 34) hebben zij in den H. Doop ontvangen Gods merk- en veldteeken. Zoo hooren zij den Heere toe „geheellijk"? fi De catecheet heeft ze zoo te zien. De catechisatie onderstelt den Heiligen Doop. De kinderen staan in het Genade-Verbond. Van dit eigenaardig, bijzonder karakter der kerkelijlke jeugd, gaan wij uit bij het onderwijs, dat gegeven wordt. Het is de taak van het catechetisch onderwijs, om de gedoopte, en aldus afgescheiden „kinderen der geloovigen" te leiden langs den weg, die op het Heilig avondmaal uitloopt. Nu is dit niet het doel van de catechisatie alleen. Immers -èn door het leven in het geloovig ge'iin èn' bij 't verkeer in de gemeente ontvangt het kind de opvoeding tot belijdend lid der kerk. Maar de catechisatie doet dit op eigen wijze. Dr. Kuyper heeft het eens zóó gezegd, dat de kerk in hpar onderwijs controleefend werkt, d.w.z. onderzoekt of het onderwijs der ouders voldoende en conform de waarheid, is. Dit onderzoeken geschiedt niet altijd opzettelijk. Maar ge kunt toch gerust zeggen, dat de catechisatie meer van de sfeer van het gezinsleven openbaart, dan de meeste ouders wel vermoeden. De catechisatie moet geen verkleinde en verkapte kerkdienst zijn. Zij is een saamkomst met de jeugd der gemeente. Hier-rnoet niet „gepreekt" worden. Hier wordt evenmin geëvangeliseerd. Maar wat hiér ge schiedt is, hier wordt, gearbeid met het woord van God om doopleden te leeren, wat hun doop beteekent voor hun leven. door hun staan in het Verbond Gods. Of beter, wie Dat js het thema. Hun wordt geleerd, wie zij zijn God voor hen is in het aangezicht van Jezus Christus. Aan hen moet worden vo'orgehouden dat God in hun leven heeft ^ingegrepen. Dat zij leden der kerk zijn. Zij zitten dus niet op de catechisatie als heidenen voor een zendeling, maar zij moeten leeren, dat „de catechiseer-kamer eerder haar beeld terugvindt in de kinderkamer van Gods huisgezin." (v. Nie de cate chisatie uitg. Holland, Amsterdam. Deze jongens en meisjes te boeien, te trekken, kan niet anders en mag niet anders geschieden dan in de onderwijzing van het Verbond Gods Dit is'wel eens moeilijk. Dat is altijd hèel moeilijk, 't Is veel gemak kelijker te trachten de jeugd aangenaam bezig te hou den. Dat kan' gebeuren door van het al kleine cate chisatie-uur 2/3 te benutten voor'een gesprek over de gebeurtenissen in de wereld, of door te gaan boomen over dingen, die de jeugd zelf te berde brengt. En dan het deel dat overblijft, te vullen met over- hooren van de „vragen". Op catechisatie kunnen litte ratuur- en denk-problemen worden aangesneden. Cul tureel en maatschappelijk kan er worden geredetwist. Maar zóó wordt elk catechisatie-uur tot zonde. Evenmin gaat het er om, door het catechetisch onderwijs van de jeugd te maken, een soort theoloog- jes, die volleerd zijn in alle spitsvondigheden van dogmatische onderscheiding". Maar wanneer de waar heden van Schrift, en Belijdenis worden onderwezen, moet er zijn de toepassing op het leven der jeugd. En daarvoor is meer dan eens gelegenheid. Ik denk aan een enkel voorbeeld, dat mij trof in het kleine boekje „vari Zondagschool naar Catechisatie" van ds. S. G. de Graaf. Bij vraag 12 (antw.) van het Kort Begrip, komt ter sprake, dat wij geheel onbe kwaam zijn tot eenig goed, tenzij wij door den Geest Gods wedergeboren worden." Na lezing Van Joh. 3 110 spreekt hij verder over het wonder der weder geboorte aldus: „Dat nieuwe leven moet God je dus geven. Dat kan ik jullie ook niet geven. Maar mis schien wil Gnd mijn spreken gebruiken om het jullie te geven. Weet je wat het eerste teeken is, dat dit nieuwe leven in ons kwam Dan gaan wij inzien, hoe ver en vreemd wij leven van het Koninkrijk'Gods en dat wij er zelf niet komen kunnen. Dan leidt Jezus je er binnen." Hier is niet „over de wedergeboorte" gesproken, maar hier is op het jeugdig hart geappelleerd met de belijdenis van het nieuwe Leven in Jezus Christus". Er zouden meer voorbeelden te noemen zijn. Ik denk aan de belijdenis van de Drieëenheid Gods. Hier is noodig ons te hoeden voor elke abstractie. Den cate chisanten worden de schoonheid van deze belijdenis in haar beteekenis van het leven getoond, zoo doet ook, onze geloofsbelijdenis (art. 9) God betoont zich Vader, de Zoon doet zich ervaren als verlosser, en de Heilige Geest is er met; zijn Heiligend werk. Daar is eens gezegd Elke methode van catechisatie is goed, maar geen methode- mag tot verstarring, leiden. Ook de besj:e niet. Verstarring is in de catecheseer-kamer niet alleen „lger-technisch" uit den booze maar tast ook het karakter van het catechetisch onderwijs aan. Want het feit, dat° immer uitgangspunt is, het feit dat" wij" en onze kinderen in Christus geheiligd zijn, kan alleen o in den geloove worden aangenomen en wie geloof zegt, zegt spanning en wie de spanning aanvaardt, heeft alle verstarring weggeworpen." (v. Nil a.w. pag. 30). Dat deze' spanning er is, beteekent voor den cate- chiseer„meester", dat hij moet waken voor sleur. De stof die hij behandelen moet kent hij wel. Het gevaar ligt er, dat er geen voorbereiding meer* 'noodig wordt geacht.- Een voorbereiding, waarbij hij, die te onder wijzen heeft, zich instelt op zijn leerlingen, hen voor zich ziet als staande in het Verbond Gods. Als kinde ren, die door deze waarheid moeten worden getrokken. Hij praepareere zich dan ook iedere keer weer, opdat als een goed schriftgeleerde, door hem oude- en flieuwe dingen worden naaf voren gebracht en hij geloove in den Oppersten Leeraar, Jezus Christus èn Zijn zorg in Zijn kerk. >J Aan elke catechisatie-dag ga dan ook het gebed vooraf, óm catecheet te mogen zijn. BOOT. Ds Js van der Linden, Geref. Pred. te Haarlem, zond aan zijn collega's, leden der buitengewone Sy node onderstaande Open brief. Wij voerden naar aan leiding hiervan een correspondentie met Ds van der Linden. Hij gaf o.a. zijn toestemming om dezen brief ook in de Zeeuwsche Kerkbode te publiceeren. Wij t zijn daarvoor zeer dankbaar. Wij achten n.l. deze Open brief een exempel van waardig worstelen met bezwaren en .tegelijk van een open en eerlijke zelf correctie, die waarlijk verkwikkend' is. Moge deze brief velen ten zegen zijn. M. N. J. H. Open brief aan de leden der Gereformeerde Kerk van Haar lem door Ds Js van der Linden. Reeds eerder is al eens de gedachte bij mij opge komen om in een open brief aan de gemeente op eenvoudige wijze rekenschap te geven van mijn ge-* ypelen in de huidige situatie van ons kerkelijk conP-t. Het bleef erbij. Men krijgt soms de indruk dat _<e verwarring en het misverstand maar grooter wordt, naarmate men er meer over spreekt. Maar nu is het misschien het moment om iets te zeggen. Toen ik het beroep naar de kerk van Amsterdam had, waren er, naar men mij achteraf vertelde, die meenden dat ik het wel op zou volgen om maar van alle narigheid van bezwaardenkwesties en vrijmaking- af te komen. Blijkbaar zat daar de gedachte achter, dat ik in een soort dwangpositie was gekomen, of althans, tenge volge van mijn gedragslijn, nu niet meer zoo vrij en ongedwongen mijn arbeid hier k;on voortzetten als voorheen. Wellicht kan het verhelderend werken als ik op een dergelijke gedachte «u eens antwoord geef*). Ik heb October j.l. uit volle overtuiging aan de vrij making niet meegedaan en sedertdien ben ik in dié overtuiging bevestgd. Wel heeft die scheiding mij veel verdriet gedaan, omdat ik steeds in nauw contact heb gestaan met de ambtsdragers, die van ons heengingen. Maar de zakelijke overtuiging geeft toch den doorslag en die bepaalt mijn houding en arbeid in het midden der gemeente. En juist na al de moeilijkheden en ver drietelijkheden ben ik dankbaar dat ik dien arbeid hier ter plaatse mag voortzetten. Want hoe staat de zaak Van meetaf ben ik met de „bezwaarden" in zee gestoken, omdat ik mij op verscheidene punten niet kon vinden in den gang van zaken op onze Synodes (reeds in 1936, maar vooral sedert 1939) en hahr handelingen. Ik meende, dat dë kwestie der leer- of meenings-verschillen op een an dere wijze behandeld had moeten worden dat men de zaak in oorlogstijd had moeten laten rusten dat de Synode zich piet had moeten continueeren of althans in nauwer contact met - al de kerken haar werk had moeten doen enz. Wel wil ik hierbij dadelijk opmer ken, dat toen in 1942 eindelijk de bekende leeruitspra- ken kwamen, zij aanvankelijk werkten als olie op de golven. Ze vonden in de kerken niet alleen geen be strijding, maar werden zelfs met gejuich begroet. Daar 'was toen ook al dadelijk bij de herhaling van de zin snede uit de Verklaring van 1905 („dat volgens de Belijdenis ónzer kerken het zaad.des,Verbonds krach tens de belofte Gods te houden is voor wedergeboren en in Christus geheiligd, totdat bij het opwassen uit hun wandel of leer het tegendeel blijkt"). Vandaag aan den dag wordt -deze uitspraak door vele „vrij gemaakte" broeders ver weg geworpen, en is het hun niet- meer mogelijk daar een schiftuurlijke gedachte in terug te vinden. Het is niet overbodig elkaar er aan te herinneren, dat men haar in 1942 echter nog.alge meen accepteerde, en ik voor mij heb mij van deze verklaring nooit willen losmaken. De moeilijkheden zijn gekomen in verband met daar na gevolgde uitspraken en handelingen der Synodes, die niet verhelderend hebben gewerkt. Met name de Synodale stukken, de Toelichting en het «Praeadvies van Commissie I hebben hierin een groote rol gespeeld. Onze kerkeraad heeft in zijn schrijven aan de gemeente (Sept. 1945) „met leedwezen geconstateerd dat de houding der Synode ten aanzien van Toelichting en Praeadvies voor velen aanvankelijk niet duidelijk is geweest, en beide stukken tengevolge van hun theo logische opzet helaas de vrees •foor het tot suprematie brengen van een bepaalde theologische constructie hebben gevoed". Ik behoor tot die „velen". Ik zag. mij door deze documenten in een hoek gedrukt, waar ik niet wilde staan. Dat de Synode een bindend gezag aan haar eigenlijke uitspraken toekende, was op zich zelf vanzelfsprekend. Maar het verontrustende lag in het karakter vaff die binding. Het had soms allen schijn, dat het een binding aan die leeruitspraken be- teekende, gezien in het licht van en geïnterpretee^ naar de twee genoemde stukken. En dat was voor vele ambtsdragers err' gemeenteleden onmogelijk. Was er dan nu voortaan geen plaats meer in onze kerken voor hun verbondsbeschouwing voor hun benadering en vèrwerking der schriftgegevens inzake verbond en doop? Was nu de verscheidenheid van gevoelen, de wederzijdsche aanvulling in den aanpak van dezelfde geloofswaarden', zooals die steeds iri onze vereenigde

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1946 | | pagina 2