MARNIX EEN LANDVERRADER? OFFICIEELE BERICHTEN Vlissingen. KERKNIEUWS. 9 Na afloop van dezen indrukwekkenden dienst be gaven wij ons naar de groote, fraaie verlichte Belle- vuezaal waar we kennis maakten met gastvrouwen en heeren en -vele bekenden mochten zien en hooren, waarvan "'we maanden of zelfs jaren gescheiden leefden. Welk een genot onze J. Schouten te zien en door hem te worden toegesproken. Helaas ontbraken velen die het leven moesten laten door bruut geweld van den bezetter. Dit werd pas duidelijk aan den volgenden dag. jaarvergadering in de groote auta van t Koloniaal Instituut. Des morgens berustte de leiding bij Prof. Koksma, die evenals des middags Prof. Oranje breedvoerig de lotgevallen der Vrije Universiteit in de bezettingsjaren schetste. Gememoreerd werd het verscheiden van onzen onvergetelijken H. Colijn van Prof. V. H. Rutgers en. de fusileering van Ds. Fer- werda .Het overlijden van prof. H. H. Kuyper en het groot aantal studenten die hun leven offerden voor onze vrijheid. Het financieel verslag luidde gunstig. Er was, vooral in de zoo lang bezette provincies, maar ook in het Zuiden, hard gewerkt. Het ledental klom van 1800 tot 3600, terwijl het aantal begunstigers met een derde toenam. Het valt te bezien of in verband met kerkelijke verwikkelingen in 1945 het bedrag aan contributies omlaag zal gaan. Tot directeuren werden gekozen in de vacature mr. Terpstra, de heer J. Schouten van Rotterdam, in die van mr. H. Bos, de heer J. Wildschut, terwijl in die van dr. H. Colijn gekozen werd mr. J. Terpstra van Den Haag. N Met onverdeelde aandacht werd geluisterd naar hetgeen Ds. J. Overduin ons had te zeggen over .te verwachten: „Tegenwind". Volgens Z.Eerw. zullen we mekten rekenen met een verenging van deft kring van vrienden en mede werkers der Vrije Universiteit. Eenerzijds (ik volg hier het verslag dat in „Trouw" werd gegeven) staan in de Hervormde Kerk meer deren die voorheen sympathiek stonden tegenover de 'Calvinistische Universiteit aan welke zij nu sectarisme verwijten. Daartegenover zijn er anderen die de basis der V.U. te breed achten en haar houding niet principieel genoeg. Zij willen hun kerkelijke verdeeldheid uit breiden tot elk terrein van het leven. (Spr. las enkele citaten voor uit de Reformatie om een en ander met bewijzen te staven). Ondanks deze critiek uit velerlei hoek is spreket er vast van overtuigd dat de V.U. noch $ectarisch, noch verzaakster van beginsel is. Het bestaan is even eens een geloofsstuk als haar ontstaan het was. Wan neer wij in het geloof staan en van de' zaak der Unieversiteit een eigen zaakje maken, dan zal God medewerken ten goede. Met Jezus aan boord, varen we veilig en kunnen we tegenwinden trotseeren. Met een kleine Gideonsbende werd het legéi- der vijanden verslagen. Nog is de Heere machtig met Geinig menschen Zijn' werk iri stand te hóuden. Dr. J. J. C. van Dijk bracht de groeten en zegen- wenschen over van Mevr. Wed. Dr. H. Colijn. Bij de rectoraatsoverdracht van prof. mr. J. Oranje aan prof. dr. J. Coops was de belangstelling zeer groot. Velen moesten zich met een staanplaats tevre den stellen. Na de breedvoerige rede van den aftredenden rector-magnificus verkreeg eerst het woord onze oud-president. Anagrijpend oogenblik was het thans niet alleen de bekende sympathieke stem te hooren, maar tevens den hooggeschatten professor te kunnen zien. Z.Excellentiè bracht woorden van warmen dank aan den aftredenden en nieuwen rector voor alles wat beiden, inzonderheid aan ondergrondschen arbeid, voor ons Vaderland in 't algemeen en onze Vrije Univer siteit in 't bijzonder hadden verricht. Gesterkt en getroost verlieten wij de vergadering. Bezielend en bemoedigend was de eenheid die zich openbaarde in den vasten wil om in 's Heeren Kracht met den zegenrijken arbeid voort te gaan en dien arbeid met alle mogelijke middelen te steunen. Vrien den en vriendinnen in Zeeland doen we allen naar de mate onzer gaven en krachten daaraqn mee. P. BOON, Correspondent voor Sint-Laurens. Men vraagt terecht dat degenen die zich in den bezettingstijd misdragen en met den vijand geheuld hebben, hun rechtvaardige straf zullen ontvangen. Bij velen is er een zekeré ontevredenheid ovèr de uit spraken van de rechters, die het vonnis over de land verraders hadden te vellen. Men achtte die recthelijke beslissingen veel te slap en hier en daar trad een volks" massa reeds als eigen■•rechter op. Nu is Tzeer wel mogelijk dat gestrenger kan wor den opgetreden en de kritiek op de uitgesproken von nissen niet van grond ontbloot is. Maar anderszins moet men niet vergeten, dat een buitenstaander slechts oppervlakkig van de feien op de hoogte is en elk geval afzonderlijke behandeling vereischt. Het is uiterst moeilijk in dergelijke gevallen achter de volle waarheid te komen en het element van laster onder schatte men niet. Het is mij dikwijls opgevallen hoe verkeerd onze groote mannen door hun tijdgenooten beoordeeld werden hoe klein ze waren in het oog van degenen, die dagelijks met hen in aanraking kwamen. Wat werden ze belasterd en hoe werd hun goede naam) door 't slijk gesleurd! Deze dingen hebben ons ook voor onzen tijd wel iets te zeggen. Neem b.v. Marnix, den man die we allen als een goed vaderlander en warm Oranjevriend eeren. Er is een tijd geweest, dat hij als een lafaard en landver rader geschuwd en als staatsgevaarlijk geboycot werd. Na een tijd van rust riep de Prins Marnix weer tot actieve bedrijvigheid en droeg hem de .leiding van het verzet te Antwerpen op. Parma had sinds lang het oog op Antwerpen, den sleutel van Zuid-Neder land gericht en spande alle krachten in om de stad te nemen'. Juist in deze moeilijke omstandigheden werd Marnix benoemd tot ee'fste burgemeester van Ant werpen. Hij was zich bewust een buitengewoon zware taak op zich te nemen, maar hij durfde den oproep niet af te slaan. De toestand in de Nederlanden was nu een maal van dien aard schreef hij in die dagen dat er geen vrije keus meer overbleef om te doen, wat men 't liefst wenschte, maar dat men gebukt ging onder den druk eener ijzeren wet. Dit burgemeesterschap is voor Marnix een bron van ellende geworden. Na een beleg van dertien maanden moest hij de stad aan den vijand overgeven. Toen brak de onbillijke critiek los en die critiek g®ld inzonderheid den eersten burgemeester. Niet alleen zijn bekwaamheid, maar ook zijn goede trouw werd in twijfel getrokken. Hij werd door de Antwerpenaars, door de Staten, door de Koningin van Engeland en de vooraanstaande Engelsche staatslieden wel niet bepaald van verraad beschuldigd, maar toch er van verdacht, dat hij de stad aan den vijand had over geleverd op een oogenblik, dat dit heelemaal niet noodzakelijk was. Om een billijk oordeel te vellen, moet allereerst in aanmerking wprden genomen, dat Patma groote mili taire gaven had en dus een geducht tegenstander was, terwijl daarentegen Marnix meer een plannen-ontwef- per was dan een krijgsman of veldheer, meer een denker dan een man van de daad, meer iemand om de lijnen uit te stippelen dan een leider, die zijn wil dwingend aan anderen wist op te leggen. Bovendien mogen de mpeilijkheden, waarmede de eerste burgemeester te. worstelen had, niet onderschat worden. De militaire pogingen bleken nutteloos, de burgerij dreigde te verhongeren (er was nog maar voor drie dagen broodvoorraad, de onderlinge ver deeldheid was groot en de „peiswillers" werkten alle actie tegen. Maar uit welke hoek kwam dan de aanklacht van lafheid en zelfs het gefluister van verraad? De aanval kwam nief alleen van de zijde der En gelsche re-geering, maar en dit was veel grievender ook van den kant der Calvinistische predikanten van Antwerpen. Zelfs heeft de bekende Gereformeerde Ds. Petrus"" Plancius (tot Maart 1585 predikant te Brussel) Marnix schriftelijke scherp aangevallen en hem in een aantal artikelen bestredën op zulk een wijze, dat Marnix aan een bekend lid van den Raad van State schreef: „Als je Ds. Plancius soms ontmoet, zeg hem dan eens, dat ik twintig artikelen vol leugen en laster tegen mij gezien jheb, waarvan ik vermoed dat zij uit zijn hoek zijn gekomen. Als hij een Dienaar des Woords zal zijn moet hij echter niet zijn naam verbergen. En als hij uit liefde voor zijn land aan het schrijven gaat, moet hij zijn beschuldigingen be-' wijzen. Verdenk ik hem ten onrechte, laat hij het dan zeggen; want ik zou niet graag een eerlijk man ten onrechte verdenken, en vooral niet als deze predi kant is." Hoe kwamen de menschen dan aan zulk een scherp oordeel over Manix? Allereerst: Marnix zag in Parma een ridderlijk tegen stander en ging min of meer op voet van vertrouwen met hem om. Omgekeerd 'droeg Parma den burge meester van Antwerpen achting toe en haalde zich de verontwaardiging van zijn partijgenooten op den hals door de humane behandeling van zijn 'vijand. In de tweede plaats koiftt hier in aanmerking het eigenaardige standpunt van Marnix in die dagen wat betreft de nationale zaak. Hij was bereid het verzet om de handhaving van de privileges op te geven, wanneer maar vrijheid van' godsdienst was geschonken. Bij de vraag van oorlog of vrede gaat 't volgens hem-om de godsdienstvrijheid en het ideaal van staakundige vrijheid komt bij hem geheel op den achtergrond. Wanneer de vervolgingen ophouden,en zijn landgenooten vrij hun godsdienst plichten kunnen vervullen, is hij tevreden en wil hij er wel toe meewerken, dat geen verdere eischen meer gesteld worden. Voor het verdedigen van de privil- legiën der steden en provinciën tégen het absolutisme van den koning voelt hij weinig. Het motief in den Nederlandschen opstand is voor hem: het verkrijgen van godsdienstvrijheid. Dit standpunt was niet het juiste en heeft gelukkig niet algemeen ingang gevonden. Maar mag daarom aan Marnix lafheid en verraad worden verweten? Dit oordeel is liefdeloos' en schandelijk önrecht- vaardig. Dr. van Schelven vraagt(in zijn boek over Mar nix): „En moet op grond van dit alles Marnix nu inderdaad als verrader bestempeld, of pleit eerlijke overweging van het geheel'der factoren, die hier in aanmerking komen, hem vrij?" Waarop zijn antwoord luidt: „Zij die objectief, wetenschappelijk, zijn zaak hebben onderzocht vellen eenparig het gunstigere oordeel. Eerbiedwekkend komt Antwerpens burgemeester weliswaar niet uit dit onderzoek te voorschijn, en grootsch en forsch toont zich zijn gestalte gedurende de dertien maanden,'dat hét beleg der Scheldestad heeft geduurd, niet. Maar een verrader, neen! Aan de zuiverheid van zijn bedoelingen is evenmin te twijfelen als -aan zijn met goeden wil bezield-zijn. Heeft hij niet meer weten te bereiken dan hij deed: niemand is toch tot grooter dingen verplicht dan waartoe zijn aanleg en karakter hem in staat stellen. De massa keerde zich van Marnix af en beschouwde hem als een staatsgevaarlijk man, die moest worden ge boycot. Welk een diep leed voor den Christen-staats man, die zijn volk zoo vurig liefhad en zijn krachten had verteerd in den dienst van het vaderland! De $föten7Geriera'dl giifëgfip'iéïfè. zö,S';Vëf,J 'ddtie£ij 'adiVdè' '"Stated Van Zèéland'den raad gaven hem op 'hun gëbied niet toe te laten. Naar het oordeel van de Staten van Holland was het 't veiligst hem voorloopig gevangen te zetten. Diep gekrenkt trok Marnix zich op zijn landgoed te Souburg terug, waar hij sedert stil en in eenzame afzondering leefde. Hij had trouwens aan den Raad van Zeeland moeten beloven niet buiten zijn landgoed te komen en zich van elke politieke werkzaamheid te zullen onthouden. „Dit is dan" schreef hij in die sombere dagen aan een .vriend „het loon voor al het doorgestane leed, voor al de trouwe diensten, aan mijn mede burgers bewezen, .die mij, naast God, geheel hun leven en welzijn te danken hebben! Maar vorstelijk is 't, bij weldoen gelaakt te worden." Dé Raad der Ger'ef-. Kerk te Vlissingen deelt bij deze mede, dat het afscheid van Ds Smeerrk D V. zal plaats hebben op 21 October a.s. des namiddags om half drie in de Nieuwe Kerk aan de Wilhelmina- straat. De kerken in de Classis worden uitgenoodjgd zich hierbij te „doen vertegenwoordigen. Namens den Kerlceraad voornoemd, Ds G. Smeenlc, Praeses. C. v. Alten, Scriba. Borssele, 30 Sept. 1945. Aangezien onze Herder en Leeraar, ds^.H. Fransen, zich geroepen gevoelt om 2ich als veldprediker naar Ned.-Indië te begeven, nam hij op Zondag 30 Sept., na bijna 12 jarige ambtsbediening, afscheid van onze gemeente met een pfedikatie over Filip 2 14—18. Na de predikatie volgden toespraken door br. M. de Meij riamens Kerkeraad en gemeente, Ds. Joh. Booy namens de Classis, den Heer M. de Regt w.n. Burgemeester, en Ds. E. Beukema als vriend, waarna Ds. Fransen de verschillende sprekers, andere per sonen en kringen toesprak, waarbij hij zijn dank uit sprak overondervonden liefde en vriendschap, en bovenal lof gaf aan Hem die tot zijn arbeid in de gemeente in staat stelde. Het kerkgebouw was overvol en met een warmen handdruk werd van Ds. en Mevr. Fransen afscheid genomen. GEREF. KERK BORSSELE. DE KERKERAAD. Drietal te Oenkerk M. Feitsma te Beverwijk, N. B. Knoppers te Lollum en W. J. Meister te Wom- mels. Tweetal te Garijp A.^Brouwer te Nes (W .D.) en K. G. Idema te Delden^aorne. Beroepen te Arnemuiden J. A. Tiemens te Aar- denburg; te 's-Gravenhage-Oost (vac. F. de Vries) J. Overduin te Arnhem; te Leimuiden H. Schut, cand. en hulppred. te Weesp: te Veenendaal (2e pred.- plaats) R. C. Harder te Leiden; te GouekrrDr. N. J. Hommes te Middelburg. te Oostkapelle Cand. J. Koopmans te Ferwerd. Aangenomen naar Eefde^Gorssel R. D. Beuke ma, cand. en hulppred. te 's-Gravenhage-Loosduinen; naar Schipluiden Joh. B. Boer, cand. te Boskoop; naar Sibculo-Kloosterhaar H. Willems cand. en hulp pred. aldaar; naar Krommenie, M. N. de Wolf te Yssefstein; naar Nijverdal (vac. R. Hamming) W. B. den Brave te Wagenborgen. Bedarikt voor Valkenburg (Z.H.) R. D. Beu kema, cand. en hulppred. te 's-Gravenhage-Loosdui- nen; voor Goes, Nieuwer-Amstel-Noord (2e pred.pl.) en Vlissingen D. A. Zijlstra te Uithuizen. Afscheid en intrede. Ds. A. M. v. d. Berg is voornemens wegens bekomen emeritaat 21 Oct. a.s. afscheid te nemen van zijn gemeente te Vreeswijk. Ds. K. M. R. van"'der Beek is voornemens 11 Nov. a.s. afscheid te nemen van zijn gemeente te Doezum, om 25 Nov. d.o.v. intrede te doen te Zuid- horn. Ds. A. v. Egrnond te Yerseke die vanaf 1 Maart j.l. als veldprediker in buiten- en binnenland is werk zaam geweest is 1 Sept. j.l. weer in zijn gemeente teruggekeerd. Ds. M. v. Minnen te Amsterdam, miss. predi kant voor den arbeid onder de Chineezen vanwege de kerk van Rotterdam-Zuid, slaagde aan de Vrije Universiteit voor het doctoraal examen, theologie. Ds. H. Timmer te Wassenaar, die naar Zoeter- meer moest evacueeren, is weer in zijn gemeente teruggekeerd. Jiij "woont thans Bloemcamplaan 44 te Wassenaar. Ds. J. S. v. di Weg te Zevenbergen, die met ingang van 1 Juli j.l. is benoemd tot veldprediker, is 21 Sept. j.l. met het 2e bataljon 14 R.I. naar Ned.- Indië vertrokken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1945 | | pagina 3