Jeugdrubriek.
Uit de Gemeente.
OFFICIEELE BERICHTEN
KERKNIEUWS.
kerken zich opnieuw aan de uitgezondenen verbon
den: ze gaan namens U, hun werk is Uw werk.
Christus gaat door U en hen tot de Indonesische
volken; gij draagt verantwoordelijkheid voor het werk
dat zij ginds mogen doen. Staat gij er achter met Uw
gebed, met- de liefde van Uw hart, met Uw belang
stelling? Zijt gij mede bewogen om Christus wil met
de volken in Indonesië, aanvaardt gij als Uw broeders
en zusters die ginds Jezus hebben leeren liefhebben?
God zet ze naast U, opdat gij ze zoudt liefhebben
Vanuit de Waalkerk in Amsterdam zijn ze uitge
zonden, dat beteekende uit de Gereformeerde Kerken.
Als pioniers zijn ze gegaan ze zullen hun moeilijk
werk straks niet kunnen doen wanneer gij niet bidt,
wanneer gij niet dagelijks denkt aan dr. Merkelijn en
aan de anderen.
De Heere make U en hen getrouw opdat eenmaal,
zooals dien avond in de Waalkerk, straks de gansche
aarde vervuld worde van het jubilate dominus.
P.
DANSEN.
Er zijn zoo van die preeken, waarbij je van te
voren al weet, wat er komt. En zoo is 't ook met een
kerkbodeartikel dat iets over het dansen zeggen wil.
Gg zoudt al huiveren bij de gedache, dat een dominee
in de kerkbode het zou willen verdedigen. Er zijn er
onder onze jongeren immers ook, die maar o zoo n
klein stootje noodig hebben om aan de schier ulge-
meene mode van onzen tijd mee te doen. Misschien
hebben ze niet eens zulk een stootje méér noodig.
Misschien doen ze in hun hart al mee en behoeft er
slechts een rem wat losser gedraaid te worden en ze
gaan, ze gaan vanzelf, 't Is immers zoo aantrekkelijk.
En ja, 't hoort wel zoo niet en 't past zoo niet en de
kring, waarin het ons brengt, is onze plaats niet, maar
er is toch ook veel goeds van te zeggen. Het is mooi,
ais er goed gedanst wordt. Rhythme en regelmaat in
bewegingen boeien ons. Harmonie van vroolijke, vlotte
muziek en zwierige zwevende danspassen streelt ons
gevoel voor schoonheid en kan onze kunstzin vol
doen. En toch blijven we „neen" zeggen. Toch blijven
we onze meisjes en jongens waarschuwen: niet mee
doen. Van het dansen „op zich zelf genomen" kan
veel goeds en moois gezegd worden. En ik kan me
best begrijpen, dat jongens en meisjes 't leuk vinden
om te zien en om mee te doen. En toch zeg ik. niet
doen. Is het dansen dan zoo slecht? Niet het dansen,
maar wij menschen staan "-niet hoog genoeg om van
het dansen een uiting te maken van pure kunst, zooals
idealisten de dans willen zien. Het dansen kan nu een
maal nooit „op zichzelf genomen" worden. Door het
eenvoudige feit, dat zij die dansen, zondige menschen
zijn, wordt de dans door het mooie en aantrekkelijke,
dat het heeft, een prikkel voor de zonde die in ons
woont. Juist het dansen. Het brengt jongens en
meisjes dicht bij elkaar, maar het zet hun geestelijk
verkeer op non-actief. En dat beteekent voor hun om
gang een gemis en een gevaar. In gesprek, vroolijk
of ernstig, in spel of sport, die ook geestelijke inspan
ning vergen, leeren ze elkander kennen en waardeeren.
In zulk een omgang is er toenadering mogelijk, - die
de afstand eerbiedigt. En als ze op Koninginnedag
arm in arm achter „het muziek" aangaan, dan is die
vroolijkheid misschien minder kunstzinnig, maar ge
zond én harmonisch.
De danswoede, zooals onze na-oorlogsche. tijd die
beleeft ,is een vrucht van geestelijke leegheid en doet
afstomping en onverschilligheid tegenover welke
levensvragen, ook, nog toenemen.
Dat alls is hopeloos ouderwetsch. Laten we dan
maar wat ouderwetsch zijn! Laten wij ook onze be
zwaren hebben tegen den geest der eeuw. De predi-
der zegt, dat elk ding zijn bestemde tijd heeft en al
spreekt hij niet van dansen, ik geloof web dat net nu
een tijd is om verre te zijn van dansen. Als dit gemis
van een taalbrug voor geestelijk verkeer de eenige
mogelijkheid is om met onze geallieerde vrienden om
te gaan, laten we er dan liever niet mee omgaan Laten
onze meisjes zich daarvoor toch niet leenen om den tijd
van de soldaten met dansen te korten.
Er zijn er die zich zelf en anderen vertellen: ik vind
er niets aan. Nu, voor hen is het niet moeilijk om het
te laten. Zij kijken misschien een ander na met een
meewarigen glimlach: zeg, die gaat dansen, wat heb
je daar nu aan. Maar misschien vinden we het leuk,
gezellig om te zien, om mee te doen. Dat is zoo
vreemd niet. Een lust voor de oog en was eens de
verboden vrucht en begeerlijk om verstandiger te ma
ken was de verboden'boom. Anders zouden we geen
strijd er tegen behoeven te voeren. Dan liepen we er
zoo van weg. Nu waarschuwt de Bijbel ons: Hebt de
wereld niet lief noch hetgeen in de wereld is: zoo
iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is
niet hem. Want al wat in de wereld is, namelijk de
begeerlijkheid des vleesches en de begeerlijkheid der
oogen en de grootschheid des levens is niet uit den
Vader, maar is uit de wereld. En de wereld gaat voor
bij en hare begeerlijkheid, maar die den wil Gods doet,
blijft in der eeuwigheid. (1 Joh. 2 15—17.)
Misschien denkt een van jullie: kon?, kom, wat over
dreven, wat kan er voor mij voor kwaad in zitten. Ik
heb er nog nooit last van gehad. Ik weet wel wat ik
doen en waar ik heenga. Ik zal wel op mezelf passen.
Daarop zeg ik maar één ding: je zult jezelf nog
dikwijls tegenvallen. Zoo flink, zoo sterk zijn wij,
menschen, niet, dat we wel op ons zelf kunnen passen.
Waarom langs het randje van een afgrond gaan
loopen als er naar de andere zijde nog ruimte genoeg
overblijft?
Waarom bidden we nog: Leid ons niet. in verzoe
king als we er geen gevaar in zien er onszelf in te
leiden?
Kinderkens, bewaart Uzelf ook van déze afgoden.
REPATRIATE.
(VI.)
Nabeschouwing.
Tot nog toe heb ik getracht U een indruk te geven
van het werk der geestelijke verzorging. Het waren
niet meer dan flitsen. Veel laat zich eenvoudig weg
niet beschrijven. Bijzonder geldt dit wel van de men
taliteit van hen die terugkeerden in hun vaderland.
Het is moeilijk die te benaderen, laat staan om in
enkele woorden ze te typeeren. Wie eenigen tijd ver
keerd heeft onder repatrieerenden, weet dat er pro
blemen zijn in. dit werk, die niet één-twee-drie opge
lost kunnen worden. Ik wil dit keer met U zoo n
probleem aansnijden. Het betreft de^ verhouding van
ons, die in den tijd der bezetting ïn het vaderland
mochten blijven tot hen, die gedwongen waren te gaan
naar het vijandelijke land. De tijd en alles wat zij
daarin doorleefden, liet niet na een vormenden invloed
uit te oefenen.
Een der gerepatrieerenden drukte het zoo uit, dat
„hij niet evenzoo teruggekomen was als hij was weg
gegaan". En datzelfde geldt ook van ons, die
blijven konden. Alles wat zij meemaakten, veranderde
ons leven. Wij ondervonden daaglijks de waarheid
hiervan. De hoofdvraag is deze, kunnen wij elkaar nog
wel verstaan? Deze vraag is eigenlijk het thema van
een brief die ik ontving van een gerepatrieerde broeder
uit Zeeland. En het is er een, die onder de oogen
moet worden gezien. Daar is, ik heb dat zoo vaak
gemerkt onder gesprekken met teruggekeerde man
nen daar is een groote grief bij hen. Die betreft
niet de ontvangst als zoodanig. Het eten was goed,
de verzorging prima, maar de houding die tegenover
hen werd aangenomen, gaf stof tot klagen. Vooral de
jongens gaven hun misnoegen lucht als zij de houding
van de meisjes tegenover vreemde militairen verge
leken bij die, welke zij aannamen tegenover de jongens
van het eigen land. Het is ook in onze kringen voor
gekomen, dat meisjes die toch hun woord gegeven
hadden, hun geliefde vergaten en er vandoor gingen
met een militair, al was hij dan ook onze bevrijder.
De danshuizen in Zuid-Limburg, de z.g. „Rest-
centres", laten hier iets verwordends zien in ons
volksleven. Maar dan ook is: er stof tot klagen, waar
de teruggekeerden constateeren moeten dat er een
kloof is ontstaan tusschen ben en de thuisblijvers. Die
afstand is er, doordat wat beide op hun beurt be
leefden, door ieder van den ander verschillend wordt
gezien. Ik herinner me nog de bezoeken van jongens,
die met Duitsche vrouwen waren gehuwd en bij hun
thuiskomst zich verbaasden over de weinig tegemoet
komende houding, die tegen hen werd aangenomen.
Zij eischten aanstonds uit 't oogpunt van Christelijke
liefde, dat zonder meer er zou zijn een vriendelijke
bejegening. Ik heb hun toen op iets anders gewezen.
Meestal betrof het hier meisjes uit Christelijke ge
zinnen, die uit Duitschland >als getrouwde vrouwen
meekwamenEr waren jongens, die zeiden. „Wij
hebben ze in de Kerk ontmoet en leeren kennen."
Maar in hun eisch tot totale negeering van wat ge
schied was, wees ik hun op het contrast: terwijl zij
in slavernij, de zoete troost hadden van een thuis,, en
een vertrouwelijke omgang met hun meisje -A werden
hier in het Vaderland hun jaar-genoten opgejaagd,
hielden zich schuil op allerlei niet te bewonen plaatsen.
Velen bekochten hun verzet met den dood. Dit kan
nooit vergeten worden. Het mag ook niet. Dan is er
te veel uit het oog-verliezen, dat er op twee fronten
gestreden is. Thuis en in den vreemde.
Aan het thuisfront is veel geschied, wat in den
vreemde niet werd doorgemaakt. En omgekeerd.
Aan een jongeman die bij zijn terugkeer niets had
dan rauwe critiek op de samenleving in zijn vaderland,
vroeg ik," hoe lang hij wel weg geweest was. En ik
kreeg het antwoord prompt: 3jaar! Hij begreep
dan ook niets.van de toestanden hier en ergerde zich
bijna over alles. Geen wonder waar het contact zoo
langen tijd is verbroken geweest, kan er niet zoo in
eens sprake zijn van een begrijpen.
En dan noem ik ten laatste nog dat andere, wat een
juiste houding tegenover de repatrieerenden bij ons
zoo moeilijk kan maken. Het gaan naar Duitschland
is niet altijd op dezelfde manier geschied.
Er zijn er, die in letterlijken zin zijn weggesleept,
maar anderen zijn gegaan, zonder ook maar één po
ging gedaan te hebben om zich te onttrekken aan den
oproep van den vijand. En nu gebeurt het, dat bij
hun thuiskogist, de publieke opinie aan den betrok
kene laat gevoelen, dat zif nogvniet vergeten is, hoé
men ging! Daar is een klacht van velen, die gegaan
zijn, omdat zij üiet anders meenden te kunnen dat zij
nu werden achtergesteld bij hen, die hier bleven, door
zich schuil te houden.
Hier is een probleem dat zeker niet alleen bi] de
repatrieerenden geldt. Zoo zijn daar veel vragen
waarop misschien niet ten volle het antwoord kan
gegeven worden. Maar reeds aan die vragen aandacht
té schenken, kan zijn nut hebben.
Wij willen in een volgend artikel naar een ant
woord zoeken.
BOOIJ.
A GEN DU M vergadering der classis Zierikzee van
Gereformeerde Kerken, D.V op Woensdag
10 0 c to b e r -19 45, St. Domusstraat,«Zierikzee.
Aanvang kwart vóór tien.
L. Opening door de roepende kerk van Haamstede.
2. Nazien der credentialen door Bruinjsse.
3. Constitueerën der vergadering. Mo der am en
Ds v. d. Berg, praeses; Ds Voorneveld, assessor;
Ds Veenstra, scriba.
4. Vaststellen der Notulen.
5. Ingekomen stukken.
6. Instructies.
7. Rapporten.
8. Rondvraag naar art. 41 D. K. 0.
9. Regeling der vacaturebeurten.
10. Algemeene rondvraag.
11. Vaststellen van het persverslag.
12. Aanwijzing van de roepende kerk en tijd dei-
volgende vergadering.
13. Sluiting.
Namens de roepenke kerk van Haamstede,
II C. Voorneveld, praeses.
J. A. v. Wavoren, scriba.
Middelburg.
De Raad van de Gereformeerde Kerk te Middelburg
deelt bij deze méde, dat de bevestiging van Us. R.
W. Popma als missionair Dienaar des Woords D.V.
zal plaats hebben op Zondag 7 October 1945, des
voormiddags 9.30 uur, in de Noorderkerk, en de in
trede des avonds 5.30 uur in de Hofpleinkerk. De
kerken in de Classis worden uitgenoodigd zich hierbij
te doen vertegenwoordigen.
Namens den Kerkeraad voornoemd,
Ds A. H Oussoren, praeses h. t.
C. Boucherie, scriba.
Het adites .van de Geref Kerk te Hoek is thans:
praeses B. de Putter, scriba F. Dieleman W.Gzn.,,
A 4 te Hoek.
DE KERKERAAD.
AFSCHEID EN INÏREDE.
Ds Oostenbrink van Wissekerke hoopt D.V. 21 Oct.
afscheid te nemen van zijn tegenwoordige gemeente
en Zondag 28 Oct. intrede/te doen bij de Geref.0Kerk
te Oostburg.
BEROEPEN
te ArnemuidenDs J. A. Tiemens te Aardenburg.
Tweetallen te 's-Gravenhage-Oost (vac. F. de
de Vries) J. Overduin te Arnhem en P. Veenhuizen
te Rotterdam-Delfshaven; te Utrecht (vac. M. de
Goede) S. J. Ridderbos te Sleen en P. Veenhuizen
te Rotterdam-Delfshaven; (vac. C. Veenhof) W. C.
v. d Brink te Heemstede en J. Overduin te Arnhem;
te Zuijlen (vac. C. A. L. M. van Puyvelde) J. W.
Dragt te Holten en N. Warner te Ter Aar.
Beroepen te 's-Gravenhage-Loosduinen G. Mey-
nen te Amsterdam-W.; te Noordeloos H. Schut, cand.
en hulppred. te Weesp (verb, ber.); te Schipluiden J.
P. Boer, cand. te Boskoop; te Siculo-Kloosterhaar H.
Willems, cand. en hulppred. aldaar; te Smilde (2e
pred.plaats) S. G. Oegema te Haulerwijk; te Delft
(vac. wijlen C. P. Boodt) J. C. Jonkers te Scherpen-
zeel (Gld.).
Aangenomen naar Berkel-Rodenrijs B. J. A.
Streefkerk te Glanerbrug; naar Gasselternijeveen W.
Wijma te Haaksbergen; naar Houwerzijl C. van Rij,
cand. en hulppred. te Amsterdam; naar Westbroek J.
E. Hendriks, cand. en hulppred. te Badhoevedorp.
Bedankt voor Leimuiden en voor Woubrugge
J. E. Hendriks, cand. en hulppred. te Badhoevedorp.
Afscheid en intrede. Wegens vertrek naar Ned.-
Indië miss. .predikant nam ds. J. M. Vlijm afscheid
van zijn gemeente te Ameide, sprekende over 2 Cor.
13 13. Wegens vertrek naar Kamperland nam ds.
H. Scholing afscheid van zijn gemeente te ;Arnemui-
den, sprekende over Hand. 20 32. Wegens be
komen emeritaat nam ds. A. Rolloos afscheid van zijn
gemeente te Zwijndrecht, sprekende over Hand 20
26—28 en 32. Wegens bekomen emeritaat nam ds.
J. A. Berghuis afscheid van zijn gemeente te Win
schoten, sprekende over Openb. 3:11. Na tevoren
te zijn bevestigd door ds. J. H. Meuleman van den
Ham (O.) met Openb. 1 16a deed cand. J. C. Derk-
sen, gekomen van Wanswerd a. d. Str« zijn intrede
te Ten Post (Gron.) sprekende over Joh. 16 1215.
Na tevoren te zijn bevestigd door ds. Joh. Booij
van Heinkenszand met 2 Cor. 2 1547, deed cand.
D. Kuiper zijn intrede te Rilland-Bath, sprekende over
1 Cor. 9 24 en 25 Prof. dr. G. C..Berkouwer
is voornemens, in verband met zijn bekomen emeri
taat, nu hij optreedt als hoogleeraar aan de V.U.,
Zondag 30 Sept. a.s. afscheid te nemen van zijn ge
meente te Watergraafsmeer Wegens vertrek naar
Zwolle nam ds. G. Lugtigheid jl. Donderdag afscheid
van de kerk van Zeist. Ds. P. van Til is voor
nemens 7 Oct. a.s. 's morgens afscheid te nemen van
de kérk -van Veenhuizen en 's middags van die van
Een, om 14 Oct. d.o.v. intrede te doen te B.uitenpost,
na tevoren te zijn bevestigd door zijn collega aldaar,
dr. C. J. Goslinga. Raden Soedarmo. cand. te Er-