Ik heb eens gelezen dat spot het wapen is van
machteloosheid bij den mensch, die zich innerlijk ver
slagen weet, maar dit niet wil erkennen en dan vol
hardt in wrok en ressentiment.
Deze uitleg schijnt mij zeer juist.
Inderdaad zoekt een mensch in aporie, in slechte
verlegenheid, vaak zijn uitweg in de spot. Zie bijv.
Hand. 2 13.
Het wapen is gevaarlijk, want het maakt onder de
menschen zoo licht slachtoffers.
Wij vreezen zulks ook onder de „vrijgemaakte"
lezers der Reformatie. Er zullen er wel zijn, die^dit
spel van spot en vernuft geweldig vinden, zooiets ^ls -
de lijkrede van Marcus Antonius in het drama Julius
Caesar van Shakespeare.
Jammer genoeg is het heelemaal niet geweldig.
Het is weer een bewijs te' meer hoe decadent en
innerlijk leeg de „Vrijmakingsactie" van K.S. is.
Het diep-droeve is, dat hier midden in de Kerk
scheuring, het allervreeselijkste in ons leven
een jammerlijke vlucht is uit de ernst en enkel een
lichtzinnig spel van vernuft over is, waarbij het hart
weent.
Wat te denken van de ten tooneele gevoerde Pietje,
r Jantje, Hannes en de organist?
De laatste is zeker geen nakroost van Bach en zal,
als zijn inzicht in de muziek even groot is als zijn
door K.S. veronderstelde logica, het niet ver brengen.
En dan Pietje, Jantje, Hannes, die hier met den
organist optreden op het tooneel der Reformatie?
Zijn dit werkelijk menschen?
Zijn dit levende kinderen in verstand en boosheid?
Zijn het leden gan de „Synodokratische" Geref.
Kerken?
Stel U gerust lezer.
Het zijn slechts figuren, beelden ontsproten aan het
brein van Dr. Schilder, op nog wonderlijker wijze dan
eens een godin uit het hoofd van Zeus.
Vergis ik me niet, dan schreef Dr. Schilder vroeger
eens dat he't gebod: Gij zult U geen gesneden beelden
maken, ook inhoudt: Gij zult U geen gesneden denk
beelden maken.
Welnu, Pietje, Jantje, Hannes en de begaafde orga
nist zijn niets anders dan gesneden denkbeelden door
K.S. gemaakt om de Synode bespottelijk te maken. Dat
is het diep bedroevende van het geval.
Zooals Paulus het conflict met de gemeente te Co-
rinthe diep ernstig nam omdat het ten diepste ging
om. het hem van God verleende ambtsgezag en hij
daarom met die gemeente worstelde onder tranen en
benauwdheid, zoo ook onze Synode. Zij worstelt ook
onder „tranen en benauwdheid" en onder aanroeping
van den Naam des Heeren, omdat zij "zich ook bewust
is dat conflict met K. S. over art. 31 K.O. ten diepste
is een conflict over het gezag aan haar van God ver
leend.
Daarom heeft zij geen behoefte om te opereeren
met de dwaze figuren als Pietje; Jantje, Hannes en
de organist, door het „Weekblad tot ontwikkeling
van het Gereformeerde Leven" ten tooneele gevoerd.
Zij werkt gelukkig met andere argumenten en hunkert
naar het oogenblik dat K. S. dat ook doet.
Wij hebben ook allerminst behoefte om op deze
wijze het zoo ernstige conflict te benaderen.
Wij bedroeven ons er over dat het op deze wijze
gesteld wordt en zien daarin een symptoom van diep
verval en slijtage van kerkbesef.
En wat het „geduldige kerklid" Symen betreft,
waarin de gelijkenis van de onrustzaaier K. S. zich
toespitst, daar ligt wel het dieptepunt van verval.
Immers Symen, het geduldige kerklid, dat is natuur
lijk de caricatuur van de duizenden en nog eens dui
zenden trouwe leden onzer Geref. Kerken, die zich
niet laten meeslepen, die in vertrouwen getrouw blijven
aan de wettige meerdere vergaderingen. Dezq-honderd
duizenden zijn geduldig, weten zich dan ook nog van
God geroepen om geduldig te zijn in den kerkelijken
weg ook wanneer een Synode iets verkeerds zou
hebben gedaan, omdat ze ernst maken met hun be
lijdenis, die zegt, dat zij ook met de gebreken en
zwakheden der Synode "geduld moeten hebben, aange
zien het Gode betreft hen door hare. hand te regeeren
in vele zaken, met name, die de kerken in het gemeen
aangaan.
Daarom aanvaarden zij ook de spot van „Symen,
het geduldige kerklid".
Het dieptepunt wan verval bij K. S. komt pijnlijk
uit in het laatste zinnetje.
„Symen ontwaak! Krijg gelijk!"
Hier treedt K. S. zelf op het tooneel zonder masker.
Hier toont hij zelf de tragiek en de zonde van
zijn spel van vernuft.
De drift om gelijkhebberij voert hem mee-en sleurt
hem steeds dieper naar beneden.
Wij zouden het liefst maar willen eindigen, maar
meenen goed te doen Dr. Schilder riog een vi'aag te
stellen. Heeft hij zich wel eens ingedacht, wat er zou
kunnen gebeuren als zijn gesneden denkbeelden: Pietje,
Jantje, Hannes, de organist en Symen werkelijk
menschen waren en zich zouden bekeeren en dus „vrij
gemaakt" werden?
Wellicht niet. Laat mij dan, bordurend op het
stramien van zijn „vrijgemaakte" vindingrijkheid van
vernuft, het hem mogen voorhouden.
Ad lo. „Vrijgemaakt" Pietje.
Moeder zegt: Jullie krijgen pannekoeken. Kleipe Piet
zegt: Ik eet ze niet, tenzij er suiker en boter op is.
Moeder antwoordt: Ik heb er al suiker en boter op
gedaan. Kleine Pietje blijft halsstarrig weigeren te
eten, w^ant hij heeft voor zich zelf uitgemaakt dat er
geen suiker en boter op de pannekoeken is gedaan.
Ad. 2o. „Vrijgemaakt" Jantje.
Vader zegt: Jongen, de auto is klaar. We gaan
rijden. Kleine Jantje merkt op: Ik ga niet mee, tenzij
de wagen werkelijk in orde is. Vader antwoordt: de
auto is geheel in orde. Ik heb alles nagezien: benzine,
olie, water, Remmen. Kleine Jantje zegt: ik ga toch
niet mee, want ik heb voor mij zelf bewezen dat de
remmen niet deugen en de radiator verstopt is.
Ad. 3o. „Vrijgemaakte" Hannes.
Een patroon zei tot zijn arbeiders: Hier. hebben
jullie ieder 10,— extra omdat je extra je best hebt
gedaan. Hannes de krullejongen zei: Ik weiger, tenzij
ik- meer ontvang. De patroon zegt: Ik meen, dat het
zoo goed is, maar Hannes zegt:- Neen, zoo is het
niet, want ik heb voor mijzelf bewezen dat dit in
strijd is met het recht.
Ad 4o. „Vrijgemaakte" Organist.
Een kerkeraad verwijt den organist dat hij den
vorigen Zondag in strijd met de overeenkomst plotse
ling de gemeentezang beroofde van de bégeleiding van
het orgel. De organist zegt: Dat is niet zoo, want ik
heb voor mijzelf bewezen dat het geen zingen was.
Ad 5o. „Vrijgemaakte" Symen.
Br. Symen, het geduldige kerklid van vroeger is
voorwerp van kerkelijk vermaan geworden, maar geeft
daaraan geen gehoor. De kerkeraad bezoekt hem en
wijst hein er op, dat hij gebonden is om zich te onder
werpen aan de kerkelijke tucht en vermaning naar
eigen belofte.
Br. Symen merkt ongeduldig op dat dit heelemaal
niet in geding is, omdat hij allang voor zich zelf heeft
bewezen dat de tuchtoefening van den kerkeraad in
strijd is met Schrift en Kerkenordening. Hij is ont
waakt en zich bewust van zijn gelijk.
We nemen afscheid van de gesneden synodale
denkbeelden van K. S. als ook van onze eigen „vrij-
gemaakten". Arme volgelingen van dezen Reformator,
die op deze wijze worden voorgelicht en onderwezen
in de kerkrechterlijke beginselen.
Arme Dr. Schilder, die met wat goedkoope spot en
sarcasme een der meest ernstige zaken, het door God
gewild gezag der meerdere vergaderingen, meent te
kunnen afhandelen en mishandelen.
Als hij op deze wijze doorgaat, zal zijn eigen geest
zijn eigen werk verslinden.
Wij roepen hem toe om den ernst der zaak:
Staak dit spel, zoek niet langer de kleine triumphen
van een vindingrijk vernuft, maar klim op de frissche
hoogten van het Woord Gods en stel daar beginsel
tegenover beginsel.
Dat is voor U en voor ons verkwikkend en mogelijk
onder Gods Zegen de weg tot toenadering.
Dr. Schilder ontwaak! Erken ongelijk!
M. N. J. H.
EEN HERDERLIJK SCHRIJVEN.
Eind vorig jaar liet Ds. N. Duursema van Nieuw-
Amsterdam in Drente een herderlijk schrijven uitgaan
tot zijn vroegere gemeente, waar hij als jong predikant
heeft gewerkt. Om de ernst en de waardigheid van
den inhoud heeft het in den huidigen kerkstrijd, die
met zooveel krenkende verdachtmaking tegenover de
Synode gevoerd wordt, blijvende actualiteit.
In dezen in den dienst der Kerken vergrijsden predi
kant, die het vertrouwen der Kerken heeft en vele jaren
door Drente werd afgevaardigd ter Gen. Snode, heb
ben wij te doen met een ongerepten zoon der Schei
ding. Wie op de hoogte is met de geschiedenis onzer
Kerken de laatste decenniën, weet ook, hoe Ds.
Duursema een der meest trouwe en warme verdedigers
is van onze Theol. Hoogeschool te Kampen. Juist deze
man is een levend bewijs èn door heel zijn verleden
èn hier ook door zijn herderlijk schrijven, hoe voos
en onwaardig de suggestie is,- als zou achter de be
slissingen onzer Synode de geheime bedoeling liggen
om de Kuyperiaansche theologie te'laten triumpheeren
en de Theol. Hoogeschool listig te verdringen. Waar
men steeds maar door gaat om voor de eenvoudigen
dit recept gereed te maken en toe te dienen, is het
goed onzen lezers eens dit zoo ernstig en waardig
herderlijk schrijven voor te leggen.
Het spreekt om zijn eenvoud en oprechtheid voor
zichzelf en veroordeelt het heilloos werk der „Vrij
making" scherp en open.
Moge de Heere het ook hier zegenen voor een
voudige broeders en zusters,- die mogelijk verward
raakten door allerlei kwaadwillige voorstellingen van
zaken.
Herderlijk schrijven aan mijn oud-gemeente
te Pieterburen.
Gehelde Broeders en Zusters in onze
Heere Jezus Christus.
Van meer dan één zijde werd mij gevraagd een
woord tot U te richten naar aanleiding van de vreese-
lijke dingen, die hét leven onzer Kerken beroeren.
Ik heb lang geaarzeld, omdat ik mij niet ongeroepen
wilde mengen in de zaken Uwer Kerk. Maar nu dat
verzoek tot mij kwam van Uw Kerkeraad en zijn
consulent, haast ik mij daaraan te voldoen, want met
diépe smart heb ik vernomen, dat de scheuring ook
onder U is uitgebroken en het werk Gods onder U
ernstig bedreigt. Ik dank God, dat een groot deel
Uwer leden onder leiding van enkele Kerkeraadsleden
trouw willen blijven aan de Gereformeerde Kerken,
die nog even zuiver als vóór 1942 en vóór 1905 hand
haven de belijdenis, die naar Gods Woord ons van de
vaderen der Hervorming en Afscheiding is overge
leverd. En ik hoop en bid, dat velen, mocht het zijn
allen, die door de verwarring in onze Kerken mis
leid zijn, met den Dienaar des Woords en de ouder
lingen en diaken, tot inzicht komen van hun droeve
dwaling en met hartelijke verootmoediging tot.de ge
meenschap der Kerk terugkeeren.
Het kan U bekend zijn, dat ik altijd bezwaren gehad
heb tegen de wijze waarop de zaak der leergeschillen
aan de orde is gekomen, maar het kan nooit een
reden tot scheuring zijn. J3ovendien is toch wel ge
bleken dat er wel aanleiding is gegeven om over die
dingen te handelen. En nu blijkt het veel erger te zijn
dan in den aanvang kon worden vermoed. Terwijl
toch de Synode geen enkele nieuwe uitspraak aan de
belijdenis onzer Kerken heeft toegevoegd, maar alleen
herinnerd heeft aan wat onder ons vast stond als eisch
van de Gereformeerde belijdenis en gevraagd heeft dat
de voorgangers der Kerken zouden erkennen zich daar
aan gebonden te weten, en terwijl»de'leeruitspraken
op de Synode met algemeene stemmen genomen waren,
er niet één van haar leden of adviseerende leden daar
tegen protest indiende, is daarna een storm ontketend
tegen de Synodes van Sneek en Utrecht alsof deze
een hiërarchisch juk op de Klerken en haar leden
legden en zelfs de kenmerken der valsche Kerk ver
toonden.
Nu hebben echter de leiders dier beweging een
groot aantal leden onzer Kerken bezwaard weten te
maken door het voor te stellen, alsof de Synode een
éénzijdige verbondsbeschouwing wilde doordrijven,
terwijl dan de leiders der „bezwaarden" zouden hand
haven de vefbondbeschouwing uit de vroegere afge
scheiden Kerken. Bovendien wordt voorgeschreven dat
het gaat om het voortbestaan en de ontwikkeling
onzer Theologische Hoogeschool.
Dit alles is niet waar.
Onze Kerken belijden dat de Heere Zijn Verbond
opricht met de geloovigen en hun zaad, maar dat dit
Verbond in vollen zin in de volle toe-eigening en toe
passing der beloften, alleenlijk geschonken wordt aan
de uitverkorenen, die door de kracht des Heiligen
Geestes bewogen worden tot geloof en bekeering, tot
het leven des Verbonds. Maar verre is van* ons de
meening, dat het Verbond slechts de mogelijkheid der
zaligheid in Christus zou geven en zijn uitwerking af
hankelijk zou zijn van de geloofsdaad van den mensch.
Van het genadeverbond is de Heilige Doop, evenals
het Heilig Avondmaal teeken en, zegel: waarom de
Kerk, allen, die naar uitwijzen van het Evangelie tot
het Heilig Avondmaal mogen komen, moet houden
voor Broeders en Zusters in Christus, wedergeboren
Kinderenden door den Heiligen Doop, aanmerken moet
als ware bondelingen, deelgenooten aan het reinigende
bloed des kruises en dus in Christus werkelijk geheiligd
zijn en door Zijn Heiligen Geest wedergeboren tot
Kinderen Gods, zonder over het hart te oordeelen.
Zóó hebben onze Kerken het altoos beieaen, zóó
staat het in onze belijdenisgeschriften en formulieren,
zóó heb ik het ook onder U gepredikt en onderwezen.
Daarom heb ik altijd bij U aangedrongen op ernstige
zelfbeproeving, of ge waarlijk deel aan Christus hebt
en levende lidmaten Zijner Kerk zijt, om dan ook in
den weg des Verbonds te wandelen in nieuwe gehoor
zaamheid en heiligmaking.
Niet de Synode onzer Kerken heeft nieuwe leeringen
ingevoerd, maar sommige „bezwaarde" broeders neb
ben meeningen verkondigd, die van de waarheid naar
de heilige schriften begonnen af te wijken.
Daarom bid ik U dat Gij U niet laat meevoeren
op den heilloozen weg der „bezwaarden". Ook be
zwaren tegen de tuchthandelingen der Synode kunnen
de scheuring niet rechtvaardigen. De Synode heeft
niet over dè Kerken willen heerschen, maar toen de
nood het vorderde, heeft zij van haar tuchtoerening
gebruik gemaakt om de Kerken voor grooter onheil
te bewaren. Indien zij echter in eenig opzicht heeft
gefeild, dan kan een volgende Synode dat onrecht
oordeelen en herstellen.
En elke particuliere Synode kan ipmers haar afge
vaardigden ter verantwoording roepen, terwijl elk lid
der Kerk en elke Kerkeraad zijn bezwaar tegen eenige
handeling der Synode kan inbrengen bij de meerdere
vergaderingen. Maar het is zonde voor God met de
Kerk te breken, zoolang niet de laatste poging gedaan
is om haar te doen terug keeren van een pad, dat den
bezwaarde niet recht meent te zijn.
Wacht U voor deze daad van revolutie.
Broeders en Zusters, God geve U kracht, om ge
trouw te blijven en de eenheid der Kerk te handhaven.
En Hij geve dat zij, die zich afscheurden alle wan
trouwen afleggen en persoonlijke sympathieën op zij
zetten, om door den Geest van onzen Heiland en
Koning weer in hartelijke liefde mede te arbeiden aan
de bouw der. Kerk.
Het is 33 jaar geleden dat ik uit Uw midden heen
ging. Wij hebben nog de aangenaamste herinneringen
aan ons verblijf onder U. Wij hebben U lief met on
verbreekbare toegenegenheid om de geestelijke blijd
schap, die wij bij U en mei U hebben gesmaakt. Nu
is er bij U een geslacht opgegroeid, waarvan de
ouderen zich mijn onderwijs nog kunnen herinneren
en weten dat ik dezelfde ben gebleven en het deed ons
goed onder Uw kerkeraadsleden bekende namen te
hooren.
Wat smart het ons dat een jonger geslacht nu het
werk Gods in Uw gemeente bedreigt met de verscheu
ring en broedertwist en verzwakking.
Daarom, daar wij de beste krachten onzer jonge
jarenaan U gegeven hebben zoo blijven wij ook in
onzen ouderdom U gedenken in onze liefde en gebeden.
De God aller genade beware Zijn werk in Uw
gemeente en doe het weer heerlijk openbaar worden
tot roem van Zijn Naam.
Uw Oud-Leeraar en broeder in Christus,
Ds. N. DUURSEMA.
Nieuw-Amsterdam, 8 December 1944.