Ifil
Tf
No. 8.
Vrijdag 24 Augustus 1945
1e Jaargang
iiiiliii
SEIIBB
iasssaa
Uitgave van de Particuliere Synode van de Gereformeerde
Kerken in Zeeland.
HET PROCES DER „VRIJMAKING".
SO^liSgSBIBIEB ililiai
DBS
il3È|| llfl
Piig^ElseiHaB
033
BIB
III1SI
BE SiSISEgiEi
"h\1
Uu
iBlBSSii
$mm
BBS
BIB
IIB|p|9GHBBBBgSflBIBg|JBBB§pSgpBiag!
BBS
IBB
BIÉBEB bbbiibb BBSI^ILIsi
IB)
00»
BB»
\mzm
BOB
SB3
Abonnementsprijs: per halfjaar bij vooruitbetaling f2,
Afzonderlijke nummers 9 cent. Advertentiën 20 cent
per regel.
Berichten, Opgaven Predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen
te zenden aan de Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaard
straat, Middelburg. Telefoon 2438. Gironummer 42280.
"N<"
Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Dsjoh. BOOIJ,
Ds W. M. LE COINTRE, Ds A A. OOSTENBRINK en Ds.
J. A. TIEMENS.
Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
HET TEEKEN VAN CHRISTUS' KOMST.
Wat is het teeken van Uw komst en
van de voleinding der wereld?
Matth. 24 3b.
Een tijd als de onze kan met al haar schade
en schande weer heel vruchtbaar zijn voor
de toekomstverwachting van de kerk. In
rustige perioden raakt de gedachte aan
Christus' wederkomst vaak wat op den ach
tergrond. Wij kunnen het, ook als Christenen,
zoo best hebben in deze wereld en zoo goed
geïnstalleerd zijn. De kerk kan een veilige
plaats, soms zelfs een heerschende positie
hebben Dan heeft ze geen vervolging in
den eigenlijken zin van het woord te duchten.
En het gebed van Johannes klinkt den ge
zeten burger van Sion vaak vreemd in de
ooren „Kom, Heere Jezus, ja, kom haastelijk!"
Och, de rustige en geëerde kerk heeft niet
zoo'n haast.
Maar haast hebben allen, die óók in
rustige dagen de gebrokenheid van het
leven en de onvolkomenheid van het leven
zien. Haast hebben allen, die zich niet zoo
rustig hier installeeren kunnen en die de
scheuren en de smarten van de kerk gevoelen
als in hun eigen lichaam. Haast hebben
allen, die het ideaal hoog houden en den
Heere Jezus Christus in Zijn volle heerlijkheid
wenschen te ontmoeten. Die menschen dra
gen ook in rustige tijden een droefheid met
zich mee, dat alles hier nog zoo ten deele
is, en dat ook de kerk zelf nog zoo weinig
aan haar bestemming beantwoordt.
Zij zullen dan ook letten op de teekenen
der tijden en, wat meer zegt, den zin van
die teekenen zoeken te verstaan.
Jezus leert ons, dat aan Zijn wederkomst
verschrikkelijke dingen vooraf zullen gaan.
Dan zal den menschen het hart bezwijken.
Want dan breken alle menschelijke verwach
tingen af.
Menschen hebben veel verwacht van vol
kerenbond en vrede, maar ze komen terecht
midden in de ellende van oorlogen en oor
logsgeruchten.
Ze hebben gedroomd van welvaart en brood
voor allen, en er ontstaan hongersnooden in
de rijke wereld.
Ze hebben de wetenschap bewierookt en
zich aan haar resultaten vastgeklemd en ze
zien pestilentiën opkomen in verscheidene
plaatsen.
Ze hebben gedweept met den goeden kern
van den mensch en oppervlakkig humanisme
en ongedacht staan ze voor het angstige ver
schijnsel, dat de ongerechtigheid zich verme
nigvuldigt en dat de liefde, zelfs de natuur
lijke liefde, verkoudt.
Ze hebben schoone woorden gezegd over
beschaving en cultuur, maar ze krijgen te
doen met de donkerste macht van de zonde,
die met alle beschaving spot, alle cultuur
bederft, alle normen loslaat, al het vuil naar
boven doet komen.
En straks gebeuren er nog andere teekenen,
die zon en maan en sterren zullen bewegen,
en de arme wereld zal haar laatste vastig
heden zien vergaan.
Zóó moeten wij de teekenen van de tijden
verstaan. Dat zijn maar geen willekeurige
gebeurtenissen, doch verschijnselen met een
diepen zin. Daarmee wil de Heere ons
leeren, dat alle menschelijke verwachtingen
afbreken. De wereld heeft zooveel van zich
zelf verwacht, van haar ordeningen, haar
vooruitgang, haar deugden, haar cultuur,
haar berekeningen, maar wat wordt het
Als de menschen dat zien, zegt Jezus, dan
bezwijkt hun het hart van vrëes en onzeker
heid. En ook de kerk zal meer en meer
tot de ontdekking komen, dat ze in deze
wereld haar vastigheid niet kan vinden. Het
blijft hier „droefenis en vervolging".
Maar dan juist wordt haar toekomstver
wachting vernieuwd. Dan mogen wij, naar
Jezus' woord, onze hoofden opheffen, want
onze verlossing is nabij. Als de wereld min
der wordt, als ook de kerk, menschelijk ge
sproken, minder wordt, als de verwarring en
de ontwrichting om zich heen grijpen, als
ook ons eigen hart van vrees dreigt te be
zwijken, dan juist mogen onze verwachtingen
nieuw gespannen worden. Dat is dan geen
verwachting meer van iets beneden. Maar
verwachting van Jezus Christus.
In die „getrooste vertwijfeling" moeten wij
ook vandaag leven. In onze eeuw is God
bezig, alle mogelijke menschelijke verwach
tingen te beschamen. Dat beteekent voor de
werelddroefenis, en voor de kerk droefenis
en vervolging. Maar zóó juist leeft de ad-
ventsverwachtiug op. En de teekenen der
tijden zeggen het ook vandaag, dat ik steeds
minder van beneden, maar omgekeerd steeds
meer van boven te verwachten heb, van
Jezus Christus, Wiens kruis overwint en Wiens
Koninkrijk komt
En als het straks nog erger wordt, heft
Uw hoofden op, want uw verlossing is nabij
Menschen, die deze verwachting hebben,
zullen dagelijks worden getroost. Ziet, Hij
komt haastelijk
Als nu ook de kerk maar haast heeftAls
wij allen persoonlijk maar eiken dag bereid
zijn Haastelijk ons verzoenen met God en
met elkander
't Zal hier haast zijn gedaan
De actie van Dr. Schilder heeft „vruchten" afge
worpen. Hij is ook naar onze zwaarbeproefde pro
vincie gekomen om zoo snel mogelijk nu we verlost
zijn van de zware Duitsche tyrannie ook onze
kerken te verlossen van de tyrannie der „Synodo-
kratie" en „hiërarchie", waaronder deze zoo zwaar
gebukt gaan. De man, die jarenlang onder ons ver
dedigd heeft tegenover de Chr. Geref. Kerk, wat onze
Synode na langen en zwaren arbeid opnieuw heeft
vastgesteld nl. de uitspraak van 1905 over het genade-
verbond, breekt nu met niets ontziende consequentie
de staf der lieflijkheid en samenbinding in onze
kerken.
De man, die vroeger als een onbuigzaam en kloek
verdediger op de bres stond voor 1905 als door en
door Schriftuurlijk, ontpopt zich nu als een der felste
bestrijders van diezelfde uitspraak. Fiolen van ver
guizing en toorn worden nu in zijn opnieuw ver
schenen lijfblad uitgegoten over de booze Synode, die
enkel trouw wil blijven aan de leer der Vaderen, enkel
trouw wil blijven gaan in de lijn der Afscheiding.
De doodzonde der Synode, wier leden gescholden
worden voor „Synodale landverraders" bestaat dog
matisch enkel en alleen hierin, dat zij uit diepe geloofs
overtuiging wil vasthouden, wat Dr. Schilder na
jarenlange trouw nu heeft afgezworen,
En omdat zij de Synode niet mee kan en wil
doen aan deze „afzwering" van dit artikel der grond
wet van de Kerk, daarom vindt zij geen genade meer
in de oogen van Dr. Schilder.
Nu moet het lichaam van Christus gescheurd, nu
moet het mes der critiek er ingezet worden zoo diep
mogelijk.
Wat eens de „gezonde leer" der Geref. Kerken was
is nu een gevaarlijke tumor, die moet worden ver
wijderd. Al wie zich daartegen verzet en de oude be
proefde paden wil gaan in het stuk der Sacramenten,
is nu een afvallige en moet zich bekeeren. Ook zij,
die weenen om de breuk en nog probeeren een brug
te slaan ik denk aan de verklaring van Ds. de
Goede, Ds. Veenhof en 28 ouderlingen te Utrecht en
de Kerkeraad aldaar vinden geen genade in
Schilders oogen.
Scheuren, „vrijmaken", dat is het ideaal, waarnaar
wij streven. Dat is het parool, dat op de voorlichtings
vergaderingen door Dr. Schilder wordt uitgegeven.
„De bezwaarde, die maar niet gehoorzaam werd,"
wordt uit de Schrift opgediept en als ideaal ons ge
steld (zie Reformatie van 3 Aug. '45). Zoo gaat dan
Dr. Schilder het Vaderland door als de man, zonder
wien de Geref. Kerken geen toekomst hebben. Wie
zich niet wil laten vrijmaken door hem, staat met de
Synode geoordeeld.
Wie de Reformatie leest, ontdekt tot zijn smart, dat
er bij dezen auteur van de „Acte van Vrijmaking en
Wederkeer", niet de minste pijn is over de vreeslijke
vernieling, die hij in onze kerken aanricht. Er is bij
dezen reformator niet de minste aarzeling aangaande
zichzelf. Er is niet de geringste heimwee naar de ver
oordeelde Synodale broeders. Van eenige behoefte en
verlangen naar toenadering bespeurt men in zijn ko
lommen niets. Er wordt enkel met het hakmes ge
werkt. Men vraagt zich in verbijstering af, hoe dit
alles mogelijk is bij een man, die jarenlang „kerkelijk"
wilde denken en tot kerkbesef ons volk week aan week
opriep.
Inderdaad staan we hier voor het raadsel van den
mensch. We zijn geneigd met den Psalmdichter uit te
roepen: „Wat is de mensch?"
De vraag kan ons tegengeworpen worden en ik wil
daar even op ingaan. Deze vraag: maar kan een
mensch, in casu een theoloog, dan niet van gedachten
veranderen? Kan hij niet door nader onderzoek vroeger
verdedigde opvatting en overtuiging prijsgeven? En
is dat niet geoorloofd? Op beide vragen wil ik vol
mondig bevestigend antwoorden. Ja, dat kan en dat
mag. Dr. Schaepman sprak eens het woord: „Wie
nooit van gedachte is veranderd, heeft nog nooit na
gedacht." Dit is volkomen juist. Naarmate een
mensch leeft in onderwerping aan Gods Woord, zal
hij ook in het gewone leven telkens weer vele ge
dachten moeten corrigeeren. Ook een theoloog zal
na ernstig Schriftonderzoek meer dan eens genood
zaakt zijn om vroegere overtuigingen prijs te geven.
Zelfs een belijdenisgeschrift ontkomt daaraan soms
niet. Ook de belijdenis eener Kerk blijft appelabel
aan de Schrift. Getuige de historie met art. 36 van
onze Ned. Geloofsbelijdenis in onze Kerken.
Wij ontkennen derhalve geenszins het recht aan
iemand als Dr. Schilder om radicaal zelfs van opvat
ting te veranderen, om radicaal met zijn verleden te
breken. Wat wij hem wel verwijten en waarover wij
met recht hem mogen aanklagen, dat is, dat hij plotse
ling, abrupt, deze groote zwenking maakte, zonder
ooit eenig gravamen tegen 1905 te hebben ingediend,
wat zijn dure roeping was en naar de door hem af
gelegde belofte. Wat wij hem verwijten is dat hij, die
zoo'n vooraanstaande en verantwoordelijke plaats
onder ons innam niet tijdig een klaar en duidelijk
rekenschap van zijn radicaal gewijzigde opvatting heeft
ingediend.
Wat wij hem verwijten is, dat hij tot op den hui-
digen dag alleen in een duistere negatie van 1905
blijft hangen met het ongeargumenteerde doemvonnis
van innerlijk tegenstrijdig en overigens ons in mist en
nevel laat inzake een Schriftuurlijke bewijsvorming
voor zijn radicaal veranderde overtuiging.
Wat wij Dr. Schilder verwijten is, dat hij wel zijn
discipelen kolommen polemiek over 1905 in de Re
formatie laat volschrijven, waarin zij zich vaak on
wetend in tal van tegenstrijdigheden verstrikken, maar
zelf geen theoretische uiteenzetting geeft, hoe naar