lil Va\ No. 2. Vrijdag 13 Juli 1945 1e Jaargang mm IhfiBBfilj lil' muit ""I Uitgave van de Particuliere Synode van de Gereformeerde Kerken in Zeeland. bbbbis BIBBIB 8BIBIII "1 bqbI B9BBBB ISBBBBI ■Big ■BBS hlBBfll ■IIIBI1B HIB9BHH B1IIIBB! BB., ■■■I iiiiiii nmi Is ÏBSBIBB SEE ■II BIBBBB SiBBBII BB) BBBIIBB llllmlflfllill BBBBIi; BB» 13» IBBBll BIBfll||| IIBBBII Bill BBIBIB Abonnementsprijs: per halfjaar bij vooruitbetaling f2, Afzonderlijke nummers 9 cent. Advertentiën 20 cent per regel. Berichten, Opgaven Predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen te zenden aan de Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaard straat, Middelburg. Telefoon 2438. Gironummer 42280. Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Dsjoh. BOOIJ, Ds W. M LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds. J. A. TIEMENS. Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. NADERE INFORMATIE EN DISCUSSIE. Door Ds. Francke uit Hoek, werd mij een schrijven gezonden, gedateerd 11 Juni, bedoeld als ingezonden voor de Zeeuwsche Kerkbode. Dit kwam nimmer in mijn bezit. Na inlichtingen daarover, verzond Ds. Francke dit 30 Juni opnieuw, nu aangeteekend, en dit is dan de reden, dat we het nu pas opnemen kunnen. Het luidt als volgt: Geachte Redacteur Dr. Hommes! In het nummer van 18 Mei j.l. schreef u, dat Dr. Schippers van Rotterdam, die onder de bezwaarden mede vooraan stond, voor onze kerken is behouden, omdat hij van inzicht is veranderd en daardoor met zijn verleden heeft gebroken. In het nummer van 1 Juni j.l. schrijft u weer, dat Dr. Schippers door intense studie zich heeft laten overtuigen, dat de Synode in haar uitspraken juist is geweest. Ik weet niet uit welke bron u dat heeft, doch zeker niet van Dr. Schippers zelf. Naar aanleiding van uw mededeelingen immers wendde ik mij tot hem met de vraag, of dat alzoo was. De aanleiding om die vraag aan hem voor te leggen was deze, dat ik Dr. Schip pers persoonlijk zooveel wel ken, dat ik moeilijk aan nemen kon, dat hij opeens van al zijn bezwaren zou zijn verlost. Mijn vermoeden bleek juist. Want bij schrijven van 30 Mei j.l. berichtte hij mij, dat hij zijn kerkrechtelijke bezwaren van a tot z heeft behouden. Dat beteekent, dat hij over het zoogenaamde nieuwe kerkrecht en z'n toepassing, over schorsingen en af zettingen, over art. 31 en 79 kerkenordening, nog denkt als vroeger. Hij schrijft het met Prof. Schilder eens te zijn tot de vrijmakingsdaad. Hij kan en wil zich niet „vrij maken", omdat hij zich opnieuw tot de Synode wil wenden met het verzoek de binding aan de leeruitspraken op te heffen. Wat zijn dogmatisch standpunt betreft, schrijft hij mij 30 Mei j.l., dat hij nog staat op het standpunt in de verklaring, door Ds. Bouwmeester en hem 7 Sept. 1944 opgesteld. Daarin lezen we met betrekking tot de verklaring van 1905, „dat de formule krachtens de belofte Gods te houden voor wedergeboren niet anders dan een bejegening snor m is, welke over het tijdstip der wedergeboorte geen uitspraak doet." Hij staat dus dezelfde opvatting van de verklaring van 1905 voor als b.v. Ds. Holwerda in „Rondom 1905"« En daarom is niet wel in te zien, hoe u kunt schrijven, dat Dr. Schippers met z'n verleden geheel gebroken heeft en geheel achter de Synode staat. Uit zijn schrijven van 30 Mei blijkt dus, dat hij zijn kerkrech telijke bezwaren van a tot z behield, dogmatisch nog dezelfde bezwaren heeft en alleen maar zich niet vrij gemaakt heeft, omdat hij zijn opvatting van 1905 als gronslag voor pacificatie vredemaking) wil aan~ bieden, waarom hij bij de Synode opnieuw met het verzoek om wegneming van de binding wil komen. Met vriendelijken dank voor de opname, Uw dw„ JOH. FRANCKE. Hoek, 11 Juni 1945. Voor ik hier nader op inga, laat ik eerst nog vol gen een schrijven van Dr. Schippers zelf, dat ik de afgeloopen week ontving. Dit is gedateerd 26 Juni en luidt als volgt: Amice, Verschillende brieven uit Zeeland vertellen mij, dat je in een Kerkbode zoo voor en na gebruik maakt van mijn naam bij de verdediging van allerlei synodale besluiten. In een artikeltje: „droeve en verblijdende feiten" moet je hebben geschreven o.a.: „Enkele voor aanstaande broeders, die eens aan de zijde der be zwaarden stonden, hebben na een lange en bange worsteling hun houding gewijzigd. Dr. Schippers van Rotterdam is voor onze kerken behouden, zoo ook Dr. Rietberg van Maassluis. Wij verblijden ons daar van harte over. Voor beide broeders moet deze be slissing een geweldige daad zijn geweest. Beiden im mers hebben langen tijd vooraan gestaan in de gele deren der bezwaarden. Hun daad beteekent voor hen een breken met het verleden." Ik weet natuurlijk niet wat je verder over al deze dingen in je Kerkbode geschreven hebt. Met name is mij onbekend, of je lezers kennis dragen van de verklaring die ik in Sept. '44 bij den kerkeraad van Rotterdam heb ingediend. De tekst van deze ver klaring laat niet toe van mij te zeggen dat ik met mijn verleden gebroken heb, althans niet op alle mogelijke punten. Ik heb nog allerlei bezwaren: heb ook een deel er van reeds weer aan de orde gesteld in een bezwaarschrift, dat op het oogenblik bij de Classis in behandeling is. Je zou mij een dienst doen, wanneer je mij toezond de diverse artikelen, waarin je in den laatsten tijd mijn naam genoemd hebt, en wanneer je je bereid verklaarde om, wanneer ik in je blad daarover een opmerking zou willen maken, mij een bescheiden ruimte voor een ingezonden stuk toe te staan. Met vriendelijken groet, R. SCHIPPERS. Mij dunkt, na den brief van Dr. Schippers zelf, aan wiens verzoek ik heb voldaan en zal voldoen, heb ik aan Ds. Francke niet veel meer te antwoorden. Dr. Schippers, de man de die hier in geding is, maakt het mij door zijn eigen woorden, gemakkelijk om af te wegen in hoeverre mijn relaas over hem in de Kerkbode van 18 Mei te gekleurd was en te „syno daal getoonzet". Welnu, de lezer kan hier oordeelen. Ik schreef over Ds. Rietberg en Dr. Schippers: „Hun daad beteekent voor hen een breken met het verleden." Dr. Schippers zegt, verwijzend naar een door hem afgelegde verklaring van Sept. '44' dat de text van deze verklaring niet toelaat van hem te zeggen, dat hij met zijn verleden gebroken heeft, althans niet op alle mogelijke punten. Hieruit blijkt dat mijn mede- deeling toch niet geheel naast de werkelijkheid lag. Het eenige, wat hier anders ligt, is dat mijn blijd schap over het behoud van Dr. Schippers en zijn niet meegaan met de scheuring, dat breken met het verleden te sterk heeft geaccentueerd. Mijn mededeeling over de houding van Dr. Schip pers en zijn behoud voor onze kerken, ontving ik begin Mei te Kampen. Deze mededeeling werd ook door Ds. Ie Cointre als rapporteur gedaan op de ver gadering der Part. Synode in Mei. Dat Dr. Schippers nog allerlei bezwaren heeft, o.a. ook kerkrechterlijke, doet aan de zaak van zijn blijven in onze kerken en zijn niet meegaan met de „Vrij making" niets af. Dat iemand bezwaren heeft is niet erg. Ik geloof, dat hieraan altijd deze goede zijde zit, dat gravamina ons dwingen de kwestie tot op het fun dament toe te bestudeeren. Dat iemand kerkrechterlijk loodzwaar bezwaard is inzake het incident Schilder, wat diens schorsing en afzetting betreft, is niet ver boden. Persoonlijk ben ik iedereen dankbaar, die een seri euze poging doet om het „nieuwe kerkrecht" te toet sen op zijn waarde van al of niet zuiver Geref. kerk recht. Hij vindt in mij een ernstig en aandachtig bestu- deerder van zijn argumenten. Ten aanzien van Dr. Schippers' verklaring van Sept. '44 nog het volgende. Zij is mij woordelijk niet bekend. Wat Ds. Francke daaruit citeert, is wel be langrijk. Dr. Schippers aanvaardt dus daar de formule „houden voor" van 1905 als een bejegeningsnorm Deze laatste uitdrukking „bejegeningsnorm" is de laat ste maanden veel in zwang gekomen. Is hier ook naar Zeeland overgewaaid. Ik weet niet precies, wie de geestelijke vader er van is. Ilc meen zelfs Prof. Berk houwer, maar zeker weten doe ik niet. Mooi vind ik die term niet, maar zakelijk heb ik daar allerminst bezwaar tegen. Tenslotte geeft zij wel goed weer, wat de uitspraak van 1905 bedoelt, mits men dan maar ernst maakt met die bejegeningsnorm en deze ziet als een door God gewilde en geëischte. Mijn bezwaar tegen het begrip „bejegening" is juist de zoo licht er mee aan verbonden zijnde of wordende voorstelling: „nu ik zal wel zoo vriendelijk zijn om je zoo of zoo te behandelen, als je dat graag wilt". Maar neem ik het woord ernstig van uit Gods Woord, dan is het dus de norm, die ik naar Gods Wil, moet aanleggen ten aanzien van behandelen, beschouwen van de Kinderen des Verbonds. Welnu, dat is ten diepste 1905. En zoo is Dr. Schip pers' erkennen van die „bejegeningsnorm" een gelukkig prijsgeven van zijn ingediend gravamen tegen 1905. Daarover verheugen wij ons van harte. Wat ons pijn doet, dat is de indruk, dat er bij velen een nauw verholen teleurstelling is over dit feit. Dit werpt een merkwaardig licht over sommige be zwaarden. Strikt genomen zijn meerderen onder hen geen bezwaarden, d.w.z. menschen, die gebukt gaan onder den last, dien zij gaarne kwijt willen, maar zijn het menschen, die hun standpunt al definitief heb ben bepaald. Dat acht ik temidden van deze vriendschappelijke informatie en discussie, de schaduwzijde van de heele zaak. Bezwaard zijn blijve, wat het moet zijn: een last, een verdriet, een pijn, die wij allen moeten dragen. Het worde niet een vak, een propaganda. M. N. J. H. VOORLICHTING IN MIST EN NEVEL. In het gebed vóór de handeling der kerkelijke bijeen komsten dat zoo ootmoedig en nederig van toon is, staat ook de zinsnede: „Neem ook van ons weg alle misverstand en verkeerde bewegingen des vleesches en geef dat Uw heilig Woord de eenige regel en richtsnoer zij van alle onze raadslagen." Hoe ouder ik word, hoe meer ik lief krijg en be wonder de taal der kerk in haar officieele formulieren en gebeden. Voor zulk een confessie schaam ik mij niet. Ilc doe haar en aanvaard haar integendeel dank baar als geestelijke rijping en als vrucht van veroot moedigende ervaring aangaande eigen kunnen. Deze formuliergebeden zijn een ontroerend getuigenis, hoe wonderschoon en diep onze vaderen den rijkdom van het Evangelie hebben verstaan, maar tegelijk ook gepeild hebben de gevaarlijkheid en verraderlijkheid van hart en hoofd der geloovigen, die zoo licht - zelfs tegen hun bedoeling in den rijkdom van het Evangelie kunnen devalueeren. De hierboven geci teerde bede om verlossing van misverstand en ver keerde beweging des vleesches veronderstelt ook heel ootmoedig de mogelijkheid van dat gevaar. Deze bede is door de vaderen hier niet ingevoegd als een vroom gebaar, maar zij is welbewust geboren uit het ootmoedig besef hoe licht ook de allerheiligste in dit leven kan ontsporen. Hoe diep, getuige deze bede, hebben de vaderen de mogelijkheid en dreigende werkelijkheid gezien van pijnlijke distantie tusschen ambt en ambtsdrager. En daarom baden zij vóór hun kerkelijke bijeenkomsten zoo eerlijk en diep ernstig om wegneming van misverstand en verkeerde bewe ging des vleesches. Zij wisten hoe de ijver voor het Huis Gods zoo licht door een onzuiveren ijver kon worden verslonden. Daarom baden zij om bewaring voor dit gevaar van misverstand en verkeerde driften. Deze bede is voor ons niet overbodig. Zij zal nimmer overbodig worden. Zij is in de huidige crisis van ons kerkelijk leven wel van een zeer smartelijke nood zakelijkheid en actualiteit. Het is een drukkend gevoel, dat als lood op het hart kan liggen, als men bijna machteloos moet toezien, hoe misverstand en verwar ring van geest telkens weer slachtoffers maken. Was er geen Heilige Geest, die in alle waarheid leidt, was er geen geloof dat de waarheid haar triumph zal vieren dwars door het struikgewas van menschelijke verwarring heen, men zou bij oogenblikken in een Elisa-moedeloosheid de toevlucht zoeken. Een redacteur, die in deze dagen over den ker kdijken strijd waagt te schrijven, ervaart dit wel op zeer bijzondere wijze. Het is waarlijk geen benijdens waardige positie om op de woelige kerkelijke wateren met een journalistieke bootje te laveeren. De een seint: goede wacht en behouden vaart. Een tweede nog korter: sterkte in den strijd. Een derde voorspelt weldra radicale ondergang in een mijnenveld der bezwaarden! Dan seint er weer iemand in mist en nevel dat de richting goed is en zoo moet blijven. Maar nauwelijks is dit laatste bericht ontcijferd, of een nieuwe pessi mistische voorspelling is binnen, waarin te lezen staat twijfel of de synodale stuurman wel bij zijn verstand en eerlijk is. Er is een en al verbazing over koers en route. Het is waarlijk geen gemakkelijke zaak om bij al deze tegenstrijdige weerberichten het compas goed te lezen en geen slachtoffer te worden van mis verstand. Vóór mij op mijn bureau liggen eiakele brieven. Daaruit enkele citaten ten bewijze van boven om schreven situatie. Daar is een broeder, die heel vriendelijk aldus schrijft: „Zoo zou ik U willen vragen, kuntll bijv. in de Kerkbode niet eens kort en klaar uiteenzetten wat omtrent de leeruitspraken, de- Synode heeft be sloten, op een wijze dat èn Synodalen èn Bezwaarden zeggen: ja, zoo is het en de eenvoudige leden goed kunnen begrijpen waar het om gaat. Zooiets zou, meen ik, zeer verhelderend kunnen werken, want ook de eenvoudige leden dienen te weten, waar het om gaat en wat er geschiedt."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1945 | | pagina 1