No, 37 Vrijdag 15 September 1939 53e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIEDs. A. G HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn,, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS: 15 cent per regel; bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. STILHEID TOT GOD. Immers is mijn ziel stil tot God. Ps. 62 20. Niet alle stilte is bevrijdend. Er zijn drukkende vormen van stilte. Ik denk aan de natuur. Daar is de stilte van een zwoelen zomeravond. Daar is de stilte vóór den storm. Daar is de angstige stilte onder den inslaanden bliksem. Er is een opgelegde stilte in het leven, die neerdrukt. Ik denk aan de stilte van een jongen, die tegen zichzelf zondigt. Nauw verwant daaraan is de stilte van het meisje, dat haar eer kwijt is. Hier is de stilte gelijk aan broedende eenzaam heid. Het is de stilte van geschonden levens. Zij is drukkend en beteekent een last. Het leven kent ook de gedwongen stilte. Die van het brutale commando, die van mis daad en geheim. Onze tijd kent nog ander vormen van gedwon gen stilte. De stilte van de dictatuur, van het concentra tiekamp. Zij werkt met de muilkorf en is gelijk aan murw geslagen zijn. Daar is voorts de gedwongen stilte van de cel, van het slagveld met de verminkte lijken. Daar is de gedwongen stilte van den dood en van het kerkhof. Ook deze vormen van stilte zijn drukkend en beteekenen een last. Er is een noodlottige stilte. Ik denk aan de stilte van een gewetenlooze diplomatie. Ik denk aan de stilte, waarin de wereld van de misdaad zich hult. Hier zijn zielen stil tot den duivel. Er is ook een verraderlijke stilte. De stilte, waarmede bacillen een menschen- leven sloopen en waarmede een duikboot onder water nadert. Ook dit is drukkend. Veel, zeer veel stilte in het leven is niet be vrijdend. Veel stilte gaat gepaard met angstcomplexen, is zwanger, van angst en onrust. De stilte van David is een andere. Zij is een bevrijdende. Hij spreekt over de stilheid tot God. Mijn ziel (zoo staat er letterlijk) is stilheid tot God. Wanneer zegt hij dat Hij zegt het niet, terwijl hij een stil en gerust leven leidt. Uit dié stilte is hij allang weggejaagd. Zijn leven is verwikkeld in een net van leugen en verraad, bedrog en gemeenheden van den kant der menschen. Zijn leven, zijn kroon is in gevaar. En naar menschelijke berekening is alles red deloos verloren. Uit alle veilige nesten is David weggejaagd. En nu het wonder, dat hij gaat zeggen Mijn ziel is stil tot God. Dit is geen goedkoope praat. Deze stilheid tot God is niet iets vanzelfspre kends. Zij valt niet gemakkelijk in den schoot. Zij moet veroverd worden. Wezenlijk stil zijn is niet het begin, maar het einde. De stilte waarover David spreekt, is veroverd op angst en onrust, dood en dreiging. Zij is een zaak, die behoort aan strijders en wordt betaald met den prijs van bloed en tranen. Mijn ziel is stil tot God. Hoe zegt hij dat David begint met het woordje immers. Het Hebreeuwsch heeft hier een woordje met een militant karakter. Het heeft iets in zich van den aanval, van een moedige beslissing. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 Er klinkt in door de taal van het offensief, de taal van vastberadenheid. Met immers wil David zeggen Voor mij is de teerling geworpen. Mijn keuze is definitief bepaald onder dreiging en nood. Mijn ziel is stil tot God. Ziedaar Davids aanval, ziedaar zijn marsch- route in de donkerheid. Immers. Dat is tegelijk een protest en een triumfkreet. Davids stilheid is een welbewust gekozen over gave aan God. Het is geen lijdelijke berusting. Hier spreekt een mensch, die in het offensief gaat. Tegenover de veelheid van angstaanjagende feiten, poneert hij dit ééne Stilheid tot God, Die ook gaat over de don kere feiten van het leven. Hier is een veroverde stilte. De stilte van het geloof en van de hoop. Zij is bevrijdend en heerlijk. Is er nog plaats voor haar nu het oorlogsge weld over ons is losgebroken Het gebulder der kanonnen schijnt te spotten met alle stilheid, vooral met de stilheid tot God. Is God nog in deze ontreddering, in dit demonisch gokspel op een of andere wijze te betrekken Wij aarzelen met ons antwoord. Is er van deze verdorven aarde nog aansluiting met den heiligen hemel Daemonen van machts- en geweldswellust dan sen weer op de doovende haardvuren van Euro pa. Is God niet ver Het geloof waagt te zeggen Immers is mijn ziel stil tot God. De oorlog verandert weinig. Hij maakt slechts openbaar, gelijk een uitbar sting van de Vesuvius openbaar maakt wat in de krater zit. De oorlog werpt den schijn af. Hij ontmaskert en plaatst ons met een schok voor de ontredde ring. De oorlog ontdekt ons aan onze afgoden. We zien ze wankelen. Hij is de crisis over al onze veilige nesten onze positie, ons bezit, onze meubels en genoe gens. Hij voert alle leven naar den rand van den af grond en tot de stilte van den wanhoop. In deze verschrikking doet het geloof zijn aan val en zegtImmers is mijn ziel stil tot God. Het is de stilheid van de hoop op God. Zij is veroverd op en in de stormen van dit gehavende leven. Haar geheim ligt in het Heil des Heeren. De stilheid tot God bloeit op uit de stilte van het kruis. Hier was de hevigste worsteling tusschen ge weld en recht, zonde en heiligheid. Hier ontmoetten kreet en stilte, roepen en zwijgen elkander. Het kruis eindigt in de majesteit van stilheid tot God: Vader, in Uwe handen beveel Ik mijnen geest. Daarom is stilheid tot God overwinning. Maar daarom kan ook alleen een ziel, die naar God schreeuwt, worden een ziel vol stilheid tot God. Schreeuwen naar God en zwijgen tot God in den nood van het leven. Hier is harmonie, want beide bedoelen een laatste berooep op God. Zalig bevrijdend dit schreeuwen naar en zwij gen tot God. Hoe meer er geschreeuwd wordt tot menschen, hoe minder stilheid tot God. Stilheid tot God is de retraite van het geloof uit al het aardsch gedruisch. Zij is het hoogste beroep in den waanzin hier beneden op de heilige orde van boven. Zalig de mensch die onder den druk stil is geworden tot God. Hij is niet de verslagen, maar de vertrooste mensch. Hij is stil tot God ook dan wanneer hij schreeuwt naar God. Door het kruis is in de ziel van een kind van God de harmonie tusschen schreeuwen en zwij gen. Dat is de bevrijdende stilte in en om een zon daar die op Jezus ziet. De stilte der verlossing. Humanisme, cultuur, beschaving lijden neder laag op nederlaag. Ze worden stil tot wanhoop. Onder dat alles spreekt het geloof de taal van het offensief. Immers is mijn ziel stil tot God. De laatste pijn wordt een verzinken In stilten klaar en hemeldiep En boven ons begint te blinken 't Gelaat van Die ons wakker riep. (De Mérode). Stilheid tot God, zij is Zegevierende stilte. Middelburg. N. J. HOMMES. DE REFORMATORISCHE ARBEID VAN NEHEMIA. Nehemia 1, (Het beginNehemia ziet Israëls ellende) I. Van Nehemia, wiens naam beteekent,,de Heere heeft verhoord" wordt gezegd, dat hij woonde in 't paleis te Susan. Dat paleis was één van de residenties der Perzische koningen. Deze bezaten toen een we reldheerschappij. Hun rijk omvatte het oude rijk van Babel, dat van het koninkrijk Lydie en dan ook nog Egypte. Ten tijde van Nehemia regeerde daarover Artahsasta, in de ongewijde geschiedenis bekend als Artaxerxes, een kleinzoon van Darius. Deze Darius was uit de familie van Cyrus, de grond legger der Perzische wereldheerschappij en kwam aan de regeering na den dood van den zoon van Cyrus Cambyses. We vonden ergens deze volgorde. 1) Cyrus, gest. 529; 2) Camby ses, z'n zoon, gest. 522 3) Darius, uit een zijtak van het koninklijk huis, gest. 486 4) Xerxes, zoon van Darius, gest. 465 5) Artaxerxes, zoon van Xerxes, gest. 424. Deze Artaxerxes regeerde van 465424 vóór Christus. Behalve in Susan hadden de Perzische konin gen ook een residentie in het oude Babel, waar ze meestal den winter doorbrachten. Het paleis in Susan moeten we ons wel den ken als een prachtig imponeerend gebouw, ge tuigenis afleggend van de groote macht van den koning van het wereldrijk. In dat paleis woonde Nehemia. Dat iemand nu in een paleis woont, zegt op zichzelf aan gaande z'n positie nog niet veel. Die kan daar nog een zeer nederige zijn. Nehemia's positie was dan echter een zeer voorname. Hij was des konings schenker. Het schenkers ambt was een post van groot vertrouwen. Hoe werden die koningen bedreigd door het gevaar, dat vijanden, buitenlandsche of binnenlandsche, een poging zouden doen om hen te vergiftigen en daartoe hun schenker om te koopen. Alleen aan een zeer vertrouwden dienaar kon de koning die waardigheid opdragen. Zulk een man, die 't grootste vertrouwen van Artahsasta genoot was deze Nehemia. Volgens de geleerden was Nehemia echter niet alleen een hooggeplaatst hofbeambte, maar had hij ook staatkundige macht. Zijn plaats in het staatkundige leven zou te vergelijken zijn met die van een minister-president bij ons. Als ge u nu poogt in te denken de pracht en praal en rijkdom in het paleis van den Perzischen wereldbeheerscher en dan bedenkt, dat Nehe mia daar de hoogste dienaar des konings was, dan kunt ge u ook eenige voorstelling maken van de levensweelde, waarmee deze man was om ringd. Deze man had het wel ver in de wereld ge bracht, als hij op één na de hoogste werd in het Perzische wereldrijk. Dat hij die hooge positie innam, was dan wel niet alleen door de gunst van den koning. Als Nehemia een man was geweest van weinig be kwaamheden, zou de koning hem wel niet een zoo verantwoordelijke taak hebben opgedragen. Ongetwijfeld was hij bijzonder begaafd. Uit dit boek blijkt, dat hij een groot staatsman was. Van dezen man nu, die bezat was het hart maar begeeren kan, voor wien alle wereldsche vreugden toegankelijk waren, wordt dan ver meld, dat hij vervuld was van een groote droef heid, die hem eenige dagen weenend met vasten en bidden deed neerzitten. Die droefheid kwam over hem door een bood schap, die hij door één van z'n broederen, Ha- nani, gekregen had over den toestand van de naar Jeruzalem weergekeerde Joden en over die heilige stad zelve. Een kleine honderd jaar tevoren had Cyrus aan de Joden in Babel verlof gegeven naar hun land terug te keeren. Ongeveer 50.000 hadden van dat verlof gebruik gemaakt. Van Cyrus ont vingen ze ook de volmacht om den tempel te herbouwen. Hij stelde hun ook de middelen daar toe ter beschikking en gaf de heilige vaten van den tempel mee. Tusschen het hof van den Persischen koning en de Joden in Kanaan bleef er een voortdurend contact. De Joden in Kanaan bleven aan het ge zag van den koning onderworpen. Het centrale gezag deed zich ook daar gelden en ambtenaren gingen van Susan naar Jeruzalem en omgekeerd. Daardoor bleef de mogelijkheid om in Susan zich op de hoogte te stellen van den toestand in Je ruzalem. Zoo kwam Hanani, één van z'n broederen, met anderen, uit Juda in Susan en door dezen liet Nehemia zich toen inlichten. Hij vroeg hen naar de Joden die ontkomen waren. 't Was het antwoord op die vraag, dat Nehe mia z'n groote droefheid bracht. Ze zeiden tot hem De ontkomenen, die ontkomen zijn aan de ballingschap en daar in het landschap, de pro vincie leven zijn in groote ellende en in ver- smaadheid en Jeruzalems muur is verscheurd en z'n poorten zijn met vuur verbrand. Toen Ne hemia dat hoorde, zat hij neder en weende en bedreef eenige dagen rouw, vastende en biddende voor het aangezicht van den God des hemels. VAN DE SYNODE. Onder Kerknieuws wordt opgenomen een ver slag van de Gen. Synode zooals dat in de dag bladen verscheen. Hier willen we op eenige be sluiten de aandacht vestigen. De Synode ging haar derde zittingsweek in. Het is wel duidelijk, dat zij in deze week haar arbeid niet zal kunnen beëindigen. Enkele zaken, die in de vorige week in com missievergaderingen konden worden voorbereid, werden nu in openbare zitting afgehandeld. Daaronder waren enkele Zendingszaken. Ver schillende aangevraagde subsidies werden toege staan, zoo aan Soerabaja voor den arbeid in Makassar, aan Medan voor den arbeid onder de Javanen op Sumatra (Deli). Inzake den arbeid onder de Javanen op Zuid-Sumatra werd uitge sproken de wenschelijkheid, dat een kerk werd gevonden, die dezen arbeid voor haar rekening zou willen nemen en daar een dienaar des Woords heenzenden, in samenwerking met an dere kerken en met steun van de Generale Sy node. De arbeid daar vraagt zeer dringend om voorziening. Het verzoek van het N.Z.G. dat door één onzer kerken Madioen zou worden overgenomen, werd niet afgewezen. Integendeel werd besloten, dat indien het, inzonderheid uit finantiëel oogpunt, ook maar eenigszins mogelijk zou blijken, de Gen. Synode daarvan aan het N.Z.G. bericht zou doen, om voorts alle maat regelen te treffen die voor die overname noodig zullen blijken. Een steun tot 4000.per jaar uit de Generale Kas werd daarbij toegezegd. De bevordering van de eenheid der Gerefor meerde belijders werd nog niet opgegeven. De deputaten daarvoor worden gecontinueerd. Uit gesproken wordt daarbij, dat in een schrijven aan de Synode der Chr. Geref. Kerk, zal worden meegedeeld, dat in een zoo delicate zaak een schriftelijke gedachtenwisseling niet in de plaats van een mondelinge saamspreking kan worden gesteld. Men wil samen praten. Een verkregen contact met vooraanstaande broeders van Geref. belijdenis in de Herv. Kerk zal men zoeken voort te zetten, evenals dat met andere Geref. kerkengroepen. Verwisseling van predikanten. Op de Synode van Amsterdam was een commissie benoemd om na te gaan of er wellicht maatregelen moeten worden voorgesteld, die er toe kunnen leiden om in gevallen, waarin een dienaar des Woords te lang aan zijn gemeente verbonden zou blijven, voorziening te treffen. Deze commissie diende daarover nu een rapport in, waarvan de conclu sies werden aanvaard. Geoordeeld wordt, dat verwisseling van predikanten, natuurlijk met on derling overleg, van de betrokken kerken en die naren des Woords zou kunnen geschieden. Door elke Part. Synode zullen twee deputaten moeten worden aangewezen als vertrouwensmannen om in die gevallen van raad en bijstand te dienen. Een bezwaarschrift van de Classis Zierikzee, ondersteund door de Part. Synode van Zeeland, inzake weigering van de Classis Drachten om in lichtingen te verstrekken over de kerkelijke pro cedure daar, werd niet-ontvankelijk verklaard. We weten nu nog niet welke zaken voorts nog in deze week zijn behandeld, maar vermoeden, dat de belangrijkste zaken de volgende week aan de orde zullen komen. HEIJ.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 1