No. 6 Vrijdag 10 Februari 1939 53e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C HEIJ cn Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN cn W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regel bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 LEZERS VAN DE KERKBODE STRAKS UW HALF GELEZEN KERK BODE TE MOETEN WEGBRENGEN ALS ZEEUW UW ZEEUWSCHE KERKBODE SLECHTS HALF GELEZEN TE HEBBEN ZULK SAMEN-LEZEN VINDT U VOORTDUREND ONAANGENAMER. BESLUIT DAN OOK ALLÉÉN-LEZER TE WORDEN, OPDAT U ZELF OVER UW EIGEN KRANT BESCHIKKEN KUNT EN OOK IN DIE HUIZEN DE KERKBODE KUNT BEZORGEN, WAAR MEN VAN HET EVANGELIE VER VREEMD IS. EVANGELIE EN BEKEERING. Hij dan, ook nog vele andere dingen vermanende, verkondigde den volke het Evangelie. Luk. 3: 18. Johannes de Dooper Verkondiger van het Evangelie Maar was hij dan geen boeteprofeet Zeker, met indringenden ernst heeft Johannes het volk opgeroepen tot bekeering „Bekeert U", gaat anders denken en anders doen. Met aangrijpende beelden heeft Johannes hei komend oordeel aangekondigd,,De bijl is reeds aan den wortel der boomen gelegd" wiens le ven is als een onvruchtbare boom zal onverbid delijk getroffen worden door het oordeel, hij zal worden uitgehouwen en in het vuur geworpen. Johannes was dus wel een boeteprofeet. En de strenge prediker in de dorre woestijn (beeld van Israels geestelijke onvruchtbaarheid) noemde de zonden met name, zoodat de menschen te we ten kwamen, welke ongerechtigheden zij moesten nalaten. De hoorders, die vroegen„Meester, wat moeten wij doen" kregen heel concrete ant woorden. Tot de tollenaren belastinginners in dienst der Romeinen zei Johannes, dat ze moesten ophouden meer belasting van het volk te vragen dan hun van hoogerhand was opgedragen. De krijgsknechten werden vermaand de bur gers niet te berooven, maar zich tevreden te stel len met hun soldij. Zij moesten zich dus bekeeren van hun speciale soldatenzonde. Zoo heeft Johannes op den man af, met duide lijke aanwijzing, zijn hoorders opgeroepen om vruchten voort te brengen der bekeering waardig. Doch de boeteprofeet deed alzoo, omdat hij een verkondiger van het Evangelie was „Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen, daar om bekeert U". Johannes was de heraut, die vóór den grooten Messias-koning uitging. Maar ingang in het rijk van den rechtvaardigen Koning Christus, is er alleen voor den mensch, die zich bekeert. Daar om doopte Johannes alleen hen, die hun zonden met berouw beleden hun zegde hij vergeving toe, die weldaad van het hemelsch koninkrijk, vergeving en vernieuwing „Die na mij komt. Die zal U doopen met den Heiligen Geest en met vuur". Zoo wees Johannes van zichzelf af naar Christus heen ik kan U slechts met water doo pen, het teeken van de afwassching der zonden, maar Die na mij komt, Hij geeft U de beteekcnde zaak, door den Heiligen Geest, die werkelijk van de zonde reinigt en feitelijk het verdorven leven herstelt. De prediking van Johannes was Christuspre- dikng. De Dooper heeft de belofte van het Evangelie verkondigd en daarom de menschen opgeroepen tot bekeering en geloof. De prediking heeft altijd nog precies dezelfde taak. De Kerk heeft geen boetepredikers de we reld in te zenden met de dreigende boodschap „Bekeert U en zoo niet, dan wee U". Neen, de Kerk heeft uit te zenden verkondigers van het Evangelie (de blijde boodschap), die roepen tof bekeering en geloof in Christus den gekruiste. Elke opwekking tot geestelijke verheffing en zedelijke vernieuwing is armelijke moraalpredi- king en van tevoren reeds tot onvruchtbaarheid gedoemd, tenzij de opwekking tot levensverbete ring voortvloeit uit de verkondiging van het ko ninkrijk der hemelen, met zijn schatten vergeving der zonden om des bloeds van Christus wil en vernieuwing van het verdorven leven door den Geest van Christus. Ouders, die hun kinderen onder strafbedreiging bevelen om bepaalde zonden na te laten, hande len onchristelijk, wanneer zij niet tegelijk het kind op Jezus den Zaligmaker wijzen m'n jongen, je moet gelooven, dat de Heere Jezus je van alle zonden zalig maken kan en wil door Zijn bloed en Geest. Zeker, wij zullen met den eisch der bekeering vollen ernst maken. Brengt dan vruchten voort der bekeering waardig. Dat is de eisch om op te houden met die zonden, waaraan wij ons schuldig maken, ieder met de zijne De handelsman, die niet altijd even eerlijk is, moet die knoeierij nalaten. Het kind, dat nogal eens liegt, moet die leu genachtigheid afleggen. De vrouw, die gewoon is een kerkdienst te verzuimen, alleen maar om de pot te koken, moet breken met die zonde. De man, die zijn naaste niet kan verdragen, moet leeren toegeeflijk te zijn. Wie zichzelf graag op den voorgrond stelt, moet nederig worden. De onkuische moet zijn lusten bedwingen. Wie bij de verkiezing zijn stem uitbracht op een linksche of z.g. neutrale lijst, moet in het ver volg zijn stem geven aan een man van onverdacht Christelijke beginselen. Elke dag zal ik mij moeten afvragen met Gods heilige geboden voor oogen „En ik, wat moet ik doen In dien weg van voortgaande bekeering alleen, is ingang mogelijk in het koninkrijk van Christus; er moéten goede vruchten zijn en zoo nietde bijl ligt al aan den wortel der boomen. Maar dit staat vastde Geest van den Zaligmaker moet mij van dag tot dag vernieuwen, anders komt er van dagelijksche bekeering in mijn leven niets terecht. Nu, dit is de verkondiging van het Evangelie, de zeer blijde boodschap Jezus Christus, de Ver losser, zal Zijn Heiligen Geest geven aan allen, die Hem met hartelijke zuchten zonder ophouden daarom bidden Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest Mocht die mij op mijn paan ten leidsman strekken! 'k Hield dan Uw wet Gun door het geloof in Christus krachten, Om die te doen uit dankbaarheid. Borssele-Driewegen. H. FRANSEN. CHRISTELIJKE VRIJHEID. Gal. 5:13—18 (Dl). (Geen anti-nomianisme en geen nomisme.) Als we de onderwijzing van den apostel heb ben verstaan, zien we, hoe ver van de waarheid afgedwaald zijn de anti-nomianen, de menschen. die zeggen, dat een geloovige heelemaal niets meer met de wet heeft uit te staan dat het vrije leven van den geloovige zou zijn een leven ge heel en al los van de wet. Wie dat leert zou ook moeten leeren, dat een visch geen water noodig heeft om te leven, dat de vruchten geen zon behoeven om te wassen en te rijpen, dat een mensch gerustelijk alle regels voor z'n gezondheid kan verwaarloozen en toch gezond blijven. Wie echter die dwaasheid niet begaat en voor het welzijn van elk leven noodig acht, dat de wet daarvoor in acht genomen wordt, moet ook verstaan, dat het leven van den mensch nooit los kan worden zonder schade te lijden van de wet, den regel, die voor dat leven geldt. In dien zin komt de geloovige van de wet nooit vrij, maar ligt de ware vrijheid in de gebondenheid aan die wet. Maar dan is ook duidelijk, dat het ware leven der liefde niet komt door onderwerping aan de wet. Geen anti-nomianisme, maar ook geen no misme. Dat leven komt alleen door den Heiligen Geest, in de herstelling van het beeld Gods. Niet dat gezinsleven en maatschappelijk en staatkundig leven is het beste, waar het is gebod op gebod en regel op regel, waar elk oogenblik de geboden en verboden weerklinken. Daar staat het leven hoog, waar zooals men dat uit drukt een goede geest heerscht. Als in een gezin een goede geest heerscht is hiet noodig, dat altijd commandeeren en verbic- den. En al evenzoo is het in de maatschappij en den staat. Niet dat is de beste maatschappij en Staat, waarin de mensch omringd is van allerlei Wettelijke bepalingen, die dan telkens weer over treden worden, maar waar een goede geest heerscht, die van binnen uit den mensch bestuurt. Als daar reeds blijkt de groote beteekenis van de algemeene werking des geestes, des te meer geldt voor het hoogste leven, dat het alleen komt door de bijzondere werking van den Heiligen Geest. Waar die Geest niet is, daar is niet de vrij heid en waar de vrijheid niet is, daar is het ware leven niet. Wanneer de liberaal en de revolutionair en de anarchist om de vrijheid roept en brengen kan wat hij onder vrijheid verstaat, bloeit het leven niet, maar kwijnt het en versterft. De ware vrijheid is er alleen voor den mensch, die van Christus is en alzoo deel heeft aan den Heiligen Geest. „Waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid", 2 Cor. 3:17. Daarom gaf God als laatste groote gave aan Zijn volk, de gave van den Heiligen Geest, opdat Zijn volk zou kunnen staan en leven in de vrij heid. Maar daarom wordt het volk Gods ook een biddend volk, dat bidt om den H. Geest, en dat zich laat leiden door den Geest en alzoo Gods wet laat liefhebben. Voor hen is de dreiging der wet weg weg is het benauwende van de wet. De geboden Gods zijn voor hen niet zoovele onaangenaam klinken de commando's, die tot tegenstand prikkelen, maar als vriendelijke gidsen, wier leiding zij gaar ne aanvaarden op den weg des levens. Of we dan leven door het geloof, in Christus, die de Zijnen verloste van den vloek der wet en van den eisch, om haar te onderhouden tot verwerping der zaligheid, kan blijken uit het aan leggen van den toetssteen hier geboden. Dat kunnen we om nog eens Calvijn te la ten spreken niet weten uit de ceremoniën, omdat de geveinsden daarvan vaak de meest naarstige beoefenaars zijn. Dat kunnen we weten uit het kennen van de liefde tot den naaste door den Geest van Chris tus. Uit het kennen van die liefde, die bekwaamt tot het dienen van den naaste, bijzonder van den broeder. Tot het dienen niet om loon of eere, maar in gewillige gehoorzaamheid. Dat elkander dienen door de liefde is in de wereld een wonderlijke zaak, maar het is dan ook een vrucht van het wondere leven, dat op komt uit de wedergeboorte door den H. Geest. Bij dat wondere leven behoort het wondere el kander dienen door de liefde. Wie daaraan ganschelijk vreemd zou zijn vleie zich niet met een ijdele hoop, maar bekeere zich. Geen liefdelooze zal het Koninkrijk Gods beërven. Zalig die mensch, die dezen regel met blijd schap aanvaardt, die een volgeling werd van Hem, die dienend de Zijnen de voeten waschte. Zalig die mensch ook al is het, dat het beginsel dezer gehoorzaamheid nog klein is. Dat het vaak klein is, moet met beschaamd heid worden erkend. Al is er niet een toestand zóó erg als in de Galatische gemeenten, waar Paulus de vermaning moest geven ziet toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt, in de ge meente wordt dit elkander dienen door de liefde toch veel te weinig gevonden. Hoe anders zou het zijn in de kerk en in de maatschappij, wanneer de geloovigen uitkwamen zooals ze behoorden te zijn. Laat er dan een gedurig gebed zijn om den H. Geest om door den Geest te wandelen. HEIJ. KAARTSPEL. Hierbij geef ik door, hetgeen Prof. Dr. K. Dijk schreef in Bouwen en Bewaren „Vroeger stond inwrikbaar vast, dat kaartspelen zonde was. Nu moeten in Bouwen en Bewaren artikelen geschre ven worden. O snelle afloop als de wateren. Ik stem terstond toe, dat jongelui, die het druk hebben met kaartspel en dergelijke vermakelijk heden en geen hoogere problemen weten dan van hun bridge-avond, geestelijk laag bij den grond blijven en zeker geen voorbeelden zijn van Chris telijke n levenskracht. Maar zoo behoeft het niet te zijn en ik kan mij best indenken, dat onder ons jonge menschen zitten met de vraag of het geoorloofd is. Prof. Dijk citeert dan wat de Gereformeerde moralisten schreven. Noemt Danaeus, Taffin, Wittewrongel, Perkins, Amesius, Voetius, Kuy- per, Geesink. In den bloeitijd der Gereformeerde Kerken hebben al deze mannen het spel veroordeeld. Zelfs Synodes spraken eenzelfden oordeel uit. Behalve de Provinciale Synodes van Zuid- Holland en Utrecht sprak de Synode van Zee land, gehouden te Tholen (1662) uitDe uyter- ste straffe sal gevolght worden tegen openbaer ende gewoonlijck tuisschen spelen met caerten ende teyrlingen en de huys daer medeopenhouden. Een verdediging van het kaartspel heeft nie mand openlijk aangedurfd. Ook al is door som migen gewezen op de moeilijkheden, om hier pre cies de scherpe onderscheidingslijnen te trekken tusschen b.v. het kaartspel met andere kaarten en, om niet meer te noemen, verschillende gezel schapsspelen. Prof. Dijk zegt dan, dat de hoofdvraag is of we in kaartspel te doen hebben met loterij. De volgende vraag is of het kaartspel gepaard moet gaan of licht gepaard gaat met spelen om geld. In de derde plaats of dit spel niet in die mate de hartstochten prikkelt en de zinnen verwart, dat de ziel schade lijdt. Vervolgens of we ons niet begeven door kaart spel op een terrein, waar God dienen niet mo gelijk is. Vervolgens of het hoogere leven (in den zin van religieus en ideëel-cultureel) door dit spelen niet op den achtergrond gedrongen wordt. Ad 1. Het lot is een heilige handeling, waarbij men God aanroept om Zijn beslissing in geval len, waarin ons verstand of onze beslissing tekort schiet. Indien nu in het kaartspel dit heilige lot mis bruikt wordt d.w.z. wanneer het trekken of uit- deelen der kaarten een zaak van loten is, indien de kans om goede of slechte kaarten te krijgen valt onder het lot, is dit spel ten eenenmale ver oordeeld, omdat het heilig lot neergehaald wordt in de sfeer van vermaak of geldjacht en Gods heilige instelling aangewend wordt, om den tijd te verdrijven of zichzelf te verrijken. Prof. Dijk zegt zeer nadrukkelijk, dat wij de consequentie moeten aanvaarden om elk lotspel, elk kansspel, waarbij kaarten getrokken of uitgedeeld worden, onverschillig of er een aas enz. of een figuur uit een kwartet op staat, ieder dominospel, elk gan- zebord, ieder gezelschapsspel waarbij „oogen" worden gegooid, elke attractie van „Christelijke bazars" als raden, grabbelen enz. te zien als van God verboden bezigheden. Hij voegt er nadruk kelijk aan toe het gaat niet aan bridgen, whis ten enz. te brandmerken als onchristelijk, omdat het misbruik is van het lot, en tegelijkertijd met volle vrijmoedigheid kwartetten, domineeren enz. in onze woning toe te laten. Want het laatste is niet minder loten dan het eerste. De tweede vraag of het kaartspel gepaard moet gaan of licht gepaard gaat met het spelen om geld of iets anders, wordt aldus beantwoord onze vaderen (en dus ook wij) hebben volkomen gelijk gehad, toen zij onder degenen, die zich van het Avondmaal hebben te onthouden, ook noemde de spelers en dat oordeel geldt ook van de spe lers van onzen tijd. Het gruwelijk spel om geld wordt niet alleen gespeeld aan de kaarttafel, maar ook op de bridge-avonden. Het is ook het spel van de beurs en van de speculatie. De snelle vermenigvuldiging der bridge-avonden in dezen geweldig ernstigen tijd is een bewijs van geeste lijk decadentie en wanneer dit kwaad ook onder ons doordringt, gaan we hollend achteruit. Op de derde vraag geeft Prof. Dijk eveneens een positief antwoord, terwijl hij op de vierde vraag dit antwoord geeftWaarom zijn Gere formeerden zoo tegen kaartspel gekant Omdat, en de practijk van vroeger en nu bewijst, dat dit spel het spel is geweest van taveerne en kroeg van spelers en geldgierigen, van wereld en mon- dainiteit, en het meedoen met een kaartspel sy noniem was met het zoeken van ontspanning in café's en niet christelijke kringen, of met het jagen naar geld buiten den weg van den eerlij ken arbeid. En hoe vele zielen hebben door dit kaartspel schade geleden en zijn meegesleurd in een stroom, die ver, heel ver van God afvoert, en ze doet ondergaan in lichtzinnigheid en mate rialisme. En wanneer een spelgewoonte sinds eeuwen die ongunstige plaats in het leven heeft ingenomen, zooveel droeve resultaten en zoovele wrange vruchten draagt, weinig veredelend, maar altijd ontaardend werkt, is het dan wonder dat

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 1