No* 12 Vrijdag 23 Maart 1934 48e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS* ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M, KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGENG ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 ALGEMEENE VERGADERING van de Pers- vereeniging „Zeeuwsche Kerkbode" D.V. Woensdag 18 April 1934, 's middags 2 uur te Middelburg. Gegadigden voor door vertrek vrij gekomen aandeelen gelieven zich schriftelijk te melden bij den Secretaris dhr, J. M. Broekstra, Koningstraat, Goes, uiterst 14 April a.s. HET BESTUUR. CHRISTUS VERBRIJZELD. Om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld. Jes. 53 5 midd. Het werkwoord „verbrijzelen" is in onze ge wone omgangstaal in onbruik geraakt. Vandaar, dat de beteekenis ervan door velen niet zuiver wordt aangevoeld. Raadplegen we een woorden boek, dan vinden we als synoniemen genoemd stukslaan, vermorzelen en tot gruis maken. Doch ook deze geven geen van drieën volkomen en volledig de beteekenis van „verbrijzelen" weer. Want verbrijzelen is niet een „stukslaan" alleen, noch ook een „verguizen" alleen. Het is het één zoowel als het ander, het is een stukbreken en daarna nog een trappen tot gruis. Verbrijzeling is dus niet een handeling, die in één acte af- geloopen is, maar die een langdurig proces door loopt. Het langzame en het totale van de ver nietiging is het kenmerkende van verbrijzeling in letterlijken zin. Daar komt het ook op aan, wanneer Jesaja figuurlijk daarvan spreekt in het bekende hoofd stuk over den lijdenden Knecht des Heeren. Onze Heere Jezus Christus is niet met één slag verbroken, wat b.v. zou zijn geschied, wanneer het zwaard van Herodes Hem in Bethlehem ge troffen had. Maar Hij ontkwam veilig naar Egypte Zijn leven werd gered en dat was een leven van verbrijzeling. Onze Heiland heeft ge durende zijn gansche leven, maar inzonderheid aan het kruis, onuitsprekelijke benauwdheid, smarten en verschrikking en helsche kwelling verdragen, totdat Hij eindelijk aan Golgotha's kruis verbrijzeld uitriep „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten Bij Zijn geboorte begon Zijn leven én Zijn lijden. Want Christus' leven was lijden. Christus' verbrijzeling ving bij Zijn geboorte reeds aan en eindigde eerst met Zijn smadelijken dood aan het kruis. Vanaf Zijn geboorte steeds toenemen de verbrijzeling. In kommervolle omstandigheden geboren. In armoede groot geworden. De Bouw heer van den tempel, niet met handen gemaakt, arbeidende in de werkplaats van Zijn vader. Bij Zijn optreden in het openbaar hier gesmaad, daar gehaat, ginds bedreigd. Drie jaren lang om ringd door Zijn jongeren, die Zijn discipelen wilden zijn, maar die Hem niet begrepen en wier onverstand Hij dragen en wier ongeloof Hij voortdurend bestrijden moest. De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des menschen heeft niet, waar Hij het hoofd nederleggen kan. En onder alles moest Hij, de Heilige, leven in onze door de zonde vergiftigde atmosfeer. Bovendien denk aan Zijn strijd met Satan, toen Hem hongerde in de woestijn. Herinner u den tegenstand van de leidslieden des volks en zooveel meer. Vanwaar dit alles Alles, reeds de sombere schaduwen, vooruitgeworpen door het kruis. Alles, reeds Zijn verbrijzeling. Daar toe is Jezus immers in de wereld gekomen om verbrijzeld te worden. Zijn leven lang is Christus nooit zonder lijden geweest. Want Zijn leven was een lijdensleven en Zijn lijden was een levenslijden. De gansche tijd Zijns levens op aarde was één bukken onder het recht van God, één kruisweg, één verliezen van Zijn leven, om het te vinden Dat wil niet zeggen, dat onze Heiland ge durende de jaren van Zijn omwandeling geen andere, wij zouden zeggen, betere tijden gekend heeft. Tijden, waarin Zijn lijden naar den ach tergrond geschoven scheen en van verbrijzeling niets was te bespeuren. Wie denkt hier niet aan Zijn heerlijken triomftocht van Bethanië naar Jeruzalem. Dan teekent alles, wat Hij doet, den Koning. Dat begint reeds met de opdracht, die Jezus Zijn discipelen meegeeft voor den eigenaar van het „veulen" „De meester heeft het van noode". Onder Israël nam een Koning slechts plaats op een dier, waarop nog nooit iemand gezeten had. En als de schare dan kleederen op Zijn weg spreidt en Hem met palmen en psal men toejubelt bij Zijn Koninklijken intocht in Jeruzalem, danwordt daardoor Zijn lijden des te feller belicht. Want deze Jezus, nu door de menigte als Koning Messias verheerlijkt, wordt straks door hen verworpen, om Barabbas te verkiezen, den moordenaar. Wel is het contrast hel en fel. Want zoodra Barabbas de uitverkorene der schare geworden is, gaat Jezus' lijdensweg weer voort in sombere climax. Christus' triomftocht naar Jeruzalem is het blijde voorspel van het droevig drama van Gabbatha en Golgotha, dat straks culmineeren zal in Godverlatenheid. Dan volgt immers Zijn zielelijden in Gethsemané, waar Satan al Zijn machten tegen Hem, den Eenzamen Worste laar, in het veld brengthet verraad van Zijn discipel Zijn verhoor door Annas en Kajafas, Zijn zware gang van Pilatus naar Herodes. Ten laatste naar het vloekhout verwezen en gehan gen aan den schandpaal tusschen hemel en aar de. De aarde sloot Hem uit, en de hemel wil Hem niet aannemen. Zijn nameloos lijden en dan nog een bidden voor de overtreders. „Va der, vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen" totdat Christus voor de tweede maal aan het kruis der Vadernaam op de lippen neemt: „In Uwe handen beveel Ik Mijnen Geest". Christus' verbrijzeling nam een aanvang in Bethlehem en, ondanks de blijde hoogtepunten in Zijn leven, duurde voor tot Golgotha toe. Waarlijk, nooit heeft het woord verbrijzelen geweldiger beteekenis en dieper inhoud gehad, dan hier, als het door den profeet wordt ge bruikt met betrekking tot den Knecht des Hee ren „Om onze ongerechtigheden is Hij ver brijzeld". Alles wat Hij leed, onderging Hij om onze ongerechtigheden. Zoo groot was Zijn liefde, dat Hij Zichzelf verbrijzelen liet, om de breuk door Adam in euvelen overmoed geslagen te kunnen heelen, om Middelaar te zijn tusschen God en mensch. Zoo groot was de macht van Gods toorn, waardoor wij verdienden te worden verdoemd, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon over gaf ter verbrijzelingom onze ongerechtig heden. Zoo groot was onze zondeschuld, die immers alleen kon worden verzoend, als Jezus Christus om onze ongerechtigheden werd ver brijzeld. De drukkende vracht, die Jezus te dragen kreeg en die Hem verbrijzelde, is onze zonde. De zonde is de opstand tegen God. Een aan randing van Hem in Zijn souvereiniteit. Een miskenning van Zijn Goddelijke Majesteit. De zonde is een op zij zetten, een niet-achten van God, een minachten van Zijn Wet, een ver achten van Zijn geboden. Daarom kon God de zonde niet ongestraft laten. Vreeselijk toornt Hij, Die de Heilige is, over de onheiligheid van den mensch. God, Die de Rechtvaardige is, kan het onrecht, door den mensch de wereld ingedragen niet ongewroken laten. Maar de Heere, Die het doodvonnis over den zondaar uitspreekt, baant Zelf ook den weg ter begenadiging. Want Hij zond Zijn eigen Zoon de wereld in, om den last te dragen, waar onder wij bezweken, om te volbrengen ten einde toe datgene, waarmee de gevallen mensch zelfs geen begin maken kon. Om onze ongerechtig heden is Hij verbrijzeld. God stelde Zijn Zoon in onze plaats om voor ons de straf te dragen en de schuld wég te dragen naar de eeuwige vergetelheid en Jezus Christus wilde als onze rempla^ant daarom en daartoe het bangste lijden verdragen. Christus' lijden was plaatsbekleedend. Maar de wetenschap, dat Christus' verbrijzeld is zal U niet kunnen redden. Gij kunt alleen behouden worden door het geloof, dat Hij verbrijzeld is om Uwe ongerechtigheden. Wij kunnen van den toekomstigen toorn niet verlost worden door te gelooven, dat Christus' verbrijzeling voldoende is, maar wij worden zalig door de wetenschap, dat Christus' verbrijzeling om onze ongerechtig heden onze geloofsverzekerdheid is. Christus heeft krankheden op zich genomen en smarten gedragen waren ook Uw krank heden en smarten daarbij Christus werd ver moord, waren Zijn wonden balsem voor u Christus werd gestriemd, waren Zijn striemen uw genezing Christus werd gestraft, bracht die straf u vrede Christus heeft geleden, bracht Zijn lijden u heerlijkheid Christus is gestorven, be- teekende Zijn dood voor u het leven Christus werd verbrijzeld, ja, maar ook om uw ongerech tigheden Om onze ongerechtigheden werd Hij verbrij zeld. Zoo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn. Zoo is er voor de geloovigen geen verbrijzeling. De last der zonde, die ons verbrijzelen moest en ver gruizelen zou, nam Christus vrijwillig op zich. De Vorst der gerechtigheid is gevonnist en ge kruist in naam van het menschelijk recht. Hij werd gesmaad en gehaat, verguisd en vergruisd om onzentwil. De straf, die ons den vrede aan brengt, was op Hém. God heeft ons aller on gerechtigheid op Hem doen aanloopen. Voor hen, wier geest verslagen en wier hart verbrij zeld is, werd Christus verbrijzeld. Hoe groot het lijden van Gods kinderen hier op aarde ook moge zijn, verbrijzeling is er voor hen niet meer. Geen verbrijzeling in dit leven en geen verbrijzeling na dit leven. Want in Christus zijn wij kinderen Gods en erfgenamen van het eeuwige leven. Rust niet, voordat gij de zalige zekerheid hebt, dat Christus' verbrijzeling ook uw zekere zalig heid is. De goddeloozen, zegt uw God, hebben geen vrede. Maar de zee is niet zoo vol van water en de zon is niet zoo vol van licht, als de Heere is vol van genade. Wantom onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld Geloofd zij God! Serooskerke. W. F. M. LINDEBOOM. NATIONALE ROUW. Ook in Zeeland is met innige deelneming het overlijden van Koningin Emma vernomen. Nauw was hier altijd de band tusschen het volk en het Huis van Oranje. Dat begon al met den eersten Oranjevorst, Prins Willem I. Woon de deze niet een tijdlang in Middelburg in de Lange Delft, op de plaats, die nu door een gedenksteen is aangewezen Dat is de eeuwen door zoo geweest en dat is, door Gods goed heid, tot op den dag van heden alzoo gebleven. En onder de Vorsten en Vorstinnen van het Oranjehuis neemt Koningin Emma een zeer eer volle plaats in. Wanneer er, in levensberichten over haar, aan herinnerd wordt, dat zij van vreemden oor sprong was, is dat voor het tegenwoordig ge slacht ook niet meer dan een herinnering. Van de 75 levensjaren, die haar beschoren waren, was Koningin Emma meer dan 55 jaren een Ne- derlandsche. En dat maar niet alleen wettelijk maar in vollen zin en zóó alleen kennen wij haar. En zoo voelen we haar heengaan als een groot gemis en als een nationaal verlies. Want in haar is aan ons volk, door de trouw Gods, een groote zegen geschonken. Met drie typee- rende namen wordt dat aangewezen Koningin, Koningin-Regentes en Koningin-Moeder. Werd zij door haar huwelijk met Koning Willem III Koningin, toen dat huwelijk gekroond werd met de geboorte van een prinses werd daarin aan ons volk een onwaardeerbare zegen geschonken. Daardoor werd het Oranjehuis voor uitsterven bewaard, en mogen we ons als volk rijk gezegend weten in de regeering van Ko ningin Wilhelmina. Hoe heeft zij na den dood van den Koning, als Koningin-regentes zich verdienstelijk gemaakt voor ons volk door de opvoeding van de toe komstige troonopvolgster en de wijze, waarop zij het bewind voerde. En hoe heeft zij, na 1898, als Koningin-Moeder steeds nog meer de harten van ons volk gewon nen door haar meeleven in allerlei nooden, waar door zij den eerenaam Landsmoeder zich ver wierf. Juist is wat Mej. H. S. S. Kuyper eens over j haar schreef „Toen wij begonnen te begrijpen, welk een rijken schat van liefde en wijsheid God ons in Koningin Emma geschonken had, toen zijn wij telkens meer van die wijsheid en die liefde gaan verwachten. Maar hoe hoog onze verwachting gespannen was, wat Koningin Emma voor ons deed, wat zij voor ons was bovenalheel haar optreden, zoo in de gewichtige publieke aangelegenheden harer hooge ambten, als in tallooze vrien delijke bezoeken aan liefdadige inrichtingen en ziekenhuizen haar hooge voorbeeld als echtgenoote en moeder in al deze op zichten wist onze Koningin-Moeder altijd onze stoutste en dierbaarste verwachtingen nog meer te overtreffen." Daarom is er groote rouw bij ons volk, nu het Gode behaagde haar levensdraad af te snij- den en gedenken we in 't bijzonder onze Ko- ningin, die haar Moeder en Prinses Juliana die haar Grootmoeder verloor, aan wie zij beide met groote liefde hingen, en wier droefheid daarom nu zoo heel groot is. Bij de doodsbaar van Koningin Emma, danken we God voor den rijken zegen ons in haar ge schonken en gaan onze gebeden op voor onze Koningin en haar Huis, dat de Heere haar moge vertroosten. Daarom geven we ook hier een plaats aan een bericht in „De Zeeuw" van Woensdag 21 Maart j.l., dat n.l. de raad van Ministers zich richt tot de onderscheiden godsdienstige gezind- heden in ons land met het verzoek te willen - bevorderen, dat op den vooravond van de be grafenis van H.M. de Koningin-Moeder (dus a.s. Maandagavond) in de kerkgebouwen een ure des gedenkens worde gehouden. HOOPVOL LEVENSTEEKEN. In Duitschland gaat nog onverzwakt door het pogen om de kerk te onderwerpen aan den Staat, opdat zij allereerst den Staat zou dienen en niet allereerst haar Koning in den hemel, om te le ven in gehoorzaamheid aan Hem, die haar kocht tot den prijs van Zijn bloed, opdat zij Hem zou eeren in het verkondigen van Zijn Woord, door Wien alleen en ook voor de volkeren een da geraad is. Dezer dagen kwam er nu uit dat land een bericht, dat hoop geeft op een kloek wederstaan van het goddelooze dringen van den Staat. Een vergadering van kerken in Westfalen en Rijnland, onder leiding van Dr. Koch, verklaarde zich niet te willen onderwerpen aan de nieuwe kerkwet, die vorderde, dat de Synode zichzelve ontboden zou verklaren en aanvaarden de re geering der kerk door een rijksbisschop. Dit besluit eischte moed omdat in die ver gadering ook aanwezig was de rijksbisschop Dr. Adler, en deze, nadat de vergadering zich dui delijk had uitgesproken maar voordat nog een officieel besluit genomen was, de geheime Staats politie binnenriep om toen de Synode voor ont bonden te verklaren. Bij dat besluit legden de daar vergaderden zich niet neer. De ontbonden verklaarde Synode heeft zich Vrijdag 16 Maart opnieuw geconsti tueerd als vrije Westfaalsche belijdenissynode. En dit besluit vindt blijkbaar bij een groot deel der bevolking weerklank. In Dortmund wa ren Zondag j.l. ruim 25.000 vergaderd, die hun ontstemming betuigden met het genomen besluit. In één van de samenkomsten verklaarde de be kende Dr. Tr. Bodelschwing, dat hij zich met verheuging bij de beweging aansloot, daar hij thans Christus' woord in de Duitsche kerkge schiedenis beluisterde en den Koning der Kerk en Zijn Woord alleen volgen wilde. Moge het hun, die Gode meer gehoorzamen willen dan den menschen, gegeven worde in dat verzet te volharden in het geloof, dan zullen zij daarin een zeaen worden voor het geheele volk. HEIJ. DE AFSCHEIDING VAN 1834. Dat er in het eeuwjaar der Afscheiding ver scheidene schrijvers zich zetten zouden om dat gedenkwaardige feit van verschillende zijden te belichten, is zeker niet te verwonderen. Onder deze neemt Dr. G. Keizer met zijn pennevrucht onder den titel„De Afscheiding van 1834" eene eervolle plaats in. Het kan wel genoemd „de gedenkzuil" het groote standaardwerk, dat niet tevergeefs zal nageslagen dat op vele pun ten meerdere helderheid in de voorstelling brengt en dat bij volgende geschiedbeschouwing invloed oefenen zal. In mooie artistieke band en toch zoo eenvou dig bracht de bekende uitgeversfirma J. H. Kok te Kampen, wie deze uitgave tot groote eer strekt, het boek van Dr. G. Keizer juist op tijd ter markt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1934 | | pagina 1