Weekblad voor de Gereformeerde Kerken In Zeeland. No. 49* Eerste Blad. Vrijdag 15 November 1929, 43e Jaargang. Redacteur: Ds. A. C. KEU te Koadekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. DADERS DES W00RDS. UIT DE PERS. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Aboimeiii9iitsprl|s Ad «er enileprljsi per kwartaal by vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. 15 oent per regelby jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Firma LITTOOSJ OLTHOFP, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLJTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4228 0 DE OPEN POORT. II. DE WEG. door het bloed van Jezus, op eenen verschen en levenden weg, wel ken Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is door Zijn vleesh. vleesch. Hebr. 10 19 slot en 20. Wij hebben van Godswege de vrije vergun ning om in te gaan in het heiligdom. Zoo heeft het 19de vers van dit hoofdstuk ons geleerd. En wij hebben gezien, dat de poort open is, die eenmaal achter den zondaar, uit het Para dijs verdreven, gesloten werd. De geopende poort is niet de poort van het zelfde Paradijs. Daarheen zal de mensch nimmer terugkeeren. Dat zou moeten geschieden in den weg der goe de werken, en daartoe is de zondaar geheel on bekwaam. Trouwens ook zijn groote schuld staat hem in den weg. Toch kunnen we zeggen, dat het dezelfde poort is, die eenmaal achter den mensch geslo ten werd, die nu voor hem openstaat. Het verschil is, dat de poort van het Para dijs nu gevonden wordt op een veel. hooger plan. De lange weg der werken behoeft niet meer te worden afgelegd. Wij staan terstond aan het einde van die baan, omdat Christus voor ons het verbond der werken heeft volbracht, en wij door genade den Hemel binnengaan. Zoo is ook hier voor allen, die in den Heere Jezus gelooven, al is het dat wij nog slechts het beginsel der eeuwige zaligheid in ons hart gevoelen, de toegang tot God vrij. De poort is open. Nu is het de vraag Hoe komen we door die poort Door een poort leidt een weg. Diezelfde weg moet ook naar de poort heen leiden. Welke is de weg, die ons door de geopende deur tot de zaligheid leidt in het heiligdom Deze vraag komt voor ons allen hierop neer Langs welken weg komt de zondaar tot God En dan is het antwoord terstond kort en goed In den weg van het offer. Deze weg wordt ons geteekend in de volgende woorden „door het bloed van Jezus, in een verschen en levenden weg, welken Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is door zijn vleesch". Hier worden de Hebreen door God den Hei ligen Geest bepaald bij de beteekenis van hun aloude offerdienst, die nu door het offer van Jezus vervuld is. „Door het bloed van Jezus." Deze woorden stellen Hem voor als het Of ferlam, dat eenmaal ter slachting geleid werd, als een schaap, dat, stemmeloos voor het aan gezicht zijner scheerders, zijn mond niet open deed. Daarom „Jezus". Niet „Christus" of „de Zoon Gods", maar Jezus, de Weldoener, die geheel onschuldig aan het kruis te Jeruzalem ter dood was gebracht. Hij herinnerde aan het onschuldig offerdier, dat op het altaar in den tempel voor de zonden des volks werd geslacht. Het gedurig offer in den tempel was het zinne beeld van Hem, maar Hij was het wezenlijke offer door God besteld, het Lam, dat de zonde der wereld gedragen heeft. Door Zijn offer is er een weg. Hij is de weg. Ik ben de weg. Niemand komt tot den Va der dan door Mij. Zijn offer moet goed gezien worden als een weg. Is er een doorloopende weg van de eene plaats naar de andere, dan is er toegang, dan is er gemeenschap. Er kon geen gemeenschap zijn tusschen God, den Hoogheilige en den zondaar, den diepschul- dige, omdat de zonde een diepe klove, een on doorwaadbare gracht gemaakt had, en dus de toegang afgesneden was. De mensch was van het leven uitgesloten en den dood ten prooi. Er was geen weg tot God. Ook de offeranden onder het Oude Testament waren geen weg tot God. Wel wezen ze den weg aan van het offer des Lams, dat gebracht zou worden in de volheid des tijds. Dat, evenwel, de offers van het O. Verbond in zichzelf geen weg ontsloten tot God, bewees het feit, dat de Hoogepriester wel ieder jaar inging in het Heilige der Heiligen, maar dat het gordijn, het voorhangsel, waardoor hij inging, dan altijd weer achter hem dicht viel. De hoogepriester onder het Oude Verbond ging wel schaduwachtig als vertegenwoordiger van het volk gedurig eens per jaar, maar Chris tus is ingegaan met Zijn eigen bloed, eenmaal eens voor goed, als de Voorlooper voor ons uit, en achter Hem viel het voorhangsel niet weer dicht. De zaak is dus deze wanneer de hoogepries ter onder het Oude Testament door het voor hangsel in het Allerheiligste tot God was ge gaan, dan was er geen weg, want het kleed viel weer dicht, maar toen de ware Hoogepriester door het voorhangsel was heengegaan, was er wel een weg. De vraag is nu Wat is dat eigenlijke voor hangsel dat scheiding maakt tusschen God en ons We weten het, de zonde staat in den weg. Het is een voorhangsel van beide zijden, d.w.z. het is niet alleen maar zoo, dat de zon daar tot God niet kan komen, maar God kan ook tot den zondaar niet komen, want Zijn Recht is geschonden, Zijn Heiligheid is aange rand. Er hangt dus veel in den weg. Wanneer we 't samenvatten, dan komt het hierop neer, dat de schuldige, verdorvene na tuur van den mensch in den weg staat. De menschelijke natuur, ons vleesch is één met de zonde. Zal God weer tot ons komen, dan moet eerst dat voorhangsel worden verscheurd, want dat kanvoor den toorn des Rechtvaardigen Gods niet bestaan. Door dit voorhangsel heen is dus de Voorloo per gegaan, die vóór ons is ingegaan, en de poort is achter Hem niet meer gesloten. Zij staat wijd open voor allen, die hun be trouwen stellen op Zijn volmaakt offer, die Hem volgen, die den weg gaan, dien Hij ge baand heeft, den weg, dien Hij ons door het Evangelie nog steeds als den eenigen weg aan wijst. „Een verschen en levenden weg." Een versche weg, dit is een geheel nieuwe weg, een weg die levend is, want het is de Heere zelf, die voor ons geslacht is, maar die opge staan is en die leeft. Door dien levenden weg komen wij tot God. Het is ook een levende weg in dezen zin, dat het de weg des levens is, die niet doodloopt of misleiden kan, maar waarachtig is als Hij Zelf. 't Is de weg, die nu gebaand is, door Hem ingewijd, geopend en aangewezen, de weg met Hem begonnen, die zonder Hem niet bestaat. Hij Zelf is de Weg. Hij heeft dien weg ons ingewijd door het voorhangsel heen, „dat is door Zijn vleesch". We zagen het, ons vleesch één geworden met de zonde was de verhindering, die ons belette om in het Heiligdom in te gaan, onze zondige natuur hield de poort eeuwig gesloten, zooals dit werd afgebeeld door het voorhangsel voor het Heilige der Heiligen. Nu heeft Christus in de plaats van ons vleesch dat zich één gemaakt had met de zonde, zich zelf gesteld. Hij is zonde voor ons gemaakt. Daar op die plaats, tusschen God en ons in, heeft Hij Zichzelf gesteld. Het voorhangsel, dat er toen was, was dus Zijn vleesch. En nu is de rechtvaardige toorn Gods tegen de zonde, die op ons moest neerkomen, op Hem neergekomen. 't Is ook gebleken, dat die beide voorhang sels zeer nauw met elkaar verwant waren. Wan neer de beteekenis vervuld is, kan het teeken niet langer bestaan. Zoo nauw neemt God het met Zijn Woord. Aan het kruis wordt de menschelijke natuur van Christus uiteengescheurd in helsche pijnen. En wanneer dat lijden doorstaan is, wanneer de Zoon des menschen Zijn geest bevolen heeft in de handen des Vaders dan is het aller eerste wat opmerking verdient, niet dat de aar de beefde, niet dat de steenrotsen scheurden, niet, dat de graven geopend werden, maar -- dat het voorhangsel in den tempel in tweeën scheurde van boven tot beneden. „En Jezus wederom met groote stem roepen de, gaf den geest, en ziehet voorhangsel des tempels scheurde in tweeën van boven tot be neden" (Matth.). Dat sterke weefsel van boven af, waar geen mensch het bereiken kon als in grooten toorn vaneengescheurd. Alles wat scheiding maakte tusschen God en het schepsel, dat Hij zoo onein dig liefheeft, heeft Hij verscheurd in grooten toorn. Onze zonde is verscheurd. Zij hangt er niet meer. Ons vleesch is verscheurd in Christus. De liefde Gods tot ons is door alle belem mering heengebroken. Zijt ge nog bezwaard over uw zonde, zie, de weg is gebaand. Uw weg voert tot Hem met uw schuld, hoe groot die zij. Wie op Jezus ziet, ziet den weg voor zich vrij. De weg voert door de open poort in het nieuwe Jeruzalem. Axel. POST. DE ANDERE DISTRICTEN. Ook van de andere deelen onzer provincie U3A36 a; uee rao uaa ratq 3av uaAab er nog kan gedaan worden om het bedrag der contributie voor de V.U. zeer belangrijk om hoog te zetten zonder dat men daardoor te zware lasten legt op de gewilligen. We maken daartoe weer gebruik van de sta tistiek onzer Geref. Kerken. Dat heeft eenige bezwaren. Bergen op Zoom bijv. behoort kerke lijk tot Zeeland, hoewel het in Brabant ligt. En van enkele plaatsen zooals Biervliet, Bres- kens, Ellewoutsdijk, Hansweert, 's Heer-Abts- kerke, enz. wisten we niet waar we die moesten onderbrengen. Daardoor is de berekening niet geheel zuiver. Moet Kloetinge bijv. ingedeeld worden bij Goes, dan wordt het aantal leden en begunstigers daar met 19 vermeerderd en wordt dat 140. En zoo zal het met nog enkele plaatsen het geval kunnen zijn. Voor de meeste plaat sen is zoo echter de berekening wel goed, af gedacht van mogelijke abuizen, die we daarbij zouden maken. We volgen weer deze rubriceering dat we aangeven het aantal leden, samen het aantal gezinnen, opgeven het aantal begunstigers de leden inbegrepen, en het aantal dat te winnen zou zijn. Plaatsen. Leden. Gezin Begun Te nen. stigers. winnen. Aardenburg 61 12 6 6 Axel 1639 328 153 175 Hoek 284 57 31 26 Oostburg 362 72 16 56 Schoondijke 471 94 16 78 Terneuzen 1041 208 55 153 Zaamslag 1131 226 57 169 Baarland 359 71 7 64 Borssele 99 19 4 15 Driewegen 121 24 16 8 Goes 1115 223 121 102 's-Gravenpolder 120 24 8 16 Heinkenszand 375 75 15 60 Kapelle-Biezelinge 260 52 12 40 Kruiningen 368 73 18 55 Nieuwdorp 779 155 20 135 Wemeldinge 121 24 13 11 Wolfaartsdijk 402 80 14 66 Y erseke 514 102 18 84 Anna-Jacoba- Polder 220 44 11 33 Bergen op Zoom i 687 137 68 69 Krabbendijke 348 69 25 44 Oud-Vossemeer 600 120 25 95 Poortvliet 325 65 16 49 Rilland-Bath 250 50 24 26 Tholen 250 50 24 26 Brouwershaven 370 74 7 67 Bruinisse 214 42 16 26 Colijnsplaat 375 75 36 39 Geersdijk 197 39 10 29 Haamstede 314 62 11 51 Kamperland 783 156 24 132 Nieuwerkerk 365 73 6 67 Oosterland 65 13 13 Scharendijke 345 69 15 54 Wissekerke 95 19 27 Zierikzee 586 117 33 84 Zonnemaire 211 42 4 38 We vragen ditmaal bijzondere aandacht voor Wissekerke. Dat geeft ons weer het bewijs, dat we niet het onmogelijke najagen, wanneer we vragen dat er overal minstens zooveel begun stigers zijn, als gezinnen. Het aantal gezinnen daar is te stellen op 19 en er zijn niet minder dan 27 begunstigers, dus nog 8 meer. Laten zulke cijfers wegvagen allen twijfel dat we een onbegonnen werk aanvangen, wan neer we zeggen zoo moet het worden in heel Zeeland. Zulke plaatsen bewijzen dat het kan, als er maar gewerkt wordt. HEIJ. Onder het opschrift „Een gedenkwaardige be vestiging" schrijft de liberale Nieuwe Rotter- damsche Courant van 29 October j.J. onder meer „Op 29 October 1829 had in het Groning- sche dorp Ulrum de bevestiging plaats van een proponent, die zich in niets onderscheidde van het gros der proponenten, zooals die vóór hon derd jaren evenals nu, in min of meer zenuwach- tigen toestand en onder den indruk van de ge wichtigheid, welke de hen omringende verwan ten, vrienden, ambtsbroeders en gemeenteleden de gebeurtenis toekennen, den kansel beklimmen. Hendrik de Cock en zijn jeugdige echtgenoote, Frouwe Venema, die als pastoorske mede het middelpunt van de plechtigheid was, konden op dien gedenkwaardigen dag nog geenszins ver moeden, welke groote dingen het lot met hen voor had gehad, door hen juist naar de Ned. Herv. Gemeente te Ulrum te zenden. Deze gemeente was, mag men sommige zegs lieden gelooven, een toonbeeld van godsdienstige en zedelijke verwildering zij werd, naar een tijdgenoot het uitdrukt, „nog door het stalvee in godsdienstige kennis overtroffen." En dat, niettegenstaande niemand minder dan de latere hoogleeraar Petrus Hofstede de Groot er als herder en leeraar was werkzaam geweest Maar in het oordeel dezer zegslieden zal ook Ds. Hofstede de Groot, die op 29 October 1829 zijn opvolger in het ambt bevestigde, in gods dienstig en zedelijk opzicht een toonbeeld van verwildering zijn geweest. Wij kennen immers heden ten dage nog deze kenschetsing en we ten, wanneer wij de vreeselijke ontboezemingen over Noord-Hollandsche goddeloosheid lezen, dat wij deze kwalificatie eenvoudigweg aldus hebben te vertalen, dat Noord-Holland niet ort hodox is. Zoo was honderd jaar geleden Ds. Hofstede de Groot evangelisch en de gemeente Ulrum behoorde tot de „goddelooze" Groning- sche richting. Ook de nieuwe predikant, die hem opvolg de, was een „onbekeerd" man, die op Zondag reisde, de komedie bezocht en zich aan al der gelijke, nog steeds in het oog van rechtzinnige geloovigen inzonderheid voor een Dienaar des

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 1