Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 34.
Vrijdag 23 Augustus 1929.
43e Jaargang.
UIT JiET WOORD.
Psalmen in den nacht.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Ter gedachtenis.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
Redacteur: Ds. A. C. HEfJ te Koudekerke.
Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, P. J. y. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. y. d. VEEN.
Ab o n n e m> n ft s p r Ij s I per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,—.
Afzonderlijke nummers 8 oent.
Ad t e r t e n 11 e p r ij s l 15 oent per regel; by jaarabonnement van
minstens 500 r9gels belangrijke reduotie
UITGAVE VAN DE
Persvereeniging Zeeuwsche
Kerkbode.
Adres van de Administratie:
Firma LITTOOfJ a OLTHOFP, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advortentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 422 8 0
En iolmitrent dien middernacht ba
den Paulus en Silas en zongen Gode
lofzangen en die gevangenen boor
den naar hen.
Handelingen 16 25.
II.
Het lijden is eve,n algemeen als de zonde
en aan alle deuren klopt de sombere smart.
Edoch, heeft ieder huis zijin kruis en kent
ieder hart zijjn smart, inzonderheid des Hee-
ren kinderen hebben' met de tegenheden des
levens te worstelen en wandelt het kind der
Wereld vaak langs een weg met bloeiende ro
zen, hun pad is zoo menigmaal met scherpe
dioornen geplaveid. En als dan de donker
heid komt en de bittere lijdensbeker hun op
de hand wordt gezet, hoe gaat het hun dan
Wordt in der vromen tent dan als in Filippi's
kerker de lofzang aangeheven Wordt de
harp dan van den wand genomen en opi de
snaren getokkeld een psalm tot Gods eer
Ach, 't is er soms zoo verre vandaan. De tij
den z'ijn zoo zeldzaam in hun leven, diat zij
roemen in de verdrukkingen, dat Zij! zingen
onder het kruis, dat zij! den Heere prijzen in
'middernachtelijke uren. Telkens weer klinkt
in den dag d'er verdrukking uit hun mond
een klaagzang u tegen. Vaak breken zij; uit in
zondig miurmureeren, als Gods slaande hand
hen treft.
Ziet het maar aan Job. Toen de lijdens
nacht voor hem zeer duister werd, vervloek
te hij! zelfs den dag van zijn geboorte. En
gelijk het hem ging, zoo gaat bet menig kind
van God. Murmureeren in de tegenheden
tegen God opstaan, als Zijn kastijdende hand
op hen neerdaaltZijn wijsheid in twijfel
trekken, als de weg met hen door die diepte
gaatZijn doen veroordeelen, als het licht
voor hen wordt uitgebluscht en de zwarte
donkerheid hen omgeeftZijn Raad verduis
teren met woorden zonder wetenschap, dat
komt bliji de geloovigen veelvuldig vooir. Maar
psalmen zingen in den nachtde roedie kus
sen, die geslagen heeftde hand zegenen, die
genomen en afgebroken heeftdien God nog
loven, die bittere druppelen in den beker
mengde, dat is een groote zeldzaamheid.
Hoe zou het toch komen, wat mag toch de
oorzaak zijn, dat het volk des Heeren onder
druk' en tegenspoed Zoo, vaak in ongestalten
leeftdat het zoo dikwerf uitbreekt in Zondig
geklag, als de beproevende hand des Hee
ren hen treft Zou dit misschien ook de oor
zaak zijn, dat het hart uit diepten van el
lende zoo weinig roept tot Israels God
Zou het ook hier vandaan kunnen ko-men, dat
de benauwde ziel zoo traag soms op de vleu
gelen des gebeds opvaart naar den lichten
den hemel, verre boven het lijden dezes te
gen woordigen tij'ds Ziet, alleen langs den
weg dies gebeds komt Gods kind tot de hoog
te des heils, waar een nieuw lied in den mond
wordt gegeven, een lofzang onzen God.
Zeker, het staat van Paulus en Silas opge-
teekend zij: zongen Gode lofzangen. Maar er
gaat onmiddellijk aan vooraf zij) baden. Het
een is een gevolg van het ander. Hadden
de gevangen discipelen van Jezus niet ge
beden, ze hadden ook' niet gezongen. Alleen
het biddende hart werd een lovend hart.
Door het gebed tot bet gezang zo<o, moet
het nog. Een andere weg is er niet. Biji het
kind' wan God wordt het zingen uit het bid
den gebioren. Levend gebed, levend gezang.
Dalend gebed, dalend gezang. Geen gebed,
geen gezang. Zoo terecht heeft een Christen-
dichter op de vraag„waarom: derven wijl
veel vreugde, waarom; buigt ons zonde neer?"
het antwoord gegeven „juist omdat wij 't
al niet brengen in 't gebed tot onzen Heer".
En werp nu niet tegen, diat Gods kinderen
toch wel bidden en dat desniettegenstaande
hun mond toch gesloten blijft en zoo zel
den de lofpsalm; uit hun hart opsruischt. Want
dan antwoorden we Zeker, ze bidden: wiel,
imiaar hoe vaak bidden ze een sleurgebed, een
lippen gebed', een vormgebed, en hoe weinig
bidden ze een waarachtig gebed. Ze buigen
zoo. dikwerf de knieën en vouwen de handen
cn sluiten de oogen zonder dat het hart zich
in waarheid opheft tot den troon van God.
Waarlijk, wel mag de verzuchting opstijigen
naar dien hooge, dat de Heere steeds mieer
in het hart mioge werken met den Geest der
genade, die ook de Geest der gebeden is. En
wel mag al het volk, dat den Heiland leerde
liefknijigen, staan naar vermeerdering des ge-
loofs. Alleen een krachtig geloof leidt tot een
innig gebed en alleen het innig gebed doet
in het hart en op de lippen geboren worden
het juichend lied tot des Allerhioogsten eer.
Zalig de miensch, die op de knieën mag lij
den, die al zijin leed miag uitschreien aan het
ontfermend Vaderhart Gods. Over zijin leven
zal zich uitspreiden een zalige rust. Tot hem
zal afdalen de vertroosting des hemels. En
o, als de Heere miet Zijn vertroostende genade
aan het bedrukt gemoed zich1 openbaartals
Hij! koirnt verheugen de beenderen, die Hij:
verbrijzeld heeftals Hij de ziel brengt tot
een billijken van Zijn recht en haar in lijd
zaamheid doet bukken onder het opgelegde
kruis met de betuiging beter door God' ge
slagen dan door Satan gekust, dan ver
stomt op de lippen elke zondige klacht en
door de stilte van den lijdensnacht ruischt als
door Filippi's kerker de pis alm: des lots'„van
U, o mijne Sterkte, zal ik psalmzingen, want
God is miijin hoog vertrek, de God mijner goe
dertierenheid."
Wat is der geloovigen voorrecht dan groot.
De liederen van de kinderen der wereld weer
klinken alleen ten dage der vreugde en des
voorspoeds, maar als de beproevende hand
des Heeren over hen komt en zij! nederzitten
b'ij de puinhoopen van hun verbrande Ziklags,
waar ze zoo stil en gelukkig woonden, dan
Zwijgt hun miond en besterft hun de zang op
de lippen. Doch de gemeente des levenden
Gods ontvangt op haar gebed van haren
Maker psalmen In den nacht. Zij mag als Zij
recht staat voor God en mag verkeeren op
den blinkenden bergtop des geloofs genade
ontvangen om den Heere te loven niet alleen
als een vertroostend, maar ook als een kastij
dend vader omi te roemen van zijn zegenin
gen, die we mochten ondervinden, maar ook
van de slagen, waarmede Hij: ons, ons ten
goede, bezochtom Hem uit te roepen als
den Almachtige, die het leven uit dien dood,
het licht uit de duisternis, de zaligheid uit de
ellende, de blijdschap uit de droefenis, de
zoetheid uit de bitterheid vermag voort te
brengen.
O volk des Heeren, sta in den weg des ge
beds naar die rijkë genade, dat gijl uw kruis
met blijdschap moogt dragen en in den nacht
der benauwdheid moogt groot maken den
naami van Uwen God. Opdat uw eigen ziel
er de zalige vrucht van geniete. Maar ook,
opdat de gevangenen het hooren mogen, ge
lijk' eenm aal de gebonden en in Filippi's ker
ker hoorden het lofgezang van Paulus en Si-
las, des Heeren gezanten in een keten. Imimers
ook' ronaolm u bevinden zich tallooze gevan
genen. Duizenden bijl duizenden, die daar
neerliggen in de ketenen der zonde, in de
banden van den vorst der duisternis die daar
opgesloten Zijin in het gevangenhuis van den
geestelijken dood. En zij kennen geen toe
vlucht in het lijden. Zij weten niet, waar ze
brengen Imioeten des levens moeite en smart.
Uit hun tent wordt nimmer gehoord een lof
zang in den nacht. Als donkere wolken zich
saamrtrekken boven hun hoofd), als zij staren
op de overblijfselen van hun verwoest geluk,
dan zitten zij' neer in so'mber zwijgen of bre
ken uit in droef geklag.
Maar als zij1 dan de kinderen des Heeren
blij'mioedig het leed zien dragen, als zij de
pelgrimls naar Sion hooren zingen in banden
en kruis, als zij! de vromen soms juichend
de doodsvallei zien binnengaan met den glans
des hemels op het gelaat, dan kijken ze el
kaar wel eens verwonderd aan, dan komen ze
wel eens tot nadenken en zeggen zingen in
den dag van voorspoed, dat is begrijpelijk',
.pilaar een lofzang aanheffen in dien donkeren
kerker der smart, dat is wat wondierlijiks.
Waarlijk', dit volk bezit toch iets, dat wijl
imlissen. Zijl hebben toch veel op ons voor.
En "liet, zoo kan uvvi psalm), o kinderen1 des
Heeren, uw psalm) in den nacht des lijdiens/,
die gevangenen in banden van wereld en zon
de, tot nadenken, tot inkeer en tot bekeering
brengen, gelijk er misschien ook in Filippi's
gevangenhuis wel in het hart gegrepen zijn,
toen Paulus cn Silas in de middernachtelijke
ure met plechtig gezang verhoogden den naam
van hunnen God.
En dan verblijdt u in de toekomst. Moeten
Gods kinderen nu nog zichzelven menigmaal
aanklagen vanwege hun groot tekort ook in
dit stuk van de praktijk der godzaligheid
Imoeten zijl zich schamen hierover, dat Zij
in plaats van te roemen in de verdrukkingen
zoo vaak jammeren over het Zware kruis,
eens wordt hetgeen ten deele is teniet gedaan.
Als straks het kruisdragend volk des Heeren,
dat in den Man van Smarten Zijn Heiland en
Zaligmaker vond, uit den donkeren lijdens
nacht wordt opgenomen in Sions lichtvolle
tempelzalen, dan zullen de engelen hen om
ringen imiet duizendvoudige lofgezangen en
dan zullen Zijl medezingen en hun lied1 zal
geen einde hebben tot in der eeuwigheid. Ja
waarlijk, Gods volk mag zingen op hoiogen
toon maar blij' vooruitzicht, dat mijl streelt.
Straks neemt de nacht een einde, die bange
nacht van lijden en strijden, van rouw en van
tranen, van moeite en verdriet. Dan worden
de kerkerdeuren geopend. Dan gaan de Pau-
lussen en Bilassen 'in vrijheid uit.
Maar de lofzang blijft. Want in de schoone
stad des lichts daarboven, waar men op gou
den harpen en gouden cithers speelt, daar
zullen de verlosten zingen van de wegen des
Heeren, ook van die wegen, die uitermate
donker waren en ingingen tegen vleesch en
bloed maar die nochtans medewerkten aan
hun vorming en toebereiding voor don staat
der heerlijkheid en die allen uitliepen op
het nieuw Jeruzalem, de stad des grooten Ko-
nings, waar het zware kruis wordt verwisseld
inret de blinkende kroon, waar de beker der
beproeving 'in een beker der dankzegging
wordt omgezet, waar het klaaglied Zwijgt en
juichend opklinkt de lofzang tot eere van
God en het Lam.
Zal ook uw plaats dan wezen onder dat
heilig zangerskoor aan de boorden van d'e
glazen zee Alleen een biddend1 volk wordt
een zingend volk. Hier bij, aanvang. Straks
volmaakt.
MEIJER.
In die vorige meditatie sloop een zinsto
rende drukfout in. Regel 13 eerste koloiml van
boven mioet aldus gelezen worden Straks
zouden gansche scharen, miet belijdenis van
zonden en smeekënd om genade, neerknielen
aan den voet van het kruis.
Al jaren geleden vestigde zich metterwoon
A. Punt te Middelburg. Hij was er eerst haast
onbekend. Met welke verwachtingen hij naai
de Zceuwsche hoofdstad gekomen was, wiect
ik niet, miaar wel weet ik, dat hij' moeite ge
had heeft |Omi er zich heclemaal thuis te
gevoelen. Hij was een Zuid-Hollander, die
in zijn jeugd met groote toewijding deelgeno
men haa aan het vereenigingsleven onzer Ge
reformeerde jongelingen. De strijd onder de
leiding van mannen als Kuyper, Rutgers en
anderen voor de oude Gereformeerde belijde
nis gevoerd had ook zijn volle aandacht en
weldra stond hij in zijn kring midden in den
strijd tegen de organisatie van 't Herv. Kerk
genootschap cn ging hiji met de Doleantie
mee. Die strijd had hem een cachet gegeven,
dat hij nimmer heeft verloren. De Classis
Rotterdam van de Ncder-Duitsch Gerefor
meerde Kerken had Wem de bevoegdheid ver
leend om binnen haar ressort in de kerken,
welke het begeerden te oefenen. In den eer
sten tijld, er waren te weinig predikanten,
kreeg hij vaak de gelegenheid een stichtelijk
woord te spreken. Later heeft hij eenigentijd
gearbeid over de grenzen in Duitschland. Zoo
kwam hij naar Zeeland en sloot zich! aan bij
Kerk C en werd daar ouderling, en oefende
er ook wel, als de dominé uit was.
Enkele andere kerken noodigden hemi ook
weieens uit, maar liet liep niet druk, ofschoon
de classis Middelburg op grond van het recht
door de Classis Rotterdam' hem verleend en
van zijin veelvuldigen arbeid voor de Kerken
helm! toestond in haar ressort te oefenen. Hoe
kwam' het nu, dat de Zeeuwsche Kerken niet
meer gebruik maakten van zijin gaven. Mis
schien heeft daartoe bijgedragen zijn Z. Hol
la ndjsche afkomst, maar meer nog, dat hij'
streng voorwerpclijk was in zijin verklaring
van de H. Schrift. Hij had zoo niets van be
kende oefenaars, die bijna overal ingang von
den en met groote warmte werden ingehaald'.
Zij!, die prijs stelden op een degelijk woord,
luisterden naar hem1, ook al zouden deze een
weinig meer warmte gew'aardeerd hebben.
Er kwam1 nog bij1, dat hij agent was van een
verzekeringsmaatschappij' en de verzekering
was toen nog niet een aangenaam1 denkbeeld
voor de Zeeuwen. Er waren er nog velen,
die er bezwaar in hadden, dat zulk een man
ouderling was. Hij was echter op kerkelijk:
vergadering op zijn plaats. Hij) had een hel
der oordeel en een scherp verstand' en had
studie gemaakt van de Gereformeerde bël'ijr
denis en wist ook heel wat van Gereformeerd
Kerkrecht en kon zich met vrijmoedigheid
wagen in de discussie. Bovendien kon hij
vlot zijin gedachten uiten en kon ze nauw
keurig belijlnd weergeven. Hij! was een voort
varend man cn zag niet tegen eenige moeite
op. Hij' heeft in Middclbürg's Kerk heel wat
arbeid verricht en het verwondert mij! ook'niet,
dat dr. Wagenaar hem1 hoog achtte. Na den
dood van Zijne vrouw en het huwelijk1 zijner
eenige dochter was er voor hem, geen reden
meer om langer in Middelburg te blijven en
hiji vertrok naar Leerdam1, waar hij de Kerk
nog eenigen tijld gediend heeft in 't ambt van
ouderling. Hier bad hij weer een ruime plaats
in 't kerkelijk leven cn het deed mij goed1, dat
hij afgevaardigde was op de gewichtige Ge
nerale Synode te Assen. Ik had daar het oog
op hem en hij zat steeds dicht bij d'e tribune
van het moderamen, wijl hiji een weinig hard-
hoorig was. Hij luisterde steeds met inspan
ning en het kwam ook een enkele miaal niog
'wel uit, dat hij' goed wist w'aaroiml liet ging!
en welke gewichtige belangen op 't 'spel
stonden. Het bericht, dat hij overleden was,
ontroerde mij, niet omdat er reden was tot
klagen, want God had het wel gemaakt. Hij
had de grenzen van de sterken overschreden
en hij had langen tijd mogen arbeiden naai
de begeerte van Zijin hart, en slechts een heele
kleine familie zag hem treurend en weenend
na en 'ik zag in, dat zelfs de naastbestaanden'
en de vrienden zullen moeten zeggen, dat God
helm ter goeder ure heeft weggenomen en ik
dacht aan 'de woorden uit het bbek van Job
Gij zult in ouderdom teil grave komen gelijk'
de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt.
Welk een voorrecht is dit. In deze omgeving
zijin zij druk bezig en beginnen de te velde
staande oogst in tc zamelen. De landman
heeft gezaaid en heeft daarna geduldig ge
wacht tot het gezaaide opgewassen was."Na
Zijin. arbeid om den wasdom te vergemakke
lijken en het onkruid te verwijderen, wat den
groei zou kunnen belemmeren heeft hij! uitge
zien naar den tijd, waarop zijin hoop vervuld
zou zijn. Telkens liet hij zijn oog over de
velden gaan en hij verblijdde er zich aan, als
hij! zag, dat regen en warmte den grond
vruchtbaar maakten doch hij overhaastte zich
niet. De eene vrucht rij'pt vroeger dan de
andere, maar als hij denkt, de tijd is gekomen,
dan rust liij niet langer, maar hiji zendt de
maaiers, die met hun scherpen sikkel de
vrucht scheiden van 'haar wortel èn daarna
komen anderen, die de schoven binden en op
zetten. En als iemand langs zulk een veld
gaat, dan ziet hij, dat het niet ontijdig is. En
weldra rijden de wagens het rijpe koren in
de voorraadschuren. Welnu, zoo handelt God
imet de geloovigen en 'Hij vergist zich nooit en
wij merken, dat Hij1 steeds doorgaat met'Zijn