Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 43e Jaargang. Vrijdag 14 Juni 1929. No. 24. RedactearenDs. P. WAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke, Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT fiET WOORD. HET JUK IN DE JEUGD. PAPERS PES WOORPS. Hei vrije Kerklied. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. d. VEEN. Abonnementsprijs Advertenileprijsi per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,—. Afzonderlijke nummers 8 oent. 15 oent per regelj bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Firma LITTOOÜ OLTHOFP, Mlddelbug. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkera LITTOOIJ Sc OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2280 Het is goed: voor een man, dat hij het juk in zijlne jeugd draagt. Klaagl. 3 27. „Het is goed voor een man, dat hij het juk' in zijne jeugd draagt." Wat is een juk Een juk' is eigenlijk het dwarshout, dat den ossen op den nek gelegd werd, die voor ploeg of wkgien werden gesplannen. Dat juk diende om' de halzen der dieren neêr te druk ken en ze, gedrukt door dien last, te dwingen! de zwaarte, die er aan verbonden werd voort te sleepen. Van daar is het juk beeld van dienstbaarheid. Een zacht juk' heet de dienst baarheid van den goeden, een hard juk', dat van den strengen; en onrechtvaardigen hieer- scher. Egypte's dienstbaarheid en Babelsch ballingschap waren voor Israël een hard juk. De dienst van Jezus daarentegen een zacht juk' en een lichte last. Zoo'n juk was toch in den regel knellend en pijnlijk. Vandaar dat het juk' ook beeld is van druk en levensleed;, van droefenissen en bezwaren des levens. En deze laatste betee- kenis heeft het hier in de Klaagliederen van Jeremia, dat boek vol zuchting en geween. Het juk van Babels overheersching pijnde zoo zeer. Nu is het evenwel niet alleen in balling schap of bij overheersching van een vijfan- dig volk', dat zulke jukdragers gevonden wor den. Zoio'n juk vindt ge overal Waar 't Gode geheugt kruis en druk op te leggen, droefe nis en leed te doen smak'en, en in allerlei te genheid te doen wandelen. Dat juk draagt menigeen. Toch kenmerkt dat jukdragen meest den gevorderden leeftijd. De jeugd is veelal de zonnigste tijd1 des le vens, tijid van onbezorgdheid en vreugde. En wie zou die vreugde willen storen 't Is zoo liefelijk', dat jonge leven nog door geen zor gen gedrukt blij! het leven te zien genieteh. Maar is het dan niet wonderlijk' te hooren, dat de profeet zegt „Het is goed, voor een man, dat hij! het juk in zijne jeugd draagt". Het lijkt haast wreed. Een mensch! zou alles doen wat hij: vermag om van 'het jeugdiig voorhoofd de rimpels verre te houden. En zou, God het goed keuren De mCnsdh1 zou worstelen om voor het juk zich te bewaren, het leed af te wenden en God zou het be schikken Ja, zoo is het. Onze tekst getuigt er van, en de ervaring bevestigt het. Geen Wonder, dat ook hier de menschelijke wijsheid Gods wijisheid betwist. Het juk wOrdt in 't gemeen verwerpelijk geacht. Wat nuttigheid zou druk en leed kunnen brengen. Zelfs Gods kinde ren klagen Jacob dikwijls na„Alle deze dingen zijn tegen mij." Het lijkt een ramp. En vooral voor de jeugd. Dat juk' is de on- beh ageli jkste sp elb r ek er. En God de Heere maakt een juk. Ook voor de jeugd. En Hij: legt het op, om' te dragen. Doet de Heere er niet aanstonds in zien, dat het leven geen spel is, dat maar zoo zorge loos moet doorgedarteld worden. De levens- weelde der jeugd is in gevaar door 't schijn schoon der zonde zich te laten bekoren de hoogere, eeuwige dingen te vergeten en; in het aardsche te verzinken. Daar is vaak onder die schoon e lentebloesem1 der jeugd een kwaad verborgen, dat het leven zou verder ven. En nu legt God de Heere in Zijine wijs heid en liefde een juk op, waardoor de krach ten der verdorven natuur beteugeld worden1 en Waardoor het hart Gode en der gerechtig heid dienstbaar gemaakt wordthebbende zijne vrucht tot heiligmaking en het einde het eeuwige leven. Dat juk is als het snoeimes van den hovenier, die de wilde ranken af snijdt, opdat de boom vrucht zou geven. Of wilt ge, het lancet van d!en heelmeester, die het kwaad' uit het vleesch wegsnijdt om) de gezondheid zich in kracht te doen openbaren. E11 gewis, dat doet pijn, als Gods hand op eenigerlej WijZe insnijdt in 't leven vooral in dat jonge leven. Maar het is heilzaam', meer dan eenig ding, zoo het hart, het maar op de rechte wijze draagt. Terwijl het tegenwoor dig is, is die kastijding geen zaak van vreug de, maar van droefheid, maar daarna geelt ze eene vreedzame vrucht der gerechtigheid, dengenen, die er door geoefend worden. Want God kastijdt ons ten onzen nutte, opdat wijl zijne heiligheid Zouden deelachtig worden. Niet alleen dus om kwaden uit te roeien, legt de Heere het juk op, maar ook omi het goede te bereiden. Denkt eens aam Jozef, die onschuldig onder het juk' kwam1. Wat bange w'eg. Tot slaaf verkochtzuchtend in gevan genis vergeten van wie hiji weldeed. Eem zw'aar juk op zoo jeugd® schouders. Maar 't Was hem' goed. Niet alleen world z'ijin hoog moed gebroken, maar onder dat juk werd zijn godsvrucht gevoed om alle volgende geslach ten ten voorbeeld te zijn. En; mede door dat juk werd hiji gevormd om1 Egypte's regent te Zijn en zijin volk te behouden. En was het niet evenzoo met David Hoe vroeg drukte het juk hem' op den schouder. Bij Zijin broederen laag geacht, toen lïij' nog de schapen hoedde. Als de held, die den reus versloeg op een post van bange vervolging en doodsgevaren geleid. Heel Davids jeugd is een tijd van lijden en druk, een gaan onder het juk. Maar het was goed. David wias nooit die groote David' geworden zonder het juk'. En zoo is het goed voor den man, dat hij het juk in zijne jeugd draagt, opdat hij vroeg gewenne aan de onvolkomenheid van 't le ven en de verwachting niet zij1 van de wéreld, maar alleen van zijn God. Verwacht echter den zegen nooit vani het juk zelf. Want dat juk doet zelf niets. Niet daardoor wordt de trekos geoefend, maar onder dat juk oefent hem zijn mieester, die 't oplegde. Tot die vaderhand, die 't u be schikt zie uw oog en hart op, opdat gij'door Hem geoefend wOrdt in den w'eg vam lijden. Dan zult gij de vreedzame vrucht der gerech tigheid vinden, en dankbaar belijden „Het is mij goed verdrukt te Zijn geweest, opdat ik dus een goddelijk recht zou leeren." F. STAAL Pz. Gaven we een vorig maal, bij het slot van het rapport beginnend:, iets uit het statistisch overzicht, we gaan nu van voren af aan, waar het rapport een historisch overzicht geelt. Breed wordt gehandeld over de Oude Chris telijke Kerk. Van die periode wordt dan ge zegd, dat de vraag, hoe in' de oudste Chris telijke Kerk het gezang in den eeredienst was ingericht en welke liederen werden gezongen, bij gebrek aan de noodige bescheiden niet zo;a gemakkelijk is te beantwoorden. Er bestaat zoo wordt gezegd geen stellig bewijs, dat er gedurende de drie eer ste eeuwen gezangen, vrije kerkliederen, in den eeredienst der kerk zijn opgenomen. Er Zijns wel getuigenissen, dié er op wijlzen dat men oudtijds alleen Psalmen of Schriftuur lijke liederen in de kerk heeft gezongen en zelfs het zingen van andere liederen heeft af gekeurd. Het concilie van Laodicea (omstreeks 360) verbood het gebruik van eigengemaakte psalmen in de kerk. Onder die eigengemaakte psalmen Zijn dan wel te verstaan liederen, die niet aan de Schrift waren ontleend. Opgemerkt wordt dan dat het zingen van zulke eigengemaakte hymnen bliji de sectcin veelvuldig voorkwam én dan wiel met het doel om zoo hun eigenaardige gevoelens on der het volk te verspreiden. Zoo was dat het geval met de Gnostieken, de Arianen, Apolli- naristen, Donatisten enz. Daarom1 was de Oos- tersche Kerk ook huiverig om hymnen in den eeredienst op te nemen. Het besluit van het concilie van Laodicea is daarmee dan ver klaard. Uit het historisch overzicht blijkt ook ver der de waarheid, dat „de historie zich! her haalt". 't Is allermerkwaardigst in dien ouden tijd argumenten te zien gebezigd, die heden ten dage als kersversch worden aangediend en die in zooiver ook wel nieuwi zullen Zijn, dat zij, die ze te berde brengen, Ze niet ontlee- nen aan dien ouden tijd1, die aan de meesten Wel totaal onbekend' zal zijin. Toen er waren, die verlangden naar uit breiding van den bundel, die in den eeredienst mocht worden gebruikt, wierd het argument aangevoerd, dat de tegenstanders van gezanl- gen i nconsequent waren. Zij', die te gen; gezangen waren, als Zljlnde deze niet aan de Schrift ontleend, waren zooi wierd1 gere deneerd inconsequent. Immers olml .conse quent te zijin zouden zij zich ook moeten ver zetten tegen de doxologie, die aan het einde van eiken psalm werd gezongen; (n.l. het Glo ria Patri et Filto en Spiritui Sancto d.i. eere zij den Vader en den Zoon en den H. Geest), ook tegen de uitbreiding van den Engelen zang, die evenzeer door kerkelijke mannen wa9 opgesteld en niet in de Schrift 'wierd ge vonden. v E11 hoe is nu het bundeltje „Benige Ge zangen" achter de Psalmen, het vestinkje, vanwaar uit de aanval gedaan twOirdt op de tegenstanders van Gezangen Gij hebt die al; gij zij't dus in Uw tegenstand niet consequent. Ook een ander, destijds gebruikt, argu; ment verplaatst ons in het dispuut van deze dagen. Het is dit in den eeredienst Zijn ook geoorloofd vrije gebeden, die niet aan de Schrift ontleend waren. Waarom dan wel het Vrije gebed en niet het vrije 'lied Zelfs het gebruik van1 hardhandige argu menten werd toen al niet versmaad. Het ging wel niet als bij1 de invoering! der Gezangen' id de Vaderlaiidsche Kerk, dat de Overheid haar sterken arm in dienst stelde, om de niet- gezangen-zingers te straffen, maar men dreig de jmet excom!miunicatie, hen die zich tegen de gezangen verzetten. Ook do poging om naast den psalmbundel te stellen een bundel Schriftuurlijke liederen is al zeer oud. "Waarlijk er is niets nieu'ws onder de zo'n. Daarvan' zegt het rapportdat al staat vast, dat het vrije kerklied eerst vrij laat in den eeredienst is opgenomen, dat niet zeggen Wil, dat men in de Oude Christelijke Kerk zich uitsluitend beperkt heeft tot het psalm gezang. Men had naast de psalmen de z.g.n. doxologien. En men poogde ook het gezang der gemeente uit te breiden door behalve de psalmen ook andere Schriftuurlijke liederen in den eeredienst opi te nemen. Conclusie van het historisch overzicht over de Oude Christelijke Kerk is, dat met zeker heid kan worden gezegd, dat overal de psal men werden gezongen, dat naast de psalmen ook doxologien voorkwamen aan de engelen zangen ontleend' en dat men evenzooi ook an dere Schriftuurlijke lofzangen in den eere dienst heeft gebruikt, maar dat er geen ge noegzame bewijzen zijn, dat daarnaast ook het vrije kerklied werd gebruikt. Dat het 'vrije kerklied' in de Westers'che Kerk later een plaats kreeg w-as vooral door Ambrosins, die door hem zelf gedichte of uit het Griekseh vertaalde hymnen in den eere dienst Zijiner kerk opnam1. Naschrif t. Naar aanleiding van ons vorig artikel ont vingen we een vriendelijk schrijven1 van ,Dr. J. van Lonkhuijzen, nu te Zierikzee, vroeger jarenlang predikant in Amerika. We maken daarvan gaarne dankbaar ge bruik om een correctie aan te brengen en den rapporteurs de eere te doen toekomen waarop Zij recht hebben. Door zucht naar bekuoptheidi, drukten we ons onnauwkeurig uit, wanneer we schreven dat men in de Christian Reformed Church of America, naast de psalmen 52 hymfiien had. De zaak zit zoo, gelijk in het rapport staat, en ons door Dr. v. Lonkhuijzen werd mee gedeeld, dat toen de Classis Hackeiisack in 1890 zich met die kerk vereenigde zij; bedong te mogen blijven gebruiken de 52" hym'nen, die piasten bij de behandeling van dén Cate chismus. Dat is dus een speciaal verlof voor de kerken van die Classis. De Christian Re formed Church in haar geheel verbiedt juist het zingen Van gezangen. Wanneer er in het rapport dan staat, „dat deze hymne's niet veel worden gebruikt", kart dat dus alleen zien op de kerken van die Classis. Dan blijft echter onze opmerking staan, dat de vrees voor de verdrijving der psalmen' door gezangen, daar althans geen steun' vindt. Verder schrijft Dr. v. Lonkhuijzen nog dat na 1927 in de Chr. Geref. Kerk van Amerika eep beweging is ontstaan, die uitbreiding van het kerklied vraagt. De Synode van 1928, ■waarheen men zich daartoe wendde, nam ech ter nog geen beslissing. HEIJ. K u y p e r - b i b 1 i o g r a f i e. Deel II (1879—1890) door J. C. Rullmann. Toean de brochure van Dr. Kuyper ver schenen Was, die onder den titel' „Strikt ge nomen", het recht tof Universiteitsistichtiugi staatsrechterlijk (en historisch toetste, schreef het Wagening s e h e W e e k b 1 a d', on der redactie van Ds. Buytendijk „We had den niet noodig met de buitengewone gaven van Dr. K. als historicus bekend gemaakt te worden. Niemand kan hem! als geleerde hooger waardéeren dan wij! doen. Maar toch, Ween, toen we in „Strikt genomen" het s t r e in g w e t e n 3 c h a p p e 1 ijl k gelezen h ad- den van bi 47 tot 126 Waren we over zulk een macht van kennis en wéfensicfia'p meer verbaasd dan ooit en wie vroegen hoe is het ter wereld voor een menschenkind mo gelijk in een 'kort tijdsbestek en dat te mid den van velerlei bezigheden en beslomme ringen zoiohi doorwrochte verhandeling te schrijven." Zoo als toen D'S. Buytemdlijk ging het ons nu bijl het doorbladeren van dit 2e deel der Kuyp er-bibliogratic, door Ds. Rullmapln saam- gesteld' en bij; Kok op de bekende w!ij|ze uit gegeven. We wisten wel dat Dr. Kuyper veel ge arbeid had en voor dien arbeid hadden we grooten eerbied'. En het hinderde ons daar om wanneer we z.g.n. „jongeren" smalend over zijin levenswerk hoorden spreken. Maar dat zijn levenswerk zóó rijk was, neen, dat Wisten we toch niet. Die diepe indruk werd1 gewiekt omdat Ds. RuïÜmanin biiji ieder work of brochure' een korte inhoudsopgave geeft en die zet in 't licht van de historie. De aanleiding tot het schrijven wordt meegedeeld. Vaak ook hoe anderen op zulk een geschrift reageerden. Zoo begint die historie te herleven. En het is juist een heel belangrijk stuk historie, dat hier dan de revue passeert. Een zestigtal grooterc en kleinere wérken wordt hier besproken uit de jaren 18791890. In deze jaren valt de stichting van de Vrijie Universiteit, dé Doleantie en de voorbereiding van de vereeniging der beide groepen van vrijgemaakte kerken om dan maar te zwijgen van de belangrijke politieke gebeurtenissen in déze periode. Zoo komen hier ter sprake, om' miaar wéér enkele van de voornaamste geschriften te noemen, die Openingsrede der V.U. „Soeve reiniteit in eigen kring" en het daaraan Voorafgaande „Strikt genomen" dan De heoéndaagsche Schriftcritiek Tractaat van de Reformatie der Kerkende geschriften ,uit dén Doleantie-strijd Het wlerk van den H. GeestSeparatie en Doleantie. Rullmann laat het alles voor u herleven. Ge leest het als een' roman, Zoo boeit het. Wat al onderwérpen worden hier béspro!- ken, die ook heden nog op' de dagorde staan bij'v. art. 36 onzer Ned. Geloofsbelijdenis Gezangenkwestie de leer der Verbonden Sehriftiuspiratie enz. Terecht kon als motto voor het le deei der bibliografie geplaatst worden een woord van Prol. Anema „Kuyper is dood- Maar zijin Werk is er nog". Moge, mede door deze bibliografie, ge hoord en gedaan worden naar wat hiji daarbij Voegde „En dat dit als een heilige erfschat zal verdér vruchtbaar gemaakt worden voor de zaak van Gods Koninkrijk, daarvoor zul len, als Hij er ons de kracht toe Wil geven, Wij en met ons onze kinderen en kindskinde ren zorgen". Rullmann maakt het naslaan al zoo gémlak- kelijk mogelijk door een zeer uitvoerig re gister van 22 bladzijden, met op elke blad zijde twéé kolommen. Voor ieder, die belang stelt in de historie, die onmiddellijk aan ons heden Voorafging, is dit boek onmisbaar. In de bibliotheken van onze Jongelings-vereenigingen mag het niet ontbreken. Moge het dén schrijver gegeven worden ook het derde deel dezer bibliografie te Vol tooien. Tenslotte een paar kleine aanhalingen. Iets over Walcheren. In het register Vonden We ook het woord „Walcheren". Natuurlijk trok dat onze aan dacht. En we werden toen verwezen naar een re is in druk je van Dr. Kuyper op dat sehoo ne eiland' van Zeeland door hem' verteld in een Kamerrede over de onderwijskwestie: „Ik heb in dén afgeloopen zomer (dat was in 1875) op een rit door Walcheren hier endaar de kleine boerenjongens, kinderen die geen de minste bedoeling konden hebben om rnlij' te misleiden, ondervraagd, hoe het op de Open bare School to eging, en to en ge noord, hoe daar in menige openbare School de Bijbel

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 1