Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
ALGEMEENE VERGADERING
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
op Woensdag 20 Maart a s.
43e Jaargang.
Vrijdag 15 Maart 1929.
No. 11.
RedactearenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke.
TE GOES.
Gegadigden voor drie vrijgekomen aan-
deeien gelieven zich vóór de vergadering
aan te melden bij den Secretaris Ds. A.
Scheele te Kapelle-Biezelinge.
UIT HET WOORD.
Teergevoelige Vrouwen
Oppervlakkige Tranen.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Het conflict.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
1
Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. t. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. d. VEEN.
Ab O n n e m n 15 p r Ij S l per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,—^UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrjjdag-
Afzonderljjke nummers 8 oent. PerSVereeniging Zeeawsche Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukker» LITTOOId OLTHOFF
Ad v r t e n 11 e p r I) s 1 15 oent per regel.'; bij jaarabonnement van Adree van de Administratie Spar^jaardstraat, Middelburg.
minstens 500 regels belangrijke reduotie. Firma LITTOOIJ 4 OLTHOPP, Middelburg. TELEFOON 2 3 9. GIRONUMMER 422 0 0
Vrouwen volgden Hem, wel
ke ook weenden en Hem beklaag
den."
„En Jezus Zich tot haar keerende,
zeide Gij, dochters van Jeruzalem
Weent niet over Mij, maar weent
over Uzelven en over Uwe kinderen."
Lucas 23 27b, 28.
De Zoon des menschen heeft steeds veel
hoogachting gehad voor de vrouwen.
Door het Vrouwenzaad is de vrouw tot
eere gebracht.
Otto Bo re hert zegt„Als de eerste
in de geheele wereld erkent Jezus de vrouw
als zedelijke persoonlijkheid 'en stelt haar
volkomen gelijk aan den man voor God."
In dit licht nu vind ik het juist zoo eigen
aardig en treffend dat het omgekeerde ook
waar is De vrouwen hebben steeds achting
en eerbied gehad voor Jezus. En ik heb! zoo
den indruk dat nog heden ten dage over 't
algemeen de vrouwen veel meer voor den
Heiland gevoelen dan de mannen.
Het is inderdaad opvallend dat wfiji in de
Evangelie-beschrijvingen nooit iets minach
tends of hatelijks uit vrouwenmond
tegen Jezus hooren voortbrengen. Integen
deel vele „dochters van Jeruzalem" en van
heel Palestina hebben den Zoon des Men
schen gediend van hare goederen. Martha en
Maria bewezen Hem veel verkwikkende
vriendschap.
Dc Samaritaansche en dc Kananeeschc
vrouw openbaarden Hem hare intiemste le-
vensnooden en zielevragen. De vrouw van
Pilatus, de Romeinsche heidin, heeft, gelijk
wij de vorige week zagen, nog een poging
gewaagd den „Rechtvaardige" te redden van
het doodvonnis.
En ook op Zijn Kruisweg waren het v r o u-
vv e n, wier medelijden den Man van Smar
ten een oogenblik verkwikking gaf.
o
Langzaam vorderde de droeve stoet.
Jezus, dragende Zijn Kruis, is het middel
punt van aller aandacht. Ruwe soldaten en
verstokte Joden duwen hun deernis weg in
den kelder van hun onderbewustzijn. Zii
vloeken en schertsen over hun medelijden
heen. i
Anders is liet met de „dochters van
Jeruzalem", die zich in de menigte be
vinden. Hare teergevoeligheid zoekt
uit de ontroering en benauwing uit te ko
men door praten, klagen en ween en. Hare
tranen geven haar, zooals dat bij vrouwen
doorgaans is, verademing.
Hare woorden geven lucht
„Arme NazarenerZoo jong nog....
en nu al sterven
„Arme NazarenerHij was toch zoo
goeden hoe lief kan Hij de kinderkens
tot Zich laten komen
Ach, nu gaan z« Hem vermoorden
't Is toch wel wat te erg"Zijn theologie
moge dan verkeerd zijnAch, die theolo
gie ook Moet Hij daarvoor nu gekrui
sigd worden Arme Nazarener
Zoo spreekt de teergevoeligheid
der schreiende vrouwen. Met luide jammer
kreten beklagen zij den intclligenten jongen
prediker, die nu wordt uitgeleid om' in den
bloei der jaren te worden afgesneden, „Ar
me, arme Nazarener...!"
Dan staat Jezus plotseling stil.
Dit Lam, ter slachting geleid, heeft iets
fiers, iets koninklijks. De Leeuw uit Juda's
stam staat stil. Niemand verbiedt 't Hem. Nie
mand stoot Hem verder. Allen staan met
Hem stilZe laten Hem begaan en
een trilling vaarl er weer door de harten
Wie is Hij toch
Jezus staat stil. Het menschelijk gevoel,
sprekend uit der vrouwen do oden-klacht, is
Hem een lichtstraal in al de donkerheid van
bestiale en Satanische hardvochtigheid.
Jezus staat stil, keert zich tot de teerge
voelige vrouwen en spreekt tot haar met
rustige, ernstige stem het merkwaardige
woord
„W cent niet over M i j in; aar
weent over Uzelven en over
Uwe kinderen."
Teergevoeligheid is een der schoon
ste vrouwelijke deugden.
Maar.... daarin ligt ook een gevaar, liet
Iicht-bewogen gemoed verliest zich zoo- spoe
dig in ijlen g e v o e 1 s godsdienst. Vrouwen
moeten op haar hoede zijn dat haar verhou
ding tot Jezus zich niet beheerschen laat dooi
de sentimenteele toegenegenheid der teer
gevoeligheid. Immers, dat houdt geen stand.
Dat gaat niet diep. Daarin! wordt het blij
vende, liet echte gemist. Vrouwentra
nen van week gevoel, geschreid op de via
dolorosa van clen lijdenden knecht des Hee-
ren, doch zonder dat er smart van schuld
besef en liefde des ge loof s in is, zijn o p-
pervlakkige tranen.
Dit nu heeft onze hoogste profeet en lee-
raar de „dochters van Jeruzalem" onder 't
oog gebracht.
Zij ontvingen geen dankbetuiging voor hare
teergevoeligheid, maar een waarschuwing
voor hare oppervlakkigheid. In deze profeti
sche waarschuwing openbaart zich echter Zijn
priesterlijke liefde, Zijn eigen smart-verge-
tende liefde. Hoe hoog de baren en golven
van eigen lijden zich ook verheffen. Jezus
zegt „W eent niet over Mij."
Het Middelaarshart van den Zaligmaker
verdiept zich iri de smarten, die Jeruzalem
wachten, wanneer het oordeel Gods straks
komen zal in de verwoesting der heilige
stad „W cent over U z e 1 v e n en over
U w e kin d e r e n". Welk een Zich Zelf-
voorbijziendc ontferming
Hoe dringt Jezus' heilige liefde Zijn eigen
smart hier op den achtergrond
Neen het is niet noodig dat over H m
geweend wordt
Immers In Zijn grootste smarten bleef
het hart van den Zoon des menschen in den
Hecre gerust. Jezus is, ondanks al Zijn bit
ter lijden, niet ongelukkig. Hij weet Zich
te gaan door smart tot heerlijkheid. Zijin
„via cru cis" (weg van 't kruis) is een
„v ia 1 uci s" (weg tot het licht).
Jezus is niet ongelukkig.
Jeruzalem is echter diepongelukkig. Het
hecft immers Gods wraak ingeroepen over
het bloed van den Messias. Het is verval
len tot verharding en verblinding.
„O, gij, dochters van Jeruzalem, weent niet
over Mij, want Ik ben gelukkig, Ik ga het
Licht tegemoetWeent gij maar over Uzelven
en over Uw nageslacht, want gij en Uw
raad na U, gij gaat het ongeluk tegemoet.
o
Ik weet niet of er onder deze vrouwen ge
weest zijn, wier oppervlakkige tranen door
Jezus' waarschuwing, zoo vol eigen sinart-
vergetende liefde, zijn omgezet tot ernsti
ger nadenken en tot diepe r smart. Wel
weet ik dat wij uit dit ontroerend tafreel op
den Kruisweg veel kunnen leereit.
Als wij in de „lijdensweken" zijn en de
lijdensprediking beluisteren, dan vloeit er me
nig traan onbedwongen uit teergevoe
lige vrouwenoogen dan teekent zich op me
nig mannelijk gelaat de scherpe plooi af van
zichtbare ontroering.
Bcteekent dat iets
Zeker.... die tranen doen Jezus stilstaan.
WaartoeOm ons te danken
Neen. Om ons te w aarschu w e n. Om ons
te zeggen dat een teergevoelig hart nog geen
geloovig hart is. Om- ons te leeren dat H ij
onze deernis niet noodig heeft, doch dat
wij Zijn ontferming als onzen medeli.jden-
den Hoogcpriester noodig hebben.
Zoolang wij niet wecnen over onszclven,
zijn w ij1 de beklagenswaardigcn en heeft
Jezus redc.n om over ons te weeneti in Zijn
liefde.
De menscli, die over zich zelf niet weent,
omdat hij zichzelf niet kent in zijin natuur
lijke verlorenheid, in zijn grootc schuld voor
God, kan ook Jezus Christus niet kennen in
zijn zelfverloochenende liefde en borgtochte-
lijke smart.
Jezus moet veel mèèr voor ons zijn dan
een deerniswaardige figuur in de wereld
geschiedenis.
Wanneer wij niet leeren weenen over ons-
zelven, dan kecren wij na de kortstondige
ontroering der lijdensweken weer tot het
gewone leven terug en bedenken niet dat het
ii s eenmaal gezet is te sterven en daarna...
het oordeel!
De Lijdensprediking moet allereerst beluis
terd worden door mijn verbroken hart.
Daarna door mijn bewogen hart.
Is 't anders, ach, dan kan mijn teergevoe
ligheid geen meerder effect sorteeren dan
oppervlakkig e tranen.
Wij, moeten in de lijdensweken j u i c h e n
over Jezus, maar weenen over ons-
zeiven.
Dan alleen is ons treuren zaligheid en
worden wij vertroost.
Dan alleen gaan wij ook onze zalige op
standing tegemoet, zoodat onze tranen van
berouw zich oplossen in een loflied ter eere
van den Christus Gods, in het Hallel des
geloofs
„Gij hebt mijn weeklacht en geschrei
.Veranderd in een blijden rei,
Mijn zak ontbonden en mif weer
,Met vreugd omgord, opdat mijn eer
„Niet zwijg'. Zoo klinkt Uw lof naar boven,
„Mijn God, U zal ik eeuwig loven."
Middelburg. D. RINGNALDA Jr.
We ontvingen het volgende schrijven, dat
we hier in zijn geheel een plaats geven.
Zuid-Bcijerland, 11 Maart 1029.
Hooggeachte Collega.
In de Zeeuwsche lees ik Uw stukje.
Mocht het van Uw collega-redacteur zijn, dan
wilt U het misschien wel even doorzenden
Mag ik een enkele opmerking nUakeir U
wijst er n.l. op, dat als een broeder met een
broeder overhoop ligt, de weg van Matth.
18 gevolgd moet worden. Ik sttiml U dit na
tuurlijk direct toe. Edoch de weg van
Matth. IS geldt bij conflict alleen bij! hei
melijke zonden, niet bij openbare zonden (art.
72 74 D.K.O.) 1). Nu heb ik sinds April
1028 en tot eind Dec. 1028 alle pogingen ge
daan om, zooal niet naar den hier niet toe-
passelijken „weg" van Matth. 18, dan toch
wel naar den geest van Matth. 18 langs par
ticulieren en persoonlijken weg herstel van
het (openbare!) kwaad en daardoor ver
zoening tc krijgen. Al deze pogingen zijn
echter mislukt. Vervolgens stond ik voor het
feit, dat, nu het betrokken orgaan, De Re
formatie, weigerde, oirn in haar eigen kolom
men van de waarheid getuigenis te laten, af
leggen, het buiten deze kolommen moest.
Vandaar mijn „Open Brief". Het kwaad in
middels onweersproken voort laten woeke
ren, ware in zulk een belangrijke aangelegen
heid onverantwoordelijkheid. Zelfs onze eer
ste mannen en voorgangers hebben dan nooit
geaarzeld, om in hun organen de pen ter hand
te nemen en hun „eer" die „teer" is te ver
dedigen. Ook ik moest dit doen. En waar
een orgaan mij ontbreekt, moest ik er een als
„Open Brief" maken. Voorts diene, dat ik
dezen „Open Brief" schreef, vóórdat ik per
soonlijk een kerkelijke klacht indiende. Ook
nog, dat mijn „Open Brief" aan alle kerken
publiek is (gelijk ook De Reformatie overal
heen gezonden wordt) op verzoek en aan
drang van mijn ganschen kerke raad,
die publieke verant w o o r d i n g n o o d-
z a k e 1 ij k a c li 11 e. 2)
En tenslotte gelde, dat ik er, sinds de zaak
door mij kerkelijk aanhangig is geiniaakt, ze
ker met geen letter over schrijven zoude,
mits slechts de andere partij zich van zijn
persoonlijke aanvallen hangende de zaak ont
hield. Nu hij dit echter niet doet, schept dit
soms noodzakelijkheden van antwoorden, op
dat de waarheid geweten worde en niet ver
duisterd worde. 3)
Overigens ben ik het met geest en strek
king van Uw stukje goed eens. 4)
Zouclt U de goedheid willen hebben, een
en ander aan Uw lezers mede te deeien U
zult mij niet euvel duiden, dat ik daar eeni-
gen prijs op stel.
Met verschuldigde hoogachting en allen
dank bij voorbaat.
Uw dn.,
H. W. VAN DER VAART SMIT.
Onze geachte collega veroorlove ons een
enkele kantteekening
1) Ik geel toe, dat „jegens U" er op
schijnt te wijzen, dat het hier een heime
lijke zonde betreft. Maar Dr. v. d. V. S.
zal me toestem'inen, dat ook al zondigt een
broeder in t openbaar tegen U, het
voorschrift van Christus den prachtigen regel
bevat, door Calvijn als wet geformuleerd
Het fundament der tucht bestaat in de per
soonlijke vermaning („tusschen U en hem'
alleen"). Bovendien weet hij uit zijn Grieksch
Nieuw Testament (Nestle waar het „je
gens U" ontbreekt, dat niet op het heime
lijke van de zonde maar op het private
karakter der eerste vermaningen na
druk behoort te worden gelegd. Lev. 19 17.
Ik ben dan ook blij dat Dr. v. d. V. S.
zegt, in ieder geval naar den geest van
Matth. 18 gehandeld te hebben.
2) Het is goed te verstaan, dat Dr. v. d.
V. S. zijn naar hij meende verloren prestige
trachtte tc herstellen. Daartegen liep ons be
zwaar niet. Ook niet daartegen dat de kerke-
raad van Z. Beijerland Voor dit prestige van
zijn dominee in het krijt trad miaar ons be
zwaar was en is nog dat zoodra het tucht-
zaak was geworden de verdere behandeling
van dit conflict niet aan de openbaarheid ont
trokken geworden is.
Waardoor zelfs de mogelijkheid ontstond,
dat geheel er buiten staande kerkeraden mo
ties gingen indienen.
3) Ik zou misschien net zóó voor die ver
leiding bezweken zijn.
Dat neemt niet weg, dat al zondigt mijn
broeder er overheen, ij n dwaling nooit een
motief kan zijn voor de müjne.
Dr. v. d. V. S. had - hij lioude 't mij
ten goede, het is zonder eenige bitterheid ge
zegd beter gedaan, met in'eer vertrouwen
het onderzoek van den kerkeraad van Amst.
Z. af te wachten.
4) Daar ben ik dankbaar voor. Want) de
geest van mijn stukje was de geest der lief
de, en de strekking, dat de kerkeraden er zich
buiten zouden houden en dat de beide ge
leerde querelanten eikaars van weerszijden
reeds uitgestoken broederhand zouden aan
nemen Wat hopen we dat dit spoedig zoo
zal zijn
Tenslotte Dr. v. d. V. S. neme de verze
kering aan, dat ik mij in het conflict noch
aan zijn zijde, noch aan die van Prof. Hepp
bedoelde te plaatsen. Uitsluitend de tot ons
gekomen vraag wilden wij beantwoorden, of
de kerkeraden over een en ander een uit
spraak behoorden te doen.
We sluiten daarom thans de discussie over
deze zaak. v. D.