Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
40e Jaargang.
Vrijdag 31 December 1926.
No. 53
RedacteurenDs. P, VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
WAT IS DE MENSCH
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs:
Advertentieprijs:
por kwartaal bij vooruitbetaling f 1,—
Afzonderlijke nummers 8 oent.
15 oent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFP, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ As OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 6. GIRONUMMER 42 2 60.
Van een vrouw geboren, kort
van dagen.
Job 14:1a.
Het is geen wonder dat op den Oude
jaarsavond als van zelf onze gedachten gaan
naar de vraag Wat is de mensch
Want nu denken we immers aan het ver
gane, aan het verledene, nu glijden als schim
men onze gestorvenen aan ons geestesoog
voorbij1, nu peinzen we over een vervlogen
jaar, dat zooveel verwachtingen onvervuld
heeft gelaten, en zooveel droeve verrassin
gen heeft gebracht. En als we ons daarbij
bepalen dan zucht onze ziel al spoedig de
vraag die we boven deze meditatie schreven:
Wat i s de mensch en zoovële andere
vragen die daarmee in het nauwste verband
staan Wat is het leven Wat is de tijd
Wat is de dood
Gelukkig dat wij;, Christenen, ons niet op
houden met het kweeken van weeke stem
mingen, wat O' zoo goed mogelijk is, doch
zonder resultaat blijft. Dezelfde mensch die
op den Oudejaarsavond zijn gewone jaar-
llijiksche kerkgang doet, en straks als de
klok haar laatste twaalf slagen uitklept, een
traan in het oog krijgt, die denkt op den
Nieuwjaarsmorgen hoe is het mogelijk dat
ik gisteren zoo dwaas geweest ben.
Liever dan dergelijke onvruchtbare stem
mingen te wekken, willen we met onze
vraag gaan naar de heilige Schrift. Wat is
de mensch zoo vragen we op dezen Oude
jaarsdag. En het antwoord is De mensch,
van een vrouw geboren is kort van dagen.
Dat zegt Job.
En nu is het wel waar dat de zielestem-
ming van Job niet goed was, toen hij dit
woord sprak.
Even waar is het dat er in den nacht van
Jobs mateloos lijden, soms woorden over
zijn lippen kwamen, die hij maar liever on
gesproken had moeten laten. Doch dat alles
neemt niet weg, dat de woorden die thans
leiding geven aan onze overdenking, vol
komen juist zijn. Job zegt hier als antwoord
op onze vraagWat is de mensch de
mensch is een zwak schepsel. Immers
wijst hij op zijn oorsprong.
De mensch, van een vrouw gebore n....
God heeft het alzoo gewild dat juist dé
zwakke vrouw het leven zou schenken
aan het kind.
Elk mensch is geboren uit een vrouw.
En wie zal een sterke geven uit een
zwakke
Dat vergeten we menigmaal, dat wc
zwak zijn. We denken dikwijls dat we
sterk zijn. Wie jong is en gezond, denkt
niet over zwakte. Hij' leeft en geniet van
het leven. Het is hem een lust om te leven.
Om met moeilijkheden te worstelen.
Toch moet ook wie jong is, bedenken dat
zijn kracht maar schijnbaar is. Het bewijs?
Ach de bewijzen liggen voor het grijpen.
Gebeurt het niet dikwijls dat ziekte ook
jonge menschen aangrijpt En waar is dan
hun kracht
Vergaan is ze
Waar is dan hun blos Bleekheid werd
hij. Snijdt ook de dood niet somtijds jonge
levens af Werd nooit een bloem nog in
den knop gebroken
Zeker zulk droef gebeuren vindt plaats.
En 't is bewijs van 's menschen zwakheid.
Van een vrouw geboren.
Zwak naar oorsprong, en dus ook zwak
naar het wezen. En alle uitingen van kracht
zijn bedriegelijke schijn.
Echter zijn er menschen bij wie de uiter
lijke krachtsontplooiing een min of meer
zuivere openbaring is van waarachtige in
nerlijke kracht.
We bedoelen niet die menschen die Ood
gesteld heeft tot heerschers over de volken.
Niet keizers en koningen en presidenten van
republieken, evenmin de dictators die als
ongekroonde koningen hcerschen met bijna
soiuvereine macht want al dezen zijn
menschen als gij en ik, uit een vrouw ge
boren. Zwak uit een zwakke.
Neen, de menschen die waarlijk kracht
ontplooien dat zijn zij die de waarheid heb
ben verstaan van Pautus' woord Als ik
zwak ben, dan ben ik machtig. Veel
hierover zeggen kunnen we thans niet. Al
leen dit als ge Uw eigen zwakheid^ on
macht, krachteloosheid gevoelt, dan zijt ge
op weg om sterk te worden. Sterk in Ood.
Deze Oudejaarsdag spreekt U van 's men
schen broosheid. Hij wijst U op Uw
z w a k h e i d. Het evangelie plaatsen wij1
er echter tegenover. En bij' het licht van
het Evangelie vermag de Oudejaars-
pverpeinzing niet onze stemming te ver
droeven. Wisten wc niets dan het Uit een
v r o u w geboren, dan zouden we heden
treuren. Maar wij wijzen U op het: uit
God geboren. En daarom zijn we ver-
h e,u g d.
Tegenover geboorte plaatsen wc w e-
dergeboorte.
Tegenover zwakheid k r a c h t.
Dat is het groote voorrecht van het kind
van God.
Wat is de mensch zoo vragen wij.
Job antwoordt verder: Kort van dagen.
Hij wijst dus niet alleen op den zwakken
oorsprong van den mensch, hij1 ziet ook
op zijn einde.
De mensch van een vrouw1 geboren, is
kort van dagen. Hoe kan het ook anders
Dit vervolg van Jobs klacht verbaast ons
allerminst. Veeleer zou het ons verbazen in
dien Job gezegd had de mensch van een
vrouw geboren is 1 a n g van dagen. Doch
zoo is het niet kort, niet slechts van j a-
r e n, maar van dage n. Dat wil dus heel
efönvoudig zeggen dat de dood voor elk
mensch zeer dichtbij is.
Inzonderheid op den Oudejaarsdag, wil
zulk een waarheid er wel i n. Dan zingen
we gaarne
Gedenk, o Heer hoe zwak ik ben, hoe
kort van duur
Het leven is een damp de dood wenkt
ieder uur.
Het stervende jaar roept het ons als het
ware toe bereid ook g ij Uw huis want
gij zult sterven.
Laten we er dankbaar voor zijn dat God
ons zulke bijzondere roepstemmen zendt. Het
is al bewijs van Zijn genade. Ook dat we
gedwongen worden op dezen dag, een enkel
oogenblik stil te staan temidden van het ge-
jaag der wereld, om eens te peinzen over
ons zelf, over onze ziel, over den dood, over
het wegvlietende leven, over de kortheid der
dagen, over de komende eeuwigheid, het
is een genade van God. Het is Gods wil dat
ge goed inziet, hoe hier alles vergankelijk
is en kort. Door de erkentenis daarvan heen,
wil Hij u brengen bij Zijn onvergankelijkheid
en vastheid.
De mensch: van een vrouw geboren
kort van dagen.
God: ongeboren eeuwig.
Die tegenstelling worde op den Oudejaars
avond overpeinsd.
Niet zóó dat Uw kleinheid U al
leen maar verschrikke tegenover Gods
grootheid. Niet zoo dat ge alleen maai
de vloek van Gods toorn gevoelt over
Uw zond e. Maar zóó dat ge uitkomst bij
Hem die werd evenals gij zwak, uit een
vrouw geboren en kort van dagen, opdat Hij
U sterk zou maken en 't eeuwige leven
schenken. Ook op den Oudejaarsavond heb
ben we Jezus Christus, den Zaligmaker noo-
dig.
Vooral omdat we op dezen dag zoo diep
gevoelen dat we met onze kleine kracht
zooveel zonden hebben gedaan. Dat we
in onze korte dagen zulk een onmetelijke
schuld hebben gekregen.
Daarom moet Uw laatste gedachte
zijn in dit jaar Jezus
Mijn Jezus.
H. 'C. W. KEUR.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Op de grens
Het oude jaar maakt zich gereed om te
vertrekken. Aan alles valt dit te bemerken.
Eerst kwamen nog de Kerstdagen en zij bie
den nog een zekere pauze aan. Althans zij
houden ons bezig, zij leiden onze gedachten
af, zij doen als 't ware ons vergeten, dat wij
zoo dicht aan 't einde zijn. Maar nauwelijks
zijn zij voorbij, of de waarheid dringt zich
aan ons op. Of wij willen of niet, wij moe
ten wel terugzien op den afgelegde wegen
vóór we er aan denken staat het verleden
ons klaar voor den geest. Er waren blijde
dagen, welke nog glans leggen over ons le
ven, doch er waren ook droeve dagen, wier
somberheid ons blijft vergezellen. Welke ont
moetingen de onze ook mogen geweest zijn,
"hierover zijn we het allen eens, dat het
snel verdwenen is.
Voor ons kerkelijk leven was er veel licht,
maar ook veel donkerheid. Toen we aan 't
begin stonden maakten de Gereformeerde
Kerk zich hier in Friesland gereed om ih
particuliere Synode samen te komen, want
ook zij hadden de roepstem gehoord, welke
van Assen uitgegaan was. Daar kon nog
gesproken worden over de vraag, of de
Generale Synode niet ontijdig uitgeschreven
was, maar weldra behoorde ook dit tot het
verleden. De afgevaardigden werden aange
wezen en reisden naar Drenthes hoofdstad.
Het is geenszins ons doel om alles in het
geheugen terug te roepen, wat daar ge
schied is.. Er is genoeg over gesproken en
ook geschreven, al willen wij gaarne er
kennen, dat er nog weieens gelegenheid be
staan zal om er op terug te komen. Dit be
hoeft ook niet te bevreemden, want de zaal-
is van te ingrijpend belang.
Nu wc aan de grens van het jaar gekomen
zijn, gevoelen we behoefte om het te over
zien. Daar is een scheur in ons kerkelijk le
ven getrokken, waarvan de gevolgen niet
anders dan pijnlijk kunnen zijn. Wie er ver
van af woont, merkt het niet zoo duidelijk,
wie er niet mee in aanraking gekomen is,
gevoelt het niet zoo krachtig.
Maar het zou toch jammer zijn, indien het
ons voorbij ging en indien het ons geheel
(onaandoenlijk liet. Er blijkt toch uit, dat
het niet in orde is. Menschen, die in één
belijdenis de uitdrukking van hun geloof vin
den, behooren bij elkander. En als men dan
de broeders, die aan den anderen "kant van
de scheur staan, hoort zeggen wij willen
de belijdenis niet opgeven, wij willen haar
tot "geen prijs missen, dan vraagt men tpch,
hoe zit dit nu Het is duidelijk, dat veten
er niet langer bij kunnen en m verwarring
raken. Het komt me dan ook voor, dat wc op
geen betere tijden te rekenen hebben, alvo
rens het oog er algemeen voor open gaat,
dat het God is, die naar Zijn wijs beste?
deze dingen over ons gebracht heeft. En
indien dit het geval is en daaraan Kan
niemand onder ons aan twijfelen, want wij
gelooven nog allen, dat er zelfs geen muschje
van het dak valt zonder den wil van den
hemelschen Vader dan moet daaruit voor
ons iets volgen. Hij verbreekt niet of er
moet een reden voor zijn, Hij slaat nooit,
of er moet een oorzaak voor bestaan. Dit
zijn we met elkander eens.
Wanneer er nu zulk een oorzaak is, dan
moeten we haar opzoeken en haar uit ons
midden verwijderen. Wij moeten niet begin
nen met bij anderen een nauwkeurig onder
zoek in te stellen, of we daar soms iets op
het spoor kunnen komen, dat zulk een ver
wijdering zou kunnen bemerken, neen, ieder
moet zich zelf toetsen en alle kerken zon
der onderscheid moeten dezen arbeid ver
richten, wijl ook voor dezen geldt, dat het
heil verkregen wordt in den door God zelf
aangewezen weg. Wij moeten eens stilstaan
en ons den tijd gunnen om na te gaan, hoe
het er eigenlijk bij staat. Het ging alles zoo
goed. Ons kerkelijk leven was geregeld. De
ambtsdragers stonden op hun plaats. Het
verslag van de kerkvisitatie luidde meestal
heel gunstig. Elke kerk eerbiedigde de be
sluiten van de meerdere vergaderingen. Veel
werd er gedaan aan de zending en de evan
gelisatie kreeg meer de belangstelling. Wij
hadden stof tot erkentelijkheid voor al het
goede, dat de Koning der kerk aan ons
deed. Onze kerken stonden midden in 't
leven van ons volk en breidden steeds haar
invloed uit. Waarlijk er was reden om ge-
moedigd voort te gaan. Ons verleden, dat
gekroond was met 's Heeren goedertieren
heden, spoorde ons aan en Wijl weten wel,
dat Wij kleine kracht hadden, maar Tiet was
toch ontegenzeggelijk waar, dat wij een ruime
plaats weer hadden op onze oude erve en
dat God ons een geopende deur had gegeven,
waardoor wij konden uitgaan en ingaan.
Hoe werd onze zoete droom verstoord en
hoe maakte de rust plaats voor de onrust.
Wij willen niet overdrijven en wij kunnen
zeggen, dat het in 't Zuiden en in 't Noor
den vrijwel buiten onze kerken omgaat. In
Friesland zijn het drie predikanten, die aan
vankelijk in 't gedrang zijn gekomen en die
sympathie vinden in een heel kleinen kring,
maar overigens teven de kerken rustig voort.
Als het ergens elders niet erger was, dan
zouden we wel doen, wanneer we er niet
al te veel gewicht aanhechten. En zoo is
het in de Noordelijke provincies. Niet anders
is het in het Zuiden. Doch in 't midden van
het land is het hier en daar tot een uitbar
sting gekomen, welke van eenige beteekenis
is. Doch al wenschen we heel nuchteren te
blijven, toch is het smartelijk, dat deze din
gen onder ons voorgekomen zijn. Onopge
merkt mag het niet blijven, het behoort tot
al onze kerken te spreken, want men moge
er over oordeelen, hoe men wil, het heeft
ons allen iets te zeggen. Er was zooveel in
onze Kerken, dat niet behoorlijk was er
was zooveel ook in ieders leven, dat anders
moest zijin en daarom moeten we de oogen
openen en zien wat niet deugtwijl moeten
uit ons leven verwijderen, wat zich tusschen
ons en het Woord Gods had geplaatst, ja
wat zich tusschen ons en onzen God had
ingedrongen. In meerdere of mindere mate
moeten we terugkeeren tot Hem, die ons ge
slagen lieeft, opdat ons niets ergers over
borne. Wij hebben het vroeger ook wel op
gemerkt, dat er inzinking was, dat er ver-
uitwendiging van het godsdienstig leven was,
maar wij moeten het verstaan, dat het Ko
ninkrijk Gods niet gelegen is in woorden,
maar lïn kracht. Het moet bij o,uden enj
jongen komen tot een breken met al wat
voor Gods heilig aangezicht niet kan be
staan en tot een ijverig zoeken van wat
blijvende waarde heeft. Wanneer we onze
plaats met eere zulten blijven innemen, dan
moeten wij ware verootmoediging komen.
Vleien mogen we ons niet, dat we het
oude jaar zullen uitgaan zonder de nawer
king van het gebeurde. Neen, het zal ons
ook verder vergezellen, en wat daarvan de
gevolgen zullen zijn weten we niet. Begrij
pelijk is het, dat sommigen onder ons mee-
ncn, dat hereeniging nog mogelijk is en
dat zij willen beproeven om dit begeerde
doel te bereiken. In deze richting Wijst het
voorstel, dat ds. Brussaard bij de Classis
Haarlem heeft ingediend. Wij kunnen dit ook
tot op zekere hoogte waardeeren. Al wat
er gezegd is, dat het er op toegelegd was
om er dr. Geelkerken uit te werken, is een
puur verzinsel. Allen zouden gaarne zien,
dat de breuk geheeld werd. Ieder zou daar
aan willen medewerken. Doch een andere
vraag is, of daarvoor de tijd reeds is aan
gebroken. Er zal toch heel wat moeten ge
beuren, eer daarvoor met hoop op een goe
den uitslag gewerkt kan woraen. In dit op
zicht heeft het woord van de professoren
Kuyper en Ridderbos mijn volte instemming.
Het lijkt me toe, dat onze Kerken niets heb
ben aan te bieden, 't welk die broeders zou
kunnen bewegen naar ons te hooren. Was
het een misverstand, al was het er een van
groote beteekenis, wij zouden zeggen laat
ons onderhandelen, doch dit is niet het ge
val. Wat de kerken hebben uitgesproken,
hebben zij na lange en ernstige beraadslaging
gezegd en wij moeten aannemen, dat men
ook anderzijds wel 'heeft geweten, hoe men
weigerde zich bij die beslissing neer te leg
gen. Wij hebben nog niet kunnen merken,
dat er in die kringen ook maar een flauwe
begeerte is om terug te komen van den
weg, waarop zij reeds zulke beslissende schre
den hebben gezegd.