Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 40e Jaargang. Vrijdag 10 December 1926. No. 50. RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W,| en Ds. A. C. MEIJ te Koudekerke. Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pin., en R. J. v. d. VEEN. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. TWEEËRLEI WONING. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Bijbelsch onderwijs of opvoeding tot scepticisme DADERS DES WOORDS. Na de Synode. ZEEU SCHE Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. Advertentieprijs: 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ <5s OLTHOFF Spargaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 5. GIRONUMMER 42 250. Want alzoo zegt de Hooge en Verhevene, die in eeuwigheid woont en wiens naam heilig is Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien die eens verbrijzelden en nederigen Geestes is. Jes. 57:15a. "Welk een veelheid van namen geeft de profeet hier aan den Heere. Er staat niet kortweg Alzoo zegt de H c e r e, maar Alzoo zegt de Hooge en Verheve ne, die in eeuwigheid woont, en wiens naam heilig is. En Jesaja heeft daar mede zijn bedoeling. Want hij doet dat op dat het volk met een verbrijzelde en nede rige geest goed zou beseffen welk een wel daad het ontvangt in 's Heeren bijwoning. Het is de Hooge die afdaalt, de Ver hevene die zich neerbukt, de in eeuwig heid wonende die zijn woning opslaat onder menschenkinderen, de Heilige, die zich over zondaren ontfermt. De profeet is er diep van onder den in druk wat het beteekent dat God dc Heere zich in verbinding wil stellen met een zon dig volk. Wanneer Jesaja God noemt met den naam Hooge en Verhevene, dan maakt hij reeds aanstonds scheiding tusschen God en schepsel. Al wat schepsel is, is laag, nederig, klein, nietig. Zelfs het hoogste van de schep ping raakt nog niet aan het laagste van God. De verhevenste mensch, de machtigste heer- scher, de diepste denker, de grootste dich ter, ze naderen tot God niet eens. H ij alleen is de Hooge en de Verhevene. Wat beteekent de macht van een Nebukad- nezar bij God Als God het wil wordt het koninkrijk immers van hem genomen, zijn verstand omsluierd en moet hij leven als de dieren des velds Wat beteekenen diepe denkers die hun grootsche gedachten samen voegen tot een bekoorlijk systeem Het wijze der menschen is immers dwaasheid bij God Wat beteekenen de roerendste uitingen van een dichterziel bij God, die zijn ge dichten neerschrijft in sterrenschrift en wol- kenpracht Bij Hem die Zijn pen kan doo- pen in den glans der maan en in het avond rood Die zilver schrijft des nachts en goud des daags Waarlijk God alleen is groot. God alleen is verheven. Hij is ook degene, zoo zegt de profeet, die in eeuwigheid woont. En daardoor wordt God aangewezen als degene die niet aan de wisselvalligheden en veranderingen van het leven op aarde is onderworpen. Niemand die leeft kan zeggen ik woon in eeuwigheid. Dagelijks, ja ieder oogenblik zien we het immers dat alles verandert, dat alles vergaat Er is maar Eén die onveranderlijk is, die in Eeuwigheid woont God. God alleen verandert niet. Ook het meest vaste van de Schepping de rots die, door Gods vingeren uit graniet gehouwen, daar staat, vergaat, wordt vergruizeld tot puin. De meest trotschc strekking van menschenhan- den, die eeuwen bestaat, wordt eens verbro ken. De gebeurtenissen van de laatste jaren bewijzen het. En daartegenover kan de pro feet alleen wijzen op God. God alleen woont in eeuwigheid. Hij is de ecuwig aan Zichzelf gelijkblijvende, die in goddelijke rust ver zonken nochtans werkt wonderen van genade en ontferming. Nog wordt God op een derde wijze genoemd, n.l. wiens naam heilig is. Ook door deze benoeming trekt de profeet een scherpe scheidslijn tusschen God en schepsel. Wel is het gevaar niet uitgesloten dat deze naam ons minder toespreekt dan de vorigen, omdat wij God met dien naam d i k w ij 1 s noemen heilige God. Doch weet ge wat heilig beteekent Heilig wil zeggen afgescheiden van de zonde, met de zonde niets te maken kunnen en willen hebben. Dat is God. Heilig. En wat is nu de mensch Ook heilig Neen, onheilig. Ook af gescheiden van de zonde Neen maar lig gende i n de zonde. Dood in zonden en misdaden. Doch hoortNu gaat die hooge en ver hevene God, die in eeuwigheid wonende God, die heilige God spreken, spreken tot het lage, tot het vergankelijke, tot het zondige schepsel. En Hij zegt Ik woon in de hoogte en in het heilige e n bij dien die eens ver brijzelden en nederigen geestes is. Tweeërlei woonstede. Dc eene woonstede is de hoogte en het heilige, de andere de verbrijzelde en nederige geest. Wonder is dat. Dat God de hoogte en het heilige ver kiest ter woning het verbaast ons niet. Welke woonstede is meer geschikt voor den Hoo- gen en Verhevene, dan de hoogte Zou gen en Verhevenen, dan de hoogte? Zou vinden in de laagte Zou de eeuwig wonende zijn tent kunnen opslaan te midden der ver gankelijkheid Immers neen! Hoe zou het kunnen De Hooge in de laagte De Verhevene in het nederige De in eeuwigheid wonende in den tijd De Heilige bij den zondaar Het is on mogelijk Even onmogelijk als het is dat de dag zou wonen bij den nacht of de schit tering in de duisternis. God, God, zoo snikt het schepsel, het is onmogelijk dat gij gemeenschap kunt heb ben met ons. Giji zijt zoo groot, wij zijn zoo klein Gij zijt zoo verheven, wij zijn zoo nie tig Gij zijt de Eeuwig onveranderlijke, wij zijn tijdelijk en vergankelijkGij zijt Hei lig, wij zijn zondig Nooit zult Gij gemeen schap kunnen hebben met ons. Dat zegt de mensch tot God. Maar dit zegt God tot den mensch Ik woon in de hoogte en in het heilige e n bij dien die eens verbrijzelden en nederigen geestes is. God heeft dus tweeërlei woning. Een woning in de hoogte, maar ook een woning in de laagte. Een woning in het verhevene, maar ook een woning in het nederige. Een woning i n de eeuwigheid, maar ook een wo ning in den tijd. Een woning in het heilige maar óók een woning bij het onheilige. Tweeërlei woning heeft God. Hier breekt de adventsgedachte zich baan in onzen tekst. Immers Jezus Christus, de Zoon in het vleesch, is de belichaming van de hoofdgedachte van dit Schriftwoord. Het woord is vleesch geworden, en heeft onder ons g e w o o n d. God geopenbaard in het vleesch, dat is dc Hooge in het lage, de Verhevene in het nederige, de Eeuwige in het tijdelijke, de Heilige in het onheilige was in Christus deze gedachte niet belichaamd dan had Jesaja dit troostwoord niet kun nen neerschrijven. Maar omdat het in Chris tus gestalte heeft aangenomen, daarom heeft het zulk een heerlijke beteekenis voor alle geloovigen. Het is nog dezelfde God, die door zijn bijwoning de Israëlieten in bal lingschap wilde troosten, die nu wil wonen bij hen die eens verbrijzelden en nederigen geestes zijn, d.w.z. bij zulken die geen leven hebben in zichzelf. Wat verbrijzeld is, is stuk. Wat nederig is, of gelijk er letterlijk staatwat nedergebogen is, heeft alle steun- sel verloren. En bij zulken nu die verbrijzeld zijn en neêrgebogen, die alle houvast aan zichzeli hebben verloren, die aTle vertrouwen op zichzelf kwijt zijn, bij zulken wil God wonen. Verdiept U eens in die gedachte. God wil wonen bij U. Dezelfde God die ver boven 't ■prachtig sterrendak zijn hemelsch paleis heeft, wil wonen bij U. H ij bij U. Om Christus wil. Mits Uw Geest is verbrijzeld en neergebogen. Hij slaat toch, schoon oneindig hoog, op hen het oog die n e e d r i g knielen maar ziet van ver met gramschap aan den ijd'len waan der trotsche zielen. H. C. W. KEUR. Het standpunt van prof. Cramer inzake het bijbelsch onderwijs op de Christelijke scho len is bekend. Begin dezes jaars heeft het op een verga dering te Zwolle beroering genoeg geweid:, peen wonder. Naar de saamvatting die Dr. Vor der Hake er van in 't Algem. Weekbl. voor C. en C. geeft, zijn de chr. onderwijzers niet voor hun taak berekend, Bijbelsch onderwijs te geven. Zij kennen den achtergrond van de his torie niet. Zijn niet op de hoogte van de resultaten der historische critiek. Zij kunnen niet verder komen dan tot het van buiten doen leeren van den woordelijken inhoud der Bijbelverhalen, en zien nergens anders heil in dan in het dwingen om den letterlijken in houd, de letterlijke inspiratie te gelooven, vast te houden aan „Gods onfeilbaar Woord." Het onderwijs aan de kinderen moet zoo gegeven worden, dat, wanneer ziji ouder ge worden zijn en met dc resultaten van het algemeen wetenschappelijk onderzoek kennis maken, hun van de school meegenomen le vens- en wereldbeeld niet onder veel pijn behoeft te worden stuk gekraakt. Want, zoo gaat, dit niet bepaald door den gloed van 't nieuwe bekoorlijke betoog, voort: ,,'t Is helaas waar, dat de jonge menschen, die in grooten getale gezien worden in de jeugddiensten en die niet een Christelijk mi lieu komen, er beter aan toe zijn dan veel jongeren, die op de lagere school bijbelsche geschiedenis gehad hebben. Want die eerste categorie is niet bedorven door een verker- kelijkt en verdogmatiseerd Christendom ze hebben niet moeten buigen voor van buiten toekomend godsdienstig gezag moeten niets hebben van ons kerkelijk gedoe z ii ,g e- looven niet omdat het ]n den b ij- b e 1 staat, maar omdat z ij de waar heid van het woord zien tinte len in he m, die het hun verkon digt. Goed Bijbelsch onderwijs moet gegeven worden langs drie hoofdlijnen. a. Beginnen met het N. Test. en in de eerste plaats met de Evangeliën. b. Het O. Test. alleen als illustratie van het Nieuwe radicaal breken alzoo met een bijbelsche geschiedenis-onderwijs dat met Adam in het Paradijs begint. Slechts een bloemlezing uit het O. T. ter verduidelijking van het Nieuwe. c. Geef het onderwijs zóó dat de leer lingen nooit a a n e e n i g g e z a g van den B ij bel leeren gelooven, dan voorzoover het verankerd ligt in Jezus Christus. Dr. Vor der Hake voegt er bijl als zijn eigen opinie „Mijn subjcctieven kijk op den bijbel dring ik juist niet aan anderen op dat doen, integendeel zij die willen dat ieder een den Bijbel precies ziet, zooals zij hem zien, die van een woordelijk of niet-woordelijk aanvaarden het schibbo- leth maken voor de verdeeling in ge loovigen en ongeloovigen. Dit schijnt mij zoo'n noodzakelijk ding voor ieder, die Bijbelonderricht geeft, ja het allernoodzakelijkst liet voortdurend zeggen „Zoo is mijn kijk op de dingen, zoo geloof ik het, en dat geeft mij' rust en vrede maar daarom zeg i k n i e t, dat het zóó i s." Hoe het i s, weet niemand buiten God. Een ding moeten wij zonder ophou den begeeren dat wij bewaard mogen blijven voor deze verbijstering dat wij eigen kijk op de waarheid, voor de Waar heid aanzien." Duidelijk is dit in ieder geval genoeg. Doch merkwaardig is dat de heeren elkaar zoo tegenspreken. Dr. Cramer zegt Zij gelooven niet om dat het in den bijbel staat, maar omdat zij de waarheid van het Woord zien tintelen in den prediker. En Dr. Vor der H,ak'e laat zien wat voor een tinteling dit is Past toch op, jonge menschen, dat je niet meent, dat het zoo is, als ik het je zeg Als er soms wat tinte ling in mijn oog is geweest, wordt er toch vooral niet door verbijsterd, want ik lijd waarschijnlijk aan een behagelijk zelfbedrog." „Als je gelooft op gezag, ook op mijn gezag hoewel dit toch altoos nog beter is dan het gezag van den Bijbel zelf dan ben ie met je Chr. onderwijs-van-jaren achteruit bij de jongelui, die uit geen chris telijk mileu naar die Kerk, ik bedoel de jeugddiensten komen." Een raar bijbelsch onderwijs Voortaan moeten de jongelui de waarheid aflezen van het gezicht van den meester of den dominé. Hoe meer enthousiasme bij den meester, hoe meer geloof in dc klas van dat jaar. Maar als de bijbel zelf niet de bron 'mag zijn voor het geloof van den leerling let toch vooral op de boven gespatiëerde woor den mag dan de bijbel wel bron zijn voor het enthousiasme van den meester Of zullen dergelijke jongelui, die met een meester te doen hebben die tintelt voor iets waar toch nooit iemand het rechte van weet, niet geneigd zijn te denken Mensch, stel je toch niet zoo aan Much ado about nothing, zooals Shake speare zegt Lawaai voor niemendal Je oog tintelt, maar je mond zegt Meen niet dat ik er iets van weet. Zou Dr. Vor der Hake bijl dien „Kijk op de dingen" waar „alleen God weet hoe het is", niet inkeeren tot zichzelf Bij het licht van wat Paulus zeide in Gal. 1:8, 9, geeft die voortdurende mededeeling tot zijn leerlingen Zóó geloof i k het, maar ik weet niet of het zoo is" veel meer aan leiding om niet gelijk hij doet op Assen, maar op zichzelven en al zulke bijbelleeraren toe te passen „Jedoch das schrecklichste der Schrecken, das ist der Mensch in seinem Walm." Want Dr. Cramer en Dr. Vor der Hake voeden op die wijze zoo al niet tot indif ferentisme dan toch tot scepticisme op. Hun resultaat moet zijn Pilatus S. v. D. II. De Synode heeft ook in haar laatste zit tingen gehandhaafd de beslissing^ die zij in 't begin van het jaar reeds nam aangaande de zintuigelijke waarneembaarheid van de be kende vier punten in Gen1. 2 en 3. We kunnen niet anders dan ons erover verblijden, dat de Synode zoo deed. Heel juist is van andere zijde opgemerkt, dat het ver schil tusschen de Synode en'Dr. Geelkerken juist daarom zoo belangrijk is, omdat er tusschen de Synode en Dr. Geelkerken een groot verschil is in de Schriftbeschouwing. Wie daarvoor een oog kreeg ziet deze zaak dan ook niet als een tamelijk onbelang rijke, die al de drukte, die erover gemaakt wordt, niet waard is, maar ééne die voor ons kerkelijk leven en alzoo ook voor den welstand van het geestelijk leven van de al lergrootste beteekenis is. Wanneer men dan verder zegt, dat wij Gereformeerden met onze Schriftbeschouwing nó'g niet klaar zijn, dan kan dat tot op zekere hoogte worden toegegeven. Daar is hier zeker nog heel wat te studeeren. Dat neemt evenwel niet weg, dat er bij onze ker ken weT een klaar en diep besef kan zijn, in welke richting we met onze Schriftbeschom wing in geen geval gaan mogen. Het is heel goed mogelijk, dat zoo'n besef bij hen die heel veel filosofie studeerden of ook voornamelijk van Duitsche theologie hun werk maakten, niet zoo sterk sprak of mis schien geheel niet sprak, maar dat zegt dan niet heel veel. Bij de laatsten kan dat besef nog niet sterk zijn ontwikkeld en bij de eersten kan het verduisterd zijn door allerlei invloeden, die van uit allerlei filosofiën op hen inwerkten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 1