Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 40e Jaargang. Vrijdag 3 December 1926. No. 49. Redacteuren: Ds. P.VAN DIJK te Serooskerke (W,) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. VERBORGEN LEVEN. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Wat ontbreekt er ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. /tb o n li e[m e|n t s p r IJ sper kwartaal bij vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. Advertentieprijs: 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaard straat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0. Uw leven is met Christus ver borgen in God. Col. 3 3b. Het leven der geloovigen is een verborgen leven. Maar hoe is dat? zoo vraagt ge. De ge loovigen leven toch op aarde En hun leven is toch zichtbaar voor elks oog Ze trekken zich toch niet terug achter dikke klooster muren Ze bewegen zich toch op allerlei levensterrein Hun handel en wandel is toch aan ieder bekend Zeker. En nochthans hun leven is een verborgen leven. Dus Paulus beveelt hier toch aan het kloosterleven Paulus komt hier toch tot een leven van stille overpeinzing ver van het wereldgewoel Neen, zoo is het niet. Want Paulus ziet hier niet op allerlei levensu i t i n- g e n, maar hij spreekt hier van den levens- grond, den levensw o r t e 1, het leven van het leven, het essentieel e, het wezen- 1 ij k e van het leven. Dat is verborgen. Verborgen. Een sluier hangt er voor. Een bijna geheel ondoordringbare sluier. Zoodat de geloovigen de volle heerlijïkheid van hun leven niet kunnen zien. En d'e wereld na tuurlijk nog veel minder. Wat zou de wereld weten van het verborgen leven der kinderen Gods De wereld heeft haar eigen verborgen leven De wereld kent ook een leven dat door een dichte sluier is onttrokken aan het oog. Maar wie eens zien mocht achter dien sluier, die heelt gehuiverd van ontzetting. Het verborgen leven der wereld is zoo vree- selijk. Zoo zondig. Zoo zwart. En wat zou die wereld met haar eigen verborgen leven, met haar sombere levens achtergrond vatten van het verborgen leven der kinderen Gods Want dat zijn twee uitersten 't verborgen leven der wereld, en 't verborgen leven der kinderen Gods. Dit is een leven voor den hemel, dat is een leven voor de hel. Dit is een leven van heiligheid', dat is een leven van zonde. Dit is een leven met Christus, dat is een leven met Satan. Dit is een heerlijk leven, dat een ontluis terd leven. Dit is een zalig leven, dat een rampzalig leven. Verborgen leven Beide Maar welk een verschil. 't Is daarom onmogelijk dat de wereld iets begrijpt van het verborgen leven der kinde ren Gods. Van dat leven met Christus, verborgen in God Wat weet zij daarvan Van die hemel- sche werkelijkheden Niets. Wat is Christus voor de wereld En de gerechtigheid door zijn bleed En de hemelsche zaligheid 'n Klank. Hoogstens een schoone droom. Uw leven is verborgen. Verborgen niet alleen voor de wereld. Maar ook voor de kinderen Gods Wat weten zijl zelf er van Van die hemelsche werkelijkheden Niet veel. Wat weten ze van hun eigenlijk leven Van hun levensgrond Van het leven van hun leven Niet veel. Het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen. Dat wacht tot de weder komst van Christus. En wanneer Christus zal geopenbaard zijn, die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid (Col. 3 4). Tha.is nog een verborgen leven. Het heer lijke, het volle, het rijke van het leven der kinderen Gods is hun verborgen. Maar toch niet zoo dat ze er totaal niets van zien en van weten. Een enkele glinstering van he- melsch licht bereikt de aarde, en op de aarde het zondaarsoog d it opblikt uit zijn ellende naar boven. Is het U niet soms onder de prediking des Woords, of onder het gebed, of onder het godvruchtig peinzen alsof de sluier die Gods hand heeft geplooid om uw leven, een weinig wordt opgeheven, zoodat ge een oogenblik krijgt te zien iets van de hemelheerlijkheid, te genieten iets van de hemelzaligheid, te aanschouwen iets van Uw verborgen leven Hoe doet dat weinige dat ze te genieten krijgen de geloovigen verlangen naar de volle openbaring van hun leven in heerlijkheid Als dat weinige al zoo heerlijk is, wat moet dan de volheid zijn Wanneer dat verborgen leven wordt geopenbaard, wanneer God den sluier wegslaat hoe zal dat zijn Christus in heerlijkheid aanschouwen. Verzadigd wor den met Zijn beeld Zelf gekleed in witte gewaden. Volkomen zalig. Volkomen heilig. God alles in allen. Dat is zaligheid, niet af te meten. Maar thans is dat nog verborgen. Uw leven is met Christus verborgen in God. Daarmede moet ge nu tevreden zijn. Met zulk een ver borgen leven. En ge k u n t er ook tevreden mee zijn. Want het is verborgen met Chris tus. Het leven der geloovigen is één met Christus. Hij is hun hoofd, zij zijn Zijne leden. Hij is de wijnstok, zij zijn de ranken. Altijd één. Onafscheidelijk verbonden. Waar Christus is, daar zijn de geloovigen. Ze waren met Hem in Zijn lijden, ze waren met Hem in Zijn dood, ze waren met Hem in Zijn opstanding, ze waren met Hem i n Zijn hemelvaart. Ze zijn ook met Hem in Zijn zitten aan Gods rechterhand. (Col. 3:1). Hun burgerschap is dus in den hemel. Hier gasten, ginds zonen. Hier vreemdelingen, ginds burgers. Hier bijwoners, ginds inwoners. Uw leven is met Christus verborgen in God. Dat beteekent voor Gods kind de hoog ste veiligheid. Ge kunt gerust zijn. Uw leven is welver zekerd. Wel bewaard, 't Is een verborgen leven, ook voor U, maar ge behoeft niet bevreesd te zijn dat een ander het zal vinden eer de tijd daar is dat het aan U zal geopen baard worden. Want niemand kan er bij komen. Zelfs de Satan niet. Die kan wel tijdelijk U hier de genieting er van ontnemen. En het uitzicht erop vertroebelen. Maar het verborgen leven U ontrooven Neen, dat kan hij niet. Zingt gerust Wie zal mij rooven 't Zalige lot Dat mij hierboven Wacht bij mijn God Uw leven is met Christus verborgen in God. Kent ge een hoogere veiligheid Uw leven i n Go d God is dus de vesting die uw leven omringt en beschermt. Uw leven met Christus! Christus is dus de bij zondere bewaker er van. Hindert het U nog dat uw leven verbor gen is Bezit gij dat verborgen leven Kent ge er iets van Is uw leven m e t Christus Is uw leven i n God Zalig zijt gij, zoo ge bevestigend antwoordt en zegt ook ik heb zulk een verborgen leven. Want God zal mij, opdat Hij mij beschutt', In ramp en nood versteken in zijn hut Mij bergen in 't verborgen van Zijn tent, En op een rots verhoogen uit d'ellend'. H. C. W. KEUR. In den regel lees ik graag wat Bijltje schrijft in „De Standaard". Misschien komt liet wel, omdat hij zoo echt nuchter de levensverschijnselen van onzen tijd beschouwt en de werkelijkheid dikwerf zoo nauwkeurig teekent. Het is ook mogelijk, dat hij nog al eens een vergelijking maakt tusschen het verleden en heden en natuurlijk ik weet van beide ook iets en daardoor kan ik ook meestal nagaan, of zijin oordeel juist is. Zeker is het, dat het voor mij en voor velen aantrekkelijk is, wijl hij het zoo smakelijk zeggen kan. Uit deze korte en nog al algemeene inlei ding zal het wel duidelijk zijn, dat hij de laatste dagen iets schreef, dat mijn aandacht trok en dat mij mede aanleiding gegeven heeft om het volgende te schrijven. Hij had het over de vraag, of onze tegen woordige jeugd geestelijk ten achteren stond bij die van voor veertig jaar. Velen, die dit schrijven onder het oog krijgen, hebben het zeker ook gelezen, waarom ik mij ontslagen acht het nogmaals onder de aandacht te brengen. Temeer kan dit overbodig gerekend worden, omdat ik heelemaal niet van plan ben om er eenige aanmerking op te maken. Veeleer zou ik er op willen aandringen, dat het ter harte genomen wordt. Er kwam nog bij, dat de oud-minister Colijn op de najaarsvergadering van jongelingsvereenigin- gen te Groningen gehoud'en gesproken heeft over een vierde kleine aas en ik mag wel aannemen, dat zijn opwekking om dit diertje te vangen gehoor zal gevonden hebben, want de jachtlust zit haast alle jonge mannen in het bloed en wij zullen met genoegen zien, als zij het uit den wijngaard geheel verdrij ven, wijl wij ook van overtuiging zijn, dat het heel wat schade kan aanbrengen. Het is naar we hopen dan ook voldoende, dat Z. Excellentie op die plaats liet nauwkeurig aan gewezen heeft. Het lijkt me verbazend moeilijk toe om geheel billijk te zijn, zoodra men er zich toe zet een oordeel te vellen. In de eerste plaats leeft elk onzer in een beperkten kring en uitteraard komen wij slechts met weinigen onzer jeugdige lieden in aanraking. Reeds dan valt het op, dat er nog al verschil be staat tusschen den een en den ander. Jaren lang heb ik gecatecheseerd en welk een ver scheidenheid is er in afkomst, in aanleg, en in karakter. Daarbij komt nog, dat soms iemand met weinig gaven het in belangstelling wint van een, die in ontwikkeling hooger staat. Het omgekeerde komt natuurlijk ook voor. Ieder die o-p deze of andere wijze met de jongeren in'aanraking komt, zal moeten toe stemmen dat het niet licht is om aan te geven, op welk peil de jeugd staat op een bepaalde plaats. Men kan zijn kennis vermeerderen door acht te geven op wat er in de verdere omgeving gebeurt, waardoor men eenig in zicht krijgt over wat er omgaat in het leven van de jeugd, doch men zal altijd tot de ont dekking komen, hoe onvolledig wij' ingelicht zijn. Ik weet ook wel, dat men voorts nog kennis kan nemen van wat er, gelijk men het tegenwoordig zegt, in de jeugdbeweging naar buiten komt en ik stem gaarne toe, dat men op deze wijze verder kan komen, doch als men dan luistert naar hen, van wie men denken kan, dat zij vrijwel op de hoogte zijn, dan blijkt het dat de een veel gunstiger blik er op heeft dan een ander. Wil men echter iets bereiken, dat moet men eenzijdig zijn, wordt er wel eens gezegd, én dit kan wel waar zijn. In elk geval is het zoo, dat men een bepaalde schaduw donker moet kleuren, om haar in 't oog te doen val len, opdat allen er zich bewust van worden. Dat er zulke schaduwen zijn, bewijst, dat er licht is en het valt heelemaal niet bezwaar lijk om dit aan te wijzen. Een voorbeeld hel dere dit op. De Friesche Bond van Gere formeerde Jongelingsvereenigingen hield de zer dagen te Leeuwarden zijn gewone herfst- samenkomst. Het was niet koud, maar de lucht was donker en er viel voortdurend natte neerslag. De wegen zijn nog al glib berig door het vele vervoer van aardappelen, en suikerbieten. Voor hen, die wat verwij derd wonen van de hoofdwegen, is het een heele toer, vooral om d'oor de dammen te komen. In den namiddag en in den avond was er vergadering. De drie kerkgebouwen waren open, welke ongeveer drieduizend hoor ders kunnen bevatten. En als ik nu zeg, dat deze ruimte noodig was om elk een plaats te geven, dan kan men zich een voor stelling vormen van de belangstelling, welke hier in 't Noorden aan 't licht komt. Wan neer men hierop nu let, dan komt men on willekeurig tot het besluit, dat dit een zeer gunstig verschijnsel is. Dat zoovelen lust heb ben om in de week met inspanning te luis teren naar wat uitnemende sprekers te zeg gen hebben over geestelijke dingen, dan ver heugt men zich en zegt tot zich zelf, dat is toch bemoedigend. En daar heeft men recht toe, naar ik meen. De uitwerking daarvan behoeft men niet gering te achten. Velen dragen heel wat mee en deelen het op hunne beurt weer mee. Van zulke samenkomsten, gaat een warme bezieling uit, welke het ver- eenigingsleven veririscht ,en versterkt. Aan oppervlakkigheid zou ieder zich schuldig ma ken, die hier niets aan ;t licht ziet, dat God nog zoo mild en vriendelijk laat schijnen. tn gelijk het hier is, zoo is het schier overal nog in ons goed land. Het vereeni- gingsleven onder de jeugd groeit en neemt toe in waarde en beteekenis. Doch het zou verkeerd zijn, wanneer we het overschatten en ons overgaven aan den waan, dat er geen schaduwen zijn. Wij willen er niet op wijzen, dat op de terugreis meermalen blijkt, dat ook nog wel andere dingen hoofd en hart vervullen wij willen niet vergeten, dat wij zelf ook eenmaal jong zijn geweest. Maar wij onderstreepen, wat zoo menigmaal reeds gezegd is, dat er gebrek aan ernst is. Bij allen arbeid, welke voortdurend aangewend wordt, om onze jeugd te brengen tot een helder welbewust geloofsleven, valt er me nige teleurstelling te boeken. Wanneer wij zien op de middelen welke aan het opko mend geslacht ten dienste staan om zich te ontwikkelen, dan moeten wij' zeggen, dat de voorrechten vele zijn. Alles wordt aangewend om voor hen den weg te effenen en het hun gemakkelijk te maken. In dit opzicht zijn de tijden beter dan een halve eeuw vroeger. Als men b.v. eens vergelijkt de handleidingen om de geloofsleer te benaderen met die, welke we vroeger gebruikten, dan valt het onder scheid op en dan durven we wel te zeggen, dat de tegenwoordige het winnen. Gevolg daarvan zou moeten zijn, dat er meerdere kennis der waarheid gevonden werd dan voor heen en ik geloof niet, dat iemand, die er over oordeelen kan, dit zou toegeven. Het veld, waarop de tegenwoordige jeugd zich beweegt, is wel breeder en het breidt zich voortdurend uit, doch als ik mij niet bedrieg, dan stond voorheen de verlossing in Christus meer in het middenpunt der belangstelling. Thans zijn er vele vragen, waarmede iemand zich bezig houdt, maar de meeste liggen aan den omtrek van het leven. Velen bewegen zich op het grensgebied, dat gemeente en wereld scheidt, zonder dat zij vaak komen tot het hart van het evangelie. Zij gevoelen een zeke re leegte en zij kennen wel onrust, maar zij leven te ver van de volheid om er genade voor genade uit te putten. Zij weten een wei nig van de kwesties, welke liggen op staat kundig, maatschappelijk en kerkelijk terrein, maar zij dringen niet door de bronnen van het levende water. Het ontbreekt hun aaneen helder gezicht op het ééne doel, waarop de Apostel het oog had, toen hij zeide ik heb een begeerte om in Christus gevonden te worden, niet hebbende mijn gerechtigheid, welke niet van eenig belang is, maar de ge rechtigheid, welke van Hem is door het ge loof. De vrucht daarvan kan niet uitblijlven en komt dan ook aan het lichter is een ver deeldheid in het leven, welke vermagering van het geestelijk leven tot gevolg heeft. De actie is er wel, maar zij richt zich niet op de hoofdzaak. Dit is naar mij dunkt een groot gebrek. Zonder het verleden helderder te willen kleuren dan het was, meen ik toch te mogen zeggen, dat het vroeger beter was dan nu. Toen wij opgroeiden zaten wij vaak te luisteren, naar wat bejaarde Christenen vertelden over de wijze, waarop God zijn volk leidde en waarom hoorden we met zoo gespannen aandacht Omdat in onze ziel leefde de waarheid Wat baat het een mensch, indien hij geheel de wereld wint en hij moet schade lijden aan zijn ziel. Hoe jong wij ook nog waren, wij vroegen hoe moet ik zalig worden. M. a. w. wij gevoelden, dat wij met God te doen hadden. Hij was in ons leven gekomen en wij merkten, dat wij niet bestaan konden. Wij lieten ons ook in met allerlei beschouwing welke anderen ten beste gaven, met allerlei vragen, welke aan de orde kwamen, wij disputeerden met elkander over verschillende zienswijzen, maar altijd drong weer naar voren het verlangen naai de volkomen verlossing. Wij zochten haai en wij vroegen naar Hem en naar Zijn sterkte. Hoe langer zoo meer werden wij er van doordrongen, dat wij Jezus moesten hebben en hoewel wij er ons niet helder van bewust waren, toch oordeelden wij, dat al het andere daaraan ondergeschikt was. Het liet ons geen rust, vóór wij zekerheid verkregen hadden. Onder alles door klonk het door onze ziel Benaarstigt u zelf om uwe roeping en ver kiezing vast te maken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 1