Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
40e Jaargang.
Vrijdag 29 October 1926.
No. 44.
RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
ÉEN VAN DE TIEN.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, F. J. y. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. y. d. VEEN.
Abonnementsprijs
Advertentieprijs!
per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,—.
Afzonderlijke nummers 8 oent.
15 oent per regelbjj jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFP, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaard straat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 80.
DANKDAG.
Zijn niet de tien gereinigd geworden
En waar zijn de negen
Luc. 17:17.
„Wat zal ik den Heere vergelden voor al
Zijne weldaden aan mij bewezen zoo riep
de Oud Testamentische dichter uit, toen hij
zag op de groote goedertierenheden des Hee-
ren, \die hij, de onwaardige, als enkel genade
ontving. En wanneer iemand er van door
drongen is, dat de weldaden, die hij van
God krijgt, genadeblijken zijn, waar hij in 't
geheel geen recht op heeft, omdat hij van
wege zijn zonden alles verbeurd heeft, tot
zelf 't leven toe, wanneer de oogen d'aar
maar voor open zijn, dan is er wel dankbaar
heid in 't hartdan wordt die dankbaarheid
ook wel betoond in woord en daad.
Daar mogen we dus wel allereerst aan
herinnerd worden wanneer we ons weer
gaan voorbereiden op de viering van den
alouden dankdag. Die dag is er toch, opdat
we Gode den dank onzes harten zullen toe
brengen, voor al den steun en al de hulp,
voor al de genade en al de liefde, voor al
den zegen en al de goedertierenheid, die we
dit jaar weer van Hem in geestelijk en stof
felijk opzicht hebben ontvangen.
Wat zullen wij den Heere dan vergelden
voor al Zijne weldaden, aan ons bewezen
Als 't góed staat en wij werkelijk in oot
moedige dankbaarheid tot Hem naderen, om
Hem ons hart der offerande aan te bieden
en Hem ook de eerstelingen van onzen stof-
felijken zegen te brengen, omdat 't een won
der is in onze oogen, dat God ons vanwege
al onze zonden en ongerechtigheden nog niet
heeft verdelgd, dan zullen we komen met
dat woord op de lippen, 't welk uitdrukt, dat
onze dankbaarheid niet halen kan bijl Zijne
zegeningen „Wat zullen wij er U voor ver
gelden
Maar zal 't goed staan, als straks de dank
dag er is Zal er die ootmoedige dankbaar
heid wezen in onze harten O, dat die vraag
nog gedaan moet worden Is 't niet diep
beschamend Ja. Maar toch die vraag heeft
recht van bestaan. Want er wordt meer on
dank gevonden dan dankbaarheid. En er is
toch geen grooter zonde haast. Wordt 'tal
erg gevonden, wanneer we jegens onze men-
pchelijke weldoeners ondankbaar zijn, heel
anders is 't nog, indien we Gode den lof
der dankbaarheid onthouden. Want Hij heeft
ons geschapen om door ons geëerd' te wor
den. Doch de zonde heeft de schepping ver
woest. De val in het Paradijs was d'e eerste
groote ondankbaarheid. Nu is Christus op
aarde gekomen, om het werk der herschep
ping te werken. En daartoe geeft God' ook
in 't Rijk der Natuur zijn Algemeene Genade.
Doch zonder die Bizondere Genade kan er
in het hart van een zondaar geen dankbaar
heid gevonden worden voor de algemeene
genade, die hem overal omringt. Daarom
hangt er voor ieder zooveel van af, of hiji
echt dankbaar is. Worden die werken der
dankbaarheid niet steeds voorgesteld als een
kenmerk van de bizondere genade Zijn 't
niet die vruchten, waaruit de mensch van
zijn geloof wordt verzekerd
Nu dan om u daaraan te herinneren na de
vele zegeningen, die ge weer hebt ontvangen,
wijst Christus er hier op, dat er dikwijls meer
ondankbaren dan dankbaren worden gevon
den. Slechts één van de tien Zijn er niet
tien gereinigd, en waar zijn de negen En
ook dat dikwijls de velen, waarvan men
uiterlijk bewijzen van dankbaarheid zou ver
wachten, teleurstellen, en soms een enkele,
die men er niet voor zou aanzien, het rechte
offer der dankbaarheid brengen komt. Want
die ééne, die wederkeert, om Gode de cere
te geven, was een vreemde, een Samaritaan
Jezus, op weg naar Jeruzalem, reisde door
't midden van Samaria en Galiléa. Dit betee-
kent, dat Hij trok langs de grens van die
beide landstreken. Zoo ontmoette Hij die
groep van tien melaatsche mannen, die ten
gevolge van die vreeselijke ziekte hun wo
ning en hun gezin en alles hadden moeten
verlaten. Wellicht hebben één of meer van
hen vroeger den Heere al eens ontmloet, of
hebben zij door de burgers daar van Zijne
wonderen gehoord. In elk geval blijvend op
den voorgeschreven afstand, verhieven ze hun
stem en smeekten Hem „Jezus, Meester,
ontferm U óver ons
En Jezus, die gekomen is, om de menschen
van de zonden te redden, is weer bereid,
omdat ook hier te toonen, door deze ellen-
digen te bevrijden van de gevolgen der zonde:
Hij zegt hjun, dat ze heen moeten jgaan, om
zich door de Priesters rein te laten verklaren.
Daarmee vergt Hij nog al wat van hun ge
loof. Want ze worden van Zijin Woord niet
anders en Hij komt ook niet om hen aan
te raken. Ze moeten heel gewoon naar de
Priesters gaan. Maar ze gelooven Zijn Woord.
Hun wondergeloof is groot genoeg. En zie:
terwijl ze (Heengaan, worden ze gezond1, en
verlaat de ziekte hen. Hun gebed is verhoord.
Doch hoe staat 't nu met hun dankbaar
heid Er zijn negen Israëlieten, en er is één
Samaritaan bij. Van dien Samaritaan is niet
veel te verwachten. Maar die negen Israëlie
ten, hoe staat 't daarmee Zijn zij dank
baar O zeker Neen, twijfel er maar niet
aan toen ze heengingen, en ze zich zoo in
eens gezond bevonden, toen welde er een
jgëvbél in hunne harten op, zooals ze in lang
niet gevoeld hadden. De wereld ging weer
voor hen open. Hun huis, hun gezin, hun
familie, hun omgeving, weldra zou 't weer
zijn als vroeger G, hoe heerlijk Ja hoe
goed, hoe verstandig was 't toch van hen ge
weest, om dien Jezus van Nazareth om hulp
te vragen. Daar hadden ze hun genezing door
bewerkt. Hadden zij dat dan gedaan
Nu ja God wel Maar ze waren toch ook
't zaad Abrahams. En daarom verdienden
Ze datdaarom móest God 't immers doen!
Toch zouden ze er God nog wat voor geven.
Dat hoorde bij hun godsdienst. Ze zouden
naar de Priesters gaan en daar de voorge
schreven offers brengen, en misschien nog
wel wat extra ook uit pure dankbaarheid
Doch: Jezus, den weldoener.... den Zone
Gods God zelf vergaten ze, en
ze komen niet terug om Hem te danken.
Doch ziedaar komt er tóch een terug.
Ja, wie is dat Het is de vreemde, de Sa
maritaan. Hij komt niet met rijke offeranden.
Maar hij biedt Jezus zijn dankbaar hart
Terwijl de negen meenden, dat hun als kin
deren Abrahams niets bizonders geschied was,
niets meer, dan wat deze Jezus reeds aan
zoovelen van Zijn volk had gedaan, en
zij waren toch heusch niet minder wist
die arme Samaritaan, die zoo maar met die
negen Israëlieten had méégevraagd om ge-
nezing, geen reden te vinden in zichzelf,
waarom hij deze weldaad had ontvangen. Hij
voelde wel, dat hij er geen recht op had.
Daarom schrijft hij zijn gezondheid alleen
maar toe aan de vrije genade van Jezus
en nauwelijks ziet hij, dat de melaatschheid
genezen is, of hij keert terug, om God ver
heerlijkend en dankend aan de voeten van
Jezus te vallen. Hij is waarlijk dankbaar. En
die dankbaarheid wordt hem tot nieuwen
zegen. Want daarin krijgt hij nog rpeer, dan
hij reeds gekregen had. Daarin wordt hem de
zegen bestendigd Christus zegt hem Sta
op en ga heen uw geloof heeft u behouden.
Dat kon niet van die negen gezegd worden,
al waren ze dan ook evengoed van hun me
laatschheid gereinigd.
Slechts één van de tien. Eén van d!e tien
slechts td ankbaar O wat een ernstige waar
schuwing voor de Kerk des Heeren, als zij
zich gaat opmaken, om op Dankdag haar
'dankbaarheid te betoonen aan Hem, dien
ze op Biddag zooveel te vragen had. Zal 't
dan ook gehoord worden uit Zijn mond
„Zijn niet de tien gereinigd zijn niet de
tien gezegend, en waar zijn de negen Moge
het toch anders zijn Doch bedenk daarbij
dan wel 't zit niet in de gave, die ge komt
brengen niet in de stoffelijke offeranden.
Neen de Heere vraagt een verbroken hart
van u. Hij wil dat ge in uzelf niets zult
kunnen vinden, waarom ge die zegeningen
gekregen hebtdat ge 't niet aan uw ver
stand, aan uw inzicht, uw kracht of uw ver
mogen zult toeschrijven, dat ge nog zooveel
ontvangen hebt, maar dat ge het alleen aan
Zijn genade danken zult. En dat ge Hem dat
ootmoedig komt zeggen. In de binnenkamer,
maar ook in 't midden der gemeente.
En bedenk dan ook, wanneer ge door ge
nade tot die dankbaren moogt behooren, die
in ootmoed wederkeeren, dat ge dan ook zult
moeten kunnen antwoorden op de vraag
Waar zijn de negen Waar zijn de anderen
Bedenk, dat ge er dan niet af zijt met een
„Ben ik mijns broeders hoeder maar dat
ge dan zult moeten kunnen getuigen, dat
ge gepoogd hebt, hen mee te krijgen tot die
ware dankbaarheid ja, dat ge ze in ware
broederliefde ook in 't gebed aan den troon
der genade hebt voorgedragen, de velen, die
zich afkeeren van Jezus, door wien ze toch
alle goeds ontvangen uw medekerkleden
misschien, maar dan ook uw talrijke land-
genooten, die niet terugkeeren en boven
al hebt ge wel in uw gebed gedacht aan
dat arme, blinde Jodenvolk, dat nog altijd
bij zichzelf denkt genoeg 'te hebben aan hu-n
vleeschelijke afstamming van Abraham
O, dat ge dan op Jezus' vraag Waar
2;ijn de negen kunt antwoorden met de hand
op uw hart Hier zijn ze Heere Hier
Scharendijke. J. W. VAN TOL.
1517-1926.
Een merkwaardige gebeurtenis. De Refor
matie van de 16e eeuw. Gedurende de mid
deneeuwen zijn er velerlei bewegingen ge
weest, welke ook minder of meer de Kerk
raakten. Tot nog werd de gedachtenis her
nieuwd aan Franciscus van Assisi. Doch tot
Reformatie van de kerk kwam het niet.
Eerst het optreden van Luther op den 31 sten
October 1517 gaf er den stoot toe. Had
Luther_ daarvoor een plan ontworpen en be
gon 'Wij toen welbewust het uit te voeren
Niemand beweert het. Hem dreef de mach
tige waarheid De rechtvaardige zal door
het geloof leven. Zij deed hem in ijver ont
gloeien, zij bracht hem in conflict met de
dwaling van zijn tijd zij hield hem staande
in zijn strijd met de Kerk. Van lieverlede
kwam er nog een andere waarheid naar vo
ren, n.l. dat de H. Schrift alleen het richt
snoer is van geloof en leven. Tegen deze
waarheden moesten de geharnaste strijders
van Rome het afleggen en de „alleenzalig
makende" Kerk wankelde op haar grondsla
gen. De beweging groef steeds dieper bed
ding uit en het water dat er langs vloeide,
stroomde weldra in de verschillende landen
uit. Bij het begin was niet te voorzien, waar
op dit alles zou uitloopen, maar al spoedig
bleek het, dat de breuk met de bestaande
Kerk niet kon uitblijven. Zij is dan ook tot
stand gekomen en ondanks alle pogingen tot
hereeniging zijn we er thans nog ver van
af. Op zich zelf is het te betreuren, maar
het kon niet anders. Toen eenmaal Rome
stand hield en tot geen prijs dien weg op
wilde, was de zaak beslist. Nog vaak wordt
de vraag gedaan Aan wie de schuld, en
even stellig als Rome antwoordtAan Luther,
Calvijn en anderen, die het met hen eens
waren, even positief verklaren wij aan Rome,
dat niet van zijn dwaalweg terugkeeren wilde
tot de Wet en het getuigenis.
Intusschen heeft de historie haar loop ge
nomen en als we op dit oogenblik den ker-
kelijken toestand overzien we beperken ons
tot ons klein land dan kunnen we ons
voorstellen, dat de Roomsche juicht en zegt:
zie nu eens, wat er gebeurd is. Onze Kerk1
nog altijd een in alle landen, waartegen vele
protestanten zelfs met eerbied opzien en heel
het protestantisme uiteengerukt en verdeeld.
Dat is de vrucht van het vermetelde waag
stuk om met de moederkerk te breken en
hij noodigt aldoor Keer terug en berg u
onder de vleugelen van de Kerk', eer u iets
erger gebeurt. Menigeen heeft dan ook oor
voor deze roepstem en volgt haar, want hij
is moe wegens den schijnbaar d'esolaten toe
stand, waarin de Kerken der reformatie ver-
keeren. Anderen daarentegen hebben gezegd:
het is waar, het ziet er verontrustend uit,
doch wij moeten een weg banen, waarlangs
gedeeldheid een einde kan nemen en wij
moeten voortaan den nadruk leggen op wat
wij nog gemeenschappelijk hebben. Het is
nog niet zoolang geleden, d:at dit velen be
koorden en ook onder ons Gereformeerden'
waren er, die er voor begonnen te gevoelen.
Het werd zelfs een soort Schibboleth, waar
aan men elkander herkende. Het eigenaardige
was, dat men er niet op bedacht was hen
te vereenigen, die samen stonden pp den-
zelfden bodem der belijdenis, maar zonder
eenige belijning de handen uitstrekte over
de Gereformeerden heen naar hen, die een
ander standpunt innamen. Of men in de
Gereformeerden een minder begeerlijke groep
zag, of di at men in hen een al te groote
halstarrigheid vreesde, kunnen wij niet zeg
gen, maar wel weten we, dat deze beweging
weinig vat op ons had, omdat wij er niet
voor gevoelden terwille van de eenheid iets
van onze belijdenis op te offeren. Het ging
buiten pns om en het lijkt ons toe, dat deze
beweging vrijwel alle kracht verloren heeft.
Zelfs de rechts-modernen hebben de links-
ethischen nog niet gevonden.
Later is er opgekomen een roepen om
nieuwe reformatie. En daar luistert elk goed
Gereformeerde naar, want hij gelooft aan de
noodzakelijkheid van een voortdurende re
formatie. Het komt me echter voor, dat deze
beweging ook nog niet veel kracht heeft. De
leuze is nog niet gevonden welke pakt. Het
Gereformeerde volk is er althans nog niet
warm voor. Een reformatie bestaat niet in
het verbeteren van kleinigheden, dit gaat en-
passant toch wel door. Er is voorbereiding
noodig en uit de reformatie moet duidelijk blij
ken, wat bedoeld wordt. Men moet er hou
vast aan hebben. Van kritiek op het bestaande
komt niet de kracht, welke er toe noodig is.
Zij kan er wel toe bijdragen. Dit ontkenneii
wij niet. Maar zij brengt er ons niet. Wij be
hoeven niet te wachten, tot het einde helder
voor oogen staat. Maar het is op dit oogen
blik nog een groot woord zonder dat de
zaak er is. Wanneer we lezen het Tractaat
van de Reformatie, dat dr. Kuyper op het
4e eeuwfeest van Luthers optreden aange
boden heeft aan de zonen der Hervorming,
dan gevoelen we, dat er meer noodig is, dan
waarover wij thans te beschikken hebben.
Intusschen is er, ik zeg niet geheel, onver
wachts iets anders binnen onze Kerken ge
komen. Met welk een warmte is er vroeger
gepleit voor hereeniging van alle Gerefor
meerden in ons land. Dit is verstaanbaar. Hoe
kan het ons ontroeren, als wij' zien, in hoe
veel deelen de Gereformeerde gezindheid uit
een gegaan is. Ik zou niet gaarne op mij1 wil
len nemen om in geregelde orde al de namen
te noemen, welke de onderscheiden groepen
aangenomen hebben. En als we dit al kon
den, dan waren we er nog niet, want som
mige namen zijn zoo vaag en algemeen, dat
we nog zouden moeten raden naar het ka
rakteristiek waardoor de eene groep zich
van een andere onderscheidt.
En nog schijnt het niet genoeg. Er is weer
een nieuwe bij gekomen. Zooals ieder weet,
hebben Geelkerken en die het met hem eens
zijn een beginselverklaring op hun Conferentie
afgelegd, opdat allen weten zouden, dat zij'
voortaan hun eigen weg gaan. Op dit oogen
blik .oordeel ik er niet overv wijl het mij te
doen is om even te constateeren, dat we
naast onze Kerken weer een Kerkgemeen
schap verkregen hebben, welke pretenteert
een ware Gereformeerde Kerk te zijn. Daar
op ziende, moeten we zeggen inplaats van
toenadering van alle Gereformeerden, werkt
de splijtzwam door en is er het einde nog
niet van te voorzien. Ik weet wel, dat men
zeggen kan, wat niet één is, m'oet maar uit
elkander gaan en ik ben het daar ook wel
mee eens, maar het is toch verontrustend met
het oog op de toekomst van ons volk, dat zij,
die naar eigen getuigenis willen behooren tot
de Gereformeerde gezindheid, hoe langer zoo