Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
40e Jaargang.
Vrijdag 1 October 1926.
No. 40.
Redacteuren: Ds. P.VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
DE WERKEN GODS WERKEN.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
De nazomer.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,—
Afzonderlijke nummers 8 oent.
Advertentieprijs: 15 oent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 422 8 0.
Joh. 6 28 en 29.
Jezus heeft vele wonderen gedaan.
Daardoor heeft Hij zijn naam gevestigd.
De belangstelling van 't volk is ontwaakt
en meer nog dan enkele belangstelling ze
beginnen in te zien, dat Jezus waarlijk een
Rabbi is, een Schriftgeleerde. Ja: nog meer:
een profeet, een Godsgezant, iemand, die
hen wijs kan maken tot zaligheid, iemand,
die waarlijk de werken Gods werkt.
Ze beginnen hoe langer hoe meer te be
seffen, dat deze Jezus wel eens de Messias
kon zijn zij 't dan ook de Messias, zooals
ze Hem zichzelf voorstelden, omdat de leids
lieden Hem hun zoo hebben voorgeteekend
en niet de Messias, zooals de Profeten
Hem duidelijk genoeg hebben aangewezen.
Maar dat neemt niet weg ze zoeken Hem,
ze volgen Hem, ze zien meer in Hem, dan in
alle andere Meesters en Rabbi's en Schrift
geleerden. Zoodoende is er dikwijls een
groote schare om Jezus vergaderd, om van
Hem de woorden des levens te vernemen
en door Hem te worden onderwezen, wel
ken weg zij moeten bewandelen, en wat
zij moeten doen, om Gode te behagen.
Hier ook weer.
Jezus heeft pas weer een groot wonder
verricht voor de oogen van duizenden, jn
de vermenigvuldiging der brooden, waardoor
al de aanwezigen spijze uit zijn hand ontvin
gen.
Is 't dan wonder, dat velen van hen dien
Rabbi navolgen, om meer van Hem te ver
nemen
En als ze Hem dan opnieuw aantreffen,
dan voeren ze het gesprek met Jezus, waar
aan de hierboven staande woorden ontleend
zijn.
Jezus heeft er hen n.l. op gewezen, dat
ze Hem zochten om het wonder van de
brooden, doch zegt Hij dan dat was ver
gankelijk brood, sloof u daar niet voor uit.
Loop me daarvoor niet na. Dat aardsche
brood kunt ge veel beter van anderen krijgen.
U dat te geven, is mijn taak en roeping
niet. Maar laat 't wonder, dat ge gezien
hebt u er op wijzen, dat ik nog een andere
spijze te vergeven heb, van fneerder waarde,
n.l. een eeuwige spijze. Span u niet in voor
't aardsche goed, maar zoek de hemelsche
gaven.
Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar
om de spijs, die blijft tot in het eeuwige
leven, welke de zoon des Menschen u ge
ven zal.
Werkt niet de aardsche werken, die ,een
einde nemen maar werkt de werken Gods,
die blijven tot in der eeuwigheid.
Daarmee wijst Jezus hun dus aan, wat hun
roeping is en waar hun plicht ligt, zoo
wel als hun heil. Daarmee wijst Hij hun
tevens aan, welke de verhouding moet zijn
tusschen hen en Jezus.
Maar ze begrijpen dat niet dadelijk. Och,
ze zien Jezus nog zoo met natuurlijke oogen
aan. Doch wèl erkennen ze hun eigen on
wetendheid in dit opzicht. Wèl belijden ze
hun gebrek, hun onkunde hun behoefte
ook hun begeerte. En ze zijn niet te
hooghartig om Hem, die hun spreekt van
die werken Gods te vragen, wat ze daar dan
voor moeten doen „Wat zullen wij doen,
opdat wij de werken Gods mogen werken
Is dat geen bekoorlijk antwoord Is 't
geen mooie vraag ;t Is de taal van de ziel,
die iets van Jezus verwacht, die van Hem
verwacht, wat ze voor 't leven noodig heeft,
al denkt ze 't dan ook nog zelf te kunnen
bewerken. Ze is toch aan 't goede adres. En
wie bij Hem zoekt, die zal vinden. Wie aan
Hem den weg vraagt, die zal den goeden weg
van Hem te zien krijgen. Wie 't leven zoekt
bij Christus, erkennende, dat hij in den dood
ligt, die hoeft niet te twijfelen, öf hij zal van
Hem zijn begeerte verkrijgen.
Deze vragers hebben gisteren het wonder-
brood van Jezus gegeten tot onderhouding
van hun natuurlijk leven. Vergankelijk voed
sel voor hun vergankelijk lichaam.
Iets veel grooters en heerlijkers kan Hij
hun geven, als ze willen een spijze, die
eeuwig blijft en wier vrucht rijkt tot in 't
eeuwige leven.
En zie daar vragen zij om
Wat zullen wij doen, opdat we die spijze
verkrijgen Nogmaals is dat geen bekoorlijK
antwoord
Leeft die vraag ook in uw hart Is 't
ook de begeerte van uw ziel, om de werken
Gods te mogen werken Gaan de dingen
van 't }<oninkrijk der hemelen u hooger,
dan de zaken van dit leven En zijt ge u
bewust, dat ge van nature de werken Gods
niet werkt, maar slechts de werken des
vleesches Zijt ge er waarlijk van Overtuigd,
dat gij van nature gansch verdorven zijt,
God en naaste haat, en daarom niet vol
brengt en niet volbrengen kunt de werken
Gods, die Hij u gebiedt in dat dubbel gebod
der liefde, dat Hij u geeft in de hoofdsom
Zijner wet
En drijft die overtuiging u ook uit in angst
en vreeze naar Hem, die duidelijk die wer
ken Gods wèl werkt, om van Hem hulp en
bijstand te verkrijgen Drijft ze u uit, om
Hem te vragen, wat gij toch moet doen,
om anders te mogen worden en om die wer
ken Gods door zijn hulp te mogen werken
Kortom heeft die kennis uwer ellende bij
't gezicht Zijner genade en door de predi
king van Zijn Evangelie u er al eens toe uit
gedreven om voor Hem neer te vallen en 't
uit te roepen Wat moet ik toch doen, om
de werken Gods te mogen werken
Want eerder zal 't antwoord, dat Jezus
Christus u op die vragen geven wil, u niet
baten Eerder zult ge er toch niet naar hoo-
ren. Eerder zal 't u toch niet bekeeren.
Maar dan wèl, als gij met een verbroken
hart en een verslagen geest met deze vraag
tot Jezus komt. Dan is uw vraag, uw bede
om hulp waarlijk bekoorlijk voor Hem. En
dan zal Hij u op weg helpen. Dan zal Hij
u spreken van den weg des levens, dien Hij
hier ook voorhoudt aan de vragers te Kaper-
üiiüm. Hij zal u dan zeggen, dat ge niets an
ders behoeft te doen, dan in Hem te geloo
ven. Hij zal u zeggen, dat Zijn genade
genoeg is voor uw leven. Hij zal u zeggen,
dat Hij u niet alleen 't voedsel voor één dag
aardsch leven schenken kan, maar dat Hij u
zichzelf tot spijze geven wil, opdat gij, ge
geten hebbende van zijn vleesch, en gedron
ken hebbende van zijn bloed, dat Hij voor
arme zondaren op Golgotha ten offer bracht,
een eeuwig leven bij God moogt ontvangen.
Want voor dat leven heeft Hij 't voedsel.
Daarvoor is Zijn lichaam waarlijk spijs en
Zijn bloed waarlijk drank. Hij is het brood
des levens die tot Hem komt, zal geenszins
hongeren en die in Hem gelooft zal nimmer
meer dorsten.
Op de vraag van de schare geeft Jezus
ten antwoord „dit is 't werk Gods, dat gij
gelooft in Hem, dien Hij gezonden heeft.''
Hier zegt Hij 't hun, dat ze hun eigen leven
niet kunnen verwerven dat ze met eigen
kracht de werken, die Gode behagen, niet
kunnen volbrengen, dat ze het brood voor de
eeuwigheid niet met de werken van den tijd
kunnen verdienen.
Hier zegt Hij 't hun, dat ze alleen door
genade het eeuwige leven zullen ontvan
gen, indien ze gelooven in Hem, dien "God
daartoe gezonden heeft dat is in den
Zoon des Menschen den Gezalfde in
Hem, die het ware Brood is, en die dat be
wezen heeft, doordat Hij hen zoo wonderlijk
heeft gespijzigd. Hier zegt Hij hun, dat de
rechtvaardige alleen door 't geloof zal
leven. Dit is 't werk Gods, dat gij gelooft
in Hem, dien Hij gezonden heeftO, dat is
't eeuwige werk, dat een zondaar doen kan
zonder God te vertoornen 't Eenige werk,
dat behaaglijk is voor den Rechter van hemel
en aarde. Gelooven Gelooven in Jezus
Christus zijnen zoon.
Gelooven, dat die Zone Gods als Zoon
des Menschen op aarde is gekomen, en daar
geleden heeft en gestorven is, om u van uwe
zonden te verlossen, om u zalig te maken
voor God. Dat Hij uw vleesch en bloed
aannam om in uw plaats aan God de ver-
eischte gehoorzaamheid te betalen. En dat
Hij Z ij n vleesch en bloed daarna prijs gaf
om weer in uw plaats bij God voor uw on
gehoorzaamheid te boeten. Ja 't Geloof is
't eenige werk Gods. Al wat uit 't geloof
niet is, dat is zonde, en dat werkt den dood.
Gelooft gij nu in Hem O, daar komt 't
op aan. Daar hangt 't van af of gij eeuwig
leven zult, ofWant daar hangt 't van
af, of gij de werken Gods werkt.
Immers er is maar één werk Gods. Maar
één werk kunt gij, zondaar, zondares, hier
op aarde werken, dat Gode behaagten dat
is gelooven in Jezus Christus.
Neen 't is niet voldoende, dat ge vraagt
„Wat zullen wij doen O, neen. Dat vroe
gen die scharen ook, en toch en toch
straks gaan ze murmureerend uiteen
en zeggen Is deze niet Jezus, de Zoon van
Jozef en Maria, wiens vader en moeder wij
kennen hoe zegt hij dan „Ik ben uit den
hemel nedergedaald
Neen 't is niet voldoende, dat ge treurt
en klaagt vanwege uw zonden en ongerech
tigheden. 't Is ook niet voldoende, dat ge
tot Jezus gaat en zegt Help ons en geef
ons.
Dat is niet voldoende, zoolang ge niet
gelooft. Daarom vraagt u af Geloof ik
in Hem
Zoek ik werkelijk mijn zaligheid niet meer
in mijzelf of fi|n de wereld, maar alleen in
Zijn dierbaar bloed
Dat kunt ge weten uit de vruchten van
uw leven, 't Geloof wordt uit de vruchten
openbaar. Zie dan of gij vruchten voort
brengt des geloofs en der bekeering waardig.
Gelooft ge Gelooft ge in Hem Dat is
de eenige weg tot uw behoud. Daarmee eert
ge God, daarmee doet ge „het" werk
Gods, dat eeuwig blijftdat eeuwige waarde
heeftwaaraan een eeuwig loon wordt toe
gekend, n.l. 't eeuwige leven in den hemel
bij God en Jezus Christus.
Scharendijke. VAN TOL.
De nazomer was hier mooi. Wij lazen, dat
het in sommige landen vreeselijke onweders
en schrikkelijke stormen hadden gewoeid en
daardoor hebben wij te meer Gods verschos-
nende goedheid op prijs leeren stellen. Hier
en daar waren wel een donderbui, welke ge
paard ging met een overvloedigen regen,
doch dit was van voorbijgaanden aard. Het
vee vindt steeds voldoend voedsel en het
gevreesde mond- en klauwzeer kwam niet
voor. Wij hebben andere jaren gekend, waar
in de dieren veel moesten lijden, doch dit
was thans niet het geval. Op sommige lan
den werkt nog de maaimachine en een dikke
snee gras ligt in het zonlicht te drogen. De
voeren hooi, welke voorbij komen, versprei
den een aangename geur en doen ons zeg
gen wat zullen de koeien het met smaaic
opeten. Er is veel gegroeid. Verschillende
landen worden reeds voor den derden maal
gemaaid. De voorraad verzameld voor den
winter is voldoende. In dit opzicht kan de
ljandman zonder bange zorg de toekomst
tegemoet gaan.
Ook voor den oogst was het een goede
tijd. Vele vruchten zijn reeds van den akker
gehaald en in hun winter-verblijfplaatsen ge
bracht. Eiken dag schier gaat de inzameling
door en het gewas is ook behoorlijk. Het
vlas is geborgen, de aardappelen verdwijnen
van het veld, alleen de wortel-gewassen tieren
nog. Deze beloven een goed resultaat, want
Zij hebben een weer gehad in cfe laatste we
ken, zooals men het slechts wenschen kan.
Waarlijk, de trouwe Schepper heeft het wel
gemaaktHij heeft getoond, dat Hij men
schen en beesten behouden wil.
Leid nu hieruit niet af, dat da menschen
hier opgewekt en vroolijk gestemd zijn, want
dan zoudt ge u vergissen. De zorgen zijn
vele. De pachtprijzen zijn hoog, vaak te hoog
naar dat de opbrengst is. De zuivel, waar
van velen in deze provincie het voornameljjk
hebben moeten, kóst te weinig en bleef heel
den zomer laag. Het rundvee, de schapen en
de paarden bleven 'In prijs ver beneden het
peil, waarop z'ij in de laatste jaren gestaan
hebben. De aardappelen en het vlas twee
hoofdproducten in deze streken brachten
niet genoeg op. En zie daar de reden, waar
om zelfs een gunstige zomer geen algemeene
blijmoedigheid bewerken kan. De tijd' om
pacht en rente te betalen is er spoedig en
menigeen zit nu reeds uit te rekenen, of hij
er wel komen zal. Dit vind jk treurig, dat
God Zijn hand mild open gedaan heeft,
terwijl de menschen zuchtend hun weg gaan.
Het is ook weer een gevolg van de ont
wrichting, waaraan heel de maatschappij nog
lijdt. Onwillekeurig gedenken wij aan het
woord, door Israël gesproken in de dagen
van Jeremia, de zomer is voorbij gegaan en
nog zijn we niet verlost.
Was dit nu nog alleen hier het geval, maar
in andere landen is het nog veel erger. Wan
neer zullen overheden en volken eens erken
nen, dat zij den Sprinkader des levenden wa
ters verlaten hebben en zich zelf bakken uit
gehouwen, bakken, die geen water houden
Wij willen niet voorbij zien het vele goede,
dat er nog is. Er wordt nog allerwege ge
werkt, met moed en lust gewerkt, maar zou
de gedachte wel levendig zijn, dat aan
's Heeren zegen alles gelegen is
Gelijk er dit jaar gezaaid en gemaaid' is
op den akker der aarae, zoo is er ook weer
geplant en natgemaakt op de erve van het
Koninkrijk der hemelen. Dit is al een heel
verblijdend verschijnsel. Het is mij opgeval
len, hoeveel samenkomsten er ook jn ons
gewest gehouden zijn, waarin men elkander
opwekt en aanspoort om toch voort te gaan
met den arbeid. Tegenover de betoogingen!
der socialisten, die daarvoor bij voorkeur den
Zondag gebruiken, staat de menigmaal stille
arbeid van Christelijke zijde om het maat
schappelijke leven te doortrekken van den
zuurdeesem van het evangelie. Het blijkt
steeds duidelijker, dat allen, die gelooven, dat
gerechtigheid een volk verhoogt maar dat de
zonde een schandvlek der natiën is, zich
meer opmaken om te doen wat hun hand
vindt om te doen. Er is dan ook nog veel te
doen, en wij mogen niet traag zijn, want de
vijand zal niets onbeproefd laten om zijn
doel te bereiken. Het is zijn voornemen om
te laten zien, dat de mensch er zonder God
en Christus ook wel komen kan. Om het he-
melsch paradijs bekommert hij zich niet en
hij wil de aarde aan zich Onderwerpen. Gode
zij dank, dat er nog duizende werklieden en
patroons zijn, die buigen voor de majesteit
der H. Schrift en zoolang zij daaraan getrouw
blijven, zullen zij zich niet van de wijs laten
brengen. En ieder onzer behoort hen te steu
nen in hun moeielijken strijd.
Dat er nog belangstelling is voor het
Christelijk onderwijs, lager, middelbaar en
hooger, is ook bemoedigend. De bizondere
scholen hebben langzamerhand ruimte ge
kregen. Doch de ijver mag niet verflauwen.
Wij moeten hen, die voor zulk een onderwijs
voelen geen hinderpalen in den weg leggen,
gelijk het licht gebeuren kan. Toch ver
telde mij iemand, die met de Unie-collecte
rondgegaan had, dat een onderwijzer nog
wel van een onzer scholen gezegd had
Daar doe ik niet aan, zonder er eenige ver
klaring van te geven. Zonder te willen gis
sen, wat dien man dreef om zulk' een hou
ding aan te nemen, zeg ik nu alleen, laat
ieder onzer zich wachten om op deze of
gene wijze het vuur bij anderen te dooven.
Het is zoo gemakkelijk om het een of ander
te zeggen van zulke inrichtingen de vol
maaktheid hebben de allerheiligsten niet be
reikt en ook onze Christelijke scholen
niet, maar mag dit ooit een oorzaak wezen,
waarom wij den strijders voor deze zaak een
teug water zouden willen onthouden Veel
eer moeten we ons verblijden, dat er nog
zoovele mannen en vrouwen zijn, die al hun
gaven en krachten besteden om het onder-