Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 40e Jaargang. Vrijdag 24 September 1926. No. 39. RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. WORSTELEND WACHTEN. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Absenties in de Kerk. Zondagsarbeid. 42ste Jaarverslag der Ver. tot Chr. Verzorging van Krankzinnigen (1925). ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pm., en R. J. v. [d. VEEN. Abonnementsprijs: A d ve r t e n tie p r IJ s per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. 15 oent per regelbjj jaarabonnement van minstens 500 regels belangrjjke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF Spanjaard straat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 280. Ik ben vermoeid van mijn roepen, mijn keel is ontstoken, mijne oogien zijn bezweken, daar ik ben hopende op mijnen Ood. Ps. 69:4. Het Christenleven is een jubelen op steile bergtoppen dan weer een zuchten in diepe dalen. Er zijn momenten in uw leven, dat het geloof U zoo heerlijk opheft boven het platgetreden wegje van alle dag. Dat de lichtglansen der eeuwigheid spelen om uw blij-opgeheven gelaat. Dat zijn de tijden van het jubelend gezongen psalmvers, van het innig-teeder smeekgebed. Dan was er een onderhoud tusschen God en uw ziel :„Heere, hoe is het mogelijk Ook mij beschoren een erfdeel der heiligen in het lichtHeere, leer mij steeds meer bouwen op de vastigheden van Uw verbond". Zeldzaam die juichende tijden schaarsch want van hooge waarde. Daar zijn andere. We bidden, maar 't is of ons gebed niet van ons weg kan. De verborgen troostingen uit het troostvolle Godswoord, we hebben er geen vat aan. Alles is zoo doodsch en dor en stroef. We wenschen die jubeltijden terug met een heimweeënd verlangen. En booze stemmen nemen het woord waren dat toen geen ongecontroleerde bevindingen van een over spannen gemoed En als daar niet stond als een granietrots Gods onwankelbaar ver bond en als daar niet steeds scheen dat on- uitbluschbaar licht van Zijn Woord en als daar niet ons staande hield de onbero-uwe- lijke verkiezing Gods en als daar niet was, aarzelend was het ingeplante geloof in ons dorrende hart Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven Ik was vergaan in al mijn smart en rouw. Dat zijn de tijden van het moeizaam, wor stelend wachten. Psalm 68 is één jubelgedicht.'t Was in Da vids leven al glorie en geluk. Hij, de vurige, geniale Oostersche dichter heeft daar ont lokt aan het snarenspel van zijn ontroerde, lofdoorvloeiende ziel deze jubelende overwin ningshymne, deze grootsche huldezang voor den sterken God van Israël. Psalm 68 is een zang van de hoogte69 is er een uit de diepte. Daar hebt ge die schommeling in het Christenleven. Het is mogelijk, dat een mensch in overwinnings zekerheid aanheft gloedvolle strijdpsalmen, en niet lang daarna angstig klaagt een hulpbe hoevend des Profundis uit de diepten. David verkeerde in een ontzettenden toe stand. Van buiten steeds dreigend gevaar van vijanden, maar het aller, allerergste is Gods nabijheid wordt zoo droef gemist, Gods hulp genaakt niet. God laat zich wachten. En al lijdt hij onder een sombere opeensta peling van ramp op ramp, dat alles, het is tenslotte nog te overkomen, maar God laat zich wachten Een ziel, wier innigst vragen is Wien heb ik nevens U omhoog Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog, op aarde nevens U toch lusten, zoo'n ziel kent dat wachten. Biedt ze al het lokkende levensschoon en wat is er op deze wereld ontzaglijk veel schoons er zal strijd komen, want de dingen, die men ziet zijn tijdelijk o ja, maar we zien ze dan toch maar flonkerend en wenkend en pralend, maar het einde zal we zen, als Jezus werkelijk komt en er gemeen schap is tusschen den Allerhoogsten an die ziel O, wereldsche schatten Gij kunt niet bevatten Hoe rijk ik wel ben. Nu wacht U nog. In dat wachten brandt de geloofsgloed. En als God nu die span ning niet al te lang laat duren en er op volgt een bevredigende ontspanning, want nu is God heel dichtbij, dan zien we terug op die tijden van wachten, die schoone tij den waren, want ze wekten de ziel tot on gekende veerkracht. 't Kan anders. In plaats van verhooring, bittere teleurstelling. In plaats van opgewekte veerkracht, onuitsprekelijke vermoeidheid. Dan daalt de angst neer in die ontruste ziel. Dan roepen geen antwoord harder roe pen geen antwoord schreeuwen van be nauwdheid geen antwoord'. Dat heeft David doorgemaakt. Hij dreigt te verdrinken in de ellende. Hij zit er zóó vast in, als een wanhopig worstelend mensch in de zuigende modder. En hoe meer po gingen hij aanwendt om zich 'los te werken, hoe dieper hij wegzinkt. En dan is het of daar in de verte de golven komen aanrol len, ja daar is het water o God redding en het bruist en kolkt en schuimt over hem heen. Nog enkele minuten en hij is verloren. O God, o God, waar zij!t Ge toch Maar God is er niet en Hij' komt niet. Hij laat David, Hij laat ons alleen. Hij laat maar roepen. En wat doet zoo'n mensch als hij diep-treurige ervaring dat moet merken Dan geeft hij het niet op, hij blijft maar roepen, al maar roepen, tot hij niet meer kan en geen kraciht heeft nog geluid te geven. Aemechtig, doodvermoeid zijgt hij neer. Zijn keel is er rauw van, ontstoken Zijn oogen, vroeger blonken ze fier en ver trouwend in tintelenden glans, en nu dof, lichtloos en troebel. Dat moet hij doormaken. Waarom Omdat hij hoor goed heeft gehoopt op zijn God. Op God, Die niet komt. En hij wil niet loslaten, hij moet naar zijn God toe, neem de wereld', geef mij Jezus Zoo kan het wezen in een menschenleven. God, Die Zich niet zien Iaat en blijft achter Zijn hemelgordijn en de mensch, die roept och of Gij de hemelen scheurdet, of Gij ne- derkwaamt in mijn beangste ziel O ja, we zingen wel van 's levensmoeite en strijd, maar daar verstaan we ondereen tamelijk vlak wegje met een enkel aanstoots- steentje en af en toe een kuil. Maar God laat ons zakken in grondeloos-diepe modder. Dat is wat anders. O ja, als we eens een meertje van verdriet doorwaden moeten, een ondiepen plas, dan zuchten we van „tranendal". Maar God laat als een donderenden waterval de stroomen op onze hoofden neerruischen, zoodat ze ons bijna verzwelgen en meesleuren. Dat is wat anders. O ja, we denken, dat als we eens een beetje in verlegenheid komen, we nu maar even een telegram naar den hemel hebben te zenden en de redding is daar. Maar God laat ons seinen en nog eens seinen en Hij doet, of Hij niets ontvangt en niets ziet en niets hoort. Dat is wat anders. Weet dan nu door de zonde is dit alles moet het vóórkomen. God is geen zachthan- dig God. Hij past den regel toe en het is een harde, striemende regel: door de diepte naar de hoogte. Wéét dit dan nu. En dit zegt Hij niet om U de toekomst donker voor te stellen en een scherm te plaatsen voor het licht van Zijn genade, maar om U te wapenen voor tijden, die komen kunnen en die er misschien reeds zijn. Worstelend wachten. Worstelend.... Is er niet het ongeduld' en is het niet waar dat de uitgestelde hoop het hart krenkt Is er niet de bitterheid, die ons raadt maar te staken met roepen, want de keel steekt toch reeds zoo Is er niet de willooze berusting, want God laat ons toch in den steek Dat alles is er. En toch, toch volhouden. Worstelend wachten. Er is ook een ander. Dat gaat zoo gemakkelijk. Dat kost een enkel stil zuchtje. Dat lijkt heel vroom ook „och mocht het God nog behagen Dat is geen wachten dat is dof, geesteloos, energieloos neerliggen. Wachten is worste len. Zoo alleen groeit het geloof. Zoo alleen wordt het gelouterd en ver- reind. Zoo alleen zal het gefundeerd. Zoo alleen toont het wat voor kracht het heeft. Zoo alleen is het tot Gods eer. Het is een worsteling en daarom een wachten. Het is een wachten en daarom een wor steling. En' hoe is de oplossing Komt er een antwoord Is het mogelijk, dat er een ant woord komt Lees vers 14 Er is een tijd des welbehagens door de getrouwheid zijns heils. Hoort ge 't, o strijder Er z a 1 ver lossing komen; Zijn goedheid is zeergroot. Dit te weten, geeft stille geloovige blijd schap. En Paulus heft den zegezang aan, dat hoogte, noch diepte hem scheiden kan van de liefde Gods, die daar is in Christus Jezus. Want de Heere hoort de nood- druftigen en Hij veracht de gevangenen niet. Dan is het weer jubelend licht. Dan is de verlossing weer daar. Wij zijn verlostGod heeft ons welgedaan. Eén is er, Die door het roepen vermoeid was, maar toch dat roepen niet moede. Wiens vurig bidden Zijn keel geschroeid heeft daar in den hof der benauwdheid. Jezus Christus Wiens smeekingen brandende waren door de smart Zijns ziels en ondergedompeld was Hij in de ontzaglijke ellende van een wereld vol schuld. En toch in Zijn groote be nauwdheid en angst der hel verlangde Hij naar niets, dan naar Zijn God, wachtte Hij Hem, hoewel er was dikke duisternis over den heuvel Golgotha. Die oogen van Jezus, bezweken van verdriet, fonteinen van tranen en toch niet verdoft, toch nog glanzend in hoop op Zijn Zender Dat leed Hij voor U. Opdat in uwe smarten het licht zou opgaan in sombere duisternis, opdat gij, hoe met smart beladen, toch eens de vrucht van uw wachten zoudt genieten in de herstelde ge meenschap met den Vader, ja sterker opdat gij zoudt kunnen wachten en gemeenschap met Hem hebben in Zijn lijden. Kunt gij het Eén uur met Hem waken Eén uur met Hem worstelend wachten Het Christenleven is een jubelen op steile bergtoppen dan weer een zuchten in diepe dalen. Een genieten en een wachten En het einde Geen wachten meer worstelend cn bang, maar een jubelend genieten van Gods goedertierenheên eeuwiglijk. Op Uwe zaligheid wacht ik, o Heere. VON MEIJENFELDT. In het Verslag van de 52ste Algem. Verg. van Jachin, dat we meteen hier aankondigen lezen wij de volgende bijzonderheid „Wijlen Prof. Biesterveld stond inder tijd in Gorcum als predikant. En ik heb het menig lid der gemeente hooren zeg gen Als-ie 's Zondags op den preek stoel stond, dan keek-ie met zijn kleine, levendige oogen de kerk door, en o wee als-ie je miste. Dan had je 'm 's Maan dags op bezoek. Soms stond ik bij de waschtobbc. Maar, jawel, hij stapte binnen Zoo, vrouwtje, gelukkig gezond, zie ik. Ik dacht, dat je ziek was, ik miste je gisteren in de kerk. Ja, domineeEn ja, je had 'thart niet meer, dat je thuis bleef. Nou preekte-ie ook heel mooi. Daar niet van Een pleit voor den dominé die het wilde. Een pleit voor die gemeente dat het nog kon Een nuchtere opmerking, die Prof. H. H. Kuypcr in aansluiting aan Prof. Rutgers ad viezen maakt, vinden we in het Ouderlingen blad van Sept. Het betreft den niet-op-zich- zelf-noodzakelijken Zondagsarbeid. „Niet ernstig genoeg kan er op ge wezen worden, dat een Kerkeraad die meent zoo iemand voor de zoo ontzet tend zware keuze te moeten plaatsen öf ge moet dien arbeid laten varen, eri daarmede u zelf en uw gezin broodeloos maken, öf ge wordt gecensureerd en ge ëxcommuniceerd, dan ook zedelijk ver plicht is zulk een broeder aan een an dere broodwinning te helpen. God wil barmhartigheid en het zou al zeer on barmhartig wezen zulk een broeder aan broodgebrek over te leveren' of hem te verwijzen naar de diaconie. Wie met zulk een eisch tot de con sciëntie komt, moet ook bereid zijn alles te doen om zulk een broeder te helpen. Enkele mededcelingen uit dit 42ste Jaar verslag mogen onze lezers interesseeren. Men hoopt op een terrein bij Bennebroek eerlang de 5e Stichting te doen verrijzen. Ook daar wordt het Paviljoenstelsel gevolgd. Op de Stichtingen Veldwijk te Errnelo zijn reeds 29 paviljoens op Bloemendaal te Loosduinen 18, op Dennenoord te Zuidlaren zijn 15 paviljoens, en op Wolpheze zijn er 14, De gemiddelde kostprijs in de 3 derde klasse gestichten per patient en per dag is f 2.21. Er zijn nog altoos veel aanvragen voor patiënten o.a. uit Utrecht en Zuid-Holland, waaraan de 5e Stichting die den naam Voge lenzang zal dragen hoopt te kunnen voldoen. Het aantal krankzinnigen in die vier ge noemde Stichtingen verpleegd bedraagt (31 Dec. 1925)niet minder dan 2769. Hiervan be- hooren er 66 procent tot de Ned. Herv. Kerk, en 23 tot de Geref. Kerken. In de Kliniek Valeriusplein zijn 84 patiënten. De Vereeniging heeft 16500 contribuanten, 99 Corporaties, die geldelijk steunen en 55 Afdeelingen. Een treffend antwoord op de vraag wat geeft de geestelijke verzorging van al zulke patiënten, die immers toch geen gebruik van hun verstand maken, lazen wij in het ver slag van Veldwijk „In den loop van dit jaar stierf een patiente, die reeds enkele jaren op de stichting verpleegd was geworden, maar altijd min of meer gesloten was gebleven, beheerscht als ze werd door allerlei waangedachten, die haar het le ven bitter maakten, en dikwerf wantrou wend deden zijn tegenover haar omge ving. Maar, toen ze lichamelijk minder werd, scheen het wel alsof ze gemakke lijker zich openbaarde tegenover anderen en meer behoefte had om ook over haar geestelijken toestand te spreken. Welnu, die kranke, toen eenmaal dat hart zich eens goed ontsloot, openbaarde een teederheid en innigheid van geloofsle ven, als wij maar zelden bij een normaal mensch hebben aangetroffen. Ze bleek mede te leven met de zaken, diie kerk en staat betroffen, meer dan wij ooit hadden vermoed. Bij het minder worden van haar li chaamskracht scheen het alsof haar in nerlijk leven sterker werd. Vast stond haar geloof aan haar deelgenootschap aan Christus. „Hij heeft alles voor mij klaar gemaakt" zeide zij en ze voegde er aan toe O, predik U dat toch maar, en zeg dat toch maar altijd tegen de menschen, dat Jezus alles „klaar" ge maakt heeft." We behoeven niet te vragen wat zulke patiënten missen, en wat ze lijden, wanneer om hun geestelijk belang bij niemand inte resse meer is. Ze zeggen wel niets, maar gaat er daarom ook niets in hen om Wij mogen dankbaar zijn dat onze vele patiënten op Vrederust en dat zoo duizen den patiënten in de overige gestichten be-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 1