Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
40e Jaargang.
Vrijdag 17 September 1926.
No. 38.
RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W,) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
TOT BLIJDSCHAP GEROEPEN.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Ter gedachtenis.
ZEEU
KERKBODE
Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. [d. VEEN.
Abonnementsprijs:
Advertentieprijs:
T per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
15 oent per regelbjj jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ ft OLTHOFP, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrgdag-
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 422 8 0.
Verblijdt u in den Heere te allen
tijd wederom zeg ik verblijdt u.
Fil. 4 4.
Er zijn menschen, die het leven en alles
in het leven steeds beschouwen van den al-
lersombersten kant. Hun kleur is het zwart
en hun lied is de klaagzang. En als de gou
den schijn van het geluk valt over hun kalen
levensweg, dan bederven ze dien door hun
angstige, ongemotiveerde bezorgdheid.
Werkelijk-groote mannen hebben van die
droefgeestige levenshouding een stelsel ge
maakt het pessimisme. Zij verklaarden, dat
dit ongelukkige leven de moeite van te leven
totaal niet waard is.
Er zijn andere karakters. Zorgelooze, licht
zinnige vlindernaturen. Die het leven door
dartelen. Nu eens purend aan het eene ge-
luksbloempje en dan weer aan het andere.
Ook deze vroolijke levenshouding is tot
een stelsel gemaakt het optimisme. Vurige
verdedigers verklaarden, dat deze wereld de
best-mogelijke is en het leven goed.
Natuurlijk is hiermee niet beweerd, dat de
menschen in deze twee groepen precies wor
den afgebakend. Schakeeringen zijn er. Toch
in hun karakter en levensbeschouwing
overweegt bet pessimisme of het optimisme.
En de Christen Waar moet ik hem onder
brengen Nergens Ja, want hij is geen
mensch van deze wereld, hij is een Gods
kind, levende uit de gemeenschap met zijn
hemelschen Vader. En als ge me vraagt
wat is bij hem dan1 opvallend dan zeg ik
het geloof in zijn Jezus en de wierook der
aanbidding ontstoken op het altaar zijner ziel.
En als ge me vraagt heeft hij dan geen
stelsel, dat hij propageert en verdedigd dan
zeg ik zeker, dit is zijn stelsel, waarvoor
hij den martelaars-dood trotseert Jezus
Christus is in de wereld gekomen om zon
daren zalig te maken. Dat is zijn levenslied.
Dat is zijn sterfbedszang.
Maar hoe is nu zijn levensbeschouwing
gekleurd Velen1 zullen zeggen pessimis
tisch. Velen zullen met teksten komen, die
alle klaar en schril ons toonen hoe ellendig
het eigenlijk hier op aarde is gesteld en wat
toch wel een mensch is Tegenover die allen
stelt Paulus z ij n levensbeschouwing en het
is de optimistische, natuurlijk niet in den
luchtigen, goedkoopen, oppervlakkigen zin,
neen hij ziet alles, ook zijn leven, ja heel
de wereld opgenomen in het gulden raads-
plan van zijn Zender en bijna-dringend wekt
hij de gemeente in Filippi op „Verblijdt u
in den Heere te allen tijde wederom zeg
ik verblijdt u.
Hoe kan men nu toch blijdschap gebie
den Probeer een mensch, geknauwd door
smart zoo maar opeens het gelaat te verhel
deren met een zonnigen glimlach door den
oproep „Kom, wees blij V' Als er iets spon
taan en ongemaakt is, dan is het de jube
lende vreugd.
Neen, Paulus geeft onderwijs. Hij heeft
die menschen in Filippi gewezen op het ont
zaggelijk-vele en ontzaggelijke-rijke dat een
Christen bezit. Hij heeft ze de oogen ge
opend.
In de gevangenis te Rome is deze brief
geschreven. Niet bepaald een geschikte plaats
voor het „Verblijdt u V' Paulus kan dat. Door
de genade Gods. Ook te Filippi heeft hij het
bewezen. Wreed gegeeseld had hij daar
neergelegen in het donker, vunzig kerker
hol. En midden in den nacht hoorde de be
woners der andere cellen gezang, krachtig
en lieflijk. Paulus en Silas zongen hun ge-
loofspsalmen in den kerkernacht. „Dat weet
ge nog wel, gemeente van Filippi. Ook nu
weer beveel ik het u aan en ik wek u op
in de kracht van den Heiligen Geest :Weest
blijde Ondanks zondeschuld. Ondanks zon-
derouw. Ondanks! twijfelstormen. Ondanks
vervolging. Ondanks kerkers. Ondanks beu-
lenzwaarden. „Weest blij in den Heere
Dit woord komt tot ons menschen, die
zichzelf zoo dikwijls den moed benemen blij
te zijn. En de wereld helpt ons. Ze zegt
een Christen is een kniesoor, een droefgees
tig femelaar. Wilt ge iets genieten van het
schuimende leven, wordt dan geen Christen
Heeft ze het geheel mis Is daar niet die
geest van welbehagelijk liggen in de ellende,
die het gezonde, bloeiende geloofsleven ver
kankert Is daar niet die geest, die fijn be
hagen schept in zware bijbelsche termen,
zonder het duizendste gemaakt te hebben
tot eigen geestelijk bezit
Tegen die geest getuigt de brief der blijd
schap.
Met heimwee richten we onze oogen naar
dat kleurrijke portret der eerste Christen
gemeente. aten zij tesamen met verheu
ging en eenvoudigheid des harten en prezen
God.
De blijdschap over den rijkdom van Chris
tus. Er is velerlei blijdschap in het leven.
Over voorspoed in zaken. Over een gelukkig
gezinsleven. We kunnen genieten in de
klaatrende weelde van een zomerdag. We
kunnen diep in ons gelukkig zijn in hettoo-
verwaas van een helderen maannacht.
Verblijdt u lees verder in den Heere.
Daar hebt ge het scharnier, waarlangs dit
woord zich voor u opent in heerlijke lief
lijkheid, maar toch ook weer ontstellend van
vermaan. Verblijdt u in den Heere, dat is
beschouw in levendig geloof den Heiland
uwer ziel. Daar is Jezus in Zijn rijkdom.
Met zóó'n Jezus het leven te mogen door
gaan Hoe kan het dan, dat we nog zoo
dikwijls voortsukkelen in den tragen gang
van het moeizaam leven Zie Hem en juich
Door Hem is het mogelijk eenmaal binnen
te treden de velden der eeuwig-bloeiende
blijdschap.
O Jezus, als ik U zie in mijin leven, Gij
daar hangend bloedbevlekt aan het schand
hout en als ik dan weet, dat ook mijn zon
den de nagels hebben gedreven in Uw hei
lige handpalmen, dan kan ik weenen, ja,
over alles, wat ik U misdreef, maar dan zie
ik verder ik zie hulp en heil mij aange
bracht, ik zie een Vaderoog met liefde op
mij geslagen ik zie overal de zachte en soms
jstrenge, maar altijd wijze hand van mijn
Vader. En als ik dan rondzie in de wereld,
dan blinkt daar in klaren Koningsluister Uw
heerschappij. En als ik dan eiken dag in Uw
dierbaar woord speur Uw beloften, die ja
en amen zijn en als ik opmerk alle zegenin
gen, onverdiend, dag aan dag in overstel
pende maat, dan kan ik niet zwijgen en dan
kan ik niet doof zijn, dan ben ik rijk, onnoe
melijk rijk, dan sta ik op de bergen Gods
en haal adem in rein-doortrokken hemelsfeer.
Heer waak ik of droom ik en ben ik
[het Heer
Ik zie geen woestijn en geen eenzaamheid
[meer.
De lucht is vol liefde en vreugdegeklank,
en diep in mijn ziel is 't al liefde en dank,
En 'k zie U zoo duidelijk Zoo héél dicht
[nabij'
mijn heerlijke Heiland voel 'k U aan mijn zij,
en wend ik den blik naar Uw lief aangezicht,
dan omstraalt en omstroomt mij1 Uw
[goddelijk licht,
En ik weet dat in 't diepst van de barre
[woestijn
Uw schaapkens door U nooit veriatenen zijn.
Zie, daar breken de Wolken van treurig
heid en ze vluchten weg en de genadezon
giet haar koesterende, juichende stralen in
mijn leven uit.
Man van smarte was Hij om ons temaken
kinderen der vreugde.
Te allen tijdHoe nu? Men schertst
het leed toch zoo maar niet weg En is
daar niet de Prediker met zijn er is een
tijd om te weenen En zijn daar niet de
tranen, die bewaard worden in Gods flesch
Dat weet Paulus wel, ja dat weet juist
Paulus wel. Hij zegt niet, dat we nooit be
droefd mogen zijn, neen, maar nooit te
bedroefd, nooit moedeloos.
Er zijn in het leven oogenblikken van won
dende wroeging een nevel zwaar en ondoor
dringbaar spant zich over onze ziel. Dan te
mogen, dan te moeten gelooven Ik delg
uw overtredingen uit als een nevel. Dat is
blijdschap
Er zijn oogenblikken dat we moedeloos
en machteloos zijn. Dan te weten Jezus
laat mij nooit alleen, Hij draagt mij met
eeuwige liefdearmen. Dat is blijdschap
Er zijn oogenblikken, dat de weemoed ons
hullen wil in een koestrend droef waas. Dan
te weten, dat onze erfenis in den hemel
bewaard wordt. Dat is blijdschap
Vol teere erbarming is 's Heilands woord
Zalig zijn zij die, treuren, want zij zullen
vertroost worden. Een Christen weet, dat
al het droevige hier op aard het nauwe
hulsel is, waarin toch een liefdegedachte van
zijn God zich verbergt en nu rijpt de vrucht
van zijn innerlijk-stille blijdschap, want nu
ziet Hij Jezus ook in den donkeren leednacht.
Treur, o Christen, treur over den slag,
die uw zonnig geluk vernietigde, maar toch
verblijd u, kan het ja het kan want
onze zeer lichte verdrukking werkt een gansch
zeer uitnemend gewicht der heerlijkheid.
Treur, ja treur over uw diepe schuld, maar
toch verblijd u kan hetja het kan
wij hebben een Voorspraak bij den Vader.
Ook in uren, waarin het verblijden totaal
onmogelijk schijnt, schittert de blijde belofte
sieraad voor asch, vreugdeolie voor treurig
heid en het gewaad des Iofs voor een be
nauwden geest.
Wederom zeg ikHij wil het indruk
ken. Paulus in het ontvankelijk gemoed van
zijn lezers ge moetJiebben den fieren moed
een blij mensch te zijn. Ja is een Christen,
die niet blijde is in die ernstige, stille, over
gegeven blijdschap wel een Christen
De God der blijdschap uwer verheuging
zal ze u schenken de lichtende vreugde op
het gebed. De tijden van vale donkerheid
komen, maar de blijdschap blijft.
Verinnigd, veredeld, gelouterd.
De blijdschap in den Heere, hoe ook on
volkomen en aarzelend nog vele malen, zal
blijken uw hoogste verlangen volkomen te
kunnen vervullen.
En eens, dan zal deze aardsche, onvolko-
mene, bestredene blijdschap zich voortzetten
achter de poorten der jubelstad. Ongekend,
onvermoed, ongedacht zal ze uitbloeien met
volmaakten glans in de hemelsche vreugd
hallen.
Zie daar o verheug u het blijde
volk eeuwig blij.
Hun blijdschap zal daar, onbepaald',
Door 't licht, dat van Zijn aanzicht straalt,
Ten hoogsten toppunt stijgen
VON MEIJENFELDT.
Als ik een enkel woord wijd aan de nage
dachtenis van den WelEerw. Heer Ds. P.
J. Baaij, emeritus-predikant van Kamperland,
dan doe ik dat niet om wat de Redactiel
schreef te verbeteren, want ik heb het met
groote instemming gelezen, maar alleen om
dat ik hem zoolang reeds gekend had en
mijn hart er mij toe drong.
De overleden Dienaar de*S Woord's verte
genwoordigde onder ons een tijdperk dat
voorbij is, en wijl hij een sterk geheugen
had en een heel gezellige prater was, kon
hij ons veel uit zijn leven mededeelen, wat
voor ons interessant was en wat ons deed
inleven in de historie van vroegere jaren.
De verhoudingen in het kerkelijk leven te
Rotterdam en omstreken waren destijds heel
anders dan tegenwoordig en wij die jonger
waren en in een heel andere omgeving op
gegroeid waren, hadden ons een voorstelling
gevormd, welke wij moesten corrigeeren, na
dat wij Ds. Baaij gehoord hadden1.
Van Ds. Klinkert, die jaren lang in de ge
meente onder 't kruis het Woord Gods heeft
bediend, hadden wij allen gehoord. Hij had
door zijn prediking een grooten invloed uit
geoefend. Wat wij van hem vernomen had
den, leidde er ons toe om te denken da.thij
een bezield en gemoedelijk prediker geweest
was, die overhelde naar het mysticisme. Wij
werden in die meening gesterkt, omdat wij
wel wisten, dat in datzelfde Rotterdam de
oude van de Oever daar eveneens gewerkt
had. Daarbij kwam dat o.a. in de afgeschei
den gemeente mannen als Enting hun plaats
hadden gehad, die een zeer heldere Schriftuur
lijke prediking gaven. Wij dachten om het zoo
maar eens te zeggen, dat de eerste zeer sub
jectief en de laatste daarentegen zeer objec
tief was geweest. Doch Baaij had langen tijd
onder de prediking van Ds. Klinkert geleefd,
was vaak met hem in aanraking gekomen
en vertelde ons dan dat we ons vergisten.
Hoe warm kon hij worden, als hij zijn vroe-
geren dominé verdedigde en ons duidelijk
maakte, dat deze niets hebben moest van al
wat niet in de H. Schrift geleerd werd'. En
als hij dan vertelde van de laatste weken
van Ds. Klinkert, dan kwam aan het licht,
dat deze een man was geweest, zeer zeker
met gebreken Baaij was nu eenmaal een
realist, die er niet van hield om den mensch
gunstiger te beoordeelen dan hij was maar
tevens met een gezond geloofsleven, dat ons
tot jaloerschheid verwekken kon.
Met genoegen luisterden wij' naar hem,
als hij den kerkelijken toestand beschreef,
zooals die in die dagen te Rotterdam be
stond. Wat een kleine geschillen, welke broe
ders verdeelde, die één van hart en van
zin hadden behooren te zijn. Intusschen had1
Ds. Baaij lust gekregen om eenmaal zelf het
het Woord en de Sacramenten te bedienen.
Met twee anderen van der Mast en Scheps
kwam hij bij Ds. Smit te Oorinchem en ont
ving onder diens leiding zijn opleiding. Zijn
leermeester was een zeer bekwaam man en
had den zeldzame gave om anderen te on
derwijzen. Het ging met de studie goed en
het scheen weJ, dat deze drie jonge mannen
spoedig hun wensch zouden verkrijgen. Zij
deden er toen zoo lang niet over als tegen
woordig. Doch het jaar 1869 bracht onver
wacht een heele verandering. Op de Synode
te Middelburg kwamen de beide groepen
van Kerken, welke uit de Scheiding voortge
komen waren, tot overeenstemming. Ook de
Kerken onder het kruis aanvaarden de Theo
logische School te Kampen als de inrichting,
waarin de toekomstige predikanten hun op
leiding zouden ontvangen. Wonderlijk was
het in veler oog en dit is het nog voor hen,
die weten, hoe gespannen de verhouding,
van te voren was. De meesten dachten dan
ook, dat het onmogelijk zou zijn. Doch de
zaak kreeg niet alleen haar beslag, zoodat
al deze Kerken verder bekend stonden on
der den naam van Christelijk Gereformeerde
Kerk, maar kennelijk rustte er ook 's Hee-
ren zegen op, want de vereeniging droeg
rijke vrucht. Moesten nu ook de zooeven
genoemde mannen naar Kampen om er hun
studie voort te zette» Neen. De afgevaar
digden van de kruiskerken hadden bedon
gen, dat zij bij Ds. Smit konden blijven ön
dat er met hen gehandeld zou worden ge
lijk onder hen de gewoonte geweest was.
Zoo heeft Ds. Baaij ingeleefd een merk
waardig tijdperk onzer kerkelijke geschiede
nis en hij wist daarvan allerlei bijzonderhe
den, welke wij in geen boek vinden kunnen.
Hij was een van de laatsten uit dien tijd, die
het ons vertellen konden. En hij heeft het
gedaan aan allen, die naar hem hooren wil
den. Het is mij meermalen tot een bemoedi
ging geweest, wijl het op deze wijze zoo
duidelijk werd, dat menschen het meermalen
bederven, doch dat God Zijn werk in 't leven
houdt en nooit varen laat het werk Zijner
handen.
Ds. Baaij heeft enkele kerken gediend,
hij heeft vele malen gepredikt en was steeds
bereid om met zijn gaven te woekeren. Hij
was lang van gestalte. Onlangs hoorde ik