Het Curatorenverslag. DADERS DES WOORDS. De a.s. Synode-zitting. De circulaire van de Partic. Synode van Noord Brabant en Limburg. Uitbreiding der V. U. UIT DE PERS. Naar den hemel waarom Merkwaardig is de vergelijking. De voor zitter dr. John Mott, beweert, „dat zich in de hedendaagsche wereld zeldzame gelegen heden gaan voordoen om het Christendom, met name bij de jeugd, ingang te doen vin den. Er wordt geroepen om steun, vast heid en leiding. De deuren staan open. Dat men dus Christus doe binnentreden daar waar Hij thans meer dan ooit met ontsloten! harten zal ontvangen worden". Twee dagen later spreekt de aartsbisschop van Upsala, prof. Söderblom, de bekende voorzitter van de Wereld-Conferentie der Kerken over „de gewetens-conflicten bij de hedendaagsche jeugd", en dan bij het dogma aangekomen zegt hij Men schijnt het een verdienste te vinden godsdienstige zinnen en formulen aan te nemen, waartegen ons ge weten opstaat. Men doet misschien beterden raad van Luther te volgen, zelfs als het car- dinale punten in ons geloof betreft, door tegen zichzelven te zeggen „Ik ga met een be leefde buiging daarom voorbij. Want waar heidszin is het heiligste, wat God in den mensch gelegd heeft". Dr. John Mott constateert den dorst naar vastheid, steun en leiding. Dr. Söderblom verklaart dien dorst zelf al voor het heiligste. Want dorst naar vastheid is dorst naar waarheid. En wie de goddelijke waarheid van de Hei lige Schrift in den vorm van een door Gods kerk onder leiding des Heiligen Geestes ge geven Confessie aanbiedt als de vastheid, waar we ons op verlaten den steun, waarop we bouwen de leiding waardoor we koers houden kunnen wie dat waagt wordt met een beleefd „pardon" gepasseerd. Als 't u belieft geen dogma. Alsof het dogma niet juist het antwoord is, dat de kerk onder de leiding des Heiligen Geestes op het worstelend zoeken naar vast heid en steun allengs heeft gegeven en nog voortgaat te geven. Wij achten dat de oorzaak van de toene mende gewetens-conflicten voornamelijk daar in is gelegen dat men aan de jeugd het dogma onthoudt. Voor het streven der Y. M. C. A. naar het doen waardeeren van het Christendom over heel d'e wereld hebben wij respect. Maar het spijt ons, dat wij voor zulk een Christendom zonder dogma niet die hooge verwachtingen kunnen koesteren, die tot ui ting kwamen in de woorden van het verslag, dat van nog ongekende mogelijkheden van zulk een Christendom sprak. Ware inplaats van het zacht-in vele-talen- geprevelde-Onze-Vader de Apostolische ge loofsbelijdenis door allen aan het slot uit gesproken, ons dunkt dat de opmerkzame belijder in die reeks van twaalf dogma's en formules de tegenspraak der Oude kerk nog duidelijker vernomen had tegen de verklaring van dezen gewichtigsten spreker op de Con ferentie. Of zijn dit alle twaalf dogma's waartegen het „geweten" niet opstaat Verschenen zijn de Handelingen der 86ste Vergadering van de Curatoren der Theol. School. Het is opgewekte lectuur dit Verslag onzer Curatoren. Het stemt onze Kerken tot dank baarheid wanneer zij zien dat „de Theol. School van de Geref. Kerken in Nederland" in zoovele opzichten bloeit. Uit de vergadering der Curatoren stippen we aan, dat een schrijven van de buitenge wone Generale Synode van Assen inkwam, Waarbij verzocht wordt dat zij er bij de Hoogleeraren op aan zullen dringen dat bij de examina nauwkeurig worde gelet op de beschouwingen omtrent de autoriteit der H. Schrift. De Curatoren spreken hun volle ver trouwen uit, dat zulks door de Hoogleeraren geschiedt. Dit is ongetwijfeld een geruststellende mededeeling voor de Kerken. Want de bedoe ling van dit nauwkeurig letten is uit den aard der zaak geen andere dan dat öf een daarin afwijkend student niet tot het candi- daatsex^men wordt toegelaten, of dat na volbracht examen de afwijking voldoende mo tief is voor niet uitreiking van de canda- daatsbul. Het aantal studenten bedroeg bij het be gin van den Cursus 127. Binnen afzienbaren tijd schijnt derhalve de begeerte der Kerken naar predikanten te zullen omslaan in be geerte van predikanten naar Kerken. Het dozijn beroepen op een enkelen candidaat is trouwens geen ideaal, of het moest zijn voor dien „zeer gewenschten man" zelf. Met genoegen vernamen we op blz. 8 Aangaande de belijdenis en den wandel der studenten kwam geenerlei klacht tot ons verblijdend was, dat de te Assen genomen beslissing zoover wij konden nagaan, ook bij onze studenten algemeene instemming vond. Deze mededeeling is van waarde, omdat zoo licht wat wel eens onderstellender wijze geopperd werd, alsof er onder de theologische studen ten hier en daar een Assen-vijandige geest heerschte als een vaststaand feit wordt aan genomen. Men wordt nu beter ingelichtde hoogleeraren hebben blijkbaar voor zoover het hun mogelijk was een onderzoek inge steld. De Vrijdagavond-krans is opgeheven, 'tls jammer genoeg. De studenten leverden er in tegenwoordigheid van de professoren en de hoogleeraars-mevrouwen hun eerste proe ven van bekwaamheid. Critiek is heilzaam. En ze was niet malsch; van de studenten zelf het allerminst. In den overtreffenden trap werd meestal hunnerzijds stijl, houding, voordracht en vooral thema en verdeeling beoordeeld. Het „wel met ge noegen geluisterd" was meer aan den kant van de professoren die meer van preeken wisten en daarom bezadigder waren in hun oordeel. Och arme, die Vrijdagavond-krans De koffie in de pauze, door de dames der pro fessoren geschonken vermocht maar bij wei nigen de zenuwen tot bedaren te brengen van den eersten spreker, die nog en van den tweeden redenaar die rèèds in de nesten zat. En wat er voor zulk een opstel of preek gewerkt werd Enfin, tempora mutatur, de tijden veranderen, maar het zal de vraag zijn of in de toekomst de krans weer niet nood zakelijk zal blijken. Wat de vergoeding is voor dit gemis aan „der Mutterliebe zarte Sorgen" die den gold- nen Morgen van ons eerste optreden in de praktijk bewachten, wordt niet meegedeeld. Want de dorre theorie van het schetscoilege kan nooit vervangen het jonge groene hoewel schuchtere leven van een eerste opstel, een eerste preek voorgedragen voor het groot auditorium van alle studenten, professoren en dames, en nog een enkelen in Kampen toevenden dominé. De afwezigen hadden on gelijk. Maar zij zijn de oorzaak. De belangstelling ontbrak niet bij de hoog leeraren maar bij de studenten. Laten wij hopen, dat de krans nog eens uit haar ver achting in eere zal worden hersteld. De Bibliothecaris, Dr. Nawijn, ziet met leede oogen aan, dat de Studiezaal slechts zeer matig wordt bezocht. Dat er overigens vlijtig gestudeerd wordt, bewijst het groot aantal examens met de weinige afgewezenen. Er zal een supplement-catalogus gedrukt worden van de Bibliotheek, die vooral op Zendingsgebied uitnemend voorzien is. Kon men ingeval men voor het toelatings examen in Kampen afgewezen was, meteeni- ge hoop op succes het zelfde jaar nog eens een kans wagen in Amsterdam, of omge keerd gelukkig is daar thans door een ge meenschappelijk besluit van Kampen en Am sterdam een eind aan gekomen. Op het breedvoerig request van het Stud. Corps waarbij de wenschelijkheid wordt uit gesproken om aan de Theol. School te kun nen doctoreerert wordt laconisch geantwoord lo. dat de Curatoren met belangstelling van deze wenschen hebben kennis genomen, (waar geen student ook maar één oogen- blik aan twijfelde). 2o. dat zij van oordeel zijn, dat het thans niet op hun wieg ligt zich over deze zaak uit te spreken, (waarmede heel het Corps, gezien de argumentatie aanstonds ten volle bevredigd zal zijn). Wij deelen ten slotte nog mede, dat het verwachte tekort van f 4500, beperkt bleef tot f 1750. Dat de contributiën stegen met f 750, de Giften met f 1000. En de collecten ongeveer gelijk bleven n.l. f 47500. In alle Zeeuwsche Kerken is tweemaal voor de School gecollecteerd. Het trok onze aandacht dat in de classis Goes in alle plaatsen contribuanten waren dat echter in de andere classes nog ver scheidene Kerken genoemd stonden, waar geen enkele contributie werd bijgedragen n.l. in Schoondijke, Arnemuiden, Domburg, Se- rooskerke, St. Laurens, Vrouwepolder en Westkapelle, Anna Jacoba Polder, Bergen op Zoom, Poortvliet, Rilland, Geersdijk, Nieu- werkerk, Oosterland en Wissekerke. Moge de Heere dezen bloei van de School onzer Kerken bij den voortduur bestendigen. v. D. In de Geldersche Kerkbode van 21 Aug. j.l. schreef Dr. J. G. Scheurer een artikel met het oog op de komende zitting der Ge nerale Synode. Gelijk men weet wordt bij deze Synode ingediend een adres van enkele geleerde broe ders onder ons, waaronder medici en natuur kundigen. Omdat nu Dr. Scheurer ook me dicus is, en geen onbekende op het gebied der natuurkunde, lijkt ons zijn artikel van temeer belang, en willen we het daarom hier opnemen. Zoo de Heere wil, komen op dien datum onze Gereformeerde Kerken te Assen in Synode samen om opnieuw be langrijke zaken te behandelen. Het is te verwachten, dat meer dan een bezwaarschrift tegen de beslissing dezer Hooge Vergadering zal worden be sproken en men eene uitspraak verlangt over hier en daar z.g.n. onkerkelijk ge pleegde handelingen. 1 Indien wij goed zien, zal men trach ten het ontstane conflict te vertroebelen door onze kerken van de hoofdzaak af te leiden. Men bedenke echter, dat het in dezen strijd niet gaat om personen, noch om een of andere kerkrechterlijke spitsvon digheid maar enkel en alleen, om uit de Gereformeerde Kerken de verderfe lijke ketterij van leervrijheid te weren. Door de weigering van Dr. Geelkerken en zijn Kerkeraad en nu weer van Ds. van den Brink en zijn Kerkeraad om de schriftuurlijke beslissing der Synode te aanvaarden, heeft men de deur voor bo vengenoemde ketterij op een kier willen zetten. Zoo is de zaak en niet anders. En dit geldt ook van hen, die zelfs een hooge en beteekenisvolle plaats in ons Gereformeerde leven innemen en door woord en daad zich achter deze mannen scharen. Naar mijne overtuiging is de ontstane breuke niet zoo onschuldig als sommigen meenen. De toekomst der Gereformeerde Kerken is er mede gemoeid, zoodat ook op 31 Augustus a.s. de Synode voor eene belangrijke beslissing komt te staan. In dezen strijd kunnen wij het krach tig wapen des gebeds niet missen. Bij den eersten aanval werd er vurig ge smeekt om sterkte en steun en onwan kelbare trouw aan Gods Woord. Niet minder mag ons thans dit gebed ont breken. Er moet zijn eene volharding in het aanloopen van 's Heeren troon dat straks de Synode, zonder aanzien des persoons onwankelbaar vast moge houden aan het gezag van Gods getui genis. Broeders en Zusters! De Heere schenke ons alle de volharding des gebeds. En Hij geve ons de genade om de strijdende Broeders te Assen voortdurend, zonder ophouden, neer te leggen voor den troon der genade, opdat zij niet wankelen mo gen noch bezwijken. Ook het gebed in de openbare samenkomsten der gemeen ten mag niet worden vergeten. Indien wij zoo bidden, dan zal, in diepen ootmoed des harten, ook ons ge bed zijn voor de dwalende broeders en zusters, dan leeft er in onze ziel geen bitterheid, maar droefheid en smart." J. G. SCHEURER. Dezer dagen verzond de bovengenoemde Partic. Synode haar vraag om steun voor haar Evangelisatie-arbeid aan de Zeeuwsche Kerken. We willen op die aanvrage hier de aandacht vestigen en die met ernst aanbevelen. Als Zeeuwsche Kerken mogen we niet ver geten dat de Kerken in N. Brabant en Lim burg ons krachtig helpen bij onzen Zendings- arbeid in Magelang. Zij dragen daarvoor bij ongeveer f 4500. Bovendien besloot onze laat ste Part. Synode die Kerken te vragen haar bijdragen op te voeren tot f 5000. Wanneer we daarbij dan bedenken hoeveel die Kerken jaarlijks saambrengen voor den Evangelisatie- arbeid, dan mag dit wel door ons worden gewaardeerd. En die waardeering moet zich dan daarin toonen, dat wij die Kerken ook krachtige hulp bieden voor haar Evangeli satie-arbeid. Tot nu toe ontbrak daaraan even wel nog al heel veel. We hebben op'toogen- blik de cijfers daarvan niet tot onze beschik king, maar dat herinneren w|e ons wel, dat de bijdragen van de Zeeuwsche Kerken ver zonden naar Brabant bedroevend klein waren. Laat dat anders mogen worden. Zoo eenigszins mogelijk besluite elke kerkeraad te voldoen aan het verzoek om een collecte te houden. We zijn dat, dunkt ons, zedelijk verplicht. Ware het voldoende voor een Universiteit al maar te repeteeren wat de voorgeslachten) aan wetenschap vergaderden, dan zou men genoeg hebben aan een bibliotheek, waarin de voorvaderlijke wijsheid besloten was en aan een paar bibliothecarissen, die daarin den weg wisten, konden uitleggen wat duister was en een examinandus onderzoeken of hij voor zijn vak zich voldoende had op de hoogte gesteld van wat daarin gepraesteerd was. Van elkander bestrijdende nieuwe mee ningen zou dan ook geen sprake zijn. Dat zou dan wel goedkoop zijn. Boeken, wanneer ze voorzichtig behandeld worden, gaan een tijd mee. Dat zou dan ook wel rustig zijn. Alleen had men dan van te voren de vraag moeten oplossen op welk tijdstip de weten schap voltooid was de vraag, van welk tijd stip af men kon zeggen, dat men nu alles wistwas dat in het jaar 1803 of 1500 of 300 of zou men met de Schriftgeleerden moeten teruggaan vóór Christus Wie gelooft dat op die vraag wel ooit een éénstemmig antwoord zou gegeven wor den Maar daarmee is dan dat standpunt ook wel in zijn absolute onhoudbaarheid ge- teekend. Bovendien, wat zou het getuigen van groote zelfgenoegzaamheid, wanneer men meende, dat we nu alles al weten en er geen nieuwe dingen meer te ontdekken waren. Wat een klein idee zou men dan moeten hebben van Gods schepping van die schepping, die wel niet oneindig maar toch wel onmetelijk is. Hoe zou het ooit mogelijk zijn dat onmete lijke in allen deele te kennen. Het moet dan toch wel duidelijk zijn, dat de wetenschap, die ons brengen wil tot het weten aangaande de kennis van de dingen, telkens nieuwe wetenschap moet toevoegen aan wat dus al gevonden werd. De weten schap is, in deze bedeeling, nooit pp. Ze moet altijd nog groeien. Er is altijd nog meer te weten dan men al weet. En omdat de mensch feilbaar is, zich ver gissen kan, moet ook altijd rekening gehou den worden met de mogelijkheid, dat de mensch voor waarheid uitgaf, wat toch geen waarheid was. Daarom moet ook telkens weer onderzocht of wat men voor weten schap uitgaf ook waarlijk wetenschap is, en zal het ook wel eens voorkomen dat een bepaalde meening moet worden losgelaten en vervangen door een andere, omdat die beter is. Een heel andere is dus de taak van een Universiteit (en dus ook van de Vrije Uni versiteit) dan om gelijk men dat met een bekenden term op kerkelijk terrein wel eens uitdrukt te herkauwen. Een Universiteit dus ook de V. U. moet zijn een intellectueel centrum, waar gestudeerd wordt, waar men zich er op toe legt de dingen waar te nemen om ze telee- ren kennen, waar men over het waargenomene nadenkt om het in verband te zetten met het geheel der dingen. Dan kan de wetenschap ons verder leiden en een zegen worden. Stel u eens voor om een enkel voorbeeld te noemen dat men op het terrein van die medisch weten schap de laatste honderd jaren eens niets nieuws had ontdekt, dan zouden we niet heb ben, de prachtige operaties, waardoor nu zoo menig leven werd gered. Verder studeeren blijft dus ook de taak van de V. U. op de terreinen van godge leerdheid, rechten en letteren, die aan haar reeds wetenschappelijke beoefening vinden. Dat blijft haar roeping. En de vervulling daarvan moet leiden, dat zij op die terreinen de kennis vermeerdert, dus nieuwe dingen brengt. Dat kan ook daartoe leiden, dat we een bepaalde meening moeten prijsgeven, om dat zij op den duur niet houdbaar bleek, en we het oude voor het nieuwe moeten ver wisselen. Hieruit vloeit ook voor de V. U. de eisch, dat zij uitgebreid worde. Die uitbreiding wordt ook al gevorderd door de wettelijke bepalingen. Zal de V. U. den cffectus civilis behouden, d.w.z. zullen de door haar verleende graden ook wette lijk erkend blijven, dan moet zij in 1930 een vierde faculteit hebben met minstens drie hoogleeraren. 't Scheen voor korten tijd dat we daarheen al mooi op weg waren. We hadden immers een begin van een qjedische faculteit, met de twee professoren Bouman en Buijtendijk. Dat begin is echter zoo goed als vernietigd. Eerst verdween Prof. Buijtendijk naar Gro ningen daarna Prof. Bouman naar Utrecht. En nu is wel Prof. Bouman benoemd tot buitengewoon hoogleeraar, maar wat zoo overbleef van de medische faculteit is toch maar heel weinig. Reeds de wettelijke eisch vordert dus dat we een vierde faculteit oprichten. Maar ook zonder de wettelijke eisch, zou de roeping daartoe voortvloeien uit de pre tentie van de V. U. wanneer we ons opma ken tot het beoefenen van de Gereformeerde wetenschap, dan moeten we alles willen weten, alles willen naspeuren en onder zoeken dan mogen we daarvan niet uitslui ten de beide belangrijke terreinen, die be streken worden door de medische en de natuurkundige faculteit. Hierbij nu doen zich echter zeer groote moeilijkheden voor. Finantieele moeilijkheden. Het inrichten en instandhouden van deze twee faculteiten zou groote schatten vorderen. Het is zeer de vraag of ons Gereformeerde volk in staat zou zijn de daarvoor noodige bedragen bij elkander te brengen. Dat zou misschien wel gaan wan neer wij ook niet, door onze belastingen, mede de Openbare Universiteiten moesten in stand houden. Maar daarvan wordt ons geen vrijstelling verleend. De finantieele be zwaren zijn door minister Colijln op den Uni versiteitsdag te Leeuwarden heel duidelijk in 't licht gesteld. En we hebben die bezwaren nog niet weerlegd' gezien. Naast het finantieele bezwaar komt een dat nog meer weegt, nl. hoe we aan de ge schikte mannen zullen komen om' die facul teiten te bezetten. Dat moeten mannen zijn van wetenschappelijken aanleg. En nu zijn er die doorgaans niet zooveel. Maar voor de V. U. komt daar nog de eisch' bijl, dat die mannen van Gereformeerde levensopvat ting moeten zijn, en zich in al hun studies door de Gereformeerde beginselen moeten gebonden weten. Nog een derde vraag komt hier op, n.l. welke faculteit moet voorgaan, de medische of de natuurkundige Het verwondert ons dan ook niet dat direc teuren nog niet een bepaald voorstel konden1 doen. Maar het verheugde ons zeer te mo gen vernemen, dat in het begin van het volgend jaar een voorstel mag worden ver wacht. Moge het dan blijken dan het een uitvoer baar plan is en we kunnen voortschrijden tot de uitbreiding van onze V. U. Aan het einde van onze artikelen over de V. U. willen we nog meedeelen dat D. V. Woensdag 29 September a.s. te Goes een Provinciale Universiteitsdag zal gehouden worden. Als sprekers hopen daar op te treden den Prof. Aalders en Mr. J. A. de Wilde. Het Provinciaal Comité achtte zulk een samenkomst gewenscht omdat telkens blijkt dat er nog velerlei misverstand is in het verstaan van onze roeping t.a.z. van dé V. U. Het hoopt nu, dat de broeders en zusters nu reeds met dien datum 29 September zullen rekening houden om dien voor die vergadering vrij te houden. Prof. Aalders werd, ook als spreker, hier nader bekend door zijn referaat op de OuderlingemCon- ferentie en Mr. de Wilde is sinds jaar en dag in Zeeland een bekende. HEIJ. Als men de menschen hoort, zou men werkelijk meenen, dat er velen, zeer velen zelfs zijn, die naar den hemel willen. Deze begeerte wordt niet onduidelijk uitgesproken. Nu is het zeer natuurlijk, dat wie naar den hemel wil, ook naar den hemel gaat. Dit echter mankeert bij de meesten, en vandaar, dat ze niet in den hemel zullen ko men, als het met hen blijft, zooals het thans is. Zij openbaren in hun leven, dat hun dé rechte wil ontbreekt. Als iemand naar den hemel wil, moet dit immers niet alleen van hem gehoord, maar ook en vóór alles van hem gezien worden. Het moet getoond in het leven. Zijn d'e paden ter helle vele, er is één weg slechts, die ten hemel leidt. En door op dien weg te wandelen, wordt openbaar, dat men naar den hemel wil. Al wie op dien weg de voeten niet zet, hoe luide hij ook spreke van eene begeerte naar den hemel, is in zijn woord onwaar. Hij bedriegt zichzelven. De zonde kennen in haren schandelijken aard, en in hare doodende werking, de zonde belijden, jn oprechtheid, voor God is de eisch, te vervullen door allen, die naar den hemel willen. Er is innige behoefte aan genade, terwijl afkeer van het kwaad, en lust tot heiligheid des harten en des levens zich krachtig doen gelden. De weg naar den hemel is de weg van zelfveroordeeling, zoodat het betrouwen, in ootmoed, gevestigd is, alleen op God, in

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 2