Komende Synode.
Bij wie de schuld
DADERS DES WOORDS.
De profetische taak der V.U.
UIT DE PERS.
ten heengaan. Er zijn wel onderscheiden an
dere plaatsen, waar het vleesch hoogtij viert.
Men vindt er niet, wat men in vele badplaat
sen zoekt. Maar wie behoefte heeft om er
eens uit te zijn, zooals men het noemt, wie
eens eenigen tijd zijn drukken arbeid kan
laten staan om uit te rusten en vernieuwing
van lichamelijke en geestelijke krachten te
zoeken, hij heeft er overvloedige gelegen
heid. Vooral voor huisgezinnen met kinde
ren is het een vacantieoord, dat groote aan
trekking oefent. Het strand is er breed en
de Noordzee breidt er zich voor 't oog uit
in al haar oneindigheid. De naaste kust is
er uren en uren van verwijderd. Geen over
volle trams brengen er "honderden menschen.
Het is dan ook een lust om de kinderen er
te zien spelen. Moeders behoeven er niet
voortdurend in onrust te zijn, of ook een
der kleinen zich roekeloos waagt. Zij kunnen
in hun badstoel zitten zonder dat er iets
van hun zenuwen gevraagd wordt. De zee
is er als overal schoon, soms indrukwek
kend schoon. Er zijn menschen, die niet van
haar houden, het kan best zoo zijn
maar voor allen, die een oog hebben voor
haar majesteit, is het er een plaats om er van
te genieten. Het is daarom best te begrijpen
dat velen uit Friesland en Groningen er eens
een reisje heen maken.
De duinen zijn er hoog. Wie temt de woes
te zee Wie bewaart zulk een eiland eeuwen
achter elkander voor verwoesting Hoe komt
het, dat die geweldige zee het niet verslindt
Wel is het antwoord die duinen beletten
het. Bijna ieder vindt het heel gewoon en
zeer natuurlijk. Wij spreken het niet tegen.
Doch is het niet wonderlijk, dat die duinen
opgebouwd zijn door zand. Korrelen, welke
zoo licht ver waaien. Als de wind hevig langs
het strand blaast, kunt ge de oogen niet
open houden, want wolken van zand drin
gen op u aan. Nochtans God1 stelt aan die
woedende zee haar perk door het zand. Hij
gebruikt niet, zooals de mensch, groote ba-
saltsteenen of ontzaglijke zware betonblok
ken, neen, de kleine en nietige zandkorrel is
het middel in Zijn hand, waardoor Hij deze
geduchte wateren in bedwang houdt. Wij
zien menigmaal Zijn werken, zonder er op
te letten en wij hebben geen oog voor de
overglansing, waarmede Zijn macht en Zijn
wijsheid ze overstraalt.
Achter deze duinen vindt men dennen-b:os-
schen van grooten omvang. De krachtige en
gezonde geur dezer boomen omringt u van
alle kanten en daar kan ieder wandelen, als
een te hevige wind u van het strand jaagt.
Daar is het luw en stil. Enkele geluiden van
vogels streelen uw oor. Een rijke verschei
denheid van planten en bloemen kan de be
langstelling wekken. Wie van zulk eenbosch
houdt kan er uren doorbrengen en vindt er
telkens iets, dat zijn opmerkzaamheid ver
dient. Waarlijk, hier is verkwikking voor hen,
die het drukke leven en de vele zorgen an
ders voortdrijven en die behoefte hebben
aan versterking. Geen gefluit van een loco
motief geen getoeter van auto's verstoort
er de stilte.
Men kan er het huiselijke leven voortzet
ten. Er staan in de duinen n.l. stevige hou
ten villa's welke ieder huren kan. Als men
zulk een huis betrekt, kan men het leven in
richten, gelijk men wil. Men behoeft zich
naar niemand te schikken en men is van nie
mand afhankelijk. Men gaat als men wil en
men blijft thuis, als men wil. Men is er ge
heel baas, nog meer dan een boer op zijn
hof. Van de buren heeft m'en er ook geen
last. Elk leeft er zijn eigen leven. Met een
vriendelijken groet kan men volstaan, hoewel
ieder, als het noodig is, gereed is om een
ander behulpzaam te zijn. En afwisseling is
er genoeg. Het bevalt er dan ook bijna ieder
en de dagen glijden als van zelf weg.
Voor hen, die gewoon zijn des Zondags
tweemaal met de gemeente op te gaan, is er
een bézwaar. Te Nes, waar in de nabijheid
de meesten vertoeven, is er alleen moderne
prediking. Er is slechts ééne Gereformeerde
kerk en die staat te Hollum. De afstand is
twee uur. Velen echter kunnen fietsen ,en
als het weer gunstig is, dan is het wel om
t£ doen. Maar voor de anderen is dit inder
daad een beletsel. Er wordt wel eens over
gedacht en gesproken om tijdens het seizoen
een samenkomst te Nes des avonds te hou
den, uitgaande van de Gereformeerde kerk
te Hollum. Dit verdient inderdaad ernstige
overweging. Er komen nog al vele Gerefor
meerden, die het zeker op prijs zouden stel
len, wanneer zij ook 's avonds ter kerk kon
den gaan. Misschien zou de grootste moei
lijkheid zijn om er een geschikt locaal te
vinden. Voor de kleine gemeente is het wel
niet doenlijk om er een te bouwen. Voor
prediking kon er gemakkelijk gezorgd wor
den naar mijn oordeel. Als er een actieve
commissie was, zou zij kunnen beginnen met
die dominé's uit te noodigen, die in den zo
mer voor korten of langen tijd het eiland
plegen te bezoeken. Voorstellen kan ik mij
niet, dat iemand het zou weigeren. Reiskos
ten waren er in dit geval niet, en wie zou een
honorarium verlangen. Voorts kon men dan
in een Blad vragen, of niet deze of gene
tegen betaling van reiskosten er een beurt
zou willen waarnemen. Het was meteen een
gelegenheid om aan de bewoners het evan
gelie te prediken. Ofschoon men niet reke
nen kan, dat velen zouden komen, er zouden
toch wel eens enkelen zijn, die zulk een
samenkomst zouden willen bezoeken. In ons
oog moeten de bewoners reeds veel ontbe
ren, hieraan zijn zij gewend maar dat
zij ook ontberen de zuivere prediking van
het evangelie van Gods genade, is veel erger.
Uit zich zelf komen ze er waarschijnlijk nooit
toe om een gemeentelijke samenkomst te
zoeken, welke op een afstand van twee uur
gehouden wordt. Welk een schoone winst
zou het zijn, al was het maar, dat één zon
daar gebracht werd aan de voeten van Jezus.
En onder hen, die er tijdelijk vertoeven en
nu nooit naar eenige kerk omzien, zouden
er toch allicht enkelen zijn, die er gebruik
van maakten.
Wanneer wij bedenken, hoe velen er zijn,
die dwalen en buiten de kerk zich houden,
dan kan het hart bewogen worden, en dan
zouden wij tot allen wel willen brengen de
roepstem Wend U tot Jezus, want Hij is de
eenige Zaligmaker. Mocht ieder onzer in
zijn eigen omgeving slechts doen, wat on
der zijn bereik ligt. Velen zoeken in onze
dagen bevrediging voor het onrustig hart,
maar kennen niet den eenigen troost in 't
leven en in 't sterven. En wij weten, dat het
den mensch gezet is eenmaal te sterven en
daarna het oordeel.
BOUMA.
Aan voorspellingen over den duur der
Synode zullen wij ons niet wagen.
Men vergunne ons toch een opmerking.
Elk oogenblik leest men van bezwaarschrif
ten die naar de Synode van 31 Augustus ver
zonden worden.
Ook thans wordt van verschillende zijden
gewag gemaakt van adressen pro of contra
handelingen die men als consequenties van
de besluiten van Assen ziet.
Waar moet dat nu heen
Verwacht men, dat de Synode van 31 Au
gustus een uitspraak zal doen over de Synode
van Maart
De Synode heeft deputaten van advies aan
gewezen, die in overeenstemming met de
genomen besluiten ook advies aan de kerken
en classes hebben gegeven.
Nergens hebben die comitéleden de grens
hunner bevoegdheid overschreden. Het is al
thans niet gebleken. Bij meerderheid van
stemmen na breede discussie is overal ten
slotte door de classe het schorsingsbesluit
genomen. Precies zooals het gaan moest als
uitvloeisel van Assen.
Wat krijgen wij nu op de a.s. Synode
Bezwaarschriften over de uitvoering Een
voorstel tot matiging in de scherpte der ge
volgtrekkingen uit Assen Die matiging kan
evenwel betracht
Neen, maar wat in alle critiek naar boven
komt is critiek op Assen zelf.
En daarover kan naar ons inzicht Assen
geen oordeel, geen objectief oordeel vellen.
Ze kan in een middagzitting geen streep zet
ten door wat zij in haar morgenzitting na
hoor- en wederhoor der bezwaarden met de
grootste nauwgezetheid en met diepen ernst
als haar conclusies heeft moeten vaststellen.
Van Assen is geen beroep op Assen Wijs.
Assen kan de bezwaarden over Assen toch
niet tevreden stellen.
Wat wij het liefst zagen, is dat op 31 Au
gustus niet anders gebeurde dan dat de
Synode van 1926 definitief werd gesloten.
Men verneemt tonen waaruit te merken
valt, dat bij sommigen de gedachte leeft,
dat in den grond der zaak toch eigenlijk de
uitspraken van de Synode de oorzaak zijn
van de strenge tucht-maatregelen die hier en
daar worden genomen.
Nu zijn ook wij van oordeel, dat in deze
tuchtmaatregelen de uiterste lankmoedigheid
en de grootste teederheid moet worden be
tracht. Daniëls raadgeving moge ook onze
kerkelijke vergaderingen tot richtsnoer zijn
Waarom zou de zaak des konings zoo ver
haast worden. Komt tijd, komt dikwijls raad
Ook daarom zien wij veel liever de bezwaar
schriften naar de Synode van 1927 verwezen.
Maar wat we niet billijken is, dat de schuld
op de Synode wordt geworpen dat aan de
Synode moet gevraagd worden zulke wijzi
gingen in haar uitspraken van Maart aan
te brengen, waardoor zoowel het gezag van
Gods Woord onwrikbaar gehandhaafd blijft
als de meeste tuchtmaatregelen zooals die
thans genomen worden voortaan achterwege
kunnen blijven.
Men moet de dingen niet op den kop
stellen.
De Kerken hebben deze uitspraken in
Synode gedaan naar haar beste en heiligste
overtuiging zijn er van overtuigd, dat het
geloofswaarheden geldt, waar voor de toe
komst een groot deel van het heil dier Ker
ken van afhangt.
Moeten nu terwille van enkelen, die nog
altijd nalatig blijven om helder aan te wijzen
waarin door de Kerken gedwaald werd, de
uitspraken dier Synode gewijzigd worden
Of moeten die enkelen zoolang zij dit niet
konden hun meening wijzigen en zich alzoo
öf onder de correctie van de Synode stellen
öf in ieder geval zich verbinden zich in hun
prediking en onderwijs aan die uitspraken
te houden, tot den tijd, dat zij klaar zullen
aangetoond hebben dat het toch werkelijk
de Synode was, die zich niet op de Gerefor
meerde lijn bewoog.
Er is meer reden voor een adresbeweging
om aan de opponenten te verzoeken Wij
zigt gij» mannen broeders, uw uitspraken
zóó, dat wij eindelijk eens verlost raken van
die elk collegiaal hart smartende schorsingen.
Waarlijk wij willen u allen liever houden,
en zijn wars van het „werp ze maar uit".
Maar die u werkelijk uitwerpen zijn niet
de classen, doch de kerkeraadsleden, die zich
aan de besluiten der meerdere vergaderin
gen niet storen en u den daarop volgenden-
Zondag toch laten preeken.
S. v. D.
De V. U. kan alleen bloeien, wanneer zij
staat en arbeidt in levende gemeenschap met
ons Gereformeerde volk. Ook al zou zij finan-
tieel van dat volk onafhankelijk zijn, dan nog
zou zij zonder dat contact naar taak niet
kunnen vervullen. En mag van de professoren
gevraagd worden, dat zij, voor hun deel, zul
len zorgen, dat die gemeenschap levendig
werkt, van de studenten kan worden gevor
derd, dat zij alles zullen laten wat haar zou
kunnen verstoren.
Dat sluit echter geenszins in dat de hoog
leeraren aan dat Gereformeerde volk zouden
moeten vragen wat en hoe zij zouden docee-
ren. In gemeenschap met het Gereformeerde
volk is nog heel wat anders dan in gehoor
zaamheid aan dat volk.
In kringen, die de V. U. niet welgezind zijn,
of zelfs haar haten is wel gezegd, dat de
hoogleeraren een zeer afhankelijke positie
zouden hebben. Men beklaagde dan de pro
fessoren, dat zij niet wetenschappelijk zou
den kunnen arbeiden, omdat zij' voortdurend
het domme volk zouden moeten naar de
oogen zien en gedurig in vreeze verkeeren,
dat zij bij dat volk zouden in ongenade val
len. Gewezen werd dan in dat verband op
de wispelturigheid van de volksmassa, die
het eene oogenblik het „Hosanna" jubelt
maar het volgend oogenblik met niet minder
geestdrift het „Kruist hem" uitschreeuwt.
Het kan nu ook niet worden ontkend1, dat
er hier en daar bij een enkelen of bij1 een klei
nen kring, wel eens een toon beluisterd
wordt, die aan een zoodanige suprematie van
het volk over de hoogleeraren en een zoo
danig onderworpen-zijn van de hoogleeraren
aan het volk, doet denken.
Ze meenen, dat de taak der hoogléeraren
hierin bestaat dat zij datgene, wat onder ons
vaststaat, of algemeen aangenomen wordt,
in eindelooze repetitie herhalen. De verwor
ven kennis moet door hen dan worden mee
gedeeld aan de opeenvolgende studenten-ge-
neratie's en het verworven inzicht moeten
zij hun zoeken in te prenten. Het oude pad
moet door hen worden betreden en niet an
ders dan het oude pad. De klanken, die uit de
Universitaire wereld worden opgevangen mo
gen alleen de oude welbekende klanken zijn.
En wanneer ook maar iets gehoord wordt,
dat anders klinkt, worden zij onrustig of
slaan al spoedig alarm en vragen waar dat
heen moet.
Daar is dan bij hen eenzelfde gedachten-
gang als ten opzichte van den Dienst des
Woords. In de prediking willen ze alleen
dezelfde termen en klanken hooren. Wat
daarvan afwijkt wordt aanstonds opgemerkt
en gewantrouwd. Van een krachtig geeste
lijk leven is er dan geen sprake. Ze willen
liefst blijven voortdommelen. En dat de be
kende termen zwaar van inhoud zijn, hin
dert hen daarbij nietze zijn hun bekend,
dus rustig kunnen zij voortslapen. Maar wee
den prediker, die van hun sukkelpaadje af
wijkt. Dan worden ze wakker om van hem
kwaad te spreken en hem tegen te staan. De
eisch van het Woord Gods om te spreken
naar het hart van Jeruzalem, verstaan zij
als zou die luiden, te spreken naar den mond
van Jeruzalem, en als zou dé taak van den
prediker zijn te spreken zooals zijn hoorders
het gaarne hebben.
Het behoeft wel geen betoog dat dezulken
verkeerd denken. Stel u voor de profeten
Israëls vragende aan het volk hoe zij het
gaarne hadden Maar een Jesaja, een Elia,
een Amos dachten daar toch anders over.
Zelfs een Jeremia, die er zoo tegen op zag
tegen zijn volk in te gaan, sprak toch waar
lijk niet naar de begeerte van dat volk. Dat
deden de v a 1 s c h e profeten. En wanneer
God telkens nieuwe profeten verwekte, dan
bleek daaruit wel duidelijk dat Hij het niet
voldoende achtte, dat de oude waarheid zon
der meer werd gerepeteerd. Dan zouden de
profetenscholen voldoende zijn geweest.
Uit het telkens geven van nieuwe profeten
bleek dat de Heere noodig keurde, dat de
oude waarheid zou worden gebracht naar de
behoeften van den nieuwen tijd, en zoo wilde
Hij ook geven, dat die oude waarheid in haar
ontplooiing rijker zou worden gekend.
Uit die profetische roeping is te verstaan
ook de taak der V. U. De roeping van eert
Universiteit is zeker ook om de verworven
kennis mee te deelen. Hoogleeraren moeten
ook met een zekere blijmoedigheid kunnen
repeteeren. Maar dat is toch maar een deel,
een ondergeschikt deel, van hun werk.
Als er niet meer te doen was, zou er geen
Universiteit noodig zijn. Dan kon een paar
geleerde dominee's en advocaten enz. het
werk wel af. Maar evenals de Dienst des
Woords heeft voort te brengen, oude en
nieuwe dingen, zoo heeft ook een Univer
siteit het oude te brengen en het nieuwe.
Zij heeft dan ook dat oude te brengen niet
zonder meer. Zij heeft over dat oude de keur
te laten gaan zij heeft te onderzoeken of
dat oude wel waarlijk goed is ontdekt zij
in dat oude wat niet goed zou zijn, zoo
mag zij dat niet als goed aandienen, omdat
het oud is, dan moet voor het oude het
nieuwe komen. Van een Universiteit mag en
moet worden gevorderd, dat daar gestudeerd
wordt en studeeren zal leiden tot het nieuwe.
Als dat nieuwe er niet komt dan gaat het
niet goed. Van een hoogeschool die nooit
eens nieuwe klanken laat hooren, nooit eens
een nieuw inzicht opent, is zeer te vreezen
dat er niet gewerkt wordt zooals het behoort.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat zij er
zich op zou moeten toeleggen een radicale
opruiming te houden onder het oude en al
leen maar nieuwe dingen te geven.
Zoo'n meening wordt ook wel voorgestaan,
en als iets maar nieuw is wordt het gepre
zen omdat het nieuw is, al is het nog zoo
dwaas. Maar dat is een dwaasheid.
Wanneer een Universiteit, al studeerende,
tot de overtuiging komt dat een oude en
algemeen aangenomen meening toch niet met
de waarheid overeen komt, zal zij met deug
delijke argumenten moeten aantoonen dat het
oude niet te handhaven is. Te vorderen, dat
men dat zal aannemen louter omdat een
professor dat zegt, alsof een professorale
uitspraak het einde van alle tegenspraak zou
zijn, zou getuigen van een grenzenlooze aan
matiging.
Maar, onder die voorwaarde, dat een Uni
versiteit voor een nieuwe meening deugde
lijke argumenten bijbrengt, moet men haar
de vrijheid laten dat nieuwe te verkondigen.
En gelukkig kan nu worden gezegd, dat
ons Gereformeerde volk in z'n geheel deze
taak van de Universiteit begrijpt en wenscht
en haar gunt die vrijheid van beweging, die
zij daartoe behoeft.
Toen voor eenigen tijd inzake de doodstraf
een meening werd voorgedragen, die al zeer
sterk afweek van de onder ons algemeen
aangenomene, werd dat volk zeer onrustig.
Maar daar was ook reden voor. In de nieuwe
beschouwing ontbrak het maar al te zeer
aan piëteit voor het verworvene, en nog meer
aan deugdelijke argumenten voor het nieuwe.
Maar bekend is, dat onderscheidene van
de hoogleeraren aan de V. U., evenals die
van de Theologische School, op theologisch
terrein de laatste jaren dingen geleerd heb
ben, die nieuw waren. Men denke aan de
inleidingen i n de uitlegkundige werken van
Prof. Ridderbos, Prof. Aalders, Prof. Grey-
danus e.a. Nu is ons volk vooral op theo
logisch terrein goed georiënteerd. Een af
wijkende en nieuwe meening wordt vooral
daar aanstonds opgemerkt. En toch, daar
is geen alarm geblazen. Dat wil niet zeggen,
dat alles wat de hoogleeraren voor nieuws
gegeven hebben, nu ook in z'n geheel door
allen is aanvaard. Maar wel dat de resultaten
van het wetenschappelijk onderzoek met
waardeering zijn ontvangen.
Zoo behoort het ook.
We moeten aan de Universiteit gunnen
haar profetische taak te vervullen.
HEIJ.
In de Geld. Kerkbode troffen we aan on
derstaand artikel van Prof. Fabius.
Van verschillende zijden is er op aange
drongen, dat bij het praeparatoir-examen
scherp onderzocht zoude worden, hoe de
candidaten staan ten opzichte van het gezag
der Heilige Schrift.
Dit laat zich begrijpen.
Maar is er niet meer, dat bijzonder aan
dacht verdient
Soms schijnt een predikant te meenen, dat
uit leerstellig oogpunt tegen zijne bediening
van het Woord geene bedenking is te maken,
indien daarbij alle afwijking van de Gere
formeerde waarheid wordt gemist.
M.i. ware te zeggen, dat willicht ook dan
in zekeren zin nog alles ontbreekt.
Uiteraard verlang ik niet naar preeken, die
volgestopt zijn met Gereformeerde leerstuk
ken.
Maar wie steeds preeken levert, die ook
door een niet-Gereformeerden predikant kon
den zijn gehouden, bevestigt en ontwikkelt
de Gereformeerde belijdenis niet, maar on
dermijnt die veeleer.
Men leeft niet i n, niet uit het Gerefor
meerde beginsel.
En hoe staat het met het k e r k e 1 ij k b' e-
s e f
Het Eeuwgetij der Kerkhervor
ming is mij in 1917 uit de ziel gescheurd,
toen ik bemerkte dat Gereformeerden zich
opmaakten, om, in bond met ethischen, de
hervorming van de Kerk in de 16e eeuw te
gedenken.
Een der voorname geschilpunten tusschen
Gereformeerden en ethischen vormt toch de
Kerk.
Ethischen kan men als broeders erkennen,
maar ook inzake de Kerk loopen de lijnen
tusschen hen en de Gereformeerden toch
verre uiteen.
Zelfs met mannen als Chantepie de la
Saussaye en Gunning heeft Groen van Prin-
sterer op dit punt voortdurend strijd gevoerd.
Het kerkelijk besef is in dezen tijd zeer
verzwakt.
Was in de 17e eeuw het leerstuk der uit
verkiezing het punt, dat de tijdgeest ge
kozen had, om, met de uitworteling daarvan,
de gansche geloofswaarheid uit hare voegen
te lichten, in deze eeuw1, en reeds in de vo
rige, schijnt hij zich daartoe te richten tegen
het instituut van de Kerk.
En zijn van dien vijandelijken geest niet
soms sporen in de Gereformeerde Kerken
merkbaar
De Comité's van „bezwaarden," die schier
op voet van gelijkheid, met de kerkeraden
discussie wilden voeren, zijn zeker reeds een
bedenkelijk verschijnsel.
Maar zij staan als zoodanig waarlijk niet
alleen.
Toen de procedure-Geelkerken nog han
gende was, zeide mij een vrouwelijk lid eener
Gereformeerde Kerk, en die zich vermoede
lijk onder de meer ontwikkelden rangschikte,
dat Dr. Geelkerken toch niet afgezet kon wor
den, wijl hij immers Christus predikte.
Dus de Gereformeerde Kerk open voor alle
„Christus-predikers
Voor Lutherschen voor Ethischen mis
schien ook voor Roomschen
Waarschijnlijk is menige boerenvrouwop
dit gebied althans meer ontwikkeld
dan deze Gereformeerde dame.
Voorts trof mij herhaaldelijk de intieme
verstandhouding tusschen ambtsdragers als
zoodanig van de Gereformeerde Kerken en die
van het Synodale Genootschap.
Naar de afscheidsrede van Dr. De Vrijer
te Bloemendaal zond destijds zooals de
bladen meldden de Gereformeerde kerke-
raad aldaar eene deputatie.
Soms leest men, dat bij het afscheid van
eenen Gereformeerden leeraar ook de syno
dale predikant wordt toegesproken. Om hém
te vermanen tot erkenning van den wettigen
kerkeraad Allerminst. Veeleer tot stijving
in zijn verkeerde bestaan.
Ja, nog meer. Reeds tweemaal meen ik te
hebben gezien in de pers, dat bij het afscheid
van eenen Gereformeerden predikant, i n
den dienst eener Gereformeerde
Kerk, ook het woord werd gevoerd door
den synodalen predikant aldaar. 1).
Zelfs De Standaard berichtte 14Juli
1.1., dat bij de institueering van de synodale
Kerk te Doorwerth op 11 Juli 1.1. namens
de Gereformeerde Kerk van Ren-