Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 40e Jaargang. Vrijdag 6 Augustus 1926. No. 32. RedacteurenDs. P. \7AN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. IN DE CRISIS VAN HET LEVEN. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Uit Emlichheim. Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,— Afzonderlijke nummers 8 oent. Advertentieprijs: 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42280. Heere geef mij dat water, opdat mij niet dorste, en ik hier niet moet komen om te putten. Jezus zeide tot haarGa heen, roep uw man en kom hier. een mensch, die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb1is deze niet de Christus Joh. 4:15, 16, 29. Er is een genotvolle aanschouwelijkheid in deze wondermooie geschiedenis. Ge ziet als 't ware den Heiland zitten aan de bron, ook al zoudt ge nooit één der vele afbeeldingen van dit tafereel hebben beschouwd ge ziet den Heiland zitten en ge voelt Hem, zooals Hij alleen dit kan, met buitengewone wijsheid en fijnvoelende tact arbeiden aan een menschelijke ziel. Ge moet dit verhaal niet uit elkaar gaan rafelen en niet al te veel redeneeren over wat Christus nu wel opzettelijk zou gevraagd hebben met een bepaalde bedoeling en wat zonder deze wie zal zeggen hoe groot ge bruik de Heiland maakte van Zijn goddelijke Alwetendheid en Voorzienigheid Het is voor u van belang te weten, dat Hij hier een ziel vond en dit gesprek voerde, zóó voerde, en dat Hij zoo genoot van de spijze, die Hem de Vader gaf, dat Hij Zijn dorst vergat, die niet eens gelescht werd. Hij gaf alleen, Hij ontving niet. Zoo ziet ge den Heiland zitten moede, hongerig, dorstig, eenzaam aan de Jacobs- bron. En tegenover Hem staat aan den rand van de bron de slanke gestalte van de Sa- maritaansche vrouw, schoon en bevallig, een vrouw om te behagen, zelfs behaagziek te genover den ernstigen Jood, dien zij aan de put vond gezeten. De kruik op haar hoofd, straks aan de hand, hebben haar de schilders afgebeeld, het toonbeeld van lichte wereld zin, maar geboeid, aangetrokken toch door de wondervolle woorden van den reizenden Rabbi. Het is een echt levendig, van belangstelling en tintelende spanning vol gesprek. Eerst de eenigszins speelsche, toch ver wondering uitdrukkende vraag„Hoe be geert gij, die een Jood zijt, van mij te drin ken, die eene Samaritaansche b!en En dan brengt haar de Heiland door een eigenaardige beeldspraak tot een spreken over geestelijke dingen, en wijst op Zijn per soon en werk Leven brengen, waar dood is In dat gesprek wordt duidelijk, waar de vrouw staat in hare vatbaarheid voor zede lijke beeldspraak maar tevens hoe de Hei land, trots haar onverstand, doorgaat, tot ze in een mengeling van niet begrijpen en be ginnend begeeren komt met de vraag: „Heere, geef mij dat water, opdat mij niet dorste en ik hier niet moet komen om te putten." Neen ze begreep het niethoe dat water niets te doen had met haar dagelijikschen gang naar de bron. Wat „eeuwig leven" is en wat beteekent ,,een fontein van water in haar zelf" dat is haar niet duidelijk. Maar toch wordt in haar geboren, op wonderlijke wijze, zooals alle geboorte een wonder is, een sche mering van doorvoelen, eene begeerte om te bezitten, een verlangen naar het groote, het waardevolle. Het is een weerklank van des zondaarsziel bij het hooren van Jezus Woord, die leerde als Machthebbende. Ziji begreep meer, dan wij voor mogelijk zouden houden, zij begreep meer, dan wij soms begrijpen. Wij zeggen ook zulke wonderlijke dingen in antwoord op het Woord, dat tot ons komt. Wat wij hoorbaar zeggen, is vaak zoo dwaas niet. Maar wat onze ziel zegtIn onze vra gen aan den Heere, als Zijn heilsaanbieding ons ontmoet. Beeldspraak verstaan we lang zamerhand uitnemend, maar de heldere, klare uitspraken van de Schrift beantwoorden we soms met zulk een dwaas antwoord, dat er nog niet eens een vonk van glorend! ziels- ontwaken in sluimert. Daarom moet er een crisis in uw leven komen, om Jezus te kennen en u zelf o Jezus zeide tot haar Ga heen, roep uwen man en kom hier. Het is de aanraking van het pijnlijke punt in het leven van deze vrouw1. Zij was een lichtzinnige, overspelige vrouw. Zij was 5 maal gehuwd geweest en het is niet aan te nemen, dat al die echtgenooten gestorven wa ren. Nu leefde ze met een man, die niet met haar getrouwd was. Dit was het teere punt in haar leven, wie haar in dit stuk kende, die kende haar goed; dat was het grage onderwerp van gesprek in Sichar en dat ver borg de vrouw zielsgaarne voor rein-ernstige oogen. Jezus week niet af van zijn gesprek hij liet alleen den omtrek los en greep naar de kern. Daar was een muur van hinder nissen weg te nemen voor deze vrouw Hem erkent al haar zielszorgen. Met één stoot wierp Hij dien muur omver. Hij wilde dien man niet, de Heiland. Hij wilde haar treffen. En Hij trof haar midden in het hart. Een halve waarheid redt niet meer. „Ik heb geen man" lokt uit des Hee- ren wederwoord: Juist, een man hebt ge nietdat hebt ge met waarheid gezegd. Geen halve waarheid, maar de heele. Gij hebt niet alleen geen man, maar ge leeft reeds een leven lang in de hoererij. Aarzelend, nieuwsgierig, begeerig ook wel iets, stelde de vrouw haar vraag „Heere, geef mij dat water." De Heiland zeide Zie, dat zijt g ij en dat ben I k. Gij zijt een groot zondares en Ik zie u in het hart. Dat is de crisis. Bij uw dwaze antwoorden op Jezus heils- aanbieding immers ge leest die eiken dag weer en zoekt uitvluchten stelt de Hei land plotseling de uitnoodiging in uw leven Ga heen, roep uwen man en kom hier, d.i. vertaald, de vraagWie zijt gij eigenlijk, zondaar Ge kunt dat zelf uitmaken, maar wat het pijnlijke jmnt in uw leven is, de teere plek, waar ge liever niet aan raakt. Geen halve waarheden, de volle waarheid zegt Hij U, vlak rechtuit. Gij zijt zóó liefde loos, eigengerechtig, hatelijk, geldgierig Het is een zegen, dat de Heiland het maar zegt, dat Hij het nu zegt, niet later De crisis moet komen, want als de crisis niet komt, komt de Dood. Ziet een mensch, die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan hebis deze niet de Christus Dit hoort er bij, al staat het ver af. Het tusschenliggende is de tijd voor het doorwerken van de crisis. De samenspreking loopt ten slotte uit op een belijdenis van Je zus wege Ik ben de Christus. Dan komen de discipelen en Fiet gesprek breekt af. Maar trots alle schoone woorden over Ge- rizim vangt de vrouw in hare ziel weer aan bij vs. 18 Hij heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb. Het is als een intermezzo voor haar ge weest, bijna als eene uitvlucht. Ze wordt er niet los van. Maar van alle schoone waar heden heeft haar getroffen Een man hebt gij nietDit is een schuldbekentenis. Het is de Heere. Hij kent mijn leven en mijn hart. Soms kunt ge er ook zoo voorstaan. Dat ge getroffen wordt, diep, door wat God van u zegt. En gauw begint over iets anders. Over een kwestie van Schriftuitlegging of over de schoonheid van een waarheid. Soms over een doodgewoon ding uit het dagelijksch leven. Maar de Heere kent U. Hij wist uw dwaas getob met het Woord en zeide Zondaar De crisis is voorbij. Zie, zooveel verstand hebt ge wel van de menschelijke ziel en van Gods genade, dat ge de Samaritaansche geen wanhopige noemt. H ij heeft het mij gezegd dus is Hij de Christus. Hij heeft het mij gezegd dus is de Heiland m iji verschenen, heeft mijne oogen geopend. En de Heiland der wereld laat nie mand met open oogen wanhopig ronddwalen of staan peinzen in zelfvertwijfeling. Hij heeft mij gezegd dus is Hij mijn Chris tus Er wordt niet meer van levend water ge sproken. Zij had gedronken Want wien! Christus heeft gezegd, wat hij gedaan heeft, dien heeft Hij gedrenkt met levend water en hij dorst niet meer in eeuwigheid. Gelooft gij dat Sch. K. SIETSMA. In twaalf jaar was ik er niet geweest. De groote oorlog had mij eerst verhinderd, en later was er niets meer van gekomen. De begeerte om er nog eens te komen, ging nu in vervulling. Ik heb mijn voeten mogen zetten in die mij bekende streken, welke mij altijd nog trekken. Enkele indrukken, welke ik er ontving wil ik weergeven. De nieuwe tijd heeft ook daar zijn intrede gedaan, ter wijl er nog veel van 't oude is gebleven. Daar komen nog mannen voor, die een eigen weef-toestel aan huis hebben daar zijn nog vrouwen, die een spinnewiel weten te han- teeren en uit wol en vlas garen spinnen. Dit eene is genoeg om te laten zien, dat het oude zich aldaar niet zoo gemakkelijk laat verdringen. Daartegenover staat echter, dat auto's langs de wegen snorren, dat het elec- trisch licht des avonds de woning verheldert, en bij een blinde, die nog afgelegen woont, vond ik een radio-instrument, waardoor bijl de tonen uit verre oorden opving en waardoor hij in 't vervolg ook wilde beluisteren de preeken en redevoeringen, welke van Christe lijke zijde in Nederland ten beste ^gegeven worden. En dit trof mij te meer, omdat hij heelemaal niet behoorde tot de gegoeden, maar tot de armen. Het oude heeft er een taai leven, doch dit leidt niet tot conservatis me, want de menschen gunnen aan het nieuwe gaarne plaats, zoodra het hun blijkt, dat het nuttig is. Zij zijn er zelfs zeer voor uitstrevend en halen elke verbetering met groot genoegen in. Het spreekt vanzelf, dat de bevolking ook daar maatschappelijk lijdt, onder de gevol gen van den strijd, welken Duitschland ge voerd heeft tegen vele landen. Vroeger was er welvaart, armoede was er bijna onbekend, de nijvere bewoners vonden er een ruim le vensonderhoud. De bloei van het Duitsche volksleven kwam ook hun ten goede. De in voering van de kunstmest had de dorre landen zelfs veranderd in vruchtbare oorden. Land bouw en veeteelt deden de bronnen steeds milder vloeien. Heidevelden veranderden in klaverrijke weiden. Het was een lust om te aanschouwen, welk een vooruitgang er kwam. Doch het jaar 1914 haalde opeens een groote streep door de rekening en ook daar deelt men mee met 't zuchtend vaderland. Veel kapitaal ging verloren en de rijkslasten zijn er zwaar. Opmerkelijk echter is het, dat de moed niet verloren is, men zit er niet bij de pakken neer, men verslijt er zijn dagen niet in onvruchteloos klagen. Evenals voorheen is de bevolking steeds druk aan den arbeid en zij denkt na, wat er gedaan kan worden om het zware juk te verlichten. Als het beeld mag zijn van het geheele volk, dan behoeft er niet getwijfeld te worden aan de toekomst. Door zijn zeldzame arbeidskracht en zijn stoere volharding zal het deze zeer moeilijke jaren weer te boven komen. Dat de geslagen wonden nog nabloeden, behoeft niet te bevreemden. Den eersten avond van mijn verblijf ben ik gegaan naar het gedenkteeken, opgericht ter gedachtenis van hen, die gevallen zijn op het slagveld. Als men nu weet, dat het aantal inwoners ongeveer drie duizend is, dan kan men zich een voorstelling maken van de ontzettende verliezen, welke er geleden zijn, want ik las ruim honderd namen van jonge mannen, die hun leven moesten geven. Schier huis aan huis betreurt men er een man of een zoon, welke familie gedenkt met droefheid een naastbestaande, die gezond wegging, en wiens graf gedolven werd in vreemden bodem. Daarbij komen dan de verminkten, die voor hun leven ongelukkig zijn, alsmede zij, die oogenschijnlijk ongeschonden teruggekomen zijn, doch die er iets van overgehouden heb ben, dat voortdurend schadelijk werkt in hun lichamelijk leven. Wie hier bij stilstaat en tracht ,in te zien, wat zulk een oorlog teweeg brengt, begint iets te verstaan, welk een pijn lijk oordeel Gods het is, als Hij op deze wijze de volkeren bezoekt. En nu sprak ik nog niet van de bittere tranen, welke er thuis geschreid zijn in lange nachten door de vrees, dat man of kind niet meer terugkeeren zullen in de eigen woning en over het ontzachlijk leed, dat er in die jaren bovendien nog ondervon den is. Wij hebben allen indertijd meegeleden, maar als men enkele dagen onder zulk een bevolking leeft en men hoort, wat er door staan is, dan krimpt ook het ongevoeligste hart een oogenblik ineen. Wel mogen wij! bid den, dat de Heere de volken bewaart voor dezen geesel en wij moeten nooit vergeten de rijke weldaad, welke aan ons klein land bewezen is, dat wij er voor gespaard zijn ge bleven. Gelezen hebben we zeker, dat er in Duitsch land een strijd gevoerd wordt om een school, welke zich aansluit bij het Christelijk gezins leven. Het is mij gebleken, dat onze mannen in de graafschap daarvoor een open oog hebben. Op dit oogenblik is het vrijwel pauze en de belangstelling is daar buiten onze krin gen niet gegroeid. Er zijn er evenwel velen, die een wakend oog houden en het zal aan hen niet liggen, als het er omgaat, om pal te staan. Het gaat allereerst om de rechten| der ouders om te bepalen, in welke richting het onderwijs gegeven zal worden en dus in den diepsten grond om de vraag, of de kin deren onderwezen zullen worden naar den eisch van hun weg. In beginsel is het de zelfde strijd, welke in Nederland langen tijd gevoerd is tegen het zoogenaamd neutraal onderwijs. Daar staan zij nog maar aan het begin en het zou te hopen zijn, dat zij lang zamerhand zoover komen, 'als wij hier ge komen zijn. Wel moet er nog veel gebeuren, wél ïs er nog vee?' te doen, maar indien de belijders der waarheid maar aileni waakzaam worden en zich samen vereenigen, dan kan onder den zegen des Heeren nog veel' tot stand komen. Misschien dat de strijd voor een Christelijke school scheiding doet ont staan tusschen hen, die nog vasthouden aan de H. Schrift en hen, die haar verloochenen, maar dat zou een zegen zijn, welke voor het geheele volk niet anders dan heilzame gevol gen kan hebben. Wie b.v. den toestand op schoolgebied in de graafschap kent, moet er wel naar uitzien, dat er zuivering komt en dit zal wel het geval in vele streken zjpi. De onderwijzers van de kinderen zijn in vele ge vallen ongeloovig. Uiterlijk beoordeeld gaat het de gemeente te Emlichheim goed. De kerk was er te klein geworden. Daarom had men haar vergroot. Zij heeft den kruisvorm behouden en heeft ruim honderd plaatsen meer dan vroeger. De toren was anderhalf meter verhoogd en mag gezien worden. Het innerlijke van het gebouw was verfraaid. Loopers liggen in de paden. Een nieuw locaal voor catechesaties was er gebouwd en zag er aantrekkelijk uit. Een af zonderlijke kerkeraadskamer, eenvoudig, maar keurig, is een groote verbetering. Dit is te midden van den drukkenden tijd een verblij dend verschijnsel, en waren dankbaar, dat wij daarvan getuige konden zijn. Enkele jaren geleden zouden zij daartoe niet bij machte geweest zijn. Of het geestelijk gehalte van de gemeente ook vooruitgegaan is, konden wij uiteraard bij een vluchtig bezoek niet beoor- deelen, doch er is een opgewekt kerkelijk leven. De gemeente komt trouw op onder de bediening des Woords en der Sacramenten. Ook het catechetisch onderwijs vindt er nog altijd groote waardeering. En er zijn tal van jonge mannen, die zich mede door het ver- eenigingsleven oefenen om eenmaal met eere hun plaats in te nemen in maatschappij en kerk. Meermalen heb ik gezegd, dat God daar een gezegend volk heeft en ik ben ook thans daarin bevestigd. Doordien de meeste fami- liën daar van geslacht tot geslacht wonen, kan men gemakkelijk nagaan, dat God Zijn verbond er houdt en Zijn belofte vervuld. Het zaad der kerk blijft Hem aangeschreven alle tijden door. Hieraan dacht ik, toen ik zag, dat, al wa- reriT velen heengegaan, de jongeren hun plaats hadden ingenomen en wij mogen gelooven, dat Hij het werk, door Zijn dienstknechten

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 1