Geestelijk belang in Canada.
De motie over ds Velders.
De waarde van het heilsfeit.
Tweeërlei gevaar.
Afzetting ds. H. C. van den Brink.
DADERS DES WOORDS.
De afzetting van ds. H. G. van den Brink.
Rusthuis - Middelburg.
sehverking in Gods Kerk, en ook in elk waar
achtig geloovige menschenziel tusschen for-
muleering van de waarheid en bevinding van
de waarheid. Professor Aalders in zijn „Ge
wijde Synthese" zegt ergens Niets heeft
zoozeer bijgedragen tot de vorming der dog-
men als het verlangen naar de vereeniging
van den geheelen mensch met God.
Niet alsof uit de ervaring het dogma ge
boren was. Want eerst was er het hopen op
Gods Woord, en de H. Geest deed die waar
heid uit Gods Woord verstaan, ervaren, ge
nieten maar dan was het ook weer de liefde
tot dit door ervaring dierbaar geworden
Evangelie, die noopte om in een klare be
woording die schatten des heils tot uiting
te brengen. In het dogma, zegt Prof. v. Dijk,
sluimert het lied. Ge kunt nog beter zeggen
In het dogma zingt het Jied. Maar dan
sluimert in het dogma ook de mystiek.
Wanneer gij mij vraagt Waar Jigt het ge
neesmiddel Dan antwoord ik Niet daarin,
dat wij inplaats van zuivere kennis der waar
heid, de waarheden maar moeten gaan aan
voelen; {wie verlost ons eens van dit
Germanisme Niet daarin, dat wij de men-
schen de belijdenis ontnemen en ze met den
Bijbel-alleen naar huis sturen als had Gods
geest al de eeuwen door niets in Gods Kerk
gewerktniet daarin, dat wij in den trant van
Thomas van Kempen onze meditaties in cou
ranten als gesprekken met onze eigen ziel
inrichten en slecht gelukte imitaties geven
van de Imitatis maar dan antwoord ik de
genezing ligt onder den zegen Gods alleen
in Zijn Woord In de Belijdenis.
Leeren wij de menschen weer het dogma
verstaan Leggen wij ze weer de belijdenis
geschriften voorniet om ze altoos alleen
te beredeneeren en er altijd over te disputee
ren maar om ze te bepeinzen. Zóó als de
dichter van Ps. 119 het deed (vs. 84)
Mijn ziel bewaart uw trouw getuigenis
Dat heb ik lief, ook doe ik uw bevelen^
Uw woord kan mij, ofschoon ik alles mis,
Door zijnen smaak èn hart èn zinnen strelen!
Op Gods Woord kan ik niet hopen, als ik
Gods Woord niet ken, en het bij 't licht van
Gods Geest, dat straalt in onze belijdenissen,
niet lees.
Gods toezeggingen kan ik niet ervaren, als
ik van die beloften zoo goed als niets weet.
Het is ook religieus een zielkundige wet
ik kan niets genieten en ervaren, als ik mij
niets bewust word, en ik kan mij niets be
wust worden, als ik het niet als inhoud van
mijn bewustzijn bezit. De grootste oorzaak
waarom ook hier het volk vergaat, is omdat
het volk geen kennis heeft.
Wat is de ervaring van onze ambtsdragers
bij het onderzoek naar de kennis van degenen
die belijdenis doen
Maar dan ook ligt het geneesmiddel daar
dat weer met warme bezieling worde gewe
zen op de waarde die geheiligde waarheden
ook te bepeinzendie waarheden biddend
tot voorwerp van meditatie te maken.
Daar hebben de schrijvers van onze chris
telijke huisboeken een taak, gelijk we met
dankbaarheid kunnen constateeren, dat er die
opwekking tot verinnerlijking en verdieping
in wordt gevonden.
Daar heeft ook het huisbezoek een schoone
roeping, waarin op het gebedsleven en de
bepeinzing van de g e 1 o o f s waarheden
bij het klagen over de zekerheid kan worden
aangedrongen.
Daar vooral kan de ambtelijke bediening des
Woords, met name ook in de Catechisatiën, een
krachtigen invloed op oefenen want al mis
kennen wij de gevaren van het teveel in het
onderscheidenlijk prediken niet, van harte zijn
wij het eens met den schrijver van onze Eere-
dienst, dat het doel van ons prediken moet
zijn verrijking en verheldering van kennis
bestraffen en tegengaan van de zonde in
prenting van heiligen ernsthet voeden en
verwarmen van het gemeenschapsleven met
het Eeuwige wezen. Vergelijk hier ook het
boek van prof. Hoekstra Geref. prediking.
Zoo kan onder Gods zegen de navloeiïng
in vaagheid van allerlei mystieke neiging uit
onze Kerken geweerd, en de algemeene roep
om verinnerlijking en erkenning van de rech
ten des "harten ons tot een zegen worden.
Want echter religie blijft niet beperkt tot
één of twee functies van onze ziel. Harmo
nisch is ze eerst als het is een dienen van
God met het hoofd, een dienen met den wil,
maar ook een dienen van Hem met het hart.
Ook uit Zeeland vertrekken heel wat men
schen, waaronder Gereformeerden, naar Ca
nada.
Reeds vroeger hebben wij in verband met
een schrijven van Dr. Beets op de verwaar-
loozing gewezen, die de geestelijke belan
gen dreigen te lijden van deze landverhuizers.
In de Reformatie trof ons in een verslag
der Synode van de Christian Reformed
Church een belangrijke opmerking van de
hand van Prof. Beets.
Tot hiertoe werden de landverhuizers naar
Canada overal verspreid. Dit was voor de
bevolking van het land wel gewenscht, maar
schadelijk voor de geestelijke belangen der
Hollanders omdat zij het Engelsch niet ge
noeg verstaan, om godsdienstoefeningen in
de taal des lands gehouden te volgen. Trou
wens al verstaat men de taal, dan heeft door
haar uitschakeling van het specifiek Gere
formeerde de Canadeesche Vereenigde Kerk
voor Gereformeerden weinig aantrekkelijk
heid.
Reeds hebben daarom enkele Kerken en
een enkele classis van de (Chr.) Geref. Kerk
in N. Amerika gepoogd om de Geref. land
verhuizers te vergaderen in kerken met posi
tief Gereformeerde leer en dienst en tucht.
Doch door toenemende emigratie in Oost-
Canada bleek de arbeid te groot voor de
beide classes Grand Rapids, die daarin door
Ds. Brink gediend werden. Men besefte dat
heel de Kerk bij deze zaak belang had.
Thans heeft men meer al dezen arbeid ge
centraliseerd. Door de Synode is aan T)s.
Beets opgedragen zich als Zendingsdirector
en secretaris van de Algemeene Zendings-
Commissie in verbinding te stellen met de
Kerken en Emigratie-Bureaux in Nederland,
om de verstrooiing en geestelijke verwaar-
loozing der zonen en dochteren onzes volks
tegen te gaan en zoo mogelijk te doen op
houden.
„Daartoe behoort een goed systeejn
van het verkrijgen en prompt overzenden
van de namen en toekomstige adressen
van de landverhuizers.
Rome heeft blijkbaar een goed systeem
hiervoor. Doch ons Protestantsch en daar
onder ons Gereformeerd volk laat men
schijnbaar maar „waaien", zoodat het
hopeloos verstrooid wordt in het zóó
uitgestrekte Canada."
Van harte bevelen wij deze noodige zaak
ook bij de Kerken van Zeeland aan. Wij
meenden dat bij het meegeven van attestaties
aan belijdende leden, bericht van verhuizing
aan betrokken Kerken wel' algemeen in Ne
derland geschiedtslechts van een enkele
Kerk is ons bekend dat zoo mogelijk ook
bericht gedaan wordt naar "het buitenland.
Wij 'mogen de Amerikaansche zusterkerken
dankbaar zijn, dat zij deze noodige zaak nu
zelf flink aangepakt heeft en er zelfs een
crediet van 8000 dollars per jaar voor heeft
toegestaan.
Laten onze Kerken van alle verhuizingeni
naar Canada (en Amerika) nu ook voortaan
bericht zenden aan Dr. H. Beets wiens adres
men wel doet te noteeren
Grand Rapids Mich. 737 Madison Ave.
S. E. U.S.A.
De geschiedenis is bekend. Ds. W. J. J.
Velders was met Dr. Van Nes de man wien
het Zendingswerk onder de Joden was op
gedragen.
Getuige menig stukje van zijn hand, dat
over dien arbeid o.a. in de Amsterdamsche
Kerkbode verscheen, was hij in dien arbeid
niet ongezegend. En voelde hij er zich thuis.
Vreemd deed het toen aan, dat onderschei
den kerken^ o.a. Helder, Hilversum en Rot
terdam hem beriepen.
Rotterdam nam hij aan.
Nu heeft de classis Haarlem een motie van
afkeuring aangenomen, over het feit dat Ds.
Velders zich na zoo korten tijd van de Jo-
denzending heett losgemaakt, wijl h.i. deze
Zendingsarbeid groote geestelijke schade lijdt
en ook met het oog op de kosten aan de
voorbereiding verbonden. Ds. Velders
heeft ongeveer een jaar in Leipzig zich met
speciale studie op dit terrein beziggehouden
op kosten van de Kerken aan de Kerken
groote finantieele schade is berokkend. De
classis Haarlem spreekt meteen de wensche-
lijkheid uit dat voortaan bij het beroepen van
een missionairen dienaar voor dezen arbeid
zulke stipulatiën worden gemaakt dat een
herhaling van wat thans is geschied voor
komen worde.
Met het uitspreken van die wenschelijkheid
gaan wij accoord. Maar we verwonderen ons
toch wel eenigermate over het eerste deeï
van de motie. In de eerste plaats over het
feit dat alleen het besluit van Ds. Velders
afgekeurd wordto.i. had het in de lijn van
Haarlems motie ook gelegen een zelfde af
keuring uit te spreken over de Kerken, die
hem "beriepen. Al had ook eventueel Ds.
Velders van zijn voornemen doen blijken te
veranderen van werkkring, dan hadden de
betrokken kerkeraden hem beter kunnen ra
den zijn gezegenden arbeid onder de Joden/
toch vooral niet te beëindigen, instee van
hem den stap door een voor velen zoo aan
lokkelijk beroep in groote steden te verge
makkelijken.
De vraag komt dus bij buitenstaanders op
Is de motie niet wat eenzijdig
En in de tweede plaats verwonderen wij
ons lichtelijk over die motie, omdat wij mee-
nen te weten dat Ds. Velders niet dan na
voortdurende ernstige raadpleging met De-
putaten over den gang en de te volgen ge
dragslijn in de Jodenzending tot het besluit
gekomen is zien beroepbaar te stellen en
hij ook na het beroep van Rotterdam nog
in ernstig overleg zoowel met Deputaten als
met Amsterdam en 'Rotterdam getreden is,
om toch vooral in dezen geen overijlden stap
te moeten doen. Wij vragen dus andermaal
Werpt deze motie het ongunstig licht niet
al te veel naar ééne zijde, n.l. naar Ds. Vel
ders, de kerk van Amsterdam die hem los
maakte en van Rotterdam die hem beriep
Om zulk een motie goed te beoordeelem
dient men toch ook te weten, wat het m o-
t i e f is dat dezen achtenswaardigen predi
kant tot zijn besluit, en déze groote stads
kerken tot haar daad dreef.
Waar we buiten Haarlem dit motief niet
kennen, zegt de motie ter beoordeeling van
Ds. Velders' gedrag te weinig en doet ze vele
vragen oprijzenop welker beantwoording
we echter weinig prijs stellen. We voelen;
zeer weinig voor zulke publieke afkeuringen
en meeneh dat ze in onze kerkelijke wereld
in 't geheel niet thuis hooren. Tucht en
is dit geen tucht blijve zoo lang moge
lijk geheim.
In de Overtoomsche Kerkbode van 11 Juli
komt het volgende vers voor van een inzend
ster, die onder den indruk kwam van een
radiopreek
„De Heer nu is de Geest," die weer Zijn
Geest
Uitzendt, zooals de hooge zon door stralert
Haar eigen glans en gloed op aard laat
dalen
Een onophoudelijk, heerlijk Pinksterfeest.
O, dat dit werklijkheid voor ons toch zij
Ons heil hangt niet af van historie feiten
Aan 't kil verstand is letterdienst te wijten
Alleen de Geest des Heeren maakt ons vrij!"
Het hek schijnt nu wel heelemaal van den
dam. Dat van den text „De Heere nu is de
Geest" schromelijk misbruik gemaakt wordt
in den kring der Vrijzinnigen is bekend ge
noeg.
Maar tot dusver was in een Gereformeerde
Kerkbode voor een gevoelen als in deze poë
zie uitgedrukt werd geen plaats.
ONS HEIL HANGT NIET AF VAN
HISTORIEFEITEN
Maar dat neemt toch geen enkel Gerefor
meerd belijder voor zijn rekening Ja zeker
hangt ons heil voor de eeuwigheid af van
historiefeiten
De verlossing van onze schuld voor God'
hangt af van het historiefeit van Christus'
lijden en sterven.
De waarachtigheid van de zaligheid van
alle geloovigen hangt af van het historische
feit van Christus' opstanding. De zekerheid
van onze pleitbezorging voor God en van
onze opstanding ten jongsten dage hangt af
van het historische feit van Christus' hemel
vaart.
Ons heil niet afhangen van historiefeiten
Is dus de val geen historieGods bonds-
sluiting met den Vader aller geloovigen geen
historie is Kerstdag een fictie Paaschmor-
gen een fabel De Hemelvaartsdag een ver
zinsel
We hadden toch' van de Overtoomsche
Kerkbode verwacht, dat zij zulke poëzie ge
weigerd had of dat zij er niet zonder ern
stige terechtwijzing een plaats voor hadde
ingeruimd.
We willen aannemen, dat het der aandacht
van den ^pdacteur ontsnapt iswant wij
kunnen niet aannemen, al staan wij op verre
na niet aan zijn zijde, dat hij ook maar in
eenig opzicht dit gevoelen onderschrijft.
Doch het teekent wel den eigenaardigen
toestand waarin sommigen verkeeren zou de
inzendster nu werkelijk meenen, dat zulk een
gevoelen nog binnen de lijnen van de Gere
formeerd geloofswaarheden valt
We bevelen de dichterlijke inzendster, als
zij in den Catechismus nog niet voldoendq
correctie vindt, de lezing aan van de Dordt-
sche leerregels, waarover de Pelagiaansfrhe
doling een hard, doch rechtvaardig vonnis
wordt geveld.
Tweeërlei gevaar, zoo heeft Prof. Grey-
danus in zijn afscheidswoord op de Synode
van de Chr. Geref. Kerken in N. Amerika
geconstateerd dreigt de beide kerkengroe
pen in Amerika en Nederland. Het eerste is
het ondermijnen van het gezag vara het
Woord des Heeren.
Het tweede dat de ware vroomheid van
hart en leven lijdt onder den steeds wassen-
den invloed van een wereld, die in het booze
ligt.
Schouder aan schouder te staan tegenover
deze gevaren is niet slechts wenschelijlk, doch
plichtmatig.
Men houde recht deze tweeërleiheid van
het gevaar in 't oog.
Het zal in vele kringen betreurd worden,
dat het met den predikant van Zandvoort
zulk een einde moest nemen.
Meer dan dertig jaar heeft hij in verschil
lende plaatsen van ons land het woord mo
gen bedienen. Hij nam in ons kerkelijk leven
een voorname plaats en tot voor korten tijd
ook een plaats der eere in.
Dat het tot het jammere feit van zijne af
zetting moest komen is wel diep treurig.
Toch hebben wij van den aanvang af ge
dacht, dat dit de consequentie zou zijn van
zijn optreden.
Het staaf voor ons en gelukkig voor het
overgroote deel van ons Gereformeerde volk
vast, dat de Synode van Assen niet anders
bedoeld heeft dan als voor Gods aangezicht
te onderzoeken of het gevoelen van Dr. Geel
kerken c.s. toelaatbaar was.
Ze hebben na biddende beraadslaging vast
gesteld dat het een afwijking gold op een
gewichtig punt. Wat is nu daartegenover aan
gevoerd
Zeer weinig. Nog altoos wachten wij het
klemmend betoog, dat Assen gedwaald heeft.
Wel heeft zich week aan week, soms schier
op het insinueerende af, ds. v. d. Brink tegen
het gezag van de Generale Synode gekant.
Het gezag van Assen is het gezag der ge-
samenlijke Kerken.
Het besluit van Assen is bondig niet, om
dat daar een man of vijftig, al zijn het geleer
de en hoogstaande mannen, maar ornaat de
Kerken daar vergaderd waren, en als Ker
ken dat besluit genomen hebben.
Toone men aan dat de Kerken zich ver
gist hebben, fiat, het zal veranderd kunnen
worden.
Maar wat het gezag der Kerken niet tole-
reeren kan, dat is dat ieder Kerk in 't ver
band levende, maar net doet alsof er geen
verband, geen authoriteit door dit verband
en geen regel voor dit verband bestaat.
Het heeft indertijd reeds vele kerken ge-
ergerd dat Zandvoort den independentisti-
schen weg opging door op eigen gezag het
vrouwenkiesrecht in de gemeente in te voe
ren en door te voeren al keurde de classis
die handeling af.
Ge kunt op cfen duur uw classicale, pro
vinciale en generale vergaderingen wer sluiten
als wij tegenover hare ernstige adjviezen en
besluiten een Gallio-houding aannemen.
Het is niet droevig dat Ds. v. d. Brink af
gezet is, het is droevig dat de classis heeft
moeten constateeren, dat Zandvoort en haar
dienaar zichzelf buiten het verband der Geref.
Kerken hebben gezet.
Het was geen goede tijd in Israël, toen
een ieder deed wat goed was in zijn eigen
oogen.
Brenge de Heere Zandvoorts kerkeraad en
haar grijzen prediker tot inzicht, dat zij door
dczQ^jaad een scheur in kerkelijke regeerin
gen hebben aangericht.
v. D.
Zoo is het er dan toe gekomen, dat ook
Ds. van den Brink van Zandvoort eerst ge
schorst is en nadat hij met zijn kerkeraad
zich niet aan die schorsing wilde onderwer
pen is afgezet.
We betreuren zeer dat het daartoe komen
moest. Evenals we ook betreuren dat Ds. van
Duin en anderen zich niet hebben willen on
derwerpen aan de eischen, die hun door de
respectieve classes werden gesteld en waar
aan zij, naar onze meening, heel goed hadden
kunnen voldoen. Zonder op de bijzonderhe
den in te gaan en deze onze meening nader
te adstrueeren, maar lettende op zooveel an
deren, die ook ernstige bezwaren hadden te
gen de besluiten der Synode van Assen, en
die toch geen bezwaar maakten zich daaraan
te conformeeren, willen we wel zeggen, dat
het £en zeer eigenaardigen indruk maakt,
wanneer genoemde broeders zoo met hand
en tand aan hun bezwaren vasthielden. Men
kan zeker respect "hebben voor'"hun moéd,
maar ook oordeelen, dat ook consciëntiebe
zwaren overdreven kunnen worden. Een eigen
opinie te hebben is een kostelijke zaak, maar
uit te gaan van de mogelijkheid, dat men
zich vergist, vooral wanneer men met eigen
meening komt te staan tegenover een breede
rij van broeders, is toch zeker niet ongeoor
loofd.
Dat het echter met Ds. van den Brink tot
dit einde zou komen hadden we wel ge
vreesd, gezien hoe hij in „Woord en Geest"
op de besluiten der Generale Synode reageert
en gelet op de sfeer, waarin de groep, die
in dat blad zijn orgaan vindt, leeft en ge
houden wordt.
Men leeft daar metterdaad in een heel an
dere sfeer. De dingen worden daar heel an
ders gewaardeerd, dan onder ons, gewoonlijk
gedaan wordt. Wat wij aanvoelen als hoog
moed wordt daar gehouden voor standvas
tigheid. Gaan wij uit van de gedachte, dat
de kerk over het innerlijke niet oordeelt, maar
gehouden is te oordeelen over wat naar bui
ten openbaar wordt, in dien kring is bij velen
zoek het rechte kerkelijk besef, maar stuit
ge soms op een ontstellend durven oordeelen
over het innerlijke. Zoo nog in het laatste
nummer van „Woord en Geest". In een me
ditatie durft een zekere „Victor" (is over
winnaar) één van de vele pseudoniemen
in dat blad dit schrijven „De leeraar Is-
raëls, bedienaar van het Goddelijk Woord
n a J u u r 1 ij k mensch! Wat is er onge-
rijmder, maar ook: algemeen er?"
Enkele woorden onderstreepten we. Deze zin
kan nu wel niet anders bedoelen, dan dat
de bedienaren van het Goddelijk Woord, over
het algemeen, dus in hun meerderheid, na
tuurlijk^, dus onbekeerde menschen zjjn En
dat oordeel over het innerlijke van die leera
ren wordt uitgesproken in een blad, dat er
zoo over toornt wanneer een kerkelijke ver
gadering een kerkelijk oordeel uitsprak over
wat een Dienaar des Woords openlijk had
geleerd. Men spreekt daar over reformatie,
en acht die met het blad „Woord en Geest"
te staan of te vallen, maar bij de reformatie
daarin voorgestaan, denken wij eerder aan
deformatie. Men is daar wonderlijk zeker in
zijn afkeuring van alles wat de Synode te
Assen deed, ondanks het vele dat werd aan
gevoerd om die besluiten te rechtvaardigen.
Bij dat alles is men uitermate hoog van toon,
en wemelt het blad van laatdunkende uitspra
ken. Het dogmatisch-exegetisch rapport der
Synode, wordt door S. D. G. weer een
pseudoniem genoemd een gewoonte, dat
in alle opzichten een mislukking is geworden,
zoo taalkundig als logisch, zoo dogmatisch
als exegetisch. Dr. G. zelf heeft het over
„de beruchte Synodale Commissie van ad
vies" en zoo gaat het maar door.
We kunnen begrijpen dat men in die sfeer
van de schorsing van Ds. van den Brink,
spreekt als van een schandelijke schorsing
en verwacht „dat die schandelijke schorsing
een diepen indruk zal maken op ons misleide
Gereformeerde volk dat het zal tot nadenken
wekken, oogen zal doen opengaan, gewetens
wakker schudden."
Maar wij, die in een heel andere sfeer le
ven en denken, zien die schorsing toch heel
anders. We betreuren ze zeer, maar oordeelen
ze onvermijdelijk. En we blijven hopen, dat
aan die zijde nog eens de oogen zullen open
gaan voor het heillooze van het al maar zich
verzetten tegen de besluiten der wettige ker
kelijke vergaderingen en in dien weg zal kun
nen hersteld worden, wat reeds bedorven
werd. HEIJ.
Zeer vele bezoeken heb ik reeds gebracht
aan het Rusthuis, maar nog nimmer heb ik
er een gezelschap aangetroffen als aan den
avond van j.l. Dinsdag. Tegen acht uur waren
in de mooie, groote conversatiezaal een vijf
tig jonge menschen. De bekende Zangver-
eeniging „Soli Deo Gloria" n.l. had aan het
bestuur gevraagd dien avond eenige liederen
ten beste te mogen geven voor onze Ouden
van dagen. Met dank was natuurlijk dit aan
bod aanvaard, en zaten de bewoners van het
huis dien av^rnd in afwachting van wat de
Zangvereeniging te genieten zou geven. Te
ruim acht uur gaf de directeur, de heer J.
Breel uit Vlissingen het teeken dat zou wor
den begonnen en onmiddellijk vulde de zaal