Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 40e Jaargang. Vrijdag 23 Juli 1926. No. 30. RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD, Een goede zomer Recht des harten. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnementsprijs; l per kwartaal bjj vooruitbetaling f.1,—. Afzonderlijke nummers 8 oent. Advertentieprijs: 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0. Vrijgemaakt zijnde van de zonde, zijt gij gemaakt dienstknechten der gerechtigheid. Rom. 6 18. De mensch houdt niet van banden, maar bemint de vrijheid. Die vrijheid denkt hij zich dan in den ruimsten zin des woords, als een los-zijn van eiken band, als een door niemand en niets gebonden zijn. Hij wil! gaarne een koning op eigen hand zijn, om zoo te kunnen doen en laten, niet wat voor geschreven wordt, maar wat hij zelf wil. Zulk een vrijheid bestaat er voor den mensch evenwel niet. In den paradijsstaat was er wel een zeer kostelijke vrijheid voor hem, die bij zijn wezen en "bestemming paste. God schiep den mensch opdat hij God zijnen Schepper recht kennen, Hem van harte lief hebben en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zoude, om Hem te loven en te prijzen. Maar aan die vrijheid heeft hij geen lust gehad. Hij heeft zich losgemaakt van God, en al wil hij het niet weten en al loochent hij het op de stelligste wijze, hiji is nu der zonde toegevallen en der zonde onderworpen. Het is onmogelijk dat hij op zich zelf kan staan. Met dit te denken bedriegt hij slechts zich zeiven. Van tweeën een öf hij dient zijn God naar oorspronkelijke scheppingsor dinantie, of hij dient de zonde naar de wet van het i nnerlij'k verderf, dat in hem heerscht en oppermachtig is want die de zonde doet, is naar Jezus' woord een dienstknecht van de zonde. Nu dankt Paulus er voor dat de geloovigen te Rome vrijgemaakt zijn van de zonde. Door Gods groote barmhartigheid is het Evangelie hun gebracht en die boodschap der verlossing hadden zij in geloof aangeno men, ja, zij hadden er de heerlijkheid van leeren smaken en genieten. Want Jezus Christus, de levende inhoud van het Evan gelie en zelf het Evangelie, had de zonde schuld voor hen betaald, van den vloek hen verlost en de kracht en heerschappij der zon de in hen gebroken. Zij waren andere, nieu we, verloste menschen geworden, ontwor steld aan en vrijgemaakt van de macht des verderfs. Zij wisten wat het zeggen wilde indien de Zoon u zal hebben vrijgemaakt, zoo zult gij waarlijk vrij zijn. Zeker, die vrijheid was een geloofsstuk, maar zij kenden die vrijheid toch ook in hun leven en zij gaf blijde hope dat zij eenmaal volkomen verlost en vrij zouden zijn van alle ongerechtigheid. De vrijgekochten des Heeren zullen wederkeeren, en tot Sion ko men met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen vrooffjkheid en blijd schap zullen zij1 verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden. Maar nu zegt de Apostel vrijgemaakt van de zonde, zijt gij gemaakt dienstknechten der gerechtigheid. Is hier tegenspraak of tegenstrijdigheid Ganschelijk niethet een strijdt in geen enkel opzicht met het ander. Wij moeten wel ver staan dat de dienstbaarheid der zonde, waar aan wij sinds den val onderworpen zijn, niets anders 'is dan tegennatuurlijke slavernij, en dat de dienstbaarheid der gerechtigheid het bezit is der ware vrijheid, waartoe de mensch oorspronkelijk is geschapen. De verlossing, die Jezus Christus zijn volk; aanbrengt, is daarom zoo kostelijk dat zij ons weer in de rechte verhouding tot God stelt. Zij doet ons den levenden God, de eenige bfon vaii alle geluk, weer kennen, beminnen, zoeken, dienen, met Overgave ên met toe wijding van alle kracht. Hij wordt de zon van ons1 leven en de zielebloem keert zich naar Hem toe, zooals de natuurlijke bloemen de zon aan den hemel zoeken. Christus heeft ons niet van de zonde vrij gemaakt om ons nu verder aan ons zelf over te laten, ons nu hulpeloos te laten dolen, zoodat we nu op eigen kompas moeten va ren. Neen, maar Hij heeft bij ons den band aan God hersteld, aan God ons teruggege ven. Wij zijn nu door Hem Gods kinderen en daarom Gods dienstknechten. Door de kracht van zijn Heiligen Geest leert Jezus ons de zondebanden haten en verbreken, en de vrij- wordende ziel snelt den Eeuwige tegemoet, onder wiens vleugelen wij niet alleen gebor gen zijn, maar ook leeren liefhebben en dienen. Bandeloosheid is het ideaal van den na tuurlijken mensch, en daarom derailleert hij op de spoorbaan des levens. Hij wil volko- mene vrijheid en hij weet het niet dat dc harde meesteres der zonde hem knecht en knevelt en voortdrijft op den weg des ver derfs. Konden we buiten God leven èn ge lukkig zijn, dan was het wat anders, maar dat kan niet. Wat afvalt van den hoogen God, moet vallen. Eenzelfde schuld, een zelfde lot voor allen, 't Gezin, 't geslacht, het volk, de staat verlaten wordt, wat God verlaatwat God verstoot, verstooten. Wel hoort men daaglijks stem op stem weerklin ken Geen nood, wij redden 't zonder Hem Maar die het zeggen zinken. De vrijheid die de natuurlijke mensch wil, is in wezen slavernij en eindigt in eeuwige knechtschap. Maar de geloovige is vrijge maakt van de zonde, en dat hij nu de ge rechtigheid dienen moet en mag, dat is zijne gelukachting, want hij wil het ook. Geen vreemde macht dwingt hem om 'Gods wil te doen, maar door genade is zijn hart daartoe gewillig en bereid gemaakt. Daarom zegt elk christen met Paulus ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendi- gen mensch. Wat hij vroeger wilde, zou hij nu niet meer kunnen, en wat hij vroeger kon, dat wil hij thans niet meer. Met de op rechten ze.gt hij wat ook de zondaar aan mag vangen, ik heb voor zijn afschuwlijk pad een haat en afkeer opgevatik gruw van zijn verkeerde gangen. 'En dankbaar aan zijn God voegt "hij er aan 'toe ik zet mijn treden in uw spoor Dat is genade van God. En het blijft ge nade, ook al moeten wij bekennen, dat wij nog maar de eerste beginselen van deze din gen in practijk brengen. Hier staan wij in het worstelperk. We moeten strijden omdat de zonde nog in ons woont, die ons niet wil loslaten, gelijk ook wij die zonde soms weer liefhebben. Maar al worstelend komen we toch ver der. Verder van 'het diensthuis der zonde, en dichter bij het huis van den Vader. En eenmaal zullen wij volmaakte dienst knechten der gerechtigheid zijn, dan, als wij ook volmaakte kinderen bij den Vader zijn. Van den hemel, dien wij1 verwachten, staat het in belofte geschreven En de troon Gods en des Lams zal daarin zijn, en zijne dienst knechten zullen Hem dienen en zullen zijn aangezicht zien, en zijn Naam zal op hunne Voorhoofden zijn VAN DER VEEN. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. De dagen zijn lang. Reeds vroeg verrijst de zon en meest straalt haar licht wijd en zijd over de velden en het is laat iti den avond, als zij in 't wésten nedérzinkt. Hoe schoon zijn de nachten, als de maan haar zilveren! schijnsel geeft, en de stilte Over de omgeving ligt. Het is waar, dat de lente alles doet ont waken en alles met nieuwen glans overdekt, doch de zomer is ook mooi, die ons de weel de dóet aanschouwen. Het natte en koude voorjaar was niet bevorderlijk aan den groei der suikerbieten, maar de warmte der laatste dagen heeft een groote verandering veroor zaakt. De haver, de gerst en de tarwe golven zoo rustig, als de wind er over gaat en trek ken het oog door hun groenen glans en spre ken van de milde goedheid onzes Gods. Zelfs de aardappelen hebben een sierlijke tooi in hun donker-groen loof en in hun witten' bloesem en van al dit schoon mogen we ge nieten. En nu sprak ik nog niet van het vlas, die tengere, fijne plant, welke zoo bekoorlijk is en wat zal het zijn, als het spoedig die duizende bloempjes vertoont, waarvan de en kele alleen reeds zoo aantrekkelijk is. Boven dien is de lucht zwanger van liefelijke geur, want de boonen staan in vollen bloei en on derscheiden velden zijn wit van de honigrijke klaver. En welk een verscheidenheid van gras en planten staat er in en aan de kanten der slooten. Waarlijk, het is al weelde, wat wij rondom ons zien. Als we dan door de landwegen gaan dan! herinneren de gruttos, tureluurs en kievitten er ons aan dat zij hun jongen uitgebroeid1 hebben en dat ze vol zorg over dit leven waken. Welk een ranke en slanke vogel is die grutto, als hij voor ons uitstapt op zijn lange pooten en met dien mooi gevormden1 snavel. Schitterend kan men zijn vederdosch niet noemen, maar de zon geeft er toch een glinstering aan, welke de fijne schakeering van het bruin zoo duidelijk doet uitkomen. Hoe doet hij zijn best om ons van zijn jon gen weg te lokken, welke in de nabijheid weggescholen zijn in het lange gras. Of schoon we weten, dat het hem enkele ang stige oogenblikkcn kost, toch kunnen we niet nalaten hem eenigen tijd in al zijn bewegin gen te beschouwen. Intusschen 'klinkt door het geroep van den tureluur, welke zich op een hekpaal gezet heeft, en de klank is wel luidend. Wij willen ook hém! onze aandacht wijden en als we naderen vliegt hij op en weldra verheft ook het wijfje zich in de lucht om hem bij te staan in zijn waakzaam heid. Inderdaad zijn het vogels, welke onze belangstelling verdienen en was het wat vroe ger in 't jaar, dan zouden we even moeitei doen om zijn nest te zien, dat bijna verborgen voor 't oog ligt tusschen lange grasstengels, waarin de vier met roode stippen bespikkelde eieren liggen. Doch wij gunnen ze nu een) korte verademing en wij zijn erkentelijk, dat zij ons een oogenblik van genot hebben ver schaft. Nog even echter moeten zij geduld hebben, wijl de leeuwerik in hoogere luchten zijn lied zingt, zoo harmonisch, dat we zou den willen blijven luisteren. Ja, wij hebben' ook nog gelet op een paar scholcxters, welke door hun zwart-bont uiterlijk en hun roode bek wel de moeite van het zien waard zijn. Lui zijn ze, zeggen de menschen en zij geven er aanleiding toe, doch hoe kunnen zij loo- pen, als zij het noodig oordeelen en hoe trouw zijn zij in 't bewaken van hun kroost. Er zijn nog andere vogels, waarnaar wij zien, doch daarover bewaren we thans het zwijgen, hoewel elk ons genoegen bereidt. Die velden in onze omgeving in het hel dere licht zijn een verlustiging en ademen een weldadige rust. Al wie handen heeft werkt, want het onkruid groeit ook. Met welk een ijver effent de mensch den weg, waar langs de oogst komen kan. En als men nu helder inziet, dat wij daartoe geroepen zijn om met God mee te werken, dan krijgt ook het geringste werk een hooger beteekenis, en het Verheft den mensch zelf. Hoe treurig is het, als iemand, die dezen noodigen arbeid verricht, daarvoor geen oog heeft. Hij mist dan zooveel, dat hem een oorzaak van vreug de en van blijdschap zou kunnen zijn. Groote hitte hebben we tot dusver hier nog niet gehad. Onweder kwam in de laatste dagen niet voor. Wel was het erg droog. De zon gaf overvloedige warmte en hooge win den maakten de velden dorder. Het gemaaide: gras was in enkele dagen mooi, dat iii de schuren geborgen kon worden. Een verkwik-; kenden regen kwam tijdig en de planten her-> leefden. Vele zorgen weken uit het hart en over het gelaat der menschen kwam de blijde kleur der verwachting.Het gevallen water deed zijn werking. Meestal is de lucht licht bewolkt en het blijft tot diep in den nacht zoel en zucht. Uit verschillende landen ko men tijdingen van stortregens, welke daar de hoop van den landman bedreigen. De schade moet groot zijn. Beken groeien aan tot woeste stroomen, welke verwoesting en verderf aan brengen. Hier en daar vallen zelfs menschen- levens te betreuren. Wie zijn wij en ons volk dat God ons verschoont !j Het zijn al leen de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn. Uit onze eigen Oost-Indische bezittingen dringt een noodkreet om hulp tot ons door, en wij worden herinnerd aan de woorden van Jezus, dat er aardbevingen zullen zijn op verscheiden plaatsen. Ik weet ook wel, dat de wetenschap ons verklaring geeft over de oorzaken en de werking van deze geweldige natuurverschijnselen, welke aannemelijk zijn, maar het wil me toch voorkomen, dat we verkeerd doen, wanneer we het oog sluiten voor de ontzachlijke teekenen, welke de Al machtige ons doet aanschouwen. Het is heel goed, dat de kleine mensch al zijn krachten inspant om door te dringen in al wat nog verborgen is, en dat hij alles naspeurt om achter de geheimen te komen, doch wij moe ten ons wachten voor 't gevaar om te eindi gen in de krachten, welke zulke ontzettende gevolgen hebben. Juist, de voortgaande ken nis moet er ons toe brengen om de grootheid en de kracht van Hem te erkennen, die alle dingen leidt naar den Raad van Zijn wil. Het is toch duidelijk, dat allerlei gebeurtenis sen ons prediken een voortgaan en dat zij ons wijzen op 't doel, dat de eejrwige Wijsheid met dit alles heeft en dat ook de werkingen der natuurkrachten den weg banen voor Hem, die door de vlakken velden rijdt en wiens Naam Heer der heeren is. Waarlijk, het ligt niet aan Zijn leiding en regeering, dat de mensch zijn diepe afhankelijkheid vergeet en dat het tegenwoordig geslacht zich in menig opzicht overgeeft aan een valsche ge rustheid. Hij gaat voort met zich te openbaren in Zijn macht cn majesteit, opdat wij een le vend besef zouden hebben van den oneindi- gen afstand, welke er tusschen Hem en alle creatuur bestaat. Bange zorg kan ons vervullen, als wij' zien, hoe weinig er te merken valt van waarachtige verootmoediging onder de kinderen der men schen, en verontrustende vrees kan ons ver vullen, als wij acht geven op de richting, waarin overheden en volken zich bewegen, niettegenstaande de vele oordeelen, welke nog altijd op aarde zijn, maar wij mogen de oogen afwenden van de ontzettende verwar ring, welke er heerscht en van de ontwrich ting, welke het zedelijk leven vertoont en ze richten op den Middelaar, Wien alle macht gegeven is in hemel en op aarde, en in Wiens doorboorde handen de regeering over alle dingen, groot en klein, gelegd is. Dit zegt ons niet alleen, dat God alles dienstbaar maakt aan de volvoering van Zijn Raad, maar dat die volvoering geschieden zal tot Zijn heerlijkheid en tot volkomen verlossing van allen, die op Hem hopen. Indien wij daarvan maar helder overtuigd zijn, indien we maar in dit geloof leven, dan komt er rust in het wankelmoedig hart en dan kunnen we goeds moeds voorttrekken. Gelijk we in dezen zo mer de ontplooiing en de rijping der vruch ten aanschouwen en we in de verwachting leven, dat de oogst komt, zoo kunnen we ook in de felle bewogenheid onzer dagen zien de voorbereiding van den grooten vogel dezer wereld. Geen mensch heeft het in zijn handen, al de volkeren dezer aarde zijn bij Hem als een stofje aan de weeg schaal en daarom is het dwaas, het ook van eenig mensch tc verwachten, maar wijs is hij, die hier in stilheid zijn taak volbrengt en het overige in kinderlijk vertrouwen over geeft in Zijn handen, welke zorgen zal, dat het welbehagen des Heeren door Hem voor spoedig zal voortgaan. Rust mijn ziel, uw God is Koning. Heel de wereld Zijn gebied, Alles wisselt op Zijn wenken Maar Hij zelf verandert niet. BOUMA. (Slot.) Wij geloovcn, dat de Reformatie niet te vroeg en ten onrechte op haar program plaat ste het pleit te voeren voor een gezonde mystiek. Dat er werkelijk een tekort aan hartetonen beluisterd wordtdat er te veel geredeneerd en te weinig gebeden wordt. Is dit een aanval op zuiverhouding van onze leer In geenen deele Want wanneer gij mij vraagt wat is er nu te doen Welke the rapie, welke medische behandeling ziet gij hiervoor aangewezen Dan zouden wij U in de eerste plaats willen! wijzen op het dogma! Wc zeiden zoo straks dat wij loochenden de remplaceering die Emerson aangeeft„minder dogma's en meer liefde." Wij meenen dat het dogma ongemeene waar de heeft voor de persoonlijke en gemeente lijke geloofservaring. Bewustheid is slechts een zekere vorm van weten. Er kan geen er varing zijn als ik geen geloofsinhoud heb. Wat ik niet weet, maakt mij ook op religieus gebied niet heet. Daar is een gestadige wis-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 1