Jaarvergadering op Vrederust.
Over drie maanden Synode
DADERS DES WOORDS.
Woord-tucht.
De V. U-dag.
„Vacantie-Buiten".
Brieven uit Z -Vlaanderen.
de Kerk, Gods Woord, de Middelaar tusschen
God en menschen zelf weg.
Hoe ver staat zulk een Christelijke mystiek
met Boeddhistischen inslag van wat ons Pau-
lus bewust wil maken het voorrecht van een
Christen te zijn Mijn leven is met Christus
verborgen in God
Maar er ligt nochtans beschamende waar
heid in hetgeen Emerson zegt Er is een
geloof, dat rijk is in woorden en er is een
ander dat ternauwernood woorden kan vin
den.
Niet dat wij er aan denken zouden de te
genstelling te maken tusschen geloofsbelijde
nis en vertrouwen tusschen dogma en liefde.
Want gelijk mysticisme de waarde van echte
mystiek niet opheft, kan dogmatisme niet
wegnemen de waarde van het dogma.
Het is de ergernis en ook de oorzaak van
den tegenzin bij ons Gereformeerden tegen
al wat mystiek heet, dat ge de foutieve tegen
stelling telkens ziet gemaakt Liever mystiek
dan dogmatiek. Alsof de gemeenschap met
God door den Middelaar ooit anders kan zijn
dan een hopen op Gods Woord dat is prac-
tisch genomen op de waarheid van het
dogma.
Fouten zijn er Er is een dogmatisme, dat
de zondige karikatuur is van het Godvruchtig
belijden van de heerlijke geloofswaarheden.
Er kan schrille tegenstelling zijn tusschen leer
en leven, die het spreekwoord deed geboren
worden hoe geleerder, hoe verkeerder. Maar
het is niet het gewone en het is dwaas of
slechte rechtzinnigheid of met stompzinnigheid
of in ieder geval met slechtheid en liefdeloos
heid gelijk te stellen.
Waaraan niet slechts de wereld, maar waar
aan ook Chr. schrijvers meedoen we sig-
naleeren in dit verband het jongste boek van
Ds. Heynes van Landsmeer De zielkundige
kant aan uitingen van Chr. leven. Predikanten
moesten er te hoog voor staan het refrein mee
te galmen van het spotlied op Geref. ouder
lingen, die Heere zeggen, den Catechismus
kennen en met hun belastingbiljet knoeien.
Want uitzonderingen als typen voor te stellen
is zonde tegen waarachtigheid.
Er kan tusschen leer en leven een klove
zijn maar ze is er niet tusschen geloof en
leven. Het ware geloof, dat ge noemt het
kennen van en betrouwen op God, die zich
in Christus in zijn Woord heeft geopenbaard,
dit ware geloof kan het dogma niet missen,
maar het is even onafscheidelijk aan het le
ven de beleving, verbonden, als dat het de
innerlijke warmte in zich draagt en de be
vinding werkt.
Wanneer wij mystiek noemen mogen den
verborgen omgang met God, dan kan er wel
van een onderscheiding, maar niet van een
scheiding tusschen geloof en mystiek ge
sproken worden.
Wanneer er daarom gebrek aan die warmte
is, is er gebrek aan geloof. Is deze mystiek,
deze innerlijkheid, deze genieting in de be
wustheid van ons kindschap niet aanwezig,
dan is er iets met ons geloof niet in orde. In
zijn Drie kleine verzen heeft Dr. Kuyper dit
uitgedrukt op zijn eigenaardig beeldrijke ma
nier Wie dit mystieke leven wegcijfert houdt
een prachtige haard over maar zonder vuur
een keurig recept maar zonder het genees
middel geteekend of geschilderd brood maar
geen brood dat den honger kan stillen. De
beredeneering der zaak kan ook een ongeloo-
vige u geven, maar de beredeneerde zaak zel
ve is het getuigenis des harten.
We achten de plaatsvervanging van belijde
nis door liefde, van dogma door vertrouwen
onjuist, want o.i. schort het niet daaraan, er
is van geen liefde tot God sprake als ge hem
niet kenten de liefde groeit bij 't liefdevol
len doordringen in het geheim van zijn open
baring in Christusgelijk ons vertrouwen
wast naarmate wij God in zijn Woord meer
zien als ten hoogste vertrouwenswaard.
Ik zie daarom het gebrek aan warmte, aan
innerlijkheid, het te weinig ons terug trekken
in de binnenkamer van ons hart met God al
leen, als een gebrek aan oprecht en kinderlijk
geloof.
Ons geloof is te woordenrijk, te druk en
daarom te oppervlakkig. De dogma's en dat
noem ik de door den H. G. in den weg der
Kerk helder naar voren gebrachte heilswaar-*
heden zijn er niet in de eerste plaats om be
praat, maar vooral om bepeinsd en beoefend
te worden.
Aan die innerlijkheid heeft het Calvijn niet
ontbroken, en hoe scherp de onderscheidingen
onzer vaderen in de leer ook waren, weldadig
stroomt u de warmte tegen uit hun geschrif
ten, uit hun belijdenis en hun formulieren.
Het waren de besten der vaderen, die in in
nige vroomheid even als de ouden op Gods
Woord hebben gehoopt, verzekerd waren van
hun aandeel in Christus, en tegelijk het my
sticisme wisten te vermijden door hun leven
bij de Schrift.
v. D.
(Wordt vervolgd.)
Gaarne voldoen wij aan het verzoek de
aandacht onzer lezers te vestigen op de 22ste
Jaarvergadering van de Vereeniging tot
Christelijke Verzorging van Krankzinnigen in
Zeeland, die Woensdag 14 Juli te Bergen-
op-Zoom zal worden gehouden. Ds. Kalsho-
ven van Ovezande en Ds. Le Cointre van Ber
gen zijn voorgangers in den Bidstond.
Uit het Agendum memoreeren wij het
voorstel van de afd. Koudekerke
„de Vereeniging besluite een supple
tiefonds op te richten om daaruit hulp
te bieden aan behoeftige krankzinnigen,
die op Vrederust worden verpleegd."
Een voorstel, dat ongetwijfeld nog al eenige
discussie zal veroorzaken.
Vanwege het perspectief, dat zich niet al
te zonnig voor schijnt te doen, wanneer men
de consequentie's indenkt, die het floreeren
van zulk een suppletiefonds yoor de baten
van de Vereeniging zelve meebrengt. Het is
in ieder geval goed, dat Koudekerke door
zijn voorstel gelegenheid -geeft, deze zaak
eens flink onder de oogen te zien. We weten
dan meteen hoe we ons tegenover de hier en
daar nog bestaande en soms teekenen-van-
leven-gevende steuncomité's hebben te hou
den.
In den namiddag hoopt de eerste genees
heer van de Stichting Dr. De Jonge te spre
ken over „Karakter en Zielsziekte". Wij wek
ken onze lezers op deze vergadering bij' te
wonen. Laten corporaties niet op de onkosten
van haar afgevaardigden zien. Het moreele
voordeel dat zoo onze schoone en gezegende
stichting beter in het hart van ons volk blijft
leven weegt tegen die geringe reiskosten wel
op.
En dien band met ons Zeeuwsche volk
kan en wil de Vereeniging voor geen prijs
missen. Voor bestuurders en personeel is de
hartelijke belangstelling die in druk bezochte
Jaarvergadering tot uiting komt, van ongc-
meene verkwikking en steun.
In het besluit omtrent het ontslag van dr.
C. Koppenaal te Monnikendam, door de ver
gadering der classis Zaandam genomen komt
o.m. voor dat aan het Moderamen der Gen.
Synode verzocht zal worden binnen drie maan
den de Gen. Synode weder te doen samenko
men ter behandeling van het gravamen van
dr. C. Koppenaal.
We hebben op een klacht over de dure
Synode indertijd gezegd, dat zuiverhouding
van de belijdenis, en handhaving van den
hechten grondslag van onze Kerken niet te
duur betaald werden met wat Assen aan de
Kerken finantiëel kostte.
Maar bij dit bericht uit Zaandam wreven
wij toch even de oogen uit.
Is dat gravamen dat nog kan ingediend
worden op den 14en Augustus van zoo
dringend gewicht, dat daar heel de Synode
voor bijeen geroepen moet worden
Het advies om samen' te roepen is reeds
gegeven voor nog de Kerken die samenkomen
moeten van het gravamen afweten. Ware het
vooreerst niet wenschelijker geweest, dat
althans het gravamen gepubliceerd was, voor
zulk een advies werd gegeven
De gestes van de Gen. Synode dienen toch
ook als noodzakelijk gezien te worden dooi
de Kerken.
De Kerken betalen graag de onkosten, die
de meerdere vergaderingen maken, doch ze
willen weten waarvoor.
Dat dit gravamen van Dr. Koppenaal niet
kan wachten tot Augustus 1927, valt zonder
nader bericht niet in te zien.
Afgezien van de kosten toch werkelijk
ook een belang voor de Kerken begrijpen
wij bovendien niet wat voor een behandeling
dit gravamen ten deel zal moeten vallen.
Immers dezelfde Synode, met dezelfde ad
viseurs moet over dezelfde zaak handelen,
want het is natuurlijk een gravamen tegen de
of een deel van de bekende uitspraak
van Assen.
Beroep door Dr. K. van een slecht geïnfor
meerde op een beter geïnformeerde Synode
is niet bedoeld. Want het is ongelooflijk, dat
deze Synode door mindere informatie tot
haar definitieve uitspraak is gekomen. Het
zou aan het gezag van de Synode ontzaglijk
schade doen, als het bleek dat zij1 mis ge
weest ware, en zij dit zelf in September moest
constateer en
Het lijkt niet mogelijk dat deze ernstige
Synode uitspraak hierin kan doen.
Welke uitspraak de Synode zou doen in
eigen zaak, in dit leergeschil, bevrediging zou
niet worden gewekt.
Beter, objectiever en voor bezwaarden mis
schien aannemelijker behandeling en afdoe
ning van de gravanima kan verwacht worden
van een nieuwe Synode in 1927.
De sfeer belooft dan wat rustiger te zijn,
en wanneer Dr. K.'s gravamen benevens be
zwaren van nog anderen wat breeder uitge
werkt van te voren ter kennis gebracht zijn,
zou tot meerder objectiviteit die voor ons
niet, maar wel voor anderen noodig schijnt
tijdig het schriftelijk oordeel van buitenland-
sche Gereformeerde hoogleeraren kunnen
worden verzocht.
Mogelijker zijn er nog andere overwegingen
die er de classis Z. toe geleid hebben op het
samenroepen van de Gen. Synode aan te
dringen. Doch dit is ons onbekend. De aan
gevoerde reden achten wij te weinig klem
mend.
Of het geen tijd wordt de Synode defini
tief te sluiten is een andere vraag. O.i. wel.
Dan zouden ook de Deputaten ad Art. 49
weer kunnen doen, wat der Deputaten is.
Lange duur van het buitengewone clreigt,
wat buiten gewoon in onze Kerken moet
blijven, gewoon te maken.
En dat is ook gevaarlijk b.v. met het oog
op Art. 84 D.K.O.
v. D.
Te Utrecht werd gehouden een vergadering
van de reorganisatiecommissie in de Ned.
Herv. Kerk, waar Dr. P. J. Kromsigt een
referaat hield en waar èn deze referent èn
onderscheiden debaters zich uitgeput hebben
om in den kortst mogelijken tijd de meest
mogelijke hatelijkheden te zeggen aan het
adres van onze Gereformeerde Kerken in
verband met de quaestie Dr. Geelkerken. Die
kerken zijn partijkerken, geboren uit partij-
vorming de afscheiding is een repeteerende
breuk enz. De heeren zijn verbazend bang
voor de 2e sleutel der kerkelijke tucht. Ze
beperken zich feitelijk tot het gebruik van
de eerste de woordtucht. En men moet zeg
gen dat zij, blijkens wat op die vergadering
uitkwam, een groote bedrevenheid bezitten
in het hanteeren daarvan. Ds. Klomp, die het
niet met den referent eens was en naar ons
inzien heel ware en goede dingen zei werd
door die woordtucht in eens buiten de Herv.
Kerk gezet. De referent zeide hem; dat hij
maar doleerend moest worden, en dan volgt
daverend applaus. En diezelfde man klaagde,
dat hij in Assen miste het terechtbrengen in
den geest der zachtmoedigheid. In
Assen heeft men evenwel niet in een paar
minuten en met applaus, uitgemaakt dat Dr.
Geelkerken niet in de Gereformeerde Kerken
als Dienaar des Woords kon gehandhaafd
worden. Daar heeft men wekenlang zich over
die ernstige vraag beraden. Maar als het
woord niet door een daad behoeft gevolgd te
worden, dan raakt ook de ernst in dat woord
zoek, en wordt zoo maar lichtvaardig in het
woord gezegd, dat iemand daar niet thuis
hoort. Om dan nog maar te zwijgen van wat
een Ds. Six Dijkstra zich veroorloofde t.o.z.
van de nagedachtenis van Dr. Kuyper. Het
was meer dan schandelijk. Die vergadering
heeft wel duidelijk in 't licht gesteld dat de
woordtucht onder de tucht moet staan van
de wetenschap, dat tot een tweede daad kan
moeten worden voortgevaren. Het woord
wordt anders buitengewoon lichtvaardig en
de woordtucht verliest daardoor nog het
laatste schijntje van beteekenis.
Met groote dankbaarheid kunnen we te
rugzien op den Universiteitsdag de vorige
week in Rotterdam gehouden.
Er was veel belangstelling. Van alle oor
den des lands waren de broeders en zusters
opgekomen om van hun liefde voor onze Ge
reformeerde Universiteit blijk te geven. En
tot onze blijdschap zagen we ook van onze
Zeeuwsche broeders en zusters. Was bij den
bidstond, op Woensdagavond, de ruime Wes-
terkerk, waar Ds. Buffinga voorging, goed
bezet, op den volgenden dag was de groote
Doelezaal geheel gevuld. De sprekers waren
bijzonder op dreef. Oud-minister Colijn ken
nen we allen als een man, die in bijzondere
mate de gave des woords ontving, en duide
lijk, en krachtig de dingen weet te zeggen.
In zijn openingsrede stelde hij de hooge ver
wachting, die we uit dien hoofde al koester
den niet teleur, maar overtrof hij die nog.
Was de rede van Prof. Gerretson voor dege
nen, die wat verder in de zaal een plaats had
den, niet gemakkelijk te volgen niet eik-
beschikt over een stemgeluid krachtig ge
noeg om zoo'n groote zaal te beheerschen
diegenen, die haar konden verstaan ontvin
gen daarin veel schoons. Prof. Aalders was
evenals Dr. Waterink tot in de uiterste hoe
ken van woord tot woord te volgen. En voor
al de rede van Prof. Aalders over een zoo
actueel onderwerp als „De Gereformeerde
wetenschap en het Gereformeerde volk" was
een buitengewoon mooi stuk werk.
Was het zoo een mooie dag het was ook
een goede dag, omdat van veel goede dingen
kon gewaagd worden. De achterstand in
contributies van de twee laatste jaren werd
niet alleen ingehaald, maar de contributies
stegen hooger dan ze ooit waren, en bedroe
gen iets meer dan f 100.000. Drie nieuwe
professoren werden benoemd Mr. Dooye-
weerd in de plaats van den overleden Prof.
van Zevenbergen Dr. Vollenhoven ter ver
vanging van Prof. Geesink en Dr. Waterink
voor een leerstoel van paedagogie. De juri
dische faculteit kwam zoo weer op het ver-
eischte getal van drie en de litterarischefacul-
teit werd weer zeer versterkt. Verder kon
worden meegedeeld, dat de plannen voor een
vierde faculteit nog niet vaststonden, maar
dat toch aan uitbreiding van de faculteiten
wordt gedacht en in Februari van het volgend
jaar verwacht mag worden een volledig uit
gewerkt voorstel.
Het was en dat kon ook niet anders
ook een ernstige dag. Daar waren in den
kring der Universitaire wereld enkele dingen
gebeurd, die opzien wekten en bij zeer velen,
die de V.U. hartelijk liefhebben, onrust had
den gebracht door de vreeze of deze Gere
formeerde stichting niet begon af te wijken
van de Gereformeerde beginselen, waaraan ze
haar bestaan dacht en in de verdediging waar
van ze haar doel vindt. De ovatie door een
kring van studenten al waren het lang
niet alle studenten aan Dr. Geelkerken ge
bracht, deed de vraag opkomen naar de men
taliteit in de studentenwereld. En vooral het
feit, dat een drietal professoren en een lector
zich voegden bij de kerk van Dr. Geelkerken
en ophielden lid te zijn van een Gereformeer
de Kerk, bracht beroering. Deze dingen kon
den niet onbesproken blijven. Niet het minst
de vraag hoe het hiermee stond, had zoovelen
bewogen den V.U.-dag bij te wonen. Dat
bracht in de vergadering een zekere spanning.
Men voelde dat ernstige dingen aan de orde
waren.
En deze ernstige dag werd, door Gods
goedheid, ook een gezegende dag. Op de ver
gadering kon door den voorzitter worden
meegedeeld, dat directeuren en curatoren ge
meend hadden, met de vier docenten, die zich
bij de kerk van Dr. Geelkerken voegden, een
onderhoud daarover te moeten hebben. Niet,
omdat deze docenten nu niet meer behoorden
tot ééne van de Gereformeerde Kerken, want
alleen voor de professoren der Theol. fac. is
dat lidmaatschap verplichtend gesteld. Maar
wel omdat er voor de V.U. alles op aankomt,
dat zij niet afwijkt van haar grondslag, de
Gereformeerde beginselen, en de vraag moest
onder de oogen gezien of het zich voegen bij
de kerk van Dr. Geelkerken ook verband hield
met een afbuigen van de lijn der Gerefor
meerde beginselen en of kon vertrouwd wor
den, dat deze docenten nog in alles met die
beginselen instemden. Dat onderhoud had
plaats. En ofschoon die saamspreking voorals
nog niet tot algeheele overeenstemming leid
de, is toen toch gebleken dat bij de betrok
kenen geen afwijking viel te constateeren van
de onder ons algemeen geldende Schriftop
vatting. Directeuren en curatoren kregen uit
dat onderhoud de overtuiging, dat er geen
aanleiding was om te twijfelen of het in art.
2 der statuten uitgedrukte standpunt der ver-
I eeniging nog wel ten volle door de drie pro
fessoren en den lector wordt aanvaard.
Het is een groote zegen te achten, dat di
recteuren en curatoren deze ernstige zaak zoo
ernstig hebben behandeld en dat zij konden
meedeelen, dat voor afwijking van de Gere
formeerde beginselen geen vrees behoeft te
worden gekoesterd.
En groote waardeering verdient ook dat
directeuren en curatoren niet geschroomd
hebben uit te spreken, dat de door deze vier
docenten aangenomen houding onder ons
volk verwarring heeft gesticht, zeer velen en
daaronder de warmste voorstanders van de
V.U. heeft bedroefd en pijn gedaan en belang
stelling heeft gedoofd en dat onze Universi
teit dat niet kan hebben omdat ze behoefte
heeft aan ongetemperde warme belangstelling
en het vuur eener brandende liefde.
Volkomen juist werd door den voorzitter
uitgesproken dat, wil de Universiteit hare
eigenlijke roeping en taak kunnen vervullen,
dan het ziele contact met ons volk
ongerept moet blijven, en de docenten ook
zullen moeten rekenen met den indruk, dien
hunne persoonlijke handelingen op ons volk
maken.
Het heeft ook zeker de volle instemming
van de groote meerderheid der leden en be
gunstigers, dat directeuren en curatoren te
genover de vier betrokken docenten uitspra
ken dat ze den gang van zaken ten zeerste be
treurden en hoopten dat zij' alsnog hunne
houding zouden herzien.
Zoo werd het een gezegende dag, err mo
gen we de hoop koesteren dat die ook voor
onze V.U. een rijken zegen zal afwerpen.
Op enkele van de onderwerpen, die daar
ter sprake werden gebracht, hopen we nog
nader terug te komen.
Elders in ons blad deden we afdrukken een
circulaire van de Vereeniging „Vacantie-Bui
ten". We vragen daarvoor op deze plaats
de aandacht.
Die Vereeniging verdient onzen steun voor
haar uitnemend werk, vooral nu zij bemoei
lijkt wordt. Wc hopen, dat vele broeders en
zusters, die daartoe in de gelegenheid zijn
één of meer kinderen voor enkele weken zul
len huisvesting willen verleenen. Zijl zullen
daardoor dien kinderen een grooten dienst be
wijzen en eigen levensvreugde kan daardoor
worden verhoogd.
HEIJ.
XCIV.
Amice.
Dit zal de laatste brief zijn, dien ik je uit
Z.-Vlaanderen schrijf. Zooals je niet onbe
kend is, loopt mijn verblijf in „het Overjor-
daansche" op een einde.
Het Overjordaansche is de benaming die
men bij voorkeur op het land van 'Vlaande
ren toepast. Heel nauwkeurig is dit niet.
Want het Overjordaansche kon niet in ver
gelijking staan met het land vloeiende van
melk en honing. En dat is bij ons omgekeerd.
Ge moet eens naar 't Noorden reizen en
acht slaan op de landerijen, die ge in Bra
bant, Holland, Utrecht voorbij spoort. Neen
dan wint Vlaanderen, in kloekheid van grond,
in schoonheid van oogst, in ruimte van hof
steden het verre van die provinciën. Ik denk,
dat het alleen komt door een soort welwil
lendheid, dat men Z.-Vlaanderen het Over
jordaansche noemt, een welwillendheid die
onze Wester Schelde met den Jordaan ver
gelijken wil.
Maar dit tot daaraan toiö.
Er is in den tijd sedert ik je den eersten
brief uit dit vruchtbaar land schreef, al heel
wat veranderd.
Wc waren in deze wijde uitgestrektheid als
Geref. predikanten met z'n beiden.
Onze klassikale vergaderingen telden ,twee
dominé's die om beurten presideerden, en
notuleerden. Assessor was een ouderling.
Deputaatschappen werden onderling ver
deeld. Er was meer verlangen om van een
enkel ontheven dan er toe verheven te wor
den.
Secundi naar meerdere vergaderingen had
den we als predikanten niet.
De vacaturediensten namen toe. We waren
elke maand toch minstens één Zondag bezet.
Onze beide betrokken Kerken klaagden wel
eens, maar zoo dat geen andere het hoorden.
Welke roepingen ook werden uitgebracht,
het scheen tevergeefsch.
Oostburg beriep ruim twintig maal. Axel
dertien maal.
De consulentschappen moesten gedeeltelijk
door Walcheren gedragen.
De Heraut wees op den predikantennood
met name in ons district.
Ja, Amice, dat was een drukke tijd. Toch
niet ongezellig al had je na een reeks van
zes catechisatie-uren met in het hartje van
den winter wel eens meer dan zestig groote
jongens in één les niet zoo veel ambitie*
meer in diepe studiën.
Gelukkig is dat nu alles anders geworden.
Wij we mogen zeggen wij tweeën
Ds. Groeneveld en ik hebben de classis
allengs vol zien worden niet alleen, maar ook
mede vol helpen maken.
Want het meerendeel van de plaatsen werd
vervuld door candidaten, die eerst in Ter-
neuzen hun peremptoir examen kwamen doen.
Thans is zoowel het Westen als het Oos
ten voorzien. Zitten we volbehalve dat
Zaamslag dan nu vacant raakt.
Ik schreef je laatst over een Kerk op het
Spui. Daar zijn sommigen geweest, die dit
niet met groote instemming gelezen hebben.
Nu, Amice, daar is het ook niet om gedaan.
Het is nu eenmaal het lot van dominees en
schrijvers dat ze wel eens dingen zeggen
waar de menschen het niet mee eens zijn.
Dat zal wel altoos zoo blijven.
Maar er zijn toch ook heel wat meer le-