Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
40e Jaargang.
Vrijdag 19 Maart 1926.
No. 12.
RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke,
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
ÜIT HET WOORD
SIMON VAN CYRÉNE.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
De opmerking
van „De Nederlander".
De beslissing:.
Op de Roomsche lijn
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Ab O n n e m'e n t S p r Ij S per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
Advertentieprijs: 15 oent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 28 0.
En als zij Hem wegleidden, namen zij
eenen Simon van Cyréne, komende van
den akker en legden hem het kruis op,
dat hij het achter Jezus droeg.
Luc. 28 26.
We weten van dezen Simon weinig. Mat-
theüs zegt dat zij vonden een man van
Cyréne, met name Simon; dezen dwongen
zij. En Marcus heeft er nog een bijzonderheid
over: Hij ging daar juist voorbij; terwijl
hij van den akker kwam; en hij was de
vader van Alexander en Rufus.
Hij kwam uit Cyréne, dat in Noord Afri
ka ligt.
De Libyers zijn kenbaar aan hun donkere
gelaatskleur.
Of hij een Moor gefeest is weten wij
echter niet. Want in Cyréne woonden al
sedert honderd jaren een aanzienlijk aan
tal Joden. Het vierde deel der bevolking
bestond er uit.
Ook in Jeruzalem woonden heel wat Cy-
réneers. Ze hadden er een eigen synagoge,
zooals Hnd. 6 ons leert.
Dat Simon te Jeruzalem woonachtig was,
is waarschijnlijk: Hij komt van den ak
ker; de meening van sommige uitleggers
dat hij van een morgenwandeling komt en
een bezoek aan den akker van zijn gast
heer gebracht heeft, lijkt fantasie.
Voor fantasie moeten wij ons zooveel mo
gelijk wachten bij de uitlegging van de
Schrift.
Het bezwaar, dat men op een feestdag
toch geen akkerwerk verricht, is door een
der jongste onderzoekers weggenomen met
een door hem gevonden aanhaling uit een
Joodsch geschrift: dat de bewoners van
Juda gewoon waren op den 14en van Ni-
san tot den middag te werken.
Het Paaschlam werd gegeten tusschen
drie en zes uur.
Of Simon een discipel was en daarom ge
prest werd? We zouden er aan twijfelen.
Zoowel zijn uit werk gaan, terwijl dit met
Jezus geschiedde, als zijn voorbij willen
gaan, wanneer de stoet passeert, spreken
dit tegen.
Maar zijn zonen hebben behoord tot den
lateren kring der algemeen bekende disci
pelen.
Marcus heeft zijn Evangelie in Rome ge
schreven in de jaren 75100, toen Petrus
en Paulus reeds gestorven waren. En voor
die Romeinsche Christenen waren Alexan
der en Rufus bekende namen. Want Rufus
heeft later met zijn moeder in Rome ge
woond; Rufus' moeder was ook voor Pau
lus als een moeder. Rom. 16—27.
Zoo is er groote waarschijnlijkheid, dat
deze Simon met zijn huis een geloovig
Christen is geworden; velen zien in Hnd.
13 Simon genaamd Niger (de donkere) aan
als den Simon van den kruisweg.
Hij die hier gedwongen moet worden Je
zus' kruis hem na te dragen, is naderhand
een gewillig kruisdrager geworden.
Niet afs een belooning voor de verkwik
king, door hem van zijn last te verlossen.
Afgedwongen hulp heeft niets zedelijks.
Een goede daad tegen onzen wil heeft geen
zedelijke waarde meer.
God heeft hem hier op weg waardig ge
acht het kruis te dragen, opdat Simon,
althans Simons huisgezin tot het volgen van
het kruis zou komen.
Kleine dingen hebben in Gods koninkrijk
dikwijls zoo groote beteekenis.
Simons weg kruist zich met den weg van
Jezus. Daar blijft Hij staan; en op Jezus'
door niemand gehoord bevel is de hoofd
man genoodzaakt Simon van Cyréne met
het vloekhout te beladen.
Voorbijgaande. Simon heeft er God voor
gedankt dat hij tegengehouden werd.
Onwillig. Het is hem tot een zaligheid
geworden, dat de Heere hem heeft ge
dwongen.
Zijn naam zou in de heilige rol niet be
kend staan als Vader van godvruchtige zo
nen, als echtgenoot eener godvruchtige
gade, als hij van een Jood, wien de lij
dende Christus niet aangaat, van een Moor,
dien de kruisiging van den Verlosser niet
interesseert, niet door God tot een geloo-
vige in dit Borglijden geworden was.
Ook uw weg, lezer, kruist zich en vaicer
met den weg van Jezus.
Die wegen kruisen zich in uw huis, in
uw wereld, en ook in uw hart.
Ge komt den Heiland tegen op den weg.
Hij blijft stilstaan vóór u. Met het lijden,
dat Hij zijn gemeente oplegt. Met den
smaad, dien 's Heeren volk in de wereld
dragen moet. Met het kruis dat zij achter
Hem aan moet dragen.
Hoe houdt gij U?
Draagt gij uw kruis, maar doet gij het
gewillig? Uw kruis is echter dat van Jezus
nog niet.
Uw zorg en moeite, uw arbeid en nood
is alleen het u doen stilstaan op uw weg;
het u plaatsen voor Jezus; het u terug
houden van te gaan naar de drukte van
de feestvierende schare, die hoogstens een
uitwendigen godsdienst beoefent.
Het kruis van Christus is Z ij n smaad-
heid; de spot der heidenen; de troon der
Joden; de ergernis van ieder die passeert.
Het kruis van Christus dragen is zich
zelf te verloochene. De achteruitgang om
Zijns naams wil.
Zooals nog steeds in tijden van waar
achtige geloofsopenbaring die smaadheid
komt over allen die pal staan voor de
waarheid van en het leven naar Christus.
Maar zoo wie zijn Heiland ontmoet
heeft, wie hem niet is voorbijgegaan al
erkent hij ook later dat Gods Oeest hem
toen ook dwong, dwingen moest die
erlangt zegen.
De Vader van den Middelaar is de God
des Verbonds. Wat eerst onwillig en door
dwang van Gods genade mogelijk werd,
wordt later tot een lust. Onwilligen maakt
genade gewillig. En de kruisdragers worden
gezegend, zij en hun gezinnen; en ze wor
den gesteld tot een pilaar in Christus'kerk.
De Apostel jubelt over Simons gezin: Ru
fus, de uitverkorene in den Heere.
En Rufus' moeder is in haar lieflijke zorg
een moeder voor den vervolgden kruisge
zant. v. D.
In de Vlissingsche Courant lazen wij uit
„De Nederlander" overgenomen het stuk
waarin over de „veroordeeling" van Dr. G.
de volgende passus voorkomt:
„Bij het zien van deze dingen worden
wij innerlijk ontroerd en wij vragen
of mogelijk de geheele vrucht der re
formatie in de zestiende eeuwtoch
verloren moet gaan."
En op de vraag of wij dan niet erken
nen het recht en den plicht der Kerk gees
telijke tucht te oefenen luidt het antwoord:
„Dat wij in beginsel dat recht en
dien plicht zeker erkennen; doch dat
de moeilijkheden verbonden aan de uit
oefening van dat recht en aan het vol
brengen van dien plicht tot de aller
grootste voorzichtighed manen: Veelte
weinig wordt erkend de groote waarde
van de tucht des H. Geestes, welke
de Kerk kon oefenen, door met onbe
zweken trouw als Kerk den naam des
Heeren te belijden, waarbij van zelf,
door het gezonde lichaam der
Kerk zullen worden uitgestooten de
oppervlakkige en ontrouwe elementen.
We verbazen ons eenigszins over de ont
roering van „De "Nederlander". Waardoor
is zooveel vrucht der Reformatie verloren
gegaan, vragen wij. Is het niet vooral door
toelating van allerlei wind van leer? Is het
niet door 't gebrek aan tucht over wat op
de kansels wordt gepredikt?
Dat moest toch ontroering wekken, dat
juist door het kwaad maar te laten voort
woekeren, en te wachten tot het gezonde
lichaam der Kerk het booze van zelf uit-
stooten zou, zooveel van onze edelste goed-
deren, door onze vaderen in gebed en
strijd verworven, is verloren gegaan.
Dit kan, ontroeren, dat in de Ned. Herv.
Kerk menschen geduld moeten worden, die
openlijk verklaren, van den kansel verkla
ren, in de primordiale waarheden der H.
Schrift niet meer te gelooven.
Dit kan ontroeren, dat bij den toestand
die het gevolg is geworden van die over
lating van de tucht op de wijze als De Ne
derlander wil, nog zulke dingen kunnen
worden gezegd.
Ook afgezien van de al of niet juistheid
van het oordeel van de Synode, waarover
„De Nederlander" begrijpelijkerwijze niet de
zelfde opinie za'l hebben als de overgroote
meerderheid der Geref. Kerken, zou er meer
reden voor het blad, gezien den toestand
in de Herv. Kerk, waar leervrijheid is heb
ben kunnen zijn te constateeren:
„Al deelen wij de thans gegeven beslissing
niér, dit is toch in de Gen. Synode der
Geref. Kerken te waardeeren dat zij met
zooveel ernst, en met zooveel toewijdingen
met zoo volledige toepassing van het hoor
en wederhoor, waakt voor de heiligste goe
deren der Kerk: Gods Woord en Hare be
lijdenis.
Men kan het bejammeren, dat Dr. Geel
kerken voor drie maanden geschorst is; ook
wij hadden gaarne gezien, dat er een mid
del geweest ware, waardoor dit ernstige
besluit nog voorkomen had kunnen worden.
Maar het is veel meer te bejammeren,
dat Dr. G. door zijn weigering de bekende
verklaring te onderteekenen, tot dit schor
singsbesluit den grootsten stoot heeft ge
geven.
Volgens het rapport vat Dr. G. het Pa
radijs op als een op een bepaalde geogra
fische plaats gelegen hof met zintuiglijk
waarneembare boomen, maar blijkens het
schriftelijk antwoord en de mondelinge toe
lichting staat voor hem niet vast de zin
tuiglijke waarneembaarheid van den boom
der kennis des goeds en des kwaads en
den boom des levens.
De Synode heeft niet verklaard, dat Dr.
G. dit ontkent; Dr. G. wenschte alleen zich er
niet over uit te laten. Hij voor zich kon
deze traditioneele opvatting exegetisch
wel aanvaarden, maar voegde in zijn mon
delinge toelichting tot deze geuite verkla
ring altoos weer iets toe van het rekening
houden met de mogelijkheid van een an
dere opvatting.
De Synode heeft o.i. terecht gemeend, dat
deze twijfel omtrent de waarneembaarheid
der beide boomen en de slang en haar
spreken een in twijfel stellen is van wat
de Schrift ons duidelijk leert; en wel op
een hoogst gewichtig punt.
De grond, waarop hij enkele zaken en
feiten uit Gen. 2 en 3 disputabel stelt is
geheel willekeurig; en als willekeur bij de
uitlegging van de H. Schrift beslissen gaat,
„is niets in die Schrift meer tegen men-
schenuitlegging veilig."
De Synode kon dus niet anders, dan ze
kerheid vragen, hoe het er nu eigenlijk
mee stond.
We hebben, hoewel wij ons tot dusver
buiten de zaak gehouden hebben, ons van
meet af gestooten aan de manier waarop
Dr. G. deze dingen behandelde.
Amsterdam-Zuid is toch de eenige Geref.
Kerk in ons Vaderland niet.
We leven zeer nauw met elkaar als
Geref. Kerken samen.
We moeten weten wat we aan elkaar
hebben. Kon Dr. G. voor zijn geweten zijne
handteekening niet zetten, onder een ver
klaring, die alleen de op het eerste ge
zicht wat vage restrictie „mogelijkheid van
een andere opvatting" wegliet; twijfel, die
zijn dikste onderstreeping kreeg in het mo
ment der weigering, kon evenzeer de Sy
node voor haar geweten niet toestaan in
een dienaar des Woords waar het éénder
meest cardinale punten van ons Geref. ge
loof gold.
We kunnen ons bij het nalezen van het
rapport voorstellen, dat de Synode meer
malen gedacht heeft: hij kan voor de ker
ken behouden blijven; het leek soms zulk
een klein verschil!
Het heeft niet zoo mogen zijn! Het spijt
ons. Maar onwaarachtig en goddeloos is
wat gezegd wordt: reeds van te voren „was
tot Dr. Geelkerkens val in principe besloten.
Slechts werd op een gunstige gelegenheid
gewacht
Dat heeft de langdurigheid van de Sy
node, de welwillende hartelijkheid der ont
vangst, de poging tot behoud tot het laat
ste moment toe, dat heeft zelfs de schor
sing voor drie maanden wel anders be
wezen.
We hadden liever gezien, en duizenden in
den lande met ons, dat Dr. G. zich aan
het oordeel geconformeerd had van de Sy
node, waarin velen zitting hadden, die hij
toch ook om hun kennis van het Geref.
beginsel zal moeten hoogachten. Tien weten
meer dan één, zeide Voetius. Er is zeer
ernstig door onze knapste mannen over ge
delibereerd.
Wat ook de gevolgen zijn, in ieder ge
val is een heilige oorlog beter dan een
valsche vrede.
Wie hier het vonnis ziet geveld over „de
verruiming en de aanpassing aan den
nieuwen tijd van de erfenis onzer vaderen"
dient toch aan te toonen, dat wij in de
vele antwoorden en brochures, die we heb
ben moeten lezen, met zulk een verruiming
en aanpassing van doen hadden. Wij voor
ons hebben er niets in gezien dan één
groote vaagheid.
Ds. v. d. Br. in zijn antwoord op een
opmerking van Ds. J. d. V., die eenigszins
aan mijn zijde ging staan in de afkeuring
uitgesproken in mijn artikeltje „Gemoti
veerd wantrouwen" klaagt dat de Tilburg-
sche predikant zijnen lezers niet voorlegde
al wat v. d. Br. schreef aan mijn adres.
Ik heb meer reden om mij over den schrij
ver in Woord en Geest te beklagen.
Wanneer hij inplaats van het resumé mijn
heele artikel meegedeeld had, zouden de le
zers beter de qualificatie van op de Room
sche lijn te zijn hebben kunnen wegen.
Het lijkt toch op zijn minst wat vreemd,
om ons woord „volkomen" zoo letterlijk op
te vatten, dat we een uiteenzetting komen
te hooren als volgt:
„Absoluut gezag heeft alleen de
Heilige Schrift en een Generale Synode
bezit slechts relatief gezag.
Zoo staat het ook met het vertrou
wen in een kerkelijke vergadering. Ook
dat mag slechts relatief zijn en al
leen het vertrouwen in Gods Woord mag
en moet absoluut zijn".
Met ingenomenheid werd echter een stuk
in Woord en Geest overgenomen uit de
Rotterdammer waar ook van het volle ver
trouwen in de Synode gesproken werd.
Er werd, hoewel er enkele opmerkingen
waren niet op geattendeerd.
De zaak, die naar ik „volkomen" ver
trouw ook door Ds. v. d. Br. naar zijn
zienswijze gediend wordt is te ernstig om
aan woordziften te doen. Verba valent usu.
In de Heraut stond de uitdrukking in ver-
6an<9 met het uithoudingsvermogen van Dr.
G.: „we hebben alle bewondering voor Dr.
GOp dezelfde manier exegetiseerende
kunt ge de Heraut van menschenvergóding
beschuldigen, in dezer voege:
„Zoo staat het ook met de bewon
dering van een mensch. Ook die mag
slechts relatief zijn. Alle bewondering
komt slechts enz."
We hebben duidelijk gezegd, dat er bij
het bekend worden van de besluiten gele
genheid zal zijn, moet zijn ze te toetsen en
er eventueel critiek op te oefenen.
Ons volkomen vertrouwen in den zin van
geen enkele reden om te twijfelen, hebben
wij uitgesproken niet in de deugdelijkheid
der besluiten (we lieten dat daar) maar in
de eerlijkheid van het geweten en de ge
bondenheid aan Gods Woord der afgevaar
digden.