FEUILLETON-
LOURENS INGELSE.
Anoniem.
DADERS DES WOORDS.
KERKNIEUWS.
Onderlinge waardeering.
Patrimonium.
deering als een algemeene Nederlandsche ka
raktertrek, die ook op kerkelijk gebied niet
vreemd is. Ook daar mag niemand meer zijn
clan een ander; bet is in den grond1 der zaak!
hier een strijd om de macht, om invloed.
Het is oorzaak dat sommigen die rijke gaven
van God ontvangen hadden, zich afzijdig heb
ben gehouden; zich gewacht hebben naar
eenigen invloed1 te streven; alleen spraken wan
neer hun wat gevraagd werd.
Dit heeft schade gedaan aan ons kerkelijk
leven. Prof. G. wijst er dan op dat in de
Kerk van 'Christus de een den ander uitne
mende! moet achten dan zichzelf.
We denken, dat in de steden dit gebrek
wel nog meer voor den dag komt dan op de
dorpen.
Het scherpe stukje van K. S. in de Bazuin
waarbij hij er aanstoot aan nam, diajt men
ergens den dooden do-miné onder den preek
stoel meer belangstelling toonde dan toen hij
nog levend op den preekstoel stond, zal'veel
geringer toepassing vinden op onze dorpen
met één, dan in steden met meer kerken.
Over 't algemeen hebben wij hier in 't
Zuiden nog niet zoo over gebrek aan onder
linge waardeering te klagen. Misschien is de
opmerking van prof. G. wat te pessimistisch.
Er is onder ons volk, en volstrekt niet al
leen in /Zeeland nog veel respect voor de
mannen, aan wie God rijke gaven verleend
heeft. Uitzonderingen zijn er altijd.
Menschen als Theud'as.
Maar ons volk is nog wijs genoeg om het
„zeggen dat mén wat is" te onderscheiden
van het door daden toonen dat men wat is.
We verstaan, dat onze mannen neiging heb
ben, om zich terug te trekken, zich afzijdig
te houden; omdat één Theudas meer leven
maakt, dan honderd eenvoudige menschen.
Maar het zou jammer zijn, en 't behoeft
niet. Die trouw „waarmee het Gereformeerde
volk aan Dr. Kuyper verbonden bleef tot
aan zijn sterven", wordt, wel wat minder
sterk en wat minder vol, toch ook nog ge
schonken aan hen, die aan het front staan.
Al geven wij toe, dat van die waardeering
wei eens te weinig blijkt.
Er is verschil. Men kan met het weglaten
van zijn naam bescheidenheid willen toonen.
De inhoud van het stuk wordt er toeh
niet minder door, redeneert men dan, wan
neer ik mijn naam niet vermeld'.
Dit is onjuist. Geestelijke producten doen
liet verlangen oprijzen den auteur te kennen.
Vooral als men persoonlijk toegesproken wordt
in een overigens volstrekt niet onwaardee-i
rend schrijven, wilt ge graag weten met wien
ge de eer hebt te converseeren.
Zelfs door de telefoon is de eerste vraag
„met wien spreek ik?"
Er is slechts dan ook eerst reden om op
mogelijk ernstige opmerkingen in te gaan. Ook
dergelijke maar anonieme brieven ontstemmen.
Het is erger wanneer het leelijke, beleedigende)
dingen geldt.
Dlat is laf en onwaardig.
Dat is een pijl schieten in 't verborgene.
Christenen moesten daar wars van zijn.
Toch komt het ook in ons kerkelijk leven
voor. Niet alleen in den vorm van ongetee-
kende brieven of anonieme stukken in de
krant.
Maar ook anonieme stekeligheden op han
delingen van den kerkeraad, die soms in den
collectezak gevonden worden.
Een averechtsche opvatting ongetwijfeld van
het ambt aller gel'oovigen.
Het is te begrijpen, dat iedereen niet alle
handelingen billijken kan. Dat er drang is
tot een opmerking. Maar 't behoort te ge
schieden in den juisten vorm. Zonder hate
lijkheid. Onderteekend met den naam.
Wie dat niet wil, moet ook niet schrijven.
En zeker niet, wanneer het critiek op per
sonen betreft.
Strijden met eerlijke wapenen en open vi
zier is mannenwerk.
Eir is in den laatsten tijd nog al eens ernstig
tegen gezondigd.
Tot schade van den goeden naam van hen
die het moesten verdragen.
Tot grooter schade van de ziel van hen,
die zich aan zulk anoniem bedrijf schuldig
maakten.
v. lX
gewestelijke organisatie Zeeland van Pa
trimonium te Middelburg, in het Mil. Tehuis
Vrijdag 19 Maart 's avonds te half acht.
Deze vergadering zal een openbare zijnen
de heer Schwartz, burgemeester van Rilland-
Bath hoopt daar te spreken over het onder
werp: „Overheid en Zondagsrust".
Het onderwerp is belangrijk en de heer
Schwartz is juist de man om het grondig te
behandelen.
We hopen dat deze vergadering uitnemend
slagen zal. HEIJ.
TWEETAL TE
ZwolleJ. Pt Goris te Apeldoorn.
J. Thijs te Meppel.
Zaandam (vac. J. A. de Vries), Dr. C. Bouma te
Zwolle.
J. van Herksen te Hillegom.
BEROEPEN TE
Lexmond en te Aalsmeer N. Willemse, eand. te
Amsterdam.
Haamstede en te Leidschendam H. J. Kouwenhoven,
cand. te Leiden.
GerkeskloosterStroobosTj. Petersen te Wolvega.
Rotterdam: (vac. G. Wielenga) W. J. J. Velders te
Amsterdam.
Biernm F. H. v. Loon te Smilde.
FijnaartP. v. d. Spek te Spijkenisse.
AANGENOMEN NAAR
's Graveuhage-WestJ. Hoek te Soest.
BEDANKT VOOR
LopikG. Veenendaal te Amerongen.
HaarlemmermeerSloterwegW. H. v. d. Vegt te
Drachtster-Compagnie.
Cand. J. P. C. ten Brink, te Apeldoorn, door de
classis Barendrecht geëxamineerd en toegelaten tot
de bediening des Woords en der Sacramenten, hoopt
Zondag 4 April a.s. (Ie Paaschdag) zijn intrede te
doen te Maasland, na bevestigd te zijn door Ds. H.
Ph. Ingwersen, van Nijkerk.
Serooskerke (W) Dinsdagmiddag begroeven we
onzen broeder den Heer Panlus Melis. Hij was de
laatste der gebroeders, die zulk een belangrijk aan
deel hadden in het kerkelijke en maatschappelijke
leven van oes dorp. Met weemoed maar ook met
dankbaarheid denken we aan die mannen door God
met zulke schoone garen gesierd Als Organist diende
Melis een aantal jaren beide kerken. De Heere God
gaf hem op bet ziekbed zulke rijke vertroostingen.
Hij sterke de achterblijven den met de wetenschap,
dat hun geliefde doode een plaats werd bereid in het
Huis des Vaders waar vele woningen zijn.
Zondagavond nam Ds. F. A. den Boeft afscheid
van de Kerk te Kruiningen.
En koos tot tekstwoord: Openbaring 2L vers 22a
En ik zag geenen tempel in haar.
Zijn hoofdgedachte was De stad zonder Tempel. Dit
werd nader ontwikkeld aan de hand van een twee
tal punten le De bouw v d. stad in de toekomst.
2e In ons leven.
Daarna richtte Ds den Boeft zich tot.den Wethouder
der gemeente, verder tot Ds A. Scheele afgev. der
classe als vriend en consulent tot de aanwezige collegas,
tot de afgev. der kerken, in 't bijzonder tot Rilland
als gewezen consulent, verder sprak hij een woord
tot het schoolbestuur en personeel der Chr school,
tot de jeugdorganisatie, tot zijn catechisanten, tot
den kerkeraad en ten slotte tot de gemeente.
Daarna werd Ds den Boeft toegesproken door Ds
A Scheele namens de classis, door ds. A. Andree namens
den kerkeraad van Krabbendijke, door oudeling Tange
namens de kerk van Rilland en dhr Coolhaas voorz. van
het schoolbestuur. En ten slotte sprak ouderling Cok
namens kerkeraad en gemeente woorden van dank,
en verzocht den scheidenden leeraar toe te zingen
Ps 121 4.
Het kerkgebouw was tot in alle hoeken gevuld
waaronder velen van buiten de gemeente.
Radio een gevaar voor de Kerk
Een predikant schrijft aan „De Rotterdammer"
Zeker zou ik de laatste zijn om de radio in zijn
geheel te willen verwerpen. De Kerk heeft deze groote,
geniale uitvinding te exploiteoren, om ook daardoor
de beginselen van Christus Jezus zooveel mogelijk te
doen uitdragen. Welk een zegen voor zieken en
zwakken en ouden van dagen, die de ktrk niet meer
kunnen bezoeken.
Bedenkelijk wordt het evenwel als wij zien, dat ook
vele gezonde menschen nu maar liever niet meer
opgaan naar Gods huis, doch zich tevreden stellen
met de radiopreek. Degenen die werkelijk een gees
telijke overtuiging bezitten, doen dat niet. Wie wil
nu den eenen Zondag een Remonstrantsche prediking
hooren en den volgenden een Gereformeerde prediking.
Het is niet te ontkennen, dat wat wordt uitgezonden
nog al ver uiteenloopend is. Het valt thans reeds in
sommige Gemeenten, waar „veel radio" is, met abso
lute zekerheid te constateeren, dat het kerkbezoek
afneemt.
Schrijver dezes vraagt zich daarom af, of het niet
beter ware om de radiopreeken uit te zenden op een
ander uur. In geen geval echter gedurende de mor
gengodsdienstoefening.
volle licht verscheen in Christus Jezus en wij
doen wel, wanneer wij daarop recht gaan.
Als nu dit licht in ons doordringt door de
werking des H. Geestes, dan zal het geen
schade ons berokkenen. Wij gelooven, dat zij
ons dan niet alleen vastheid zal geven, maar
dat zij ons gevoel ook zuiveren zal en al
onze vermogens vaardig zal maken tot de
bestemming, waartoe ze ons gegeven werden
Doch d!eze waarheid kome in ons leven, dat
nog staat onder den invloed der zonde en
van daar is het te verklaren, dat zulk een
diepingrijpende waarheid niet geheel tot haar
recht zal komen. Dit ligt niet aan haar, doch
dit lig aan ons, aan den verdorvenheid van
ons hart.
Naar ik meen, kon ik dit gebruiken als een
voorbeeld, voordat ik nader inging op het
kwaad', waarvan het woord dogmatisme ge
waagt. Het verwondert me niet, dat er zoo
vaak gesproken wordt over dogmatisme. Reeds
jaren achtereen heeft men van verschillende
zyde den strij)d aangebonden tegen dogma's.
Breng, zoo heeft men gezegd1, aan de men
schen toch geen dogma's, maar het evange
lie. Naar deze uitspraak is het een tegen
stelling: dogma en evangelie. Diogma is het
koele, 'het koude, het starre, het dorre, hefc
doodscheevangelie is het warme, het be
zielende, het levende, het krachtige, hetfris-
sche, het altijd nieuwe. Dogma is het bevro-
rene, evangelie is het stroomend water, vloei
ende uit een altijd wellende bron. Het spreekt
van zelf, dat wie het zoo ziet, zonder aar
zelen de blijde boodschap kiest boven het
dogma. Zulke menschen oordeel en, dat wie
dogma's preekt, aan de menschen steenen
geeft, voor brood. En bet laat zich verstaan,
dat menigeen een afkeer gevoelt, zoodra hij
het woord dogma slechts hoort.
Niet allen doorzien, wat zulke menschen
drijft, hetzij) dan bewust of onbewust. Velen
begrijpen niet, dat de grond ligt in afkeer
van onderscheiden waarheden der H. Schrift,
waarvan ik slechts enkele wil noemen. Woor
den als: Zoo ontfermt Hij zich dan, dienHiji
wil en Hij verhardt dien Hiji wil; Zoo is het
dan niet desgenen, die loopt, maar des ont
fermenden Gods; nieinand kan tot Mij komen,
tenzij de Vader hem trekt. Zijl gaan uit
van de gedachte, dat een mensch het evan
gelie kan aannemen uit eigen kracht, en zij
begrijpen heelemaal niet, dat dit onmogelijk
is, Jezus toch heeft zijn leven gegeven voor
allen en daarom is het heelemaal niet moei
lijk om dit te gelooven. Zijl ijveren tegen
dogma's tegen wat menschen vastgesteld heb
ben, doch zij kunnen zich niet vinden in
verschillende waarheden, welke duidelijk inde
H. Schrift geopenbaard zijn. Zijl roemen in
't evangelie, doch in een evangelie, waar
van zij eerst den zenuw van zijin kracht, het
hart ontnomen hebben. Zij spreken veelover
Jezus, den Zaligmaker van zondaren, dochna.-
dat zij Hem eerst naar beneden gehaald en
Hem naar hun eigen voorstelling gefatsoeneerd
hebben. Zij prijzen en looven God, maar zij
schijnen niet in te zien, dat zij Hem voor
een goed deel van Zijn heerlijkheid beroofd
hebben.
Al dat roepen: tegen het dogma en vóór
het evangelie is misleidend, omdat het een
denkbeeldige tegenstelling is. Als zij werke
lijk op het oog hadden om al het mensche-
lijke, dat het evangelie zou kunnen verdon
keren, weg te ruimen, dan zouden wij gaarne
aan hun zijde gltaan en met hen willen mee
werken. Het moet er ons allen om te doen
zijn om het volle en rijke evangelie in al
zijn Ulans en luister voor 't oog des men
schen te doen schitteren. Er moet althans iets
in ons allen zijn 't welk den Apostel Paulus
deed zeggenIk heb mij niet voorgenomen
iets te weten dan Jezus Christus en dien ge
kruisigd; en als hij er van overtuigd te zijn
wee mij, indien ik het evangelie van Chris
tus niet predik. "Wij mogen aan het evangelie
niets toevoegen, wij mogen er niets naast
plaatsen, veel minder er iets anders voorin
de plaats zetten.
Dit wilde ik eerst zeggen, alvorens over
te gaan om te wijzen op wat we van dezen
ijver merken onder ons.
Daarna hoop ik gelegenheid te krijgen om
een antwoord te geven op deze vraag mij
uit Zeeland gedaan, over een ander gevaar,
dat onze kerken bedreigt.
Het lgg toch in mijn voornemen om straks
daarover te handelen, wijl het ook in mijh
oog niet van belang ontbloot is.
BOUMA.
In N.-Holl. Kerkblad van 19 Febr. klaagt
(prof.) G(rosheide) over het gemis aan waar-
Een episode uit het geestelijk leven op
Walcheren omstreeks 1780.
12. dooe A. JANSE.
Het steunen op die bevinding bekwam ook
De Korte slecht straks ging hij redeneeren
of er wel een God was en toen lag hg gansch
ellendig neer in z'n kerker en was geheel van
streek totdat de dokter hem kwam aderlaten.
Dat gaf verlichting.
Hetzelfde vertelt hg van zijn medegevangene,
die in de cel naast dezgne was opgesloten, n.l.
J. Dekker. Wanneer deze zalige gestalten had
dan was het goed, maar wanneer die er niet
waren was de man er naar aan toe.
Dit heen en weder gedreven worden als de
baren der zee is onvermijdelijk voor allen, die
de bevinding tot grond des geloofs verheffen.
Moest ik deze soort worstelingen van Gods
kinderen in Zeeland sinds dien tijd vertellen,
het zou honderden boeken vullen. En 't zou
al spoedig gaan vervelen, want het is altijd en
overal hetzelfde aandoeningen, overtuigin
gen, stemmen, gezichten, gegeven teksten, zonde
Bij dezen vestigen we de aandacht op de
in dit nummer voorkomende advertentie, waar
in aangekondigd wordt een vergadering van
tegen den H. Geesteen kansje, een hoop
je en zulk een belangstelling voor eigen
innerlijk leven, dat de groote werken Gods in
natuur en genade er bij op den achtergrond
komen.
O, ik bid u, als de twijfeling komt, doe dan
niet aan zelfbespiegeling maar grijp naar het
Woord van God zooals De Korte om een
Bijbeltje riep.
Met dien Bijbel tot gids, zult ge nóg genoeg
slingeringen aanvechting hebben maar dat
Woord zal u zjjn een scherp zwaard des Geestes
en 't gelooj in dat Woord zal u zijn een schild
om de vurige pijlen des Satans, waardoor zoo
vele bevindelijke zielen zgn getroffen, uit te
blusschen.
Ten slotte willen wij nog even het einde van
Ingelse's ballingschap nagaan.
Gij weet hoe in 1787 Prinses Wilhelmina
door de Patriotten werd aangehouden bg de
Goej an ver wei lesluis.
Toen heeft de Koning van Pruisen een leger
gezonden om die schande te wreken en zgn de
Patriotten gevlucht naar Frankrijk. De veel
gesmade Stadhouder Willem Vwerd daarop in
eer hersteld. Dat gaf groote blijdschap in ons
land.
En bij die gelegenheid heeft Willem Y een
algemeene amnestie uitgevaardigd, zoodat al
Pagekopjes. Naar aanleiding van de afkon
diging namens den kerkeraad der Chr. Geref. Kerk
te Dordrecht en in verband met de officieele ver
maning van den kerkeraad der Geref. Kerk van Zwolle
betreffende de zéér onwelvoegelijke kleeding van
de bannelingen weer terug mochten komen.
Dat voorrecht viel Lourens Ingelse ten deel
op 4 Augustus 1787. Na een ballingschap van
8 jaar en 3 maanden, waarvan hg ruim 7 jaar
te Aardenburg had vertoefd.
Eindelijk wil ik U nog doen zien, hoe de
Heere zgn Woord doét, waar Hg zegt: Die
Mij eeren, zal Ik eeren.
Toen in Ylissingen oproer uitbrak door de
woelingen der Patriotten hebben de Edel-
Achtbare Heeren van Middelburg en Ylissingen
de boeren C. de Korte, W. Wisse en P. Dekker
op 't Stadhuis gehaald ommet hen den
toestand der stad te bespreken. Nu zaten zg
zelf „op het kussen". Daar hebben zg met de
Heeren Magistraat gegeten en werden door den
knecht van een hunner naar huis gebracht
„alsof wg zelve Heeren waren", schrijft De
Korte. 1)
„Die Mij versmaden zullen licht geacht wor
denis het tweede deel van den tekst. Dat is
bewaarheid een tiental jaren later in den don
keren bangen Franschen tijd. Op de slagvelden
1) Yan 17961798 zat De Korte weer in de
gevangenis, waar hg op tragische wgze is om
gekomen. Zie Archief van het Zeeuwsch Ge
nootschap 1903 pag. 70.
sommige vrouwen en meisjes en het afknippen van
het lange haar, schrijft ds. K. Schilder o.m. het vol
gende in „De Bazuin"
„Er zijn dingen, die altijd verboden zijn, wijl ze
strijden tegen Gods gebod, dat voor altijd normatief
is. Onder dat gezichtspunt zal oneerbare vrouwen-
kleeding altijd zonde blijven. Maar er zijn ook dingen,
die buiten Gods gebod vallen en die samenhangen
met modegrillen en sanitaire opvattingen of anders
zins. Naar ik meen, valt daaronder de kwestie van
het vrouwenhaar, kort of lang, in sommige gevallen.
Men kan dus niet in het algemeen zeggenhet korte
haar is bewijs van wereldzinmaar men dient ook
nu ieder geval, niet van elk haar, maar wel van den
haarbos, en vooral van den haardos, op zichzelf te
bezien, of, wat aangenamer en aesthetischer en ook
netter is, te beoordeelen.
En dan geef ik dadelijk toe, dat in de meeste ge
vallen het korte kopje een volgen van de mode is,
en daarom een afhankelijkheid, die ons te vernede
rend moet zijn. Maar in veel gevallen is het ook
heelemaal geen kwestie van „beginsel". En ik zou
niet weten, hoe de kerk hier „tachtigen" moet. Moet
de kerk weer achter de feiten aankomen? Dezelfde
keik, die korte vrouwenharen (ik vind ze ookleelijk)
onder de tuchtoorzaken rangschikt, leest erg graag
de geschriften van oude, langharige, gepruikte heeren
en die vind ik ook leelijk. Maar als de één onder de
tucht moet, dan moet de ander niet godzalig heeten.
Als over tientallen jaren het korte haar algemeen is,
dan zitten we weer eens voor den zooveelsten keer
met onze tuchtoefening. Tegen langharige mannen is
ook gepreektmaar men vindt ze toch vaak nog de
besten van alle ouwe schrijvers.
Nog eens, dit schrijft iemand, die kort haar een
van de leelijkste dingen vindt, die een vrouw zichzelf
opdringen kan. Maar ik geloof niet, dat het vraag
stuk van het pagekopje den stand der sexueele ver
houdingen onder ons volk bepaalt. Een vrouw, die
zich leelijker maakt, dan zij eigenlijk is, kan mis
schien wel studiemateriaal worden voor de onder
zoekers van het emancipatievraagstuk, maar niemand
mag haar daarom zonder n^der onderzoek bestem
pelen als minder zedelijk. Het korte vrouwenhaar
werkt eerder in de richting van de verdoezeling van
het verschil tusschen de sexen, dan in die van de
vooropstelling daarvan. Het is in dat geval ook ver
keerd, maar moet toch niet met de onzedelijke klee
ding wordon gelijkgesteld. De Friesche en Zeeuwsche
kappen, die ook duizenden haardossen verstikt en
verknoeid hebben (zeer ongezond en nog leelijker) en
de dwangbuiskleeren, die duizenden lichamen van
orthodoxe vrouwen nog verminken, zoodat ze niet
eens haar vrouwelijke roeping kunnen opvolgen soms,
zijn voor mij veel ernstiger kwesties, dan het korte
dameshaar, al vind ik het ook nog zoo leelijk".
DE GENERALE SYNODE.
13de zitting.
De conclusies van het rapport der exegetisch-
dogmatische commissie aangenomen.
Na lezing van elk der onderdeelen van het rapport
vroeg de praeses, of iemand bezwaar had tegen dat
gedeelte. Niemand meldde zich daarvoor aan.
De lezing van het rapport nam ruim 2 uur in
beslag. Hierop werd eerst hoofdelijk gestemd over
de conclusies A. en B.
Eerst stemden, de praeadviseurs, daarna de afge
vaardigden met keurstem. De afgevaardigden van
Noord-Holland werden niet afgeroepen voor de stem
ming over de conclusies A. en B. daar zij dan zouden
moeten meestemmen over het oordeel in hun eigen
zaak.
Met algemeene stemmen werden deze conclusies
aangenomen.
Op een vraag van den praeses verklaarden de af
gevaardigden van Noord-Holland elk voor zich, dat
zij zich aan het besluit der Synode konden confor-
meeren.
Daarna werd gestemd over de conclusies C. en D.
en tenslotte over het „besluit". Ze werden met alge
meene stemmen aangenomen.
De praeses bracht namens de Synode de com
missie dank, van welker arbeid de vrucht in dit rap
port belichaamd is. Wie van nabij het werk der
commissie heeft gadegeslagen, weet, wat er gezonnen,
gesproken en geworsteld is om te komen tot dit re
sultaat. We weten ook, hoe God de Heere van 't
begin, niet gerekend de wolk, die over de commissie
heentrok tengevolge van het overlijden van dl'. De
Moor, de goede hoop voor den uitslag van haar arbeid
aan de Synode gaf. Wat geldt van de kerkrechtelijke
commissie, geldt niet minder van de dogmatische,
dat zij heeft mogen arbeiden in zeldzame eenparig
heid. Niet alleen is er een overeenstemmende gezind
heid in het rapport, maar dit geldt ook van het in
zicht, dat ons de blijde boodschap bracht van de
verhooring onzer gebeden, dat ons God heeft doen
danken voor Zijn kennelijke leiding.
Aan het eind van dezen arbeid gekomen, past ons
innige dank aan God, Die ons gaf in commissie en
daarbuiten, allen saam als Zijn knechten, door Hem
geleid, Zijn arbeid te verrichten.
Spr. wenschte de Synode met dezen „halven" ar
beid geluk. Spr. hoopte, dat het rapport een goeden
indruk mag maken ook op onzen Br. Geelkerken,
dien we allerminst bedoelen te treffen, noch af te
stooten. God is onze getuige. Zelfs in dit rapport
wordt hem de hand der liefde toegestoken en God
geve, dat hij die moge grijpen en vasthouden. Het
rapport wordt hem nu toegezonden, achtervolgd door
onze vurige gebeden, dat het hem toespreke, zooals
onze liefde het begeert.
van Napoleon hebben de kinderen van dat ge
slacht, dat Gods Woord had verlaten, gelegen,
verbloedende aan hun wonden en Heeren
Regenten hebben gebeefd voor hun zonen en
Edele Yrouwen hebben gesnikt en geweend over
haar kinderen, die nooit meer iets van zich
hooren lieten.
De geschiedenis onzer voorouders zg ons tot
leering, opdat wg, hunne kinderen, onze hoop
op God zouden stellen, Zgn daden niet vergeten,
maar zgn geboden zouden bewaren en niet
worden als die vaders 1maar een geslacht als
dat in den tijd van Josua, Jos. 24:31 welks
hart was met den Heere Zgn God omdat
zg wisten al het werk des Heeren, dat Hg aan
Israël gedaan had.
En omdat te welen zullen onze jonge men
schen vooral moeten onderzoeken. En daarvoor
hebben zg in hun vereenigingen een kostelijk
middel.
God zegene dien arbeid.
Wanneer ons Zeeuwsche volk die diep in ons
volksleven ingewortelde religieuze tradities van
de 18e eeuw loslaat en wederkeert tot de ge
zonde woorden der Heilige Schrift, dan zal het
woord der menschen verstommen voor het
Woord Gods, dat in zgn eenvoudigheid scherp
snijdender is dan een tweesnijdend zwaard.
1) Ps. 78 8.
EINDE.