FEUILLETON- LOURENS INGELSE. Anoniem. DADERS DES WOORDS. KERKNIEUWS. Onderlinge waardeering. Patrimonium. deering als een algemeene Nederlandsche ka raktertrek, die ook op kerkelijk gebied niet vreemd is. Ook daar mag niemand meer zijn clan een ander; bet is in den grond1 der zaak! hier een strijd om de macht, om invloed. Het is oorzaak dat sommigen die rijke gaven van God ontvangen hadden, zich afzijdig heb ben gehouden; zich gewacht hebben naar eenigen invloed1 te streven; alleen spraken wan neer hun wat gevraagd werd. Dit heeft schade gedaan aan ons kerkelijk leven. Prof. G. wijst er dan op dat in de Kerk van 'Christus de een den ander uitne mende! moet achten dan zichzelf. We denken, dat in de steden dit gebrek wel nog meer voor den dag komt dan op de dorpen. Het scherpe stukje van K. S. in de Bazuin waarbij hij er aanstoot aan nam, diajt men ergens den dooden do-miné onder den preek stoel meer belangstelling toonde dan toen hij nog levend op den preekstoel stond, zal'veel geringer toepassing vinden op onze dorpen met één, dan in steden met meer kerken. Over 't algemeen hebben wij hier in 't Zuiden nog niet zoo over gebrek aan onder linge waardeering te klagen. Misschien is de opmerking van prof. G. wat te pessimistisch. Er is onder ons volk, en volstrekt niet al leen in /Zeeland nog veel respect voor de mannen, aan wie God rijke gaven verleend heeft. Uitzonderingen zijn er altijd. Menschen als Theud'as. Maar ons volk is nog wijs genoeg om het „zeggen dat mén wat is" te onderscheiden van het door daden toonen dat men wat is. We verstaan, dat onze mannen neiging heb ben, om zich terug te trekken, zich afzijdig te houden; omdat één Theudas meer leven maakt, dan honderd eenvoudige menschen. Maar het zou jammer zijn, en 't behoeft niet. Die trouw „waarmee het Gereformeerde volk aan Dr. Kuyper verbonden bleef tot aan zijn sterven", wordt, wel wat minder sterk en wat minder vol, toch ook nog ge schonken aan hen, die aan het front staan. Al geven wij toe, dat van die waardeering wei eens te weinig blijkt. Er is verschil. Men kan met het weglaten van zijn naam bescheidenheid willen toonen. De inhoud van het stuk wordt er toeh niet minder door, redeneert men dan, wan neer ik mijn naam niet vermeld'. Dit is onjuist. Geestelijke producten doen liet verlangen oprijzen den auteur te kennen. Vooral als men persoonlijk toegesproken wordt in een overigens volstrekt niet onwaardee-i rend schrijven, wilt ge graag weten met wien ge de eer hebt te converseeren. Zelfs door de telefoon is de eerste vraag „met wien spreek ik?" Er is slechts dan ook eerst reden om op mogelijk ernstige opmerkingen in te gaan. Ook dergelijke maar anonieme brieven ontstemmen. Het is erger wanneer het leelijke, beleedigende) dingen geldt. Dlat is laf en onwaardig. Dat is een pijl schieten in 't verborgene. Christenen moesten daar wars van zijn. Toch komt het ook in ons kerkelijk leven voor. Niet alleen in den vorm van ongetee- kende brieven of anonieme stukken in de krant. Maar ook anonieme stekeligheden op han delingen van den kerkeraad, die soms in den collectezak gevonden worden. Een averechtsche opvatting ongetwijfeld van het ambt aller gel'oovigen. Het is te begrijpen, dat iedereen niet alle handelingen billijken kan. Dat er drang is tot een opmerking. Maar 't behoort te ge schieden in den juisten vorm. Zonder hate lijkheid. Onderteekend met den naam. Wie dat niet wil, moet ook niet schrijven. En zeker niet, wanneer het critiek op per sonen betreft. Strijden met eerlijke wapenen en open vi zier is mannenwerk. Eir is in den laatsten tijd nog al eens ernstig tegen gezondigd. Tot schade van den goeden naam van hen die het moesten verdragen. Tot grooter schade van de ziel van hen, die zich aan zulk anoniem bedrijf schuldig maakten. v. lX gewestelijke organisatie Zeeland van Pa trimonium te Middelburg, in het Mil. Tehuis Vrijdag 19 Maart 's avonds te half acht. Deze vergadering zal een openbare zijnen de heer Schwartz, burgemeester van Rilland- Bath hoopt daar te spreken over het onder werp: „Overheid en Zondagsrust". Het onderwerp is belangrijk en de heer Schwartz is juist de man om het grondig te behandelen. We hopen dat deze vergadering uitnemend slagen zal. HEIJ. TWEETAL TE ZwolleJ. Pt Goris te Apeldoorn. J. Thijs te Meppel. Zaandam (vac. J. A. de Vries), Dr. C. Bouma te Zwolle. J. van Herksen te Hillegom. BEROEPEN TE Lexmond en te Aalsmeer N. Willemse, eand. te Amsterdam. Haamstede en te Leidschendam H. J. Kouwenhoven, cand. te Leiden. GerkeskloosterStroobosTj. Petersen te Wolvega. Rotterdam: (vac. G. Wielenga) W. J. J. Velders te Amsterdam. Biernm F. H. v. Loon te Smilde. FijnaartP. v. d. Spek te Spijkenisse. AANGENOMEN NAAR 's Graveuhage-WestJ. Hoek te Soest. BEDANKT VOOR LopikG. Veenendaal te Amerongen. HaarlemmermeerSloterwegW. H. v. d. Vegt te Drachtster-Compagnie. Cand. J. P. C. ten Brink, te Apeldoorn, door de classis Barendrecht geëxamineerd en toegelaten tot de bediening des Woords en der Sacramenten, hoopt Zondag 4 April a.s. (Ie Paaschdag) zijn intrede te doen te Maasland, na bevestigd te zijn door Ds. H. Ph. Ingwersen, van Nijkerk. Serooskerke (W) Dinsdagmiddag begroeven we onzen broeder den Heer Panlus Melis. Hij was de laatste der gebroeders, die zulk een belangrijk aan deel hadden in het kerkelijke en maatschappelijke leven van oes dorp. Met weemoed maar ook met dankbaarheid denken we aan die mannen door God met zulke schoone garen gesierd Als Organist diende Melis een aantal jaren beide kerken. De Heere God gaf hem op bet ziekbed zulke rijke vertroostingen. Hij sterke de achterblijven den met de wetenschap, dat hun geliefde doode een plaats werd bereid in het Huis des Vaders waar vele woningen zijn. Zondagavond nam Ds. F. A. den Boeft afscheid van de Kerk te Kruiningen. En koos tot tekstwoord: Openbaring 2L vers 22a En ik zag geenen tempel in haar. Zijn hoofdgedachte was De stad zonder Tempel. Dit werd nader ontwikkeld aan de hand van een twee tal punten le De bouw v d. stad in de toekomst. 2e In ons leven. Daarna richtte Ds den Boeft zich tot.den Wethouder der gemeente, verder tot Ds A. Scheele afgev. der classe als vriend en consulent tot de aanwezige collegas, tot de afgev. der kerken, in 't bijzonder tot Rilland als gewezen consulent, verder sprak hij een woord tot het schoolbestuur en personeel der Chr school, tot de jeugdorganisatie, tot zijn catechisanten, tot den kerkeraad en ten slotte tot de gemeente. Daarna werd Ds den Boeft toegesproken door Ds A Scheele namens de classis, door ds. A. Andree namens den kerkeraad van Krabbendijke, door oudeling Tange namens de kerk van Rilland en dhr Coolhaas voorz. van het schoolbestuur. En ten slotte sprak ouderling Cok namens kerkeraad en gemeente woorden van dank, en verzocht den scheidenden leeraar toe te zingen Ps 121 4. Het kerkgebouw was tot in alle hoeken gevuld waaronder velen van buiten de gemeente. Radio een gevaar voor de Kerk Een predikant schrijft aan „De Rotterdammer" Zeker zou ik de laatste zijn om de radio in zijn geheel te willen verwerpen. De Kerk heeft deze groote, geniale uitvinding te exploiteoren, om ook daardoor de beginselen van Christus Jezus zooveel mogelijk te doen uitdragen. Welk een zegen voor zieken en zwakken en ouden van dagen, die de ktrk niet meer kunnen bezoeken. Bedenkelijk wordt het evenwel als wij zien, dat ook vele gezonde menschen nu maar liever niet meer opgaan naar Gods huis, doch zich tevreden stellen met de radiopreek. Degenen die werkelijk een gees telijke overtuiging bezitten, doen dat niet. Wie wil nu den eenen Zondag een Remonstrantsche prediking hooren en den volgenden een Gereformeerde prediking. Het is niet te ontkennen, dat wat wordt uitgezonden nog al ver uiteenloopend is. Het valt thans reeds in sommige Gemeenten, waar „veel radio" is, met abso lute zekerheid te constateeren, dat het kerkbezoek afneemt. Schrijver dezes vraagt zich daarom af, of het niet beter ware om de radiopreeken uit te zenden op een ander uur. In geen geval echter gedurende de mor gengodsdienstoefening. volle licht verscheen in Christus Jezus en wij doen wel, wanneer wij daarop recht gaan. Als nu dit licht in ons doordringt door de werking des H. Geestes, dan zal het geen schade ons berokkenen. Wij gelooven, dat zij ons dan niet alleen vastheid zal geven, maar dat zij ons gevoel ook zuiveren zal en al onze vermogens vaardig zal maken tot de bestemming, waartoe ze ons gegeven werden Doch d!eze waarheid kome in ons leven, dat nog staat onder den invloed der zonde en van daar is het te verklaren, dat zulk een diepingrijpende waarheid niet geheel tot haar recht zal komen. Dit ligt niet aan haar, doch dit lig aan ons, aan den verdorvenheid van ons hart. Naar ik meen, kon ik dit gebruiken als een voorbeeld, voordat ik nader inging op het kwaad', waarvan het woord dogmatisme ge waagt. Het verwondert me niet, dat er zoo vaak gesproken wordt over dogmatisme. Reeds jaren achtereen heeft men van verschillende zyde den strij)d aangebonden tegen dogma's. Breng, zoo heeft men gezegd1, aan de men schen toch geen dogma's, maar het evange lie. Naar deze uitspraak is het een tegen stelling: dogma en evangelie. Diogma is het koele, 'het koude, het starre, het dorre, hefc doodscheevangelie is het warme, het be zielende, het levende, het krachtige, hetfris- sche, het altijd nieuwe. Dogma is het bevro- rene, evangelie is het stroomend water, vloei ende uit een altijd wellende bron. Het spreekt van zelf, dat wie het zoo ziet, zonder aar zelen de blijde boodschap kiest boven het dogma. Zulke menschen oordeel en, dat wie dogma's preekt, aan de menschen steenen geeft, voor brood. En bet laat zich verstaan, dat menigeen een afkeer gevoelt, zoodra hij het woord dogma slechts hoort. Niet allen doorzien, wat zulke menschen drijft, hetzij) dan bewust of onbewust. Velen begrijpen niet, dat de grond ligt in afkeer van onderscheiden waarheden der H. Schrift, waarvan ik slechts enkele wil noemen. Woor den als: Zoo ontfermt Hij zich dan, dienHiji wil en Hij verhardt dien Hiji wil; Zoo is het dan niet desgenen, die loopt, maar des ont fermenden Gods; nieinand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekt. Zijl gaan uit van de gedachte, dat een mensch het evan gelie kan aannemen uit eigen kracht, en zij begrijpen heelemaal niet, dat dit onmogelijk is, Jezus toch heeft zijn leven gegeven voor allen en daarom is het heelemaal niet moei lijk om dit te gelooven. Zijl ijveren tegen dogma's tegen wat menschen vastgesteld heb ben, doch zij kunnen zich niet vinden in verschillende waarheden, welke duidelijk inde H. Schrift geopenbaard zijn. Zijl roemen in 't evangelie, doch in een evangelie, waar van zij eerst den zenuw van zijin kracht, het hart ontnomen hebben. Zij spreken veelover Jezus, den Zaligmaker van zondaren, dochna.- dat zij Hem eerst naar beneden gehaald en Hem naar hun eigen voorstelling gefatsoeneerd hebben. Zij prijzen en looven God, maar zij schijnen niet in te zien, dat zij Hem voor een goed deel van Zijn heerlijkheid beroofd hebben. Al dat roepen: tegen het dogma en vóór het evangelie is misleidend, omdat het een denkbeeldige tegenstelling is. Als zij werke lijk op het oog hadden om al het mensche- lijke, dat het evangelie zou kunnen verdon keren, weg te ruimen, dan zouden wij gaarne aan hun zijde gltaan en met hen willen mee werken. Het moet er ons allen om te doen zijn om het volle en rijke evangelie in al zijn Ulans en luister voor 't oog des men schen te doen schitteren. Er moet althans iets in ons allen zijn 't welk den Apostel Paulus deed zeggenIk heb mij niet voorgenomen iets te weten dan Jezus Christus en dien ge kruisigd; en als hij er van overtuigd te zijn wee mij, indien ik het evangelie van Chris tus niet predik. "Wij mogen aan het evangelie niets toevoegen, wij mogen er niets naast plaatsen, veel minder er iets anders voorin de plaats zetten. Dit wilde ik eerst zeggen, alvorens over te gaan om te wijzen op wat we van dezen ijver merken onder ons. Daarna hoop ik gelegenheid te krijgen om een antwoord te geven op deze vraag mij uit Zeeland gedaan, over een ander gevaar, dat onze kerken bedreigt. Het lgg toch in mijn voornemen om straks daarover te handelen, wijl het ook in mijh oog niet van belang ontbloot is. BOUMA. In N.-Holl. Kerkblad van 19 Febr. klaagt (prof.) G(rosheide) over het gemis aan waar- Een episode uit het geestelijk leven op Walcheren omstreeks 1780. 12. dooe A. JANSE. Het steunen op die bevinding bekwam ook De Korte slecht straks ging hij redeneeren of er wel een God was en toen lag hg gansch ellendig neer in z'n kerker en was geheel van streek totdat de dokter hem kwam aderlaten. Dat gaf verlichting. Hetzelfde vertelt hg van zijn medegevangene, die in de cel naast dezgne was opgesloten, n.l. J. Dekker. Wanneer deze zalige gestalten had dan was het goed, maar wanneer die er niet waren was de man er naar aan toe. Dit heen en weder gedreven worden als de baren der zee is onvermijdelijk voor allen, die de bevinding tot grond des geloofs verheffen. Moest ik deze soort worstelingen van Gods kinderen in Zeeland sinds dien tijd vertellen, het zou honderden boeken vullen. En 't zou al spoedig gaan vervelen, want het is altijd en overal hetzelfde aandoeningen, overtuigin gen, stemmen, gezichten, gegeven teksten, zonde Bij dezen vestigen we de aandacht op de in dit nummer voorkomende advertentie, waar in aangekondigd wordt een vergadering van tegen den H. Geesteen kansje, een hoop je en zulk een belangstelling voor eigen innerlijk leven, dat de groote werken Gods in natuur en genade er bij op den achtergrond komen. O, ik bid u, als de twijfeling komt, doe dan niet aan zelfbespiegeling maar grijp naar het Woord van God zooals De Korte om een Bijbeltje riep. Met dien Bijbel tot gids, zult ge nóg genoeg slingeringen aanvechting hebben maar dat Woord zal u zjjn een scherp zwaard des Geestes en 't gelooj in dat Woord zal u zijn een schild om de vurige pijlen des Satans, waardoor zoo vele bevindelijke zielen zgn getroffen, uit te blusschen. Ten slotte willen wij nog even het einde van Ingelse's ballingschap nagaan. Gij weet hoe in 1787 Prinses Wilhelmina door de Patriotten werd aangehouden bg de Goej an ver wei lesluis. Toen heeft de Koning van Pruisen een leger gezonden om die schande te wreken en zgn de Patriotten gevlucht naar Frankrijk. De veel gesmade Stadhouder Willem Vwerd daarop in eer hersteld. Dat gaf groote blijdschap in ons land. En bij die gelegenheid heeft Willem Y een algemeene amnestie uitgevaardigd, zoodat al Pagekopjes. Naar aanleiding van de afkon diging namens den kerkeraad der Chr. Geref. Kerk te Dordrecht en in verband met de officieele ver maning van den kerkeraad der Geref. Kerk van Zwolle betreffende de zéér onwelvoegelijke kleeding van de bannelingen weer terug mochten komen. Dat voorrecht viel Lourens Ingelse ten deel op 4 Augustus 1787. Na een ballingschap van 8 jaar en 3 maanden, waarvan hg ruim 7 jaar te Aardenburg had vertoefd. Eindelijk wil ik U nog doen zien, hoe de Heere zgn Woord doét, waar Hg zegt: Die Mij eeren, zal Ik eeren. Toen in Ylissingen oproer uitbrak door de woelingen der Patriotten hebben de Edel- Achtbare Heeren van Middelburg en Ylissingen de boeren C. de Korte, W. Wisse en P. Dekker op 't Stadhuis gehaald ommet hen den toestand der stad te bespreken. Nu zaten zg zelf „op het kussen". Daar hebben zg met de Heeren Magistraat gegeten en werden door den knecht van een hunner naar huis gebracht „alsof wg zelve Heeren waren", schrijft De Korte. 1) „Die Mij versmaden zullen licht geacht wor denis het tweede deel van den tekst. Dat is bewaarheid een tiental jaren later in den don keren bangen Franschen tijd. Op de slagvelden 1) Yan 17961798 zat De Korte weer in de gevangenis, waar hg op tragische wgze is om gekomen. Zie Archief van het Zeeuwsch Ge nootschap 1903 pag. 70. sommige vrouwen en meisjes en het afknippen van het lange haar, schrijft ds. K. Schilder o.m. het vol gende in „De Bazuin" „Er zijn dingen, die altijd verboden zijn, wijl ze strijden tegen Gods gebod, dat voor altijd normatief is. Onder dat gezichtspunt zal oneerbare vrouwen- kleeding altijd zonde blijven. Maar er zijn ook dingen, die buiten Gods gebod vallen en die samenhangen met modegrillen en sanitaire opvattingen of anders zins. Naar ik meen, valt daaronder de kwestie van het vrouwenhaar, kort of lang, in sommige gevallen. Men kan dus niet in het algemeen zeggenhet korte haar is bewijs van wereldzinmaar men dient ook nu ieder geval, niet van elk haar, maar wel van den haarbos, en vooral van den haardos, op zichzelf te bezien, of, wat aangenamer en aesthetischer en ook netter is, te beoordeelen. En dan geef ik dadelijk toe, dat in de meeste ge vallen het korte kopje een volgen van de mode is, en daarom een afhankelijkheid, die ons te vernede rend moet zijn. Maar in veel gevallen is het ook heelemaal geen kwestie van „beginsel". En ik zou niet weten, hoe de kerk hier „tachtigen" moet. Moet de kerk weer achter de feiten aankomen? Dezelfde keik, die korte vrouwenharen (ik vind ze ookleelijk) onder de tuchtoorzaken rangschikt, leest erg graag de geschriften van oude, langharige, gepruikte heeren en die vind ik ook leelijk. Maar als de één onder de tucht moet, dan moet de ander niet godzalig heeten. Als over tientallen jaren het korte haar algemeen is, dan zitten we weer eens voor den zooveelsten keer met onze tuchtoefening. Tegen langharige mannen is ook gepreektmaar men vindt ze toch vaak nog de besten van alle ouwe schrijvers. Nog eens, dit schrijft iemand, die kort haar een van de leelijkste dingen vindt, die een vrouw zichzelf opdringen kan. Maar ik geloof niet, dat het vraag stuk van het pagekopje den stand der sexueele ver houdingen onder ons volk bepaalt. Een vrouw, die zich leelijker maakt, dan zij eigenlijk is, kan mis schien wel studiemateriaal worden voor de onder zoekers van het emancipatievraagstuk, maar niemand mag haar daarom zonder n^der onderzoek bestem pelen als minder zedelijk. Het korte vrouwenhaar werkt eerder in de richting van de verdoezeling van het verschil tusschen de sexen, dan in die van de vooropstelling daarvan. Het is in dat geval ook ver keerd, maar moet toch niet met de onzedelijke klee ding wordon gelijkgesteld. De Friesche en Zeeuwsche kappen, die ook duizenden haardossen verstikt en verknoeid hebben (zeer ongezond en nog leelijker) en de dwangbuiskleeren, die duizenden lichamen van orthodoxe vrouwen nog verminken, zoodat ze niet eens haar vrouwelijke roeping kunnen opvolgen soms, zijn voor mij veel ernstiger kwesties, dan het korte dameshaar, al vind ik het ook nog zoo leelijk". DE GENERALE SYNODE. 13de zitting. De conclusies van het rapport der exegetisch- dogmatische commissie aangenomen. Na lezing van elk der onderdeelen van het rapport vroeg de praeses, of iemand bezwaar had tegen dat gedeelte. Niemand meldde zich daarvoor aan. De lezing van het rapport nam ruim 2 uur in beslag. Hierop werd eerst hoofdelijk gestemd over de conclusies A. en B. Eerst stemden, de praeadviseurs, daarna de afge vaardigden met keurstem. De afgevaardigden van Noord-Holland werden niet afgeroepen voor de stem ming over de conclusies A. en B. daar zij dan zouden moeten meestemmen over het oordeel in hun eigen zaak. Met algemeene stemmen werden deze conclusies aangenomen. Op een vraag van den praeses verklaarden de af gevaardigden van Noord-Holland elk voor zich, dat zij zich aan het besluit der Synode konden confor- meeren. Daarna werd gestemd over de conclusies C. en D. en tenslotte over het „besluit". Ze werden met alge meene stemmen aangenomen. De praeses bracht namens de Synode de com missie dank, van welker arbeid de vrucht in dit rap port belichaamd is. Wie van nabij het werk der commissie heeft gadegeslagen, weet, wat er gezonnen, gesproken en geworsteld is om te komen tot dit re sultaat. We weten ook, hoe God de Heere van 't begin, niet gerekend de wolk, die over de commissie heentrok tengevolge van het overlijden van dl'. De Moor, de goede hoop voor den uitslag van haar arbeid aan de Synode gaf. Wat geldt van de kerkrechtelijke commissie, geldt niet minder van de dogmatische, dat zij heeft mogen arbeiden in zeldzame eenparig heid. Niet alleen is er een overeenstemmende gezind heid in het rapport, maar dit geldt ook van het in zicht, dat ons de blijde boodschap bracht van de verhooring onzer gebeden, dat ons God heeft doen danken voor Zijn kennelijke leiding. Aan het eind van dezen arbeid gekomen, past ons innige dank aan God, Die ons gaf in commissie en daarbuiten, allen saam als Zijn knechten, door Hem geleid, Zijn arbeid te verrichten. Spr. wenschte de Synode met dezen „halven" ar beid geluk. Spr. hoopte, dat het rapport een goeden indruk mag maken ook op onzen Br. Geelkerken, dien we allerminst bedoelen te treffen, noch af te stooten. God is onze getuige. Zelfs in dit rapport wordt hem de hand der liefde toegestoken en God geve, dat hij die moge grijpen en vasthouden. Het rapport wordt hem nu toegezonden, achtervolgd door onze vurige gebeden, dat het hem toespreke, zooals onze liefde het begeert. van Napoleon hebben de kinderen van dat ge slacht, dat Gods Woord had verlaten, gelegen, verbloedende aan hun wonden en Heeren Regenten hebben gebeefd voor hun zonen en Edele Yrouwen hebben gesnikt en geweend over haar kinderen, die nooit meer iets van zich hooren lieten. De geschiedenis onzer voorouders zg ons tot leering, opdat wg, hunne kinderen, onze hoop op God zouden stellen, Zgn daden niet vergeten, maar zgn geboden zouden bewaren en niet worden als die vaders 1maar een geslacht als dat in den tijd van Josua, Jos. 24:31 welks hart was met den Heere Zgn God omdat zg wisten al het werk des Heeren, dat Hg aan Israël gedaan had. En omdat te welen zullen onze jonge men schen vooral moeten onderzoeken. En daarvoor hebben zg in hun vereenigingen een kostelijk middel. God zegene dien arbeid. Wanneer ons Zeeuwsche volk die diep in ons volksleven ingewortelde religieuze tradities van de 18e eeuw loslaat en wederkeert tot de ge zonde woorden der Heilige Schrift, dan zal het woord der menschen verstommen voor het Woord Gods, dat in zgn eenvoudigheid scherp snijdender is dan een tweesnijdend zwaard. 1) Ps. 78 8. EINDE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 2