ZENDING. Moeilijkheden van den arbeid. KERKNIEUWS. het ons niet verhinderde mee te bidden omdat we daarin geen wezenlijke oneerbiedigheid voelden. Het maakt hier zoo groot verschil in welk milieu de man, die zoo bidt, is groot ge worden. Allerminst willen we er ook mee zeggen, dat bij hen, die deze fout mijden en spreken van „u" altijd de ware diepe eerbied zou aanwezig zijn. Toch moet ieder die voorgaat in het gebed niet alleen rekenen met zichzelf maar ook inet hen, uit wier naam hij zal bidden. En dan zijn cr ongetwijfeld, die zich aan die familiaire uit drukkingen stooten en wier meebidden alzoo een belemmering ontmoet. Het is zeker waar, dat, die in woorden niet struikelt een volmaakt man is, en dat dus, omdat niemand volmaakt is, elk ook weieens in woorden struikelt, maar het maakt dan toch verschil of zoo'n oneer biedige uitdrukking ons om zoo te zeggen ontvalt, dan wel of we het tot een gewoonte maken ons daarvan te bedienen. Wie gewoon zou zijn die woorden, die toch in ons tegen woordig spraakgebruik niet meer van eerbied getuigen, te gebruiken zal o.i. goed doen tegen die gewoonte te strijden, en dat te vermijden. Voor het rechte bidden is noodig een hartelijk vertrouwenom dat te wekken leert ons de Heere Jezus God aan te spreken als „Onze Vader", maar Hij voegt er dan aanstonds bij, „die in de hemelen zijt", opdat wij van de hemelsche Majesteit Gods niet aardschelijk zouden denken. Ook en vooral in het gezins gebed is het noodig, dat zooveel mogelijk ver meden worde alles wat den eerbied voor God zou kunnen schaden en integendeel alles ge daan worde om bij de kinderen diepen eerbied voor God te kweeken. Het is ook noodig te vermijden alles wat onvoegzaam is. Het vrije gebed mag niet ont breken omdat daarin gerekend kan worden met de bijzondere nooden, waarin het gezin verkeert. Ook hierop hopen we later terug te komen, omdat ons dit een heel belangrijk punt lijkt. Toch vraagt dat ter sprake brengen van de bijzondere nooden, bijzondere teederheid en voorzichtigheid. Wanneer dat niet wordt in acht genomen kan het gebed ontstichtelijk worden. We herinneren ons dat we, jaren geleden, voor we in Zeeland waren eens bij het vervullen van een vacaturedienst het middag maal gebruikten bij een landbouwer. Juist vóór we aan tafel zouden gaan werd in den stal de geboorte van een kalf verwacht. We zijn ge noeg op de hoogte met het boerenleven, om te kunnen verstaan dat de afloop van zoo'n gebeurtenis voor een veehouder van groote beteekenis kan zijn en dat hij daarom dienaan gaande zorg kent. We voelden er ook in 't minst geen bezwaar tegen dat deze broeder in zijn gebed aan tafel van die zorg gewag maakte. De H. S. immers wekt er ons toe op om alle onze bekommernissen op den Heere te werpen 1 Petr. 5 7 en de bekommernis om het verlies van een koe kan zwaar druk ken. Maar de wijze, waarop de gastheer deze zorg in zijn gebed aanroerde maakte zijn ge bed onstichtelijk. De wijding van het gebed stelt hooge eischen en de bidder heeft daar mee te rekenen. En wanneer hij zich niet bekwaam zou voelen, de bijzondere nooden zoo aan te wijzen, dat het gebed een stichtelijk gebed blijft, dunkt het ons beter dat na te laten en zulk een zaak dan in 't verborgene voor den Heere te brengen. Dat alle dingen eerlijk en met orde moeten geschieden geldt zeker ook het gebed; althans het publiekgebed en het gezinsgebed. Ook hier zijn uitzonderingen. Het kan zijn dat het hart zoo vol is, dat het gebed wordt als een stroom. InPs.34:6 is daar sprake van: Zij hebben op Hem gezien, ja Hem als een waterstroom aangeloopen en hunne aangezichten zijn niet schaamrood geworden. In Joh. 7 38 gebruikt de Heere diezelfde beeldspraak die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stroomen des levenden waters zullen uit zijn binnenste vloeien. Het gebedsleven kan weieens zóó krachtig werken, dat het zich niet houdt binnen de gewone orde, zooals ook een stroom weieens buiten zijn oevers treedt. Het is wel heerlijk als dit in het gebedsleven mag ervaren worden. Toch mag, wat als uitzondering geoorloofd is en heerlijk kan zijn, niet als regel worden aanvaard. Zullen we zóó bidden, dat anderen met ons kunnen meebidden, dan moet er in dat bidden orde zijndan moeten we niet alleen met den Geest bidden, maar ook met het ver stand 1 Cor. 1415. Die orde stelt den eisch, dat we ons telken male bij ons bidden de vraag zullen stellen, waarom we zullen vragen en waarvoor we zullen danken. Het morgengebed heeft een ander ka rakter dan het avondgebeddat voor het eten moet anders zijn dan dat na het eten het ge bed in de samenkomst vóór den dienst des Woords moet anders zijn dan het gebed in de samenkomst der gemeente. Wanneer, om bij dit laatste te blijven, in de kerkeraadskamer vóór den dienst des Woords gebeden word- zooals dat straks gebeuren moet in de sament komst der gemeente, verliest men de goede orde uit het oog. Dat niet in het oog honden der goede orde maakt dan het meebidden wel eens-bezwaarlijkeen bezwaar, dat vooral ge voeld wordt, als na het dankgebed in de samen komst der gemeente, nog eens in de kerkeraads kamer alles herhaald wordt, wat er reeds gezegd was. Een gevaar van veel ernstiger aard is, wat we tenslotte nog willen noemen, dat van het vrije gebed misbruik wordt gemaakt, om via den troon Gods vermaningen en bestraffingen uit te deelen, die men niet rechtstreeks durft brengen. Dan wordt het meebidden toch wel zeer bezwaarlijk, vooral voor den persoon, die op die manier een bestraffing moet in ontvangst nemen. Toch komt dit helaas voor. We vernamen eens, dat toen er in een gemeente wat erger lijks gebeurd was een broeder opziener deze kunnen ook wel eens struikelen de verzuch ting slaakte: „Jammer dat ik Zondag niet lezen moet". De bedoeling van deze verzuchting is duidelijk. Deze broeder mocht niet preeken, en kon dus niet de preek gebruiken om zijn oor- deel over het voorgevallene te laten blijken. Het eenige, waarin hij zich vrij bewegen kon j was het gebed. En dat gebed, had hij dan willen gebruiken, of liever misbruiken, om eens goed te laten merken hoe hij over die zaak oordeelde. Gelukkig, dat die broeder juist dien volgenden Zondag den dienst niet had. Dat gevaar kan zich ook voordoen in het gezinsgebed, dat een vader één van zijn kin deren te bestraffen heeft. Gebruikt hij nu een formuliergebed, dan is vanzelf uitgesloten, dat hij die bestraffing onder het bidden door laat uitgaan, maar wanneer hij een vrij gebed bidt zou het wel eens kunnen, dat hij dat gebed daarvoor misbruikte. Het gebed is er om te spreken tot God en niet tot de menschen. Het vrije gebed mag, ook in de gezinnen niet ontbreken. Maar alleen dan kunnen we in die vrijheid staan, wanneer we ons laten leiden door Gods Geest. Waar de Geest des Heeren is, aldaar is de vrijheid. Heij. Nieuwe terreinen te zoeken, waar liet Woord Gods kan verkondigd worden, is altijd de; groote moeilijkheid op een Zendingsterrein. Om U daarop eens een kijkje te geven, wil ik U iets vertellen over den arbeid van onze helpers bij den Dienst des Woords, over de goeroe-indj'ils, -wier taak het is om het Evan gelie aan hun volksgenooten hekend te maken. Een verhaal over hun arbeid is tevens een verhaal over de moeilijkheden van de Zen ding. Zij! hebben het meest noodig moed, uit houdingsvermogen; noodig dat zij1 gedacht wor den in het gebed. Eens in de veertien dagen hel) ik een verga dering met de helpers. Daar worden bespro ken de schriftelijke verslagen, die de helpers over hun bezoeken hebben uitgebracht, daar wordt besproken een schets van de preek, die zij den volgenden Zondag zullen houden; daar gaat het over bepaalde moeilijkheden; in de gemeenten, over bepaalde moeilijkhe den in het werk en daar spreken we ook ever methodes van arbeiden. Zoo deed ik voor enkele maanden de vraag: Wat is naar het oordeel der helpers een goede methode om een plaats, waar tot nog loe niet gearbeid werd, ingang te krijgen. Deze vraag had ik al eens meer gedaa;n en dan kreeg ik steeds ten antwoordU moet op die plaats een medisch helper zetten. Dat was naar het oordeel, van al de helpers de methode. Zij redeneeren daarbij' aldus: een goeroe-indjil, die voor het eerst bij de men schen komt, heeft niets, wat vertrouwen wekt. Als hij over den godsdienst begint te praten, dan zullen vele Mohammedanen niet naar hem willen luisteren en blij zijn, dat hij weggaat. Een goeroe-indjil wordt niet geëerd, maar ge meden, tegengesproken, gevreesd, en 't is slechts een enkele keer, dat hij een dorstige ontmoet, die den prediker van het Evangelie met blijd schap ontvangt. Een medisch helper echter brengt wat, dat velen althans waardeeren, een medisch hel per wordt daarom spoedig geëerd, krijgt in vloed en dien invloed kan hij aanwenden om óf zelf het Evangelie te brengen óf den weg voor den goeroe-indjil te banen. Nu kunnen we allen wel gevoelen, dat dit inderdaad een goede weg is, maar een zeer kostbare; inderdaad ik wou, dat ik op ieder jfcelangrijk punt van dit Zendingsterrein een medisch helper kon plaatsen! 'tZou niet noodig zijn om een hulphospitaal op te richten, in dien er slechts een medisch helper was, die iederen dag polycliniek kon houden, maar ook op deze eenvoudige manier zou men toch een f 100,per maand voor iederen medi- schen helper moeten uittrekken. En daarom moet dit middel, hoe schoon ook, als te kost baar worden uitgeschakeld. Er bleef dus niets anders over dan dJeze vraag Op welke manier kunnen wij, waar nog nooit gearbeid werd, met de rechtstreeksche prediking het gemakkelijkst ingang vinden? Sommige meenden, dat het te prob'eeren was om een maand lang in een der centra van be volking te arbeiden met een tentiederen avond zouden er dan een paar helpers, tel kens een paar andere, moeten spreken. Een klein zangkoor uit de gemeente van Magelang en een projectielantaarn zouden de attractie moeten vormen, die de menschen naar deze tent lokten. In de morgénuren zou dan een medisch helper medicijnen moeten verstrekken, Ier wijl de goeroe-indj'ils zouden uitgaan om in de huizen het Evangelie te verkondigen.; 1i I. voorstel vond echter algemeen tegenstand bij de helpers. Men vond het te heilsoldaat- ach'fcig, te luidruchtig, niet iri overeenstem mingi met den ernst van de boodschap die moest worden gebracht en ook niet in overeenstem ming met het .Tavaansche volkskarakter, dat een boodschap op deze 'wijlze gebracht, zou ontvangen als een bioscoopvcrhaal, terwijl de veelheid der menschen, het onrustige van zoo'n vergadering, niet bevordelijk zou zijn aan den indruk der prediking. Ik zelf ben het met deze argumenten niet eens. Ik trachten ze te overtuigen, dat zoo iets allicht eens te probeeren ware, maa,r het kon geen volledige instemming vinden. Meer instemming vond daarom een voorstel om het nu eens net eender te doen als de 70 discipelen het deden. Ze werden twee aan twee uitgezonden, zochten dan in een dorp iemand, die waardig was hen te ontvangen en bleven dan in dat huis, tot zij het dorp weer verlieten. Deze discipelen dus, twee aan twee uitgezonden, maakten één huis tot centrum van hun arbeid. Dan was er tot de discipelen! gezegd Predik het Evangelie en genees de kranken. Men moest dus ook medicijlnen mee nemen en op die tochten doen aan zieken- behandeling. Zoo zou men doen; de tien goeroe-indjils werden ingedeeld in vijf groepjes van twee en ieder paar koos een plek van ons zendings terrein, waar nog weinig of niets van het Evangelie bekend was. Twee kozen Margajasa, het -hoogste -punt tusschen - Magelang en Poer- woredjo; een paar andere Ngadiredjo, weer een paar andere een dessa in de buurt van Kléi- dong, het hoogste punt tusschen Magalang en Wonosobo. In die dessa's zou men een maand gaan wonen en vandaar uit iederen dag het Evangel ie verkondigen. Zooals wij het ons voornamen is het ge beurd. En een maand later kwamen ze terug. Met blijdschap' over de vruchten van hun ar beid, over de wonderen van genezing, over den ingang dien zijt gevonden hadden? 't Is er verre vandaan, de meesten vroegen na hun terugkomst een poos vacantie om te kun nen uitrusten en te bekomen van de vele teleurstellingen, die zij haddén ondervonden. Laten we een tweetal van hen eens een poos op hun tocht volgen, liet tweetal verlaat met de autobus van Magelang naar Poerworedjo de plaats. D|ie auto bus zal hen naar de desse Margaj'assa brengén, de plaats waar zij met hun werk zullen be ginnen. Aangekomen op het gewenschte punt keëiën zij een oogenblik aan bij een Javaan om bij' hem te informeeren, waar de Loerali woonde. Zij' waren van plan zoo mogelijk bijl een loerah te l'ogeeren. Wanner zij de woning van een loerah tot middelpunt van hun werk konden maken, dan zou. het krijgen van in gang, het trekken van de menschen zooveel gemakkelijker vallen. 's Middags om vier uur kwamen ze bijt den loerah aan. Eerst l'iep het gesprek over de omstandigheden van dé dessa, of er welvaart heerschtc, de oogst goede hope bood en kwa men weldra van de nooden van dit tijdelijk leven op de nooden der ziel', 't Antwoord van den Loerah was: o, in dat opzicht is het hier een goede dessa, alle menschen hier dienen God. Maar zeg me nu eens, wat komen jullie eigenlijk hier doen? Het antwoord der helpers was: We komen verhalen op welke wijze wie zalig kunnen worden en van den Heere Jezus. O, antwoordde de Loerah, we hebben al een leidsman naar de zaligheid, nl. Mohammed. De goeroe zeide: Maar Mohammed zal U niet kunnen helpen, door hem te vol'gen zult ge eenmaal bedrogen uitkomen. Waarom? vroeg de Loerah. Omdat, zoo luidde het antwoord, Mohammed zélf zonde had en dus niet van de zonde kan verlossen. Maar wie kan ons dan verlossen? zoo in formeerde de Loerah. De goeroe zeide: Die ons verlossen kan van de zonde moet zelf heilig zijln en rein van zonde en dat is de Heere Jezus. Na dit antwoord wérd de Kaoem geroepen, we zouden hem de dorpsgeestelijke kunnen noemen; hij is de geestelijke adviseur, de raadsman waar het den godsdienst betreft. Bijl feesten is de Kaoem aanwezig om het Moham- medaansche gebed te doen. Bij begrafenissen is er de Kaoem om die begrafenissen te leiden. De Kaoems echter weten niets van de Mohammedaanschen godsdienst af. Deze echter, die door den Loerah geroepen werd, werd blijkbaar door hem in staat geacht om de goe- roe's van antwoord te dienen en hem te ver tellen, wat toch die vreemde Javanen te ver tellen hadden. De gesprekken met den Kaoem duurden ech ter niet lang. Zoodra hij begreep, dat hij' met Christenen te doen had, ging hij weg, maar dit weggan beteekende zooveel als een vonnis voor onze helpers. Het werd tijd om eens te vragen, of ze bij den Loerah mochten logeeren. Maar op hun verzoek ontvingen ze een botte weigering. Ze moesten weg en liefst zoo gauw mogelijk. Daar stonden ze. Het was inmiddels zes uur geworden, wat laat om logies te zoeken. Dan, ze waren weggestuurd door den Loerah en zoo iets gaat als een loopend vuurtje door do dessa. Wie zou ze nog ontvangen? Een kjai, een oude goeroe wees hen de deur. Enkele anderen, aan wie het verzoek om nacht verblijf gedaan werd1, weigerden evenzoo. Ein delijk bij den Kebaj'a, den dorpsbode, mochten ze één nacht verblijven. Onze helpers vroegen om er drie nachten te mogen zijn, maar dit werd pertinent geweigerd', den volgenden mor gen vroeg moesten ze vertrekken. We kunnen ons wel voorstellen, dat de teleurstelling en de moeheid hen weldra in slaap deden vallen. Het zag er nog weinig hoopvol voor den arbeid uit. Den volgenden morgen vertrokken ze en gingen heen naar een andere dessa. Het plan was 0111 nu eerst eens een pondok, een verblijfplaats te zoeken, opdat het niet weer zoo zou gaan als den vorigén dag en zij in den avond nog overal rond zouden moeten loopen om een onderdak te vinden. Maar ook den tweeden dag ging dit zoeken niet voorspoedig. Na veel zoeken vonden ze eindelijk om één uur een Javaan bereid om ze herberg te verleenen. Later hebben ze getracht te verhuizen, maar ze heben die pogingen op moeten geven, om dat niemand ze wou ontvangen. Ze zochten plaats bijl de politie: de politie weigerde. Ze zochten plaats bij den zeer on aanzienlijke n man, die echter ook in zijn zeer onaanzienlijke woning geen plaats aan de goeroe's bereidde. Al den tijd van hun werken, ongeveer een maand, bleven ze in de woning van Pak Merto. 's Middags gingen ze hun opwachtnig maken bij den Loerah en werden daar goed ont vangen. Het gesprek over den Christelijken godsdienst werd met belangstelling aange hoord en (Tcze Loerah wenschte een briibeltjo te koopen. Een andere Loerah, die ze bezochten, kocht twee bijbeltjes, één voor zich en één voor den schrijver, dan konden ze met hun beiden eens onderzoeken, wat de goeroe hem had verteld. Nog één drietal andere bezoeken werden afgelegd, waar gesprekken konden worden ge voerd en zoo vonden ze op dezen dag weer bemoediging tot den arbeid, die den vorigen dag zooveel teleurstellingen had opgeleverd. Op deze wijze hebben deze helpers een maand lang getracht, geworsteld om het Evan gelie te brengen. En iederen dag weer nieuwe teleurstellingen. Ik héb het niet opgeteld, hoe dikwijls zij hun hoofd gestooten hebben, maar wel zoo dikwijls om te voelen, dat alleen Gods genade in staat stelt om zoo'n arbeid voort te zetten. Gelukkig, dat er ook tal van andere ont moetingen tegenover staan met menschen, die belangstelling toonden, die met graagte luis terden, die vragen stelden, velé goede woorden spraken over het gehoorde, die Christelijke boeken en bijbelgedeelten kochten, ontmoetin gen, die gelegenheid gaven tot zaaien. En waar gezaaid is, mag; er veel van het gezaaide worden weggepikt, worden vertreden, geheel vergeefs kan zoo'n zaaitocht niet zijln, al is het, dat het overheerschend gevoel van de teruggekeerde helpers een gevoel van moe heid en teleurstelling was. l De bezwaren, die tegen den Christelijken godsdienst werden ingebracht, liggen alle aan do óppervlakte. De voornaamste waren: lo. We hebben al een godsdienst en waar om zouden we van godsdienst veranderen, daar ze toch alle in wezen gelijk zijn? 2o. De Christelijke godsdienst is te zwaar, men moet te veel nalaten en te veel doen. 3o. Om den godsdienst na te komen, moet men niet in moeilijkheden zitten en daar mijn moeilijkheden vele zijn, kan ik er niet over denken; enz. enz. Dat onze helpers bij den Dienst des Wioords niet het geheele jaar door op déze wijlze kunnen werken, is wel duidelijk. Er zou niets van terecht komen; 'twas een proef, die m.i. niet zonder beteekenis is geweest, maar wel is de vraag opgekomen, of tijid en kracht der hel pers niet beter kunnen worden aangewend. Dit zou zeker het geval zijln, indien gewerkt kon worden met het instituut der medische helpers. Déze wegbereidende arbeid is nood zakelijk. De Ileere Jezus zelf heeft aan "het gebod om het Evangelie te prediken hét an dere gebod verbonden: genees de kranken. En in een medisch instituut zouden we 'dus gebruik maken van een echt schriftuurlijk mid del. We hopen en bidden dat God1 ons instaat mag stellen van dit middel gebruik te maken. Met hartel. groete als steeds Uwe A. Merkelijm. TWEETAL TE Den HelderJ. H. Rietberg, te Maassluis W. J. J. Velders, te Amsterdam. BEROEPEN TE MeliskerkeA. van Wijngaarden te Baarland Soerabaia (2e pred.)C. v. d. Woude te Gorredijk Dirkshorn B. Bouma, cand. te Koudum Hijlaard (Fr.)H. J. Kouwenhoven, cand. te Leiden. BEDANKT VOOR Nieuwerkerk (Z.)G. J. Pontier te Heerlen. Afscheid en Intrede. Hot afscheid van ds. F. den Boeft te Kruiningen is bepaald op Zondag 7 Maart. De bevestiging te Amersfoort door ds. Teerink op Zondag 14 Maart. De intrede zal plaats vinden op Woensdagavond 17 Maart in één dienst. Voorburg. Zondag nam ds. J. H. Jonker afscheid, tot. grondslag voor zijne predikatie nemende Jeremia VII 14. Ouderling W. van den Brink herdacht in hartelijke woorden de trouw en den ijver van den scheidenden leeraar. Ds. Douma sprak namens de classis 's Graven- hage en gewaagde van den ernst, die ds. Jonker ken merkte en wenschte hem met zijn gezin hot heil des Heeren toe. De afgevaardigden van Zegwaart en Leid- schendam brachten den dank hunner Kerken over voor den arbeid door ds. Jonker als consulent, in die gemeenten verricht, terwijl ds. Deddens, van Rijswijk, getuigde van vriendschappelijke houding en de ge meente verzocht te zingen Ps. 121 2 en 4. De Theologische School te Kampen. Het jus promovendi. De Classis Zwolle heeft in hare vergadering van 4 Februari aangenomen het volgende voorstel van de Kerk van Zwolle De classis Zwolle der Geref. Kerken stelle aan de Particuliere Synode, die D.V. Woensdag 9 Juni 1926 te Zwolle zal vergaderen, voor, het volgend voorstel in te dienen op de Generale Synode te Assen De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland, overwegende, dat de Theologische School de facto niet slechts is een school tot opleiding van Dienaren des Woords, maar tegelijk een Hoogeschool ter weten schappelijke beoefening der Theologie, gelijk blijkt uit de door haar verleende graden en den door haar Hoogleeraren verrichten arbeid, voorzoover deze niet voortvloeit uit de opleiding harer stu denten tot Dienaren des Woords. dat aan verschillende inrichtingen van Hooger Onderwijs, niet staande in verband met eenige Universiteit, het jus promovendi is toegekend dat door het verleenen van het jus promo vendi aan de Theologische School deze in niets van karakter verandert, maar slechts alle graden kan verleenen, inplaats van halverwege te moeten eindigen, zooals tot hedeu het ge val is besluit lo. aan de Hoogleeraren aan de Theologische School het recht toe te kennen tot het verlee nen van den graad van Doctor in de Heilige Godgeleerdheid 2o. aan het Curatorium op te dragen, in over leg met de Hoogleeraren de noodige maatregelen te treffen 'tot voorbereiding en uitwerking hier van, wat betreft het regelen van colleges, exa mens, promotie, enz. DE GENERALE SYNODE. Negende zitting. Ds. Tj. Petersen, van Wolvege, rapporteert namens Commissie Hl (kerkrechtelijke commissie) over de adressen van G. C. van Kerkhof en E. van Niekerken, belijdende leden van AmsterdamZuid. De commissie stelt voor deze stukken voor ken nisgeving aan te nemen op grond, dat de bedoeling der inzenders niet was, dat hun inhoud afzonderlijke punten van behandeling zouden vormen, maar om de Synode mededeelingen ter inlichting te verstrekken. Aldus wordt besloten. Ds. W. H. Gispen deelt als voorzitter van de derde commissie (kerkr. commissie) mede, dat de commissie van den Kerkeraad van Amsterdam Zuid, na een ver klaring van Prof. Dr. H. H. Kuyper in de vergadering van bedoelde commissie, uit het protest van den Ker keraad van Amsterdam Zuid betreffende de door de Particuliere Synode van Noord-Holland inzake het

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 2