ZENDING.
Moeilijkheden van den arbeid.
KERKNIEUWS.
het ons niet verhinderde mee te bidden omdat
we daarin geen wezenlijke oneerbiedigheid
voelden. Het maakt hier zoo groot verschil in
welk milieu de man, die zoo bidt, is groot ge
worden. Allerminst willen we er ook mee
zeggen, dat bij hen, die deze fout mijden en
spreken van „u" altijd de ware diepe eerbied
zou aanwezig zijn.
Toch moet ieder die voorgaat in het gebed
niet alleen rekenen met zichzelf maar ook inet
hen, uit wier naam hij zal bidden. En dan zijn
cr ongetwijfeld, die zich aan die familiaire uit
drukkingen stooten en wier meebidden alzoo
een belemmering ontmoet. Het is zeker waar,
dat, die in woorden niet struikelt een volmaakt
man is, en dat dus, omdat niemand volmaakt
is, elk ook weieens in woorden struikelt, maar
het maakt dan toch verschil of zoo'n oneer
biedige uitdrukking ons om zoo te zeggen
ontvalt, dan wel of we het tot een gewoonte
maken ons daarvan te bedienen. Wie gewoon
zou zijn die woorden, die toch in ons tegen
woordig spraakgebruik niet meer van eerbied
getuigen, te gebruiken zal o.i. goed doen tegen
die gewoonte te strijden, en dat te vermijden.
Voor het rechte bidden is noodig een hartelijk
vertrouwenom dat te wekken leert ons de
Heere Jezus God aan te spreken als „Onze
Vader", maar Hij voegt er dan aanstonds bij,
„die in de hemelen zijt", opdat wij van de
hemelsche Majesteit Gods niet aardschelijk
zouden denken. Ook en vooral in het gezins
gebed is het noodig, dat zooveel mogelijk ver
meden worde alles wat den eerbied voor God
zou kunnen schaden en integendeel alles ge
daan worde om bij de kinderen diepen eerbied
voor God te kweeken.
Het is ook noodig te vermijden alles wat
onvoegzaam is. Het vrije gebed mag niet ont
breken omdat daarin gerekend kan worden met
de bijzondere nooden, waarin het gezin verkeert.
Ook hierop hopen we later terug te komen,
omdat ons dit een heel belangrijk punt lijkt.
Toch vraagt dat ter sprake brengen van de
bijzondere nooden, bijzondere teederheid en
voorzichtigheid. Wanneer dat niet wordt in acht
genomen kan het gebed ontstichtelijk worden.
We herinneren ons dat we, jaren geleden,
voor we in Zeeland waren eens bij het
vervullen van een vacaturedienst het middag
maal gebruikten bij een landbouwer. Juist vóór
we aan tafel zouden gaan werd in den stal de
geboorte van een kalf verwacht. We zijn ge
noeg op de hoogte met het boerenleven, om
te kunnen verstaan dat de afloop van zoo'n
gebeurtenis voor een veehouder van groote
beteekenis kan zijn en dat hij daarom dienaan
gaande zorg kent. We voelden er ook in 't
minst geen bezwaar tegen dat deze broeder
in zijn gebed aan tafel van die zorg gewag
maakte. De H. S. immers wekt er ons toe op
om alle onze bekommernissen op den Heere
te werpen 1 Petr. 5 7 en de bekommernis
om het verlies van een koe kan zwaar druk
ken. Maar de wijze, waarop de gastheer deze
zorg in zijn gebed aanroerde maakte zijn ge
bed onstichtelijk. De wijding van het gebed
stelt hooge eischen en de bidder heeft daar mee
te rekenen. En wanneer hij zich niet bekwaam
zou voelen, de bijzondere nooden zoo aan te
wijzen, dat het gebed een stichtelijk gebed
blijft, dunkt het ons beter dat na te laten en
zulk een zaak dan in 't verborgene voor den
Heere te brengen.
Dat alle dingen eerlijk en met orde moeten
geschieden geldt zeker ook het gebed; althans
het publiekgebed en het gezinsgebed.
Ook hier zijn uitzonderingen. Het kan zijn
dat het hart zoo vol is, dat het gebed wordt
als een stroom. InPs.34:6 is daar sprake van:
Zij hebben op Hem gezien, ja Hem als een
waterstroom aangeloopen en hunne aangezichten
zijn niet schaamrood geworden. In Joh. 7 38
gebruikt de Heere diezelfde beeldspraak die
in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt,
stroomen des levenden waters zullen uit zijn
binnenste vloeien. Het gebedsleven kan weieens
zóó krachtig werken, dat het zich niet houdt
binnen de gewone orde, zooals ook een stroom
weieens buiten zijn oevers treedt. Het is wel
heerlijk als dit in het gebedsleven mag ervaren
worden.
Toch mag, wat als uitzondering geoorloofd
is en heerlijk kan zijn, niet als regel worden
aanvaard. Zullen we zóó bidden, dat anderen
met ons kunnen meebidden, dan moet er in dat
bidden orde zijndan moeten we niet alleen
met den Geest bidden, maar ook met het ver
stand 1 Cor. 1415.
Die orde stelt den eisch, dat we ons telken
male bij ons bidden de vraag zullen stellen,
waarom we zullen vragen en waarvoor we zullen
danken. Het morgengebed heeft een ander ka
rakter dan het avondgebeddat voor het eten
moet anders zijn dan dat na het eten het ge
bed in de samenkomst vóór den dienst des
Woords moet anders zijn dan het gebed in de
samenkomst der gemeente. Wanneer, om bij
dit laatste te blijven, in de kerkeraadskamer
vóór den dienst des Woords gebeden word-
zooals dat straks gebeuren moet in de sament
komst der gemeente, verliest men de goede
orde uit het oog. Dat niet in het oog honden
der goede orde maakt dan het meebidden wel
eens-bezwaarlijkeen bezwaar, dat vooral ge
voeld wordt, als na het dankgebed in de samen
komst der gemeente, nog eens in de kerkeraads
kamer alles herhaald wordt, wat er reeds gezegd
was.
Een gevaar van veel ernstiger aard is, wat
we tenslotte nog willen noemen, dat van het
vrije gebed misbruik wordt gemaakt, om via
den troon Gods vermaningen en bestraffingen
uit te deelen, die men niet rechtstreeks durft
brengen. Dan wordt het meebidden toch wel
zeer bezwaarlijk, vooral voor den persoon, die
op die manier een bestraffing moet in ontvangst
nemen.
Toch komt dit helaas voor. We vernamen
eens, dat toen er in een gemeente wat erger
lijks gebeurd was een broeder opziener deze
kunnen ook wel eens struikelen de verzuch
ting slaakte: „Jammer dat ik Zondag niet lezen
moet". De bedoeling van deze verzuchting is
duidelijk. Deze broeder mocht niet preeken, en
kon dus niet de preek gebruiken om zijn oor-
deel over het voorgevallene te laten blijken.
Het eenige, waarin hij zich vrij bewegen kon
j was het gebed. En dat gebed, had hij dan
willen gebruiken, of liever misbruiken, om eens
goed te laten merken hoe hij over die zaak
oordeelde. Gelukkig, dat die broeder juist dien
volgenden Zondag den dienst niet had.
Dat gevaar kan zich ook voordoen in het
gezinsgebed, dat een vader één van zijn kin
deren te bestraffen heeft. Gebruikt hij nu een
formuliergebed, dan is vanzelf uitgesloten, dat
hij die bestraffing onder het bidden door laat
uitgaan, maar wanneer hij een vrij gebed bidt
zou het wel eens kunnen, dat hij dat gebed
daarvoor misbruikte. Het gebed is er om te
spreken tot God en niet tot de menschen.
Het vrije gebed mag, ook in de gezinnen
niet ontbreken. Maar alleen dan kunnen we in
die vrijheid staan, wanneer we ons laten leiden
door Gods Geest. Waar de Geest des Heeren
is, aldaar is de vrijheid. Heij.
Nieuwe terreinen te zoeken, waar liet Woord
Gods kan verkondigd worden, is altijd de;
groote moeilijkheid op een Zendingsterrein. Om
U daarop eens een kijkje te geven, wil ik
U iets vertellen over den arbeid van onze
helpers bij den Dienst des Woords, over de
goeroe-indj'ils, -wier taak het is om het Evan
gelie aan hun volksgenooten hekend te maken.
Een verhaal over hun arbeid is tevens een
verhaal over de moeilijkheden van de Zen
ding. Zij! hebben het meest noodig moed, uit
houdingsvermogen; noodig dat zij1 gedacht wor
den in het gebed.
Eens in de veertien dagen hel) ik een verga
dering met de helpers. Daar worden bespro
ken de schriftelijke verslagen, die de helpers
over hun bezoeken hebben uitgebracht, daar
wordt besproken een schets van de preek,
die zij den volgenden Zondag zullen houden;
daar gaat het over bepaalde moeilijkheden;
in de gemeenten, over bepaalde moeilijkhe
den in het werk en daar spreken we ook
ever methodes van arbeiden.
Zoo deed ik voor enkele maanden de vraag:
Wat is naar het oordeel der helpers een
goede methode om een plaats, waar tot nog
loe niet gearbeid werd, ingang te krijgen.
Deze vraag had ik al eens meer gedaa;n en
dan kreeg ik steeds ten antwoordU moet
op die plaats een medisch helper zetten.
Dat was naar het oordeel, van al de helpers
de methode. Zij redeneeren daarbij' aldus: een
goeroe-indjil, die voor het eerst bij de men
schen komt, heeft niets, wat vertrouwen wekt.
Als hij over den godsdienst begint te praten,
dan zullen vele Mohammedanen niet naar hem
willen luisteren en blij zijn, dat hij weggaat.
Een goeroe-indjil wordt niet geëerd, maar ge
meden, tegengesproken, gevreesd, en 't is slechts
een enkele keer, dat hij een dorstige ontmoet,
die den prediker van het Evangelie met blijd
schap ontvangt.
Een medisch helper echter brengt wat, dat
velen althans waardeeren, een medisch hel
per wordt daarom spoedig geëerd, krijgt in
vloed en dien invloed kan hij aanwenden om
óf zelf het Evangelie te brengen óf den weg
voor den goeroe-indjil te banen.
Nu kunnen we allen wel gevoelen, dat dit
inderdaad een goede weg is, maar een zeer
kostbare; inderdaad ik wou, dat ik op ieder
jfcelangrijk punt van dit Zendingsterrein een
medisch helper kon plaatsen! 'tZou niet noodig
zijn om een hulphospitaal op te richten, in
dien er slechts een medisch helper was, die
iederen dag polycliniek kon houden, maar ook
op deze eenvoudige manier zou men toch
een f 100,per maand voor iederen medi-
schen helper moeten uittrekken. En daarom
moet dit middel, hoe schoon ook, als te kost
baar worden uitgeschakeld.
Er bleef dus niets anders over dan dJeze
vraag
Op welke manier kunnen wij, waar nog
nooit gearbeid werd, met de rechtstreeksche
prediking het gemakkelijkst ingang vinden?
Sommige meenden, dat het te prob'eeren was
om een maand lang in een der centra van be
volking te arbeiden met een tentiederen
avond zouden er dan een paar helpers, tel
kens een paar andere, moeten spreken. Een
klein zangkoor uit de gemeente van Magelang
en een projectielantaarn zouden de attractie
moeten vormen, die de menschen naar deze
tent lokten. In de morgénuren zou dan een
medisch helper medicijnen moeten verstrekken,
Ier wijl de goeroe-indj'ils zouden uitgaan om
in de huizen het Evangelie te verkondigen.;
1i I. voorstel vond echter algemeen tegenstand
bij de helpers. Men vond het te heilsoldaat-
ach'fcig, te luidruchtig, niet iri overeenstem mingi
met den ernst van de boodschap die moest
worden gebracht en ook niet in overeenstem
ming met het .Tavaansche volkskarakter, dat
een boodschap op deze 'wijlze gebracht, zou
ontvangen als een bioscoopvcrhaal, terwijl
de veelheid der menschen, het onrustige van
zoo'n vergadering, niet bevordelijk zou zijn
aan den indruk der prediking.
Ik zelf ben het met deze argumenten niet
eens. Ik trachten ze te overtuigen, dat zoo
iets allicht eens te probeeren ware, maa,r het
kon geen volledige instemming vinden.
Meer instemming vond daarom een voorstel
om het nu eens net eender te doen als de 70
discipelen het deden. Ze werden twee aan
twee uitgezonden, zochten dan in een dorp
iemand, die waardig was hen te ontvangen en
bleven dan in dat huis, tot zij het dorp weer
verlieten. Deze discipelen dus, twee aan twee
uitgezonden, maakten één huis tot centrum
van hun arbeid. Dan was er tot de discipelen!
gezegd Predik het Evangelie en genees de
kranken. Men moest dus ook medicijlnen mee
nemen en op die tochten doen aan zieken-
behandeling.
Zoo zou men doen; de tien goeroe-indjils
werden ingedeeld in vijf groepjes van twee en
ieder paar koos een plek van ons zendings
terrein, waar nog weinig of niets van het
Evangelie bekend was. Twee kozen Margajasa,
het -hoogste -punt tusschen - Magelang en Poer-
woredjo; een paar andere Ngadiredjo, weer een
paar andere een dessa in de buurt van Kléi-
dong, het hoogste punt tusschen Magalang en
Wonosobo. In die dessa's zou men een maand
gaan wonen en vandaar uit iederen dag het
Evangel ie verkondigen.
Zooals wij het ons voornamen is het ge
beurd. En een maand later kwamen ze terug.
Met blijdschap' over de vruchten van hun ar
beid, over de wonderen van genezing, over
den ingang dien zijt gevonden hadden? 't Is
er verre vandaan, de meesten vroegen na
hun terugkomst een poos vacantie om te kun
nen uitrusten en te bekomen van de vele
teleurstellingen, die zij haddén ondervonden.
Laten we een tweetal van hen eens een poos
op hun tocht volgen,
liet tweetal verlaat met de autobus van
Magelang naar Poerworedjo de plaats. D|ie auto
bus zal hen naar de desse Margaj'assa brengén,
de plaats waar zij met hun werk zullen be
ginnen. Aangekomen op het gewenschte punt
keëiën zij een oogenblik aan bij een Javaan
om bij' hem te informeeren, waar de Loerali
woonde. Zij' waren van plan zoo mogelijk bijl
een loerah te l'ogeeren. Wanner zij de woning
van een loerah tot middelpunt van hun werk
konden maken, dan zou. het krijgen van in
gang, het trekken van de menschen zooveel
gemakkelijker vallen.
's Middags om vier uur kwamen ze bijt den
loerah aan. Eerst l'iep het gesprek over de
omstandigheden van dé dessa, of er welvaart
heerschtc, de oogst goede hope bood en kwa
men weldra van de nooden van dit tijdelijk
leven op de nooden der ziel', 't Antwoord van
den Loerah was: o, in dat opzicht is het hier
een goede dessa, alle menschen hier dienen
God. Maar zeg me nu eens, wat komen jullie
eigenlijk hier doen? Het antwoord der helpers
was: We komen verhalen op welke wijze wie
zalig kunnen worden en van den Heere Jezus.
O, antwoordde de Loerah, we hebben al een
leidsman naar de zaligheid, nl. Mohammed.
De goeroe zeide: Maar Mohammed zal U
niet kunnen helpen, door hem te vol'gen zult
ge eenmaal bedrogen uitkomen.
Waarom? vroeg de Loerah.
Omdat, zoo luidde het antwoord, Mohammed
zélf zonde had en dus niet van de zonde kan
verlossen.
Maar wie kan ons dan verlossen? zoo in
formeerde de Loerah.
De goeroe zeide: Die ons verlossen kan van
de zonde moet zelf heilig zijln en rein van
zonde en dat is de Heere Jezus.
Na dit antwoord wérd de Kaoem geroepen,
we zouden hem de dorpsgeestelijke kunnen
noemen; hij is de geestelijke adviseur, de
raadsman waar het den godsdienst betreft. Bijl
feesten is de Kaoem aanwezig om het Moham-
medaansche gebed te doen. Bij begrafenissen
is er de Kaoem om die begrafenissen te
leiden. De Kaoems echter weten niets van de
Mohammedaanschen godsdienst af. Deze echter,
die door den Loerah geroepen werd, werd
blijkbaar door hem in staat geacht om de goe-
roe's van antwoord te dienen en hem te ver
tellen, wat toch die vreemde Javanen te ver
tellen hadden.
De gesprekken met den Kaoem duurden ech
ter niet lang. Zoodra hij begreep, dat hij' met
Christenen te doen had, ging hij weg, maar dit
weggan beteekende zooveel als een vonnis voor
onze helpers.
Het werd tijd om eens te vragen, of ze bij
den Loerah mochten logeeren. Maar op hun
verzoek ontvingen ze een botte weigering. Ze
moesten weg en liefst zoo gauw mogelijk.
Daar stonden ze. Het was inmiddels zes
uur geworden, wat laat om logies te zoeken.
Dan, ze waren weggestuurd door den Loerah
en zoo iets gaat als een loopend vuurtje
door do dessa. Wie zou ze nog ontvangen?
Een kjai, een oude goeroe wees hen de deur.
Enkele anderen, aan wie het verzoek om nacht
verblijf gedaan werd1, weigerden evenzoo. Ein
delijk bij den Kebaj'a, den dorpsbode, mochten
ze één nacht verblijven. Onze helpers vroegen
om er drie nachten te mogen zijn, maar dit
werd pertinent geweigerd', den volgenden mor
gen vroeg moesten ze vertrekken.
We kunnen ons wel voorstellen, dat de
teleurstelling en de moeheid hen weldra in
slaap deden vallen. Het zag er nog weinig
hoopvol voor den arbeid uit. Den volgenden
morgen vertrokken ze en gingen heen naar een
andere dessa. Het plan was 0111 nu eerst eens
een pondok, een verblijfplaats te zoeken, opdat
het niet weer zoo zou gaan als den vorigén
dag en zij in den avond nog overal rond zouden
moeten loopen om een onderdak te vinden.
Maar ook den tweeden dag ging dit zoeken
niet voorspoedig. Na veel zoeken vonden ze
eindelijk om één uur een Javaan bereid om
ze herberg te verleenen.
Later hebben ze getracht te verhuizen, maar
ze heben die pogingen op moeten geven, om
dat niemand ze wou ontvangen.
Ze zochten plaats bijl de politie: de politie
weigerde. Ze zochten plaats bij den zeer on
aanzienlijke n man, die echter ook in zijn zeer
onaanzienlijke woning geen plaats aan de
goeroe's bereidde.
Al den tijd van hun werken, ongeveer een
maand, bleven ze in de woning van Pak Merto.
's Middags gingen ze hun opwachtnig maken
bij den Loerah en werden daar goed ont
vangen. Het gesprek over den Christelijken
godsdienst werd met belangstelling aange
hoord en (Tcze Loerah wenschte een briibeltjo
te koopen.
Een andere Loerah, die ze bezochten, kocht
twee bijbeltjes, één voor zich en één voor
den schrijver, dan konden ze met hun beiden
eens onderzoeken, wat de goeroe hem had
verteld.
Nog één drietal andere bezoeken werden
afgelegd, waar gesprekken konden worden ge
voerd en zoo vonden ze op dezen dag weer
bemoediging tot den arbeid, die den vorigen
dag zooveel teleurstellingen had opgeleverd.
Op deze wijze hebben deze helpers een
maand lang getracht, geworsteld om het Evan
gelie te brengen. En iederen dag weer nieuwe
teleurstellingen. Ik héb het niet opgeteld, hoe
dikwijls zij hun hoofd gestooten hebben, maar
wel zoo dikwijls om te voelen, dat alleen Gods
genade in staat stelt om zoo'n arbeid voort
te zetten.
Gelukkig, dat er ook tal van andere ont
moetingen tegenover staan met menschen, die
belangstelling toonden, die met graagte luis
terden, die vragen stelden, velé goede woorden
spraken over het gehoorde, die Christelijke
boeken en bijbelgedeelten kochten, ontmoetin
gen, die gelegenheid gaven tot zaaien. En
waar gezaaid is, mag; er veel van het gezaaide
worden weggepikt, worden vertreden, geheel
vergeefs kan zoo'n zaaitocht niet zijln, al is
het, dat het overheerschend gevoel van de
teruggekeerde helpers een gevoel van moe
heid en teleurstelling was. l
De bezwaren, die tegen den Christelijken
godsdienst werden ingebracht, liggen alle aan
do óppervlakte. De voornaamste waren:
lo. We hebben al een godsdienst en waar
om zouden we van godsdienst veranderen,
daar ze toch alle in wezen gelijk zijn?
2o. De Christelijke godsdienst is te zwaar,
men moet te veel nalaten en te veel doen.
3o. Om den godsdienst na te komen, moet
men niet in moeilijkheden zitten en daar mijn
moeilijkheden vele zijn, kan ik er niet over
denken; enz. enz.
Dat onze helpers bij den Dienst des Wioords
niet het geheele jaar door op déze wijlze kunnen
werken, is wel duidelijk. Er zou niets van
terecht komen; 'twas een proef, die m.i. niet
zonder beteekenis is geweest, maar wel is de
vraag opgekomen, of tijid en kracht der hel
pers niet beter kunnen worden aangewend.
Dit zou zeker het geval zijln, indien gewerkt
kon worden met het instituut der medische
helpers. Déze wegbereidende arbeid is nood
zakelijk. De Ileere Jezus zelf heeft aan "het
gebod om het Evangelie te prediken hét an
dere gebod verbonden: genees de kranken.
En in een medisch instituut zouden we 'dus
gebruik maken van een echt schriftuurlijk mid
del. We hopen en bidden dat God1 ons instaat
mag stellen van dit middel gebruik te maken.
Met hartel. groete als steeds
Uwe
A. Merkelijm.
TWEETAL TE
Den HelderJ. H. Rietberg, te Maassluis
W. J. J. Velders, te Amsterdam.
BEROEPEN TE
MeliskerkeA. van Wijngaarden te Baarland
Soerabaia (2e pred.)C. v. d. Woude te Gorredijk
Dirkshorn B. Bouma, cand. te Koudum
Hijlaard (Fr.)H. J. Kouwenhoven, cand. te Leiden.
BEDANKT VOOR
Nieuwerkerk (Z.)G. J. Pontier te Heerlen.
Afscheid en Intrede.
Hot afscheid van ds. F. den Boeft te Kruiningen
is bepaald op Zondag 7 Maart. De bevestiging te
Amersfoort door ds. Teerink op Zondag 14 Maart.
De intrede zal plaats vinden op Woensdagavond 17
Maart in één dienst.
Voorburg. Zondag nam ds. J. H. Jonker afscheid,
tot. grondslag voor zijne predikatie nemende Jeremia
VII 14.
Ouderling W. van den Brink herdacht in hartelijke
woorden de trouw en den ijver van den scheidenden
leeraar. Ds. Douma sprak namens de classis 's Graven-
hage en gewaagde van den ernst, die ds. Jonker ken
merkte en wenschte hem met zijn gezin hot heil des
Heeren toe. De afgevaardigden van Zegwaart en Leid-
schendam brachten den dank hunner Kerken over
voor den arbeid door ds. Jonker als consulent, in die
gemeenten verricht, terwijl ds. Deddens, van Rijswijk,
getuigde van vriendschappelijke houding en de ge
meente verzocht te zingen Ps. 121 2 en 4.
De Theologische School te Kampen.
Het jus promovendi.
De Classis Zwolle heeft in hare vergadering van
4 Februari aangenomen het volgende voorstel van de
Kerk van Zwolle
De classis Zwolle der Geref. Kerken stelle aan de
Particuliere Synode, die D.V. Woensdag 9 Juni 1926
te Zwolle zal vergaderen, voor, het volgend voorstel
in te dienen op de Generale Synode te Assen
De Generale Synode der Geref. Kerken in
Nederland,
overwegende,
dat de Theologische School de facto niet slechts
is een school tot opleiding van Dienaren des
Woords, maar tegelijk een Hoogeschool ter weten
schappelijke beoefening der Theologie, gelijk blijkt
uit de door haar verleende graden en den door
haar Hoogleeraren verrichten arbeid, voorzoover
deze niet voortvloeit uit de opleiding harer stu
denten tot Dienaren des Woords.
dat aan verschillende inrichtingen van Hooger
Onderwijs, niet staande in verband met eenige
Universiteit, het jus promovendi is toegekend
dat door het verleenen van het jus promo
vendi aan de Theologische School deze in niets
van karakter verandert, maar slechts alle
graden kan verleenen, inplaats van halverwege
te moeten eindigen, zooals tot hedeu het ge
val is
besluit
lo. aan de Hoogleeraren aan de Theologische
School het recht toe te kennen tot het verlee
nen van den graad van Doctor in de Heilige
Godgeleerdheid
2o. aan het Curatorium op te dragen, in over
leg met de Hoogleeraren de noodige maatregelen
te treffen 'tot voorbereiding en uitwerking hier
van, wat betreft het regelen van colleges, exa
mens, promotie, enz.
DE GENERALE SYNODE.
Negende zitting.
Ds. Tj. Petersen, van Wolvege, rapporteert namens
Commissie Hl (kerkrechtelijke commissie) over de
adressen van G. C. van Kerkhof en E. van Niekerken,
belijdende leden van AmsterdamZuid.
De commissie stelt voor deze stukken voor ken
nisgeving aan te nemen op grond, dat de bedoeling
der inzenders niet was, dat hun inhoud afzonderlijke
punten van behandeling zouden vormen, maar om
de Synode mededeelingen ter inlichting te verstrekken.
Aldus wordt besloten.
Ds. W. H. Gispen deelt als voorzitter van de derde
commissie (kerkr. commissie) mede, dat de commissie
van den Kerkeraad van Amsterdam Zuid, na een ver
klaring van Prof. Dr. H. H. Kuyper in de vergadering
van bedoelde commissie, uit het protest van den Ker
keraad van Amsterdam Zuid betreffende de door de
Particuliere Synode van Noord-Holland inzake het