Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 40e Jaargang. Vrijdag 12 Februari 1926. No. 7. RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. UIT HET WOORD IN DE WOESTIJN GELEID. Wanneer God den innerlijken tegen stand heeft gebroken en de ziel naar Zijn liefdestem hoort, voert Hij haar, naar dit bovenstaand woord, in de woestijn. Blijkbaar is dit een beeld, ontleend aan Israels historie. Israel was een typisch volk, en zijn geschiedenis teekent als in heilig spie- felschrift af de leiding, die God met ijn volk houdt. Inzonderheid de tocht van Egypte naar Kanaan had zinrijke beteekenis. Het staat er zoo eigenaardig, dat God het volk langs een omweg liet gaan dwars door de woestijn van Arabië. De weg, dien de karavanen gewoonlijk namen, en waarlangs zij in enkele dagen in Kanaan hadden kunnen komen, moesten zij laten liggen. God leidde hen uit Egypte de woestijn in. Is dat niet vreemd, die omweg Schijn baar wel, maar inderdaad geeft die leiding blijk van wondere wijsheid en teedere liefde. Israel immers moest kracht vergade ren om den strijd met de vijanden te kunnen voeren. Jaren lang had het ge zucht onder het slavenjuk. Het volk was schier willoos geworden. Het leven onder den druk, altijd weer opnieuw, had niet nagelaten hun zieleleven te beinvloeden. Ziel en lichaam staan im mers op 't allernauwste met elkaar in verband. Lichaamslijden drukt op het zieleleven een stempel. Zoo had zich langzamerhand een onverschillige ge latenheid over Israel gelegd. Zoo erg zelfs, dat toen Mozes hun de verlossings boodschap bracht, ze zelfs voor die tijding ongevoelig waren. „Zij hoorden naar Mozes niet vanwege de benauwd heid des geestes en de harde dienst baarheid". Hoe zou zulk een geestelijk uitgeput volk bestand zijn geweest voor een zwaren strijd Het moest voor den strijd worden bereid. Daar kwam nog iets bij. De Israëlieten waren wel Mozes ge volgd, maar het was er toch ver vandaan, dat de dienst van Jehova bij hen zuiver was Er waren nog zooveel onzuivere elementen in. Nog zoo weinig beslist heid was er in de keuze om den Heere te volgen en Hem te dienen uit dank baarheid en liefde alleen. En daarom moest Israel de woestijn in. Het was wel bevrijd uit Egypte en het zou straks Kanaan beërven, maar eerst moet het volk in een louteringsproef. De woestijn is de plaats der beproe ving en der verzoeking. Daar, in de een zaamheid der wijde vlakten, afgezonderd van de volkeren, moet Israel leeren aan zijn God genoeg te hebben. „De Heere heeft u geleid in de woestijn, opdat Hij u verootmoedigde om u te verzoeken, om te weten wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt hooren of niet". Jehova wil hebben, dat het op Hem, den Verbondsgod alleen zijn vertrouwen zal stellen en om het daartoe op te voeden moet de woestijntocht dienen. Beseft ge nu ook de beteekenis van dit woord van Hosea Wanneer de Heere het schuldige Israel heeft bewogen om Hem te volgen, dan voert Hij het in de woestijn. Waar tot dusver de gedachten uitgingen naar de schittering der wereld, naar wat den vleeschelijken lust bevredigde, daar moe ten zij komen tot zichzelf. Zij moeten de eenzaamheid in om zich te spenen aan de zienlijke dingen. Zij moeten leeren, dat alleen welgelukzalig is de mensch, wiens sterkte in God is. En dit mogen wij overbrengen op het geen al Gods volk wedervaart. Heeft de Heere ons tot Zich gelokt met Zijn liefde, dan voert Hij ons in de woestijn. Uit het diensthuis der zonde uitgeleid, worden wij gebracht op den weg naar den hemel. Maar de weg naar den hemel is de hemel nog niet. Op dien weg komen wij voor allerlei zwarigheden, die wij niet verwachtten, en waar wij niet op berekend waren. Bij den een klopt de dood aan de wo ning en een offer moet gebracht, soms zoo zwaar, dat wij, ware aan ons de keus gelaten, zouden gezegd hebben Heere, liever elk ander offer dan dit. Bij een ander loopen de zaken tegen. Een derde ondervindt, dat veel van wat hij van plan is, bij de handen wordt afgebroken. Maar God weet wel, wat Hij doet. 't Is een daad van Zijn wijsheid, dat Hij ons bepaalde moeilijkheden doet ontmoeten en een bepaald kruis torsen. Vergeet het niet, ons weten is stuk werk. God ziet het geheel. Hij weet, welke strijd er door ons in het leven gestreden moet worden, en wil ons daartoe geestelijk sterk maken. Wanneer Israël dadelijk met de Fili stijnen in botsing was gekomen, zou het een gewisse nederlaag hebben geleden. Zij moeten tot dien strijd worden ge oefend. En zoo is nog Gods bedoeling. Hij verlangt, dat zijn kinderen op Hem al leen zullen vertrouwen. Zoolang zij dat niet doen, maar steunen op eigen kracht of het van schepselen verwachten, zijn ze niet in staat om te overwinnen de vijanden waartegen ze worstelen moe ten. Daarom ontneemt Hij vaak wat ons lief is opdat Hij ons een en al zou zijn. Daarom onthoudt Hij ons zooveel, opdat wij zouden begrijpen, dat Hij meer dan een zegen heeft. God weet wat van Zijn maaksel is te wachten. Het is Zijn liefde, dat Hij daarom den woestijnweg kiest. De woestijn is het opvoedingsmiddel van den [hemelschen Vader. Daar moeten wij kwijt raken onze zelfgenoegzaam heid, ons vertrouwen op schepselenen ons leeren overgeven aan Hem, die Zichzelf gaf aan ons. Maar toch, hoewel de ziel wordt ge voerd in de woestijn, de Heere verlaat haar niet Op den tocht uit het dienst huis van Egyte naar het land der be lofte verhief God over Zijn volk het licht van Zijn aanschijn De wolk- en vuurkolom, het zichtbare teeken van 's Heeren tegenwoordigheid ging mee. En Zijn gemeenschap werd ervaren in wondere uitreddingen en overvloedige zegeningen. Manna daalde neer uit den hemel om het volk van voedsel te voorzien. Wa teren deed God uit de steenrots ont springen, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. Nooit liet de trouwe Verbondsgod hen aan zichzelf over. Hij voerde hen in, maar ook door de woestijnHij sprak daar naar hun hart. Hij gewaagde van Zijn onveran derlijke liefde en trouw, en zoo troostte Hij het in smart, sterkte het in zwak heid en wees het in zijn schuldbewust zijn op het zoenbloed van den Middelaar. Die belofte geeft God ook hier bij Hosea. En dat is zoo rijkals God spreekt naar de zielsbehoeften, voorziet Hij tegelijk daarin Zijn spreken is met mogendheid. Hij doet de ontruste ziel weerkeeren tot haar rust. Laten wij dat opmerken ook voor ons eigen leven. De woestijn jaagt huivering aan, maar in Gods gemeenschap is het daar goed. Wanneer wij alleen in de woestijn ge zonden werden, het leven zou niet uit te houden zijn. Maar als God meegaat weten wij, dat Zijn liefde ons geleidt en dat Zijn wijsheid alles beschikt. Dan weten wij, dat de woestijn dient tot loutering, tot reiniging, maar ook tot redding. Dengenen, die God liefhebben, wer ken alle dingen mee ten goede. Veere. Wessels. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Gemotiveerd wantrouwen Is uitstel niet mogelijk PAPERS DES WOORDS. Het gezinsgebed. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Ab O n n e m'e'n t s'p r Ij Sper kwartaal bij vooruitbetaling f 1,UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag- Afzonderlijke nummers 8 oent. PerSVereeniging Zeeuwsche Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF Advertentieprijs: 15 oent per regelby jaarabonnement van Adres van de Administratie Spanjaardstraat, Middelburg. {minstens 500 regels belangrijke reduotie. Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0. „Ik zal ze lokken, en ze in de woestijn voeren en Ik zal naar haar hart spreken." HOSEA 2 13. Dat er, terwijl de Synode nog vergadert, scherpe critiek op haar besluiten vernomen wordt, is te verstaan. Menschen, die van te voren reeds een on wrikbare overtuiging hebben in de zaak-dr. Geelkerken, moeten wel in het ééne of het andere uiterste vervallenOf tot een victorie geroep Ziet ge dat onze meening juist was dat wij het recht voor hadden? Of tot een als het anders uitvalt, sterk gispen van de niet naar hun zin zijnde besluiten. Het is niet de taak van de Synode het alles naar den zin te maken. Maar men juiche niet te snel, en men pro- testeere niet te snel. De épochè, de weerhouding van het oordeel, door Socrates en de Sceptice ons aanbevolen, moge niet geheel aannemelijk zijnmaar waar is toch wat de groote wijze uit de Oudheid zeideDie terughouding van ons oordeel be waart ons voor te groote affectie en voor de valsche handeling. We kunnen nog beter naar het woord der Schrift luisteren Spr. 21:5 De gedachten van ieder, die haastig is, zijn alleen tot gebrek. Aan dit onwijsgeerige en met Spr. 21 strijdige euvel maakt „Woord en Geest" zich schuldig op blz. 118. V. d. B. betoogt eerst, dat we nog geen officiëele rapporten hebben, alleen op persverslagen moeten afgaan. Hij weet dus nog absoluut niets van de ar gumentatie in commissievergadering en in co- mité's Maar toch worden dan de lezers reeds om trent het resultaat ingelicht met uitdrukkingen als: „Het rechtsbesej kreeg weg een gevoeligen knak en de rechtsorde werd schromelijk ge schonden". „Het bezwaar tegen de geldigheid werd kort weg ongegrond verklaard". „Als met een handgebaar wijst de opper machtige Synode de klagers over het zitting nemen van sommige leden af". Zoo wordt nu publieke voorlichting gegeven. Eerst beweerd we hebben nog geen rapporten alleen korte resumé's. Daarnakortwegmet een handgebaar neemt de oppermachtige Synode haar besluiten. Zou v. d. B. niet wijzer doen, wat scheptischer te gaan staan tegenover zijn eigen meeningen, en het woord van Spr. 21 te gedenken Men kan een Generale Synode, onder zulke hoogsternstige omstandigheden samengekomen, en nog met de schaduw bedekt van het aan grijpend streven van den voorzitter van een dier gewichtigste commissievergaderingen, wel uitmaken voor een Synode waar men het rechts besef knakt en de rechtsorde schromelijk schendtmen doet daar niet die Synode schade mee; doch alleen zichzelf, en den weinigen onder zijn lezers die in zulk een haastige van tong hun woordvoerder vinden. Wij voor ons stellen in de eerlijkheid en het rechtsbesef van de Generale Synode volkomen vertrouwen. Hoe ook haar besluiten zijn, wij gelooven dat de leden naar Gods Woord, en naar geweten besloten zullen hebben. Eerst wanneer de uitgebreide rapporten ver schenen zijn, kan men eventueel constateeren, dat er, niet aan de goede trouw der leden, maar hoogstens aan de argumentatie iets, naar eigen inzien dan nog maar, ontbrak. Laat „Woord en Geest", nog wat geduld hebben. Reeds ettelijke maanden geleden is in ons blad gewezen op de vertraging der rapporten, die een jaar te voren moesten ingediend zijn bij de kerken. Intusschen is nu het jaar zoo ver voortge schreden, dat slechts nog een half jaar ons scheidt van de Generale Synode. Wat er van de rustige bezinning moet komen over de ernstige onderwerpen die de „Depu- taten-Synode" van 1923 op de tafel van Assen in 1926 zal leggen, kan een raadsel schijnen. Op het menu van onze kerken prijken ze prijken er zelfs nog niet, wij zullen hoogstens eind Februari de eerste rapporten ontvangen de volgende geestelijke gerechten: 1. Concept der beide leerboeken. Acta '23. Art, 104. 2. Uitbouw Belijdenis. Art. 139. 3. Herziening van den bestaanden bundel Psalmen en Gezangen. Art. 157. 4. Concept over de Formulieren. Art. 156. 5. Rapport inzake den onderlingen steun van Diaconiën. Art. 102. Nu kan dit zeker niet meer in orde komen. De tijd ter bestudeering en ter behandeling in Kerkeraden, Classes en Synodes; is daarvoor veel te kort. Toch grijpen deze dingen voor 't meerendeel diep in in ons kerkelijk leven. Wij voorzien daarom uitstel van sommige stukken. Met name van Art. 139. Want doordat slechts nog goed vijf maanden ons scheiden van de Augustus Synode (verondersteld dat eind Februari de stukken inkomen) is zeker onmogelijk geworden wat de Synode daar besloot „Het ontwerp van de nadere formulee ring van drie artikelen der geloofsbelijdenis zoo mogelijk één jaar vóór de komende Synode te zenden aan de Kerken in Binnen- en Buitenland, die op denzelfden grondslag als onze Kerken staan en deze Kerken uit te noodigen naar de Synode van 1926 af gevaardigden te zendenopdat deze afge vaardigden ter Synode hun gevoelen ken baar maken en de Synode in overleg met hen tot het vaststellen van een nadere formuleering der drie genoemde geloofs artikelen kan komen." Men zal die afgevaardigden geen vergeefsche reis kunnen laten doen, of van hen vragen aan een besluit mee te werken, waarop ze zich niet meer prepareeren konden. Nu is ook met het oog op dit en op de andere rapporten de vraag Als er van die behandeling door te late in diening der concepten en der rapporten het meest veroorzaakt door de stagnatie van de Synode van Febr. in Augustus niets of weinig kan komen, moeten dan deze gewichtige belangen al weer drie jaren overstaan Ongetwijfeld heeft de Synode van Augustus werk genoeg al komt geen van de 5 bovenge noemde punten in behandeling. Behalve de omvattende Zendingszaak en de andere gewone punten die op elk agendum staan, wacht nog altijd de zaak der echtscheiding; de kranken- commissiekiesrecht van de vrouwen de inrichting van den eeredienst op definitieve afdoening. Maar de gewichtigste dingen blijven zoo weer drie jaar rusten. Het lijkt ons met het oog op de vruchtbaarmaking van de besluiten op de Synode van 1920 en van 1923 genomen niet onwenschelijk, dat er een weg gevonden worde, om de Generale Synode van Augustus of zoo te verschuiven, dat er nog ongeveer een jaar overblijft tusschen de indiening en de behan deling der rapportenóf dat de Synode instee van Aug. 1926 in Aug. 1927 vergadere. Daar zijn ongetwijfeld veel bezwaren tegen, maar het is ook hoogst jammer voor onze ker kelijke eenheid en uitbreiding dat de behande ling van zulke gewichtige aangelegenheden drie jaar uitstel zouden lijden. Zoodra Febr. 1926 wat geluwd is, komen de oude vragen van voor 1923 met vernieuwde kracht weer opdagen. v. D. XXVII. Formuliergebed of vrij gebed. Er ligt in de bezwaren tegen het formulier bidden, zooals die door Koelman in breede, welgeordende rij worden bijgebracht heel veel waars. We hopen daarop later nog terug te komen omdat, naar ons oordeel, ook voor dezen tijd het noodig is er op aan te dringen, dat men niet al te veel zal blijven hangen aan de formuliergebeden maar deze meer vervangen door een vrij gebed. Voor we echter het pleit gaan voeren voor een gebedspractijk, waarin men aan het vrije gebed een ruimere plaats geeft, willen we eerst wijzen op enkele bezwaren, die het vrije bidden meebrengt en op gevaren, die men daarbij heeft te vermijden. De klacht, die men weieens hoort, dat in het vrije gebed soms oneerbiedige uitdrukkin gen gebruikt worden, is niet ongegrond. Het komt voor dat men spreekt van „je" inplaats van „u"bijv. in een zin als deze„je zegt toch in je Woord". Het is zelfs nog wel eens erger dan in dit voorbeeld. We willen niet beweren, dat zij, die van zulke uitdrukkingen zich bedienen, tekort zou den schieten in eerbied voor het Goddelijk Wezen in de stemming van hun hart. We hebben weieens zóó hooren bidden, dat

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 1