Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 40e Jaargang. Vrijdag 5 Februari 1926. No. 6. RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD LOKKENDE LIEFDE. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Zilveren Bruiloft. Dr. J. C de Moor. f DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE Abonn e nv e]n t s p r IJ s per kwartaal bij vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. Advertentieprijs: 15 oent per regelbjj jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Se OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 6. GIRONUMMER 422 80. „Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn, en Ik zal naar haar hart spreken". Hosea 2 13. Hosea's profetie is over 't algemeen geen gemakkelijke lectuur. Dal komt, omdat deze profeet bovenal gevoelsmenscb is. Zijn "hart is zoo vol van wat bij zeggen wil, dat hij zich geen tijd gunt voor een rustige gedachtenont- wikkeling, een nauwkeurige u.itwierking der beelden, en een logische aaneensluiting van de verschillende gedeelten zijner recle. Ernstig, biddend onderzoek is noodig om in zijin ge- dachtengang in te komen. Maar dan hoe blijkt dit boek te zijn een goudmijn. Wat brengt deze profeet in naam van zijn God een rijke prediking. Op aangrijpende wij'ze verkondigt hij, dat Gods liefde door Israels zonde niet wordt te niet gedaan, dat Gods liefde overwint de zondemacht. E;it wordt zeer duidelijk door het. hier boven staande Godswoord in het licht gesteld. Ge tuige het woordje: „Daarom", is er verband tusschen dat vers en wat is voorafgegaan. In het eerste deel van dit hoofdstuk heeft de profeet in den naam des Heeren een strenge strafrede uitgesproken tegen Israël. En dat was nooclig. Het was de tijd van Jerobeam. II. Een tijid van uitwendigen voorspoed aan den cenen kant, maar van zedelijke ontaarding aan cle andere zijde. Die heerschende welvaart was voor het volk aanleiding tot losbandigheid. En wat het erg ste washet volk maakte zich schuldig aan gruwelijke afgoderij. Men diende in naam Je hova, maar metterdaad de Baals. De dienst der gouden kalveren was geen aanbidding in geest en waarheid, maar in wezen hetzelfde, wat men vond bij cle heidenen rondom. En bij de offermaaltijden gaf men zich over aan brasserij en ontucht. Is het dan wonder, dat uit Hosea's mond felle verwijten kwamen? Zonder verschooning wijst hij het volk zijn diep bederf aan, en beschuldigt het van gees- geestelijk overspel. En terecht. Want de betrek king, waarin Jehova tot Israël was getreden, vond haar beeld in het huwelijk. Gelijk' man en vrouw in het huwelijk één zijn, zoo had Jehova zich met Israël vereenigd. Uit al de volkeren der aarde had Hij het uitverkoren om Zijn volk te zijn. Met de teerste liefde had Hij het omvangen. Hij had het gekroond met weldaden. En wat liad Israël gedaan? Als een ontrouwe vrouw had het verraad gepleegd. Niet alleen keerde het aan dien Heere den rug toe, maar moedwillig volgde liet andere goden. Terwijl het volk aan zijn God alles te danken had: Zijn bestaan en Zijn positie, Zijn zege ningen en voorrechten, beantwoordde het die liefde met schandelijke ontrouw. Maar zie nu, wat Jehova doet. Hij begint mee te cleelen, dat Hij het volk streng zal tuchtigen. Dat kan niet anders. Jehova is ja- loersch op Zijn eer. Hij moet Zichzelf hand haven. En daarom laat Hij verkondigen, dat Hij Israël met de afgoden bedrogen zal laten uit komen. „Ik zal, zoo' spreekt cle Heere, hun weg met doornen betuinen", d'. w. z. Ik zal hun laten voelen, dat zondediénst smart baart, en dat hij niet brengt het geluk, wat men er van verwacht. Meer nog. Hosea. moet profiteeren, dat waar Israël aan de afgoden toeschreef het genot van zjjSn koren en most en olie, de Heere zelf komen zal, en die misbruikte gaven aan hen ontnemen, door hen te voeren in ballingschap. Maar is dat voldoende om het volk terug te;doen keeren? Ach neen. Uit zichzelf keert hot afgeweken volk nooit terug. Op den weg der zonde treft ge een onzalige volharding aan. Op clen breeden. weg kampt men tegen de be zwaren en men wil bereiken, hetgeen bekoort en trekt. Zonder meer voert het bezoeken met kastijdingen en het ontnemen van tijdelijke ze geningen niet met ootmoedig berouw naar den Heere terug. Maar wat doet Jehova dan? Zal Hij! op het „vergeten" van Israël een „vergelen" van Zijn zijde cloen volgen? Rechtvaardig had Hij dat kunnen doen. Het zou niet verwonderlijk ge weest zijn, als de Heere hacl gezegd: Daar om, omdat gij Mijn liefde hebt versmaad, om dat- gij Mijl ontrouw werdt, daarom neem Ik mijn liefde terug. Maar zoo doet Jehova niet! Hij, die eenmaal Israël trouwde, wil het niet vergeten. Zijn recht en Zijn heiligheid vorderen straf: Het volk moet onder de tuchtigingen door. Maar als dan Israël desondanks niet terugkeert, dan zal Jehova, toch weer in ondoorgrondelijk erbarmen naar Israels liefde dingen, zooals een bruidegom naar de liefde van Zijin oruid. Juist in de hardnekkige afkeer ing, in dien taaien weerstand vindt de Heere aanleiding tot grooter liefdebetoon. 0, als Hij heeft laten voelen, dat wereld en zondeclenst een mensch geen bevrediging schenken, en die mensch uit zichzelf toch geen kracht heeft om da wereld af te zweren en met die zonde te bre ken, dan komt Hijzelf met zijin lokkende lief destem. Die toon der dreiging verstomt, alleen het zoet geluid der liefde wordt vernomen. Dan spreekt Hij tot Israël van Zijn ontfer ming, die alles, alles vergeeft. Met teerheid] fluistert Hij: Merkt ge wel, dat de dienst dar afgoden U niet het geluk geeft, dlat wie God verlaat, heeft smart op smart te vreezen. Komt tot Mij. Ziet, Ik ben uw heil. „Ik geef U ..het eeuwige leven". Voorwaar, hier openbaart zich de alles overwinnende liefde Gods. Die liefde, die Zijn volk niet opgeeft, al is het aan Hem ontrouw. Die dat volk blijft trekken met koor den van goedertierenheid Want waarlijk, dit woord is in vervulling gegaan. Het verdwaasde Israël heeft ervaren Gods tuchtigende hand. Het is gevoerd in de ballingschap, waar het cle Kan&anitische af goderij niet ineer kon uitoefenen. En neen, uit zichzelf zouden zij niet tot God zijin weerge keerd. Wel flitste het door de ziel: Wat was het vroeger beter dan nu, maar van waarach tige verootmoediging was geen sprake. En ziet... in die duisternis kwam toen de lokkende stem van Gods liefde. Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over den zoon van haar schoot? Ofschoon deze vergaten, zoo zal ik U toch niet vergeten". In een kleinen toorn heb lk mijn aangezicht van U een oogenblik ver- horgen, maar met eeuwige goedertierenheden zal Ik mijl uwer ontfermen. Ik# heb gezworen, dat Ik niet meer op u toornen, noch op u schelden zaJ. Want bergen zullen wijken en heuvels wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van U niet wijken en het verbond mijns vredes zal niet wankelen". En nog behoudt dit woord zijn troostende kracht. Want Gods verbond is een eeuwig verbond en Gods liefde is een eeuwige liefde. Ach, ook nu ontbreken zij niet, die het verbond verbreken, hun doop verloochenen', en de goden dezer eeuw volgen. Zijl gaan cle wereld in, en meeiien: claar is het leven en daar is het geluk. Maar zij vergissen zich. Een menschenhart is niet te verzadigen met de zienlijke dingen. Leven is alleen mogelijk in gemeenschap met God. En dat wordt me nigmaal ook gevoeld. Hoe laat God het door allerlei ervaringen ons duidelijk worden, dat de mensch aan zichzelf niet genoeg heeft en dat de steun der zienlijke dingen onbetrouw baar is. En op zulk moment, als men voelt, hoe arm het leven is buiten God, dan rijst wel vaak de gedachte: Ik wil terugkeerem Zonder meer mist men echter cle kracht om dat voornemen uit te voeren. Zulk een voorne men is op zichzelf geen honger naar cle gereclitgheid, Maar dan laat Gocl niet los. Hij geeft de zielen niet zoo maar aan 't verderf prijs: Juist omdat hij weet, dat wij uit onszelf nooit tot Hem komen met boete, daarom wil Hij» door liefdebetoon winnen, door liefdebetoon het. hart breken. Ik zal ze lokken! Als gij cle leegheid der we reld beseft dan plaatst de Heere Zich voor u. Hij' zegt: Laat mij uw hart vervullen. Als gij door onrust wordt gekweld, dan laat Hij zijn. stem hooren: lk zal u rust geven, Ware zielerust. Mijn vrede geef Ik u, niet gel ijker- wijs cle wereld dien geeft, geef Ik hem u. Die lokstem spreekt van schuldvergiffenis, van een niet meer gedenken van het kwaad. Zij belooft eeuwige heerlijkheid. Wee dan cle mensch, cl ie die liefde versmaadt. Hoe* wonderrijk toch een God te hebben, wien wijl ter harte gaan! Wiijl dwalen voort durend af. Telkens weer is er in ons inner lijke afkeerigheid. Geen dag is er, waarin wij niet met cliepe beschaming ons zelf moeten aanklagen van ontrouw. Maar laten wij dan el kander bemoedigen met dit Godswoord. Zeker, cle kastijdingen om der zonde wil kunnen niet ontbreken. Maar Gods liefde blijft !ln Christus heeft Hij; een verbond der genade opgericht. En dat verbond weet van geen wankelen noch wijken. Ziet, hierin {ligt vastheid, hierin ligt troost. Veere. Wi ESS ELS,. Hel feest van ons Koninklijk huis is een feest voor elk Oranjeljevencl Nederlander. Zeeland heeft wat aanhankelijkheid aan het Vorstenhuis betreft een naam met een goeden klank. En bij uitstek mint het onze lieve en vrome vorstin. Hoe warm doet het telkens weer aan, haar bij rampen of bijl ernstige omstandigheden te hooren wijzen op Hem, in wien zijl gelooft; wiens Naam zijl vrijmoedig belijdt, al weet zij ook, dat velen in haar land dit geloof niet de el en. Een diepe plaats heeft Zijl, vooral ook daar door in het hart van ons Christusvolk. Wij verheugen ons met Haar, dat zijl dien schoonen dag in haar huwelijksleven mag vieren Wij zijn er onzen God dankbaar voor. Re- voorrecht hoven andere is ons land in het nezit. van zulk een Koninklijk Huis. Wij weten dat 7 Februari in onze gezin nen, in onze Kerken niet onopgemerkt zal voorbijgaan. D'aar zal op dien dag gedankt en gebeden worclen. Gedankt, dat Koningin en Prins voor el kander werden gespaard, waarbij1 ook een oogenblik in herinnering zal komen Haar hoogsternstige krankheid in cleze vijlt en twin tig jaar; gedankt voor onze jonge prinses Juliana, die cle vreugde en de hope is van 't Koninklijk Huis en van 't Oranjegezinde Nederland. Gebeden, dat de Heere ons Vorstelijk ge zin tot in lengte van jaren met Zijnen zegen voorspoedig make; tot heil van ons volk en ons land. Hel is een gelukkig land zegt de Schrift, welks vorst een zoon der edelen is. Het stemt tot zoo groote blijdschap dat van dien „adel" van ons vorstelijk Huis heel ons Vaderland overtuigd is. Zegene God het Zilveren Bruidspaar cnhun Koninklijke Diochter. Een groote in ons Israël is gevallen. Gevallen zooals in een storm de eik valt met dreunenden slag. 0, 't was gelukkig, niet waar, wat te haastig ook in Zeeland. hoe wel onder voorbehoud in onze christe lijke gezinnen verspreid was, clat Br. D|e Moor geveld was door al te sterk ondervonden emo ties. Hoe heeft dat. bericht vooral velen tot tranen toe ontroerd! Want de geladen atmosfeer van ons kerke lijk leven maakte zulks niet onmogelijk. Het was niet zoo, en daarvoor zijn wij in nig dankbaar, 't Ware de donkerste bladzijde geweest in ons Gereformeerd Kerkelijk leven sedert 1834. Schandelijk en goddeloos was het dien laster uit te strooien. Daar is geen naam aan te geven. 't W|as geen overdrijving, het was van a.z gelogen. Riji al cle droefheid, clie we' dragen om het verlies van Dr. Die Moor, was de krachtige tegenspraak in het telegram van de Synode asin liet Handelsblad een pak van ons hart. Om het verlies van den door God met zoo rijke gaven gezegenden predikant van Utrecht-, treurt ook ons blad. Waarlijk groote man nen, leidende figuren, met een helder hoofd, een warm hart, een edel karakter zijin er zoo droef schaarsch. En zulk een man was De Moor. D|ie respect afdwong, al was men liet- niet altijid) met hem eens. Die het vertrouwen had; omdat liiji„vor stand iglijk handelde in den rechten weg". Die een man des vredes was, al kon hij scheTp zijn in betoog of recensie. Hij was bij zeer velen geliefd om zijn be reid vaardigheid. Ons kerkelijk leven heeft veel in hem verloren; zijn arbeidsveld was breed. Zeer noode zullen ook de diaconieën zijin adviezen missen. Nu ligt zijin arbeid stil. Hij heeft gewerkt „voor de waarheid", tegelijk ook beter dan cle meesten verstaande clen nieuwen tijd met nieuwe eischen. Wij gelooven, dat hij is in gegaan in de ruste van Gods volk. Een van cle laatste woorden uit zijn prediking was: „In. verootmoediging is kracht". Een schoon woord voor één, die veel ge arbeid heeft, en hoven zeer velen uitblonk. Een hoopvol woord voor een Christen, wiens sterkte is te weten, clat de Heere in zwakheid Zijin kracht volbrengt. Dlat alles ge nade is, genade, clie klein houdt. Wij weten dat de zaak des Heeren niet. stilstaat, al vallen Zijne dienaren, de een na den ander. In de oksel van het oude blad wacht reeds de j'onge knop voor het zelfs nog valt. Maar de nieuwe lente die deze knoppen tot ontwikkeling brengt, beleven maar wei nigen van degenen die den ouden vollen tooi mochten genieten. En daarom stemt het droef, wanneer die oude tooi zoo snel begint te verdwijnen. We zijin aan groote karakters en voorzich- tig-kalme leiders nooit zoo heel rijk. Terugziende op dit werkzame leven van Br. De Moor past ons ook voor hem dank aa.n onzen God; die recht en wijs is in al' Zijin werk. Ondersteune Hij cle zoo onverwachts in rouw gedompelde familie met Zijinen troost. v. D. Tegen en voor de waarheid, rede, uitgesproken ter inleiding op het ge bed voor de Generale Synode te As sen, door Dir. J. C. de Moer. Het is een weemoedige taak aan te kon digen de bovengenoemde rede van Dir. de Moor nu hij, die haar stelde en nog mocht uitspreken, twee dagen daarna op het aller onverwachtst ontrukt werd aan zijn gezin, aan de Kerk van Utrecht, die hij diende en aan den menigvuldigen arbeid, dien hij, in 't midden onzer kerken en oo-k op ander ter rein, verrichte. M aar heeft zijn plotseling verscheiden groote ontroering gewekt en smart het ons, dat we hem voortaan zullen moeten missen, er is reden van dankbaarheid, dat we ook dit woord van hem, zijin laatste woord, nog hebben mogen ontvangen. Buitengewoon moeilijk was zijn taak, op de gebedsure vóór de Synode voor te gaan in clen dienst des Wioords en der gebeden. Ieder, die zelf zich voorbereiden moest om dat zelfde te doen in eigen gemeente, heeft dat gevoeld. Hoe zou men zóó spreken, dat men niemand, die waarlijk het Sion Gods liefheeft, zou hinderen om mee te bidden? Hoe zou men toch ook weer zóó de gedachten leiden, dat gevoeld kon worden de groote beteekenis van de zaak, waarom het vooral op de Sy node te Assen gaat? Dit laatste woord van Dr. de Moor doet zien, dat God hem gegeven heeft zóó te kun nen spreken, en zóó de gemeente te leiden tot het gebed. Het woord, Waarbij de gemeente werd be paald, werd ontleend aan 2 Corinthe 138 Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar voor de waarheid. Het eerste, dat wij niets vermogen tegen de waarheid, schreef de apostel opdat we ons zouden verootmoe digen, onze kleinheid zouden beseffen en ons zouden vertroosten. Het andere, dat wij1 iets

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 1