De Synode in 't zicht. PLOTSELING OVERLIJDEN VAN Dr. J. C. DE MOOR. KERKNIEUWS. degen werk laat zich moeilijk samenvatten. Onzen meer ontwikkelden lezers bevelen wij het boek hartelijk aan. Het past ons tenslotte onzen dank uit te spreken aan prof. Grosheide en den uitgever J. H. Kok. dat zij ons zulk een breed uittreksel te geven welwillend toeston den. v. D. De winter heerseht en zijn heerschappij1 is- niet zacht. Het is meermalen gebeurt, dat we in dezen tijd' de eerste lentebode zagen, doch daarvan is thans geen sprake. De lucht is eiken morgen donker en op den middag beproeft ile zon door de nevels heeu te dringen en wij waardeeren deze pogingen, want het doet ons goed haar al is het in damp te zien, doch zij kan er nog niet doorbreken. De wolken nemen de overhand en in donkerheid nadert de avond, welke gelukkig thans verlicht wordt dooi' de maan. Zoover we zien kunnen liggen de velden onder de sneeuw en we zien met belangstelling naar de schapen, die niet hun dunne pooten de sneeuw wegkrabben om eenig voedsel te vinden. Het is zoo stil, als het niet waait, dat wij vragenzouden alle vogels ons ook verlaten hebben, maar als men een weinig brood of iets anders ergens neerwerpt, dan blijkt het, dat zij er nog wel zijn. Van verschil lende kanten komen zij aangevlogen, om het uitgestrooide weg te pikken, maar zelfs de beweeglijke mussclien laten geen geluid hooren. Het 'is overal stil; dc natuur ligt diep inbaar winterslaap. De kinderen en de rijpere jeugd brengen nog wat leven aan. Bij kleine groep jes komen zijl voorbij en met hun schaatsen voorzien blijkt, dat, zij gaan rijfden. De heele kleinen blijven voor onze ramen op een bree- den sloot en vermaken er zich naar harte lust. Overigens zien we onder een grauwe lucht een wit landschap, terwijl eenige bazou dere boomen eenige afwisseling bezorgen. Lichte ongesteldheden nopen ons binnen le blijven en wij hebben overvloedi ge gelegen heid om de kranten b\j te houden. Loeh de onderwerpen, waarover zij ons onderhouden, zijn over 't algemeen ook niet erg opwekkend. Het spant in Duitschland. het is niet in orde in Frankrijk, hoe het in Spanje en Italië is, weten we niet precies, want de vrijheid is er nog a.1 gebonden en zoo konden wijl wel door gaan. Die wereld is groot, maar er heerseht een zekere eentoonigheid, welke niet tot de meest aangename behoort. De volken hebben over 't geheel veel welvaart genoten vóór den grooten oorlog, maar zij toont nog geen neiging om terug te keeren. Ér wordt veel gewerkt, maar de rechte gang blijft uit. Het gejuich over Locarno wil ook niet goed aanzwellen tot een krachtigen lofzang. Wij hebben reeds lang uit de verte de wolk gezien, welke hangt over ons kerkelijk leven en aan alles is te merken, dat wij' bijna, een punt gekomen zijn, waarop veler oog gericht is. In 't jaar 1888 werd de Synode ook te Assen gehouden, maar die was van de Chris telijke Gereformeerde Kerk. De kerken der Af scheiding en de Doleantie stonden nog naast elkander. Die onderhandelingen echter over de vereeniging waren reeds begonnen. Dr. van Andel hield er 's avonds van te voren de inl>i- ding tot het gebed over 't woord uit de open baring van Johannes: Houdt wat gij hebt, opdat niemand uwe kroon neme en het gaf vrjjwel de koers aan, waarin de vergadering vervolgens ging. D:e kerken hebban toen het woord uitgesproken, waarover later zooveel te doen is geweest. Zij verklaarden, dat zij1 wel bereid waren om tot vereeniging te komen, maar 'dat zij het beginsel dat de kerken aen eigen inrichting tot opleiding harer predikan ten zouden hebben, vasthielden. Er was toen verschil. Niet dat er waren, die de waarde van de 'theologische School te Kampen ont kenden: allen waren het er over eens, dat zij in 't verleden groote diensten had bewezen, en allen wilden ook in de toekomst voor de vorming der aanstaande dienaren des Wjpords, het beste, 't welk te bereiken viel, maar eenigen wilden de beslissing daarover overlaten aan de vereenigde kerken. Zij hadden niets tegen de bestaande school, maar zij wilden een offer brengen om den weg voor de vereeniging der kerken te banen. Anderen daarentegen, hoewel zij eveneens de vereeniging wenschten, wilden van fce voren vastheid, dat de kerken zulk een school zouden blijven bezitten. Z,ij wilden tot geen prijs de kerken in dit opzicht afhankelijk maken van een vereeniging, al was deze nog zoo goed en al had zijl nog zulke hooge idealen. Het is ook toen gebleken, dat menscben zich vergissen kunnen, want som migen spraken uit, dat er* op deze wijze nooit iets van de vereeniging" zou komen. Vier jaren later evenwel sloten de beide groepen van ker ken de vereeniging en gezamenlijk spraken zij uit, wat Assen gezegd had. Na 37 jaar maken de kerken zich op om weer te Assen saam te komen. Ditmaal in eeri buitengewone Synode. Hoe zijn de ker kelijke toestanden in dien korten tijd veran derd. Wat toen op den voorgrond stond, telt thans voor deze samenkomst niet mee. Klagen, dat deze vergadering haast geen aandacht heeft, kunnen we niet. Wijl hadden wel gemerkt, dat er in 't midden van 'tland een geding aan den gang was, aan spannende momenten rijk. Ter wijl de koude ons naar den warmen haard drong, hadden wij gelegenheid om eens na te gaan wat er zoo al voorgevallen is. Eerst klaagde bijna ieder, die ver verwijderd woon de van het terrein van den strijd, dat hij er maar niet achter kon komen. Wij lazen er over in de bladen, de groote liberaal bladen waren al bizonder liberaal in mededeelingen. Ko lommen na kolommen werden ons voorge houden; brochures na brochures verschenen, doch de kerkelijke vergaderingen, welke zich bezig hielden, met wat aanhangig was, waren spaarzamenlijk in hun officiëele uitlatingen. Daar komt het bericht, dat de Provinciale Sy node van N. Holland zonder zelf een bepaalde beslissing te nemen een buitengewone Gene rale Synode verlangde en. opeens werd het nu een verwarring, dat een gewoon mensch schemerde. Hoe in 't hart van 't land, in het F centrum van het Xederlandsche cultuurleven, zitten zrji daar verlegen en moeten nu maar óén twee drie de kerken samenkomen? Neen ik zal niet zeggen, wat daarover te doen is geweest. Het is trouwens uit de verslagen van de Classicale en Synodale vergaderingen ge noegzaam bekend, dat zijl niet alle met even veel genoegen naar Drenthes hoofdstad gaan. Voorzoover mij langzamerhand licht opge gaan is, vertrouw ik, dat er pog heel wat meer licht zal opgaan op de Synode zelve. Er zpn ontegenzeggelijk nog heel wat vragen, waarop een meer volledig antwoord geen over tollige weelde geacht kan worden. In elk geval staat het nu reeds vast, dat alle kerken deel nemen en dit acht ik inderdaad reeds een voor recht, en waar algemeen beseft wordt, dat deze Generale Synode de wijsheid, welke van Boven is, noodig zal hebben, daar mogen wij wel aan nemen, dat er gebeden zal worden om de leiding des H. Geestes. En als de Geest de Leidsman mag wezen, dan komt er licht in alle donker heid, orde in alle verwarring en een beslissing in de meest ingewikkelde kwestie. En dit is noodig, duidelijk is toch, dat deze moeilijkheden de kerken ophouden. Zij kunnen zoo niet voort. Het is een belemmering om zich van haar roeping te kwijtenen te grijpen naar het hooge ideaal, dat de Gereformeerde Kerken eenmaal hebben. Het kan niet anders, dan dat wij zoo iets betreuren. De Gerefoimeerde Kerken zyn in opspraak gekomen, hare vijanden hebben zich de handen van vreugde gewreven en vele twij felmoedigen weten niet, waaraan zij toe zijn. Bovendien is] de Naam des Heeren gelasterd Het is een verschijnsel, dat allen die Sion lief hebben, wel tot nadenken moge stemmen en tot verootmoediging brengen. Zonder dat we weten, welke de uitslag zal zijn, kunnen wij wel verklaren, dat de schade niet gering zal zijn. Bij zulk een strijd komt altijd de zonde, die het heilig vuur verminderen doet. En als wij nu maar op goede gronden gelooven kon den, dat dit de laatste strubbeling zou wezen, dan'zouden wij uitroppenmoedig voorwaarts, want ook deze impasse komen wij spoedig door, maar er is reden om aan te nemen, dat er nog wel meer volgen zal. Het bedenkelijke van onzen tegenwoordigen toestand is, dat er de vaste leiding ontbreekt. Er is nog veel goeds en wij doen verkeerd, wanneer wij dit uit het oog verliezen, maar er is onder ons veel ver wijdering in kringen, welke nauw aaneenge sloten behoorden te zijn, en wij vragen, is dit een eerste schrede op den weg, welke tot ont binding leidt. Daar moet het oog meer voor open gaan, opdat dit kwaad niet onder ons zijn keillooze werking meer en meer oefent. Onwillekeurig dacht ik er aan, toen de beide jaartallen 1888 en 1926 voor mijn oogen ston den, hoe goed zou het zijn, dat wij meer beseft hadden van de kortheid van ons leven. Er is bijna niemand meer van hen, op wie gelet werd in den vroegeren strijd. Nu zijn er weer namen op de lippen, namen, die in ons klein land haast ieder kent, en daar ligt voor een menschenhart iets streelends in. Bewaard zullen wij blijven voor zelfverhef fing, als wq er goed van doordrongen zijn, dat we onze plaats niet lang zullen behouden, dat onze no am weldra vergeten zal zijn. Wij zul len dan, minder waarde hechten aan onze mee ning, aan ons werk en aan onzen naam en wij zullen er naar staan om levende leden van Christus' Kerk te zijn. Niet de vraag hoevele overwinningen heb ben wij behaald, hoevele opvattingen hebben wij met goed gevolg bestreden, maar of wij voor 't geloof Christus zijn ingelijfd. Er is zooveel, dat voorbij gaat, er wordt zooveel ar beid verricht, welke niet beklijft, er wordt zoo menige overwinning bevochten, welke geen waarde heeft, ja er wordt zoo menig offer ge bracht, dat geen gewicht, heeft als het gewogen wordt in de weegschaal van Gods heiligdom. De eerste, de belangrijkste vraag blijft daarom: Leef ik en heb ik gemeenschap met de Kerk, welke de poorten der hel niet overweldigen zullen. Zie, laat ons daar meer opletten. Daar kun nen wij niet buiten. Al konden wij alle moei lijkheden, waarmede de Kerk te worstelen heeft, al konden wij de diepste problemen peilen, het baat ons niets, indien onze ziel eenmaal buiten Christus en Z\jn levende ge meente moet omkomen. Bouma. Een zeer zware slag is gevallen. Woensdagnacht is te Assen het lid der Synode, dr. J. C. de Moor, van Utrecht, plotseling overleden. Na afioop van een commissie-vergadering, waarvan hij als voorzitter fungeerde, is dr. de Moor naar zijn logies gegaan, waar hij na een korte ongesteldheid overleden is. De vergadering van de commissie, die dr. de Moor heeft voorgezeten, heeft een zeer aangenaam en volkomen rustig verloop gehad. Dr. de Moor keerde van deze vergadering zeer op gewekt naar zijn gastheer terug en maakte onderweg hier en daar met dezen en genen nog een geestige opmerking. De voorstelling van het Handelsblad is absoluut valsch er heerschte in de commissie-vergadering een geest van volkomen vredelievendheid en broederlijk heid. Er is geen sprake geweest van een onwel worden van haar voorzitter en als gevolg daarvan van schor sing der vergadering. Ten huize van zijn gastheer heeft hij tot 1 uur in den nacht gewerkt om Woensdagmorgen om 5 uur weer aan den arbeid te gaan. Den geheelen dag heeft de commissie vergaderd, terwijl dr. de Moor met groote opgewektheid aan de werkzaamheden had deelgenomen. Van de commissievergadering komend, werd dr. de Moor ten huize van zijn gastheer in de gang onwel, zoodat prof. dr. H. H. Knyper en ds. H. J. Heida, die hem vergezelden, hem te bed brachten. De ontboden geneesheer kon er niet veel van zeggen, temeer daal de patieut na eenigen tijd rustig sliep. Mevr. de Moor werd naar Assen ontboden, waar- zij te 10.15 uur arriveerde. Ze heeft helaas met baai- echtgenoot. niet meer kunnen spreken. Bewusteloos is de patient Woensdagavond omstreeks 12 uur ingeslapen, juist terwijl de president de late avondzitting der Synode met gebed sloot, waarin hij dr. de Moor op teere wijze herdacht en bad om zijn herstel. Juist nadat de hamer was gevallen, kwam het be richt ter vergadering dat dr. de Moor overleden was. Het werkte verbijsterend. De leden der Synode waren totaal verslagen en menigeen was zijn tranen niet meer meester. Johannes Cornelis de Moor werd 17 Mei 1878 te Gorredijk, waar zijn vader godsdienstonderwijzer was geboren. Hij ontving zijn opleiding aan het Geref. Gymnasium te Amsterdam en studeerde aan de Vrije Universiteit aldaar, waar hij in 1903 promoveerde op een disser tatie over de profeet Maleachi, 6 Dec. 1903 verbond hij zich te Breda aan zijn eerste gemeente. Na 2 jaar vertrok hij naar 's Graven- hage, waar hij 10 Sept. 1905 zijn intrede deed en elf zeer gelukkige jaren doorbracht. 7 Mei 1916 verbond de overledene zich aan dc Geref. Kerk van Amster dam om 24 Oct. 1920 zich aan de kerk van Utrecht te verbinden. De overledene was een bekend figuur, die zich op onderscheiden gebied bewoog en een man was van kunstzinnigen aanleg en groote muzikale gaven. Tal van werken op theologisch gebied zijn van zijn hand verschenen. De overledene was een kanselredenaar van zeer groote kwaliteiten die aan zijn preeken steeds zeer hooge eischen stelde en in alle plaatsen waar hij ge staan heeft altoos volle kerken trok. Beslist van lijn, helder van hoofd en vast van hand, paarde hij aan dit alles een helder gemoed en een oprecht geloof. In moeilijkheden was hij voor allen die hem van nabij kenden een oprecht vriend, die met raad en daad steunde en wiens beminnelijkheid alle voor hem innam. Niemand vermoedde in de tjokvolle kerk van Assen waar de overledene Maandagavond in den bidstond voorging, dat hij daar zijn zwanenzang zong, al trof allen den ootmoed van zijn warm gebed. Met hem daalt een man van zeer groote gaven ten grave, wiens verscheiden een zwaar verlies is voor de Geref. Kerken in ons vaderland en voor de kerk van Utrecht in het bijzonder. (De Rotterdammer). TWEETAL TE Schoonoord Cand. B. Bouma te Koudum. Cand. J. Offers te Kampen. Rotterdam (vac. G. Wielenga)A. M. Boeijinga te Sassenheim. W. J. J. Velders te Amsterdam. BEROEPEN TE Rotterdam(vac. G. Wielenga), A. M. Boeijinga te Sassenheim. Haarlem (vac. G. R. Kuijper) J. W. Siertsema te Zeist. St. Jacobi Parochiecand. B. Bouma te Koudum. NieuwlandeJ. v. Dijk, cand. te Oudega (Small). AANGENOMEN NAAR ScheemdaG. Diemer te Roden. WestmaasJ. P. C. ten Brink, cand. te Apeldoorn. DuurswoudeJ. van Dijk, cand. te Oudega (Small). BEDANKT VOOR Baambrugge, Leidschendam, Oostburg, Houwerzijl, Oud-Loosdrecht en ZevenbergenJ. P. C. ten Brink, cand. te Apeldoorn. Hijlaard en Nieuwlande J. van Dijk, cand. te Oudega Ds. L. van Loon, te Scherpenzeel, herdacht Woensdag zijn zilveren ambtsjubileum. De jubilaris diende de Kerken van Koudekerke, Aarlanderveen en sinds 14 October 1923 zijn tegen woordige gemeente. Ds. A. S. Schaafsma t.e Luntcren herdacht met zijn gemeente zijn 30-jarige ambtsbediening. Ds. Schaafsma diende achtereenvolgens de Kerken van Boornbergum, Beilen, Ten Boer en Grijpskerk, en nu ruim een jaar die van Lunteren. Ds. J. Sluijs, te Staphorst, herdacht zijn 40-.jarige ambtsbediening. Geboren 3 Dec. 1858, werd de jubilaris in 1885 candidaat, om 17 Jan. 1886 te Laar (Bentheim) in zijn eerste gemeente intrede te doen. In 1889 vertrok Ds. Sluijs naar Roodeschool, welke standplaats hij in 1902 met Rottevalle verwisselde. Sedert 27 April 1913 arbeidt de jubilaris in zijn tegenwoordige ge meente. De „voorbarige" neef Frans. Men herinnert zich dat „Oom Jan" aan zijn neef Frans, pas dominee ge worden, den raad gaf niet dadelijk in een Kerkbode te gaan schrijven. Nu deelt Ds. Schilder in „De Bazuin" mede, dat Frans al sinds eenige jaren in een Kerkbode schrijft. Dat is dan wel zooals we hier in Zeeland zeggen een „voorbarig" kind; schrijft al in Kerkbodes eenige jaren vóór hij dominee is. Het hindert dan niet dat we moeilijke jaren beleven als er zulke jonge menschen zijn, die in hun jeugd niet alleen veel beloven maar ook al geven. Maar ze moeten dan niet gaan doen naar den wijzen raad van „Oom Jan" „Oom Jan" begrijpt blijkbaar zijn tijd niet. Oom zal ook wel tot de oudere generatie be lmoren, en daar is dat ook van te verwachtenOom moest het schrijven maar aan neef overlaten De Zaak—Dr. Geelkerken. Predikatie-Dr. Geelkerken. Zondag heeft Dr. Geelkerken voor een overvolle Schinkelkerk een predikatie gehouden over 2 Thess. 3 vs. 1„Voorts, broeders! bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe en verheerlijkt worde gelijk ook bij u". Ook in de Kerk wordt het Woord tegengehouden, zoo betoogde hij, als zij bewust of onbewust voor het gezag des Woords eigen meening in de plaats stellen. De Kerk mag het Woord niet binden, maar moet zelf daaraan gebonden zijn. Ook mogen niet onder vrome en schriftuurlijk klinkende lenzen uit kerkelijken kring booze raadslagen tegen het Woord gesmeed worden, daarbij gedreven door valsche be houdzucht, overoude tradities en kerkelijke gewoonten. Dr. G. zei met Luther de waarheid te willen zeggen, al zou het hem ook twaalfmaal zijn hals kosten. Al worden wij veracht, zoo geven wij toch niets om menschen inzettingen. Wij zijn in God gehouden, zoodat wij alle ongelijk, ban en wet heelemaal niet achten. Ik weet, zoo besloot Spr., mijn tijden zijn evenals de uwe in Gods hand. Aan het einde zong de Gemeente den leeraai' Psalm 134 vs. 3 toe. Het orgel speelde na„Beveel gerust uw wegen". De berichtgever van de „N. R. Ct." vroeg bij het uitgaan der kerk aan een gemeentelid. of hij dacht dat Dr. G. voor het laatst den kansel had betreden. Het antwoord was„Amsterdam-Zuid kan en wil den man, die door zijn rijke gaven zoo velen ten zegen was, niet missen, en daarom zal hij op dien preekstoel blijven staan, al zou de duivel zelf pro- 'oeeren hem er af te krijgen". Maandagavond is te Assen de Buitengewone Gen. Synode ingeleid met een bidstond. Dr. de Moor, de praeses van de laatstgehouden Synode, ging daarbij voor. Ter inleiding op het gebed wil Spreker zijn gehoor een woord voorleggen niet van historisch, maar van normatief gezag, door een apostel des Heeren geschreven, nl. 2 Cor. 13 8„Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar voor de waarheid". Hij stond achtereenvolgens stil bij het feit dat wij volgens dit woord le. niets vermogen tegen de waarheid en 2e. w e 1 iets vermogen voor haar. Na in den breede te hebben stilgestaan bij Paulas' verdediging tegen ingebrachte beschuldigingen en zijn bedoelen ook met de gemeente van Corinthe, zette Spreker nader uiteen dat de Apostel zijn eerste ge dachte in het gekozen Schriftwoord uitsprak, opdat we a. ons zouden verootmoedigen, b. onze kleinheid zouden beseffen en c ons zouden vertroosten. Bij zijn uiteenzetting van punt a. merkte Z.Eerw. op, dat „met schaamte moet bekend worden dat reeds de manier, waarop in het aanhangig proces velen zijn opgetreden, allerminst geschikt is geweest om den eerbied voor Gods openbaring te versterken. Dat de wereld zoo gruwelijk heeft gespot, bijv. met de paradijsgeschiedenis blijft weliswaar voor haar rekening, maar het is niet te ontkennen dat dezer zijds daartoe aanleiding te over is gegeven. Ook heeft de wijze waarop broederen tegen broederen optraden in dit geding ons alle reden tot verootmoe- diging geschonken; want zeker kon de wereld daaruit niet afleiden hoe lief ze elkander hadden". De omstandigheden waaronder de Synode moest samenkomen, noemde Spr. smartelijk. Menigmaal was er sinds 1892 moeite, „doch nimmer sloegen de wateren van wereldzin, hartstocht en onderlinge vij andschap zoo hoog als thans en werd de kerk van Christus zoo zeer tot een aanfluiting". Spr. vermaande de leden der Synode om, waar bitterheid in het hart door het wantrouwen en de smaad gewekt is, geen verkeerde dingen te doen en den Booze geen plaats te geven. Voorts werd opgemerkt, dat de Geref. Kerken in haar belijdenis een allerkostelijksten schat bezitten en dat bij de verdediging van dit bezit en de ont maskering van den leugen ten slotte niemand en niets ontzien mag worden. Hoe pijnlijk ook, niets moet. haar beletten „te doen wat God van haai' vraagt in het tegenstaan der leugen, ook al zou de Satan zelfs zeer beminde broeders door zijn dwaallicht hebben misleid". Wanneer we ons stellen voor den Eeuwige, zoo besloot de prediker, moeten we alles wat in de voor afgaande dagen ons in zoo grooten strijd heeft ge bracht, zoeken te vergeten en van welk persoonlijk inzicht we ook zijn mogen, we hebben ons allen voor Hem in het stof te buigen. Spr. heeft getracht in zijn spreken niemand daarbij te hinderen. Heeft Spr. het toch gedaan, dan vraagt hij, voor in het gebed te gaan, vergeving, waar het niet in zijn bedoeling lag. Spr. eindigde met de bede uit te spreken, dat wat uit Gods Woord werd overdacht in deze ure, op het veelvuldig gebed van Zijn volk kennelijk bevestigd worde: Wij vermogen niets tegen de waarheid, maar voor de waarheid. Dinsdagochtend is de Synode geopend door ds. H. W. Laman, die in zijn kostelijk openingswoord heen wees naar den Heiland, die eenmaal het stormstillende woord sprak en de hoop uitsprak, dat in de aan hangige quaestie ook dit woord mag worden ge sproken. Tot praeses werd gekozen ds. K. Fernhout, tot assessor ds. H. W. Laman, tot le scriba dr. G. Keizer en tot 2e scriba ds. J. P. Klaarhamer. Ds. Fernhout noemde de zaak zeer moeilijk, zij kan alleen tot een goed einde gebracht worden als allen beseffen niets tegen wel vóór de waarheid te vermogen. Daarop stonden alle leden op om instemming te betuigen met de belijdenis. Onder de aanwezigen waren al de Theologische hoogleeraren van Amsterdam en Kampen, behalve prof. Lindeboom, die voor het eerst sinds vele jaren (1885) zich moest verontschuldigen. Tot leden van de commissie voor het persverslag werden benoemd de heeren dr. K. Dijk van Den Haag en onderling Joh. T. de Lange van Amersfoort. Hierna werd de morgenvergadering gesloten. Middagvergadering. De Voorzitter opende om half twee de middag vergadering en deelde mede dat dr. Dijk voor het, lidmaatschap der pers-commissie had bedankt, waar om in zijn plaats benoemd werd ds. T. Gerber van Assen. Ds. Gerber werd als pastor loei ook benoemd als adviseerend lid der Synode. De voorzitter merkte op, dat eerst aan de orde is de prealabele vraaga. is deze Generale Synode wettig bijeengeroepen en b. zijn er gronden in de Kerkenorde om te wraken de afvaardiging van de Part. Synode van Noord-Holland en de nitnoodiging tot de hoogleeraren om als prae-adviseur zitting te nemen. Om de eerste vraag onder de oogen te zien werd een commissie van prae-advies benoemd, bestaande uit de predikanten J. J. Miedema te GroningenJ. P. Klaarhamer te Dokkum dr. K. Dijk te Den Haag dr. J. Thijs te Meppel en de voorzitter der Synode, benevens de ouderlingen A. Muys te Rotterdam W. Velthuis te BedumH. Scheffer te AssenS. Brands- ma te Middelburg en L. Hekman te Schoonebeek. De Voorzitter hoopte dat deze commissie om 4 uur met haar arbeid zou gereed zijn en schorste tot dat uur de zitting. Een goed uur later deelde de Voorzitter mede, dat er geen kijk op was dat de commissie op het boven- bepaalde uur gereed zou zijn met haar arbeid, waarom de Synode tot 's avonds 8 uur werd verdaagd. Avondzitting. Te ruim kwart over acht werd hierop de derde zitting geopend. Op voorstel van het Moderamen besloot de Synode tot adviseerend lid te benoemen ds. A. de Geus, em. predikant te Zaandam, assessor van de laatst gehouden Synode (Utrecht 1923). Dit betreft alleen het advies in financieele zaken. Ingekomen is als nagekomen stuk een adhaesie- betuiging met het adres van dr. J. P. de Gaay Fort man c.s. Eveneens in ingekomen een adres van den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid, met het verzoek zijn afgevaardigden toegang te doen hebben tot. de vergaderingen van alle commissies van prae-advies. Het Moderamen stelt voor dit verzoek niet in te

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 2