Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 40e Jaargang. Vrijdag 22 Januari 1926. No. 4. RedacteurenDs. P. \?AN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD Vóór de Synode. Voor elk, die God vreest, is het le ven een oorzaak tot gebed, een zaak des gebeds. Omdat het leven een ge schenk is van God, omdat menschen- zonde alleen het kan sturen in de war, en dat ook inderdaad doet, en omdat Gods ontferming alleen het Godsge schenk van het aardsche leven zal kunnen brengen tot zijn doel. Daarom is het leven een zaak van schuldbelij dend bidden. Voor iedere verbijzondering van het breede, diepe leven is dit eveneens het geval. Ook voor het kerkelijk leven. Ook voor dat geestelijk-kerkelijk leven, dat in onze Gereformeerde Kerken klopt en gist. Het is een zaak van ge bed omdat het Gods geschenk is, om dat menschenzonde het kan sturen in de war en omdat alleen Gods onfer- ming het desondanks kan brengen tot zijn doel. Daarom is het een zaak van schuldbelijdend bidden. „Wat maakt gij toch van dit Gere formeerd kerkelijk leven, van dit Mijn geschenk zoo hooren wij als het ware onzen God voortduren spreken in ons geweten. „Laat gij toch niet varen het werk uwer handen", zoo is mede het ant woord onzer ziel. Het geldt bijzonder van de allerbe langrijkste dagen, die de Gereformeer den in de heele wereld tegemoetgaan. Die aanschouwen zuilen de bijzondere Generale Synode der Geref Kerken in Nederland. „Wat maakt gij toch van Mijn geschenk", zoo vraagt ons onze Koning Jezus „van wat Ik u schonk in uw kerkelijk leven En de komende Synode zal daarop moeten geven een antwoord. En daarin zullen onze Kerken dit antwoord geven aan onzen Heere. Zoowel zij, die ae Synodale besluiten zullen goedkeu ren, als zij, wier ziel erdoor bezwaard zal zijn, en evenzeer degenen, die er tegen in het geweer zullen komen. Want in welke richting de Synode ook besluit, ook zulk een laatste groep zal er wel vrij zeker zijn. Wij allen zullen in deze weken of dagen onzen hemelschen Koning antwoorden op Zijn vraag. Al was het maar door de wijze, waarop een ieder van ons op de besluiten, die genomen gaan worden, zullen reageeren. Het zal er om gaan, of er ge est e- 1 ij k verkeerd zal worden in deze zaak. Geestelijk daarin verkeeren wil toch in ieder geval zeggen voor dit oogenblikdat we er in verkeeren met schuldbelijdend bidden. Schuldbe lijdend d a t hebben we nu allen samen van het Godsgeschenk gemaakt, dat we naar al de twisten, die in 1905 tot een beslissing kwamen, nu in 1926 weer de beslechting van ernstige meenings- verschillen moeten beproeven Schuld belijdend om veel o ngeestelijkheid in ons midden. Daar zijn in geschrifte ge dachten onder ons uitgegaan, in bladen en anderszins, die moeilijk te rijmen vielen met een biddend, geestelijk bid dend schrijven. En daar is in veel ge sprekken onder ons een toon beluisterd, die niet nobel was, waarin veel deed denken aan muggenzifterij en het zoe ken van fouten, zoodat niet bedacht werd, niet met alle inspanning gezocht werd, al wat „waarachtig is, al wat eer baar is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk is, al wat wèl luidt". Het zal wel voornamelijk ver oorzaakt zijn door schromelijk tekort aan schuldbelijdend bidden. Aan bidden met smart om die wonden van Gods kerk, die er wel a 11 ij d zijn, maar die er dan toch ook altijd z ij n. Zoo moge dan die Geest des gebeds in de Gereformeerden zich roeren, op dat zij almeer komen mogen in g e e s- t e 1 ij k e beroering, in geestelijke ont roering, in geestelijk gebed, bijzonder ook voor de Synode, die staat samen te komen. En laat ons dan bidden om Gods licht en Gods waarheid, dat d i e ons geleiden mogen O zeker, zij zijn in zekeren zin in het Nieuwe Testament verschenen in rijken luister. Gods lichtIk ben het licht der we reld, heeft immers Jezus Christus ge sproken. Gods waarheidIk ben de waarheid, zoo sprak de Heiland eveneens. Gods licht is in Jezus verschenen dat houdt toch in, dat onze God in Hem heeft doen ontgloeien de lichtbron, bij welker schijnsel te zien, waar te nemen is het wezen der geestelijke werkelijk heden in de menschen, maar ook in den ontfermenden God. En dat het aankoersen op dat Licht brengt in de haven van behoud. Dat Hij de schadu wen verdwijnen doet en vroolijkheid en licht gaat zaaien op den weg van al de Zijnen. Gods waarheid is in Jezus verschenen dat houdt toch in, dat in Jezus' komst en werk gebleken is de trouw van God aan Zijn van zegen overvolle beloften. „Want zoovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem„jaen zijn in Hem „amenGods waarheid is Zijn trouw aan Zijn belovend en dreigend woord En deze strijd van onzen Heere is daar om mee de vastigheid van Zijn verbond. En die ligt immers juist in Jezus vast, die eeuwige trouw des Heeren. Aan die beide dan is in de komende dagen dringend behoefte En daarop moge ons bidden zich toch f richten op Gods licht en Gods waarheid, zoo als die beide zeer bijzonder en verlos send in onzen Heiland verschenen zijn, opdat die beide ons uit onzen Midde laar nu toch ook mogen toev loeien. Gods licht in Jezus, opdat het beschijne door de de actie van Gods Heiligen Geest de Synodale vergadering en allen, die daarbij betrokken zijn, bijzonder ook dr. Geelkerken. Gods licht in Jezus, opdat dat li-cht ontdekt, wat (waar dan ook en bij wien dan ook) als verkeerd ont-dekt moet worden. Gods licht in Jezus, opdat bij den glans daarvan verbleeken alle sterretjes van eigen wijsheid buiten Gods Woord om. Gods licht in Jezus/opdat het doe ineenschrompelen alle overlegging, die niet daaraan ontvonkt is. Gods licht in Jezus, opdat het ter Synode en in onze Kerken werkelijk licht mag zijn. En dan zal daarmee samenvloeien onze bede om Gods waarheid, opdat ook die uit onzen Middelaar ons moge toekomen. Gods waarheid in Jezus, opdat op dat eeuwig-blijvend fundament in Assen mag worden voortgebouwd aan de kerk des Heeren op aarde. Gods waarheid in Jezus, opdat Synode en Kerken niet hoeven voort te wag gelen op onzekere basis, maar door God naar Zijn beloften, die in Jezus „ja zijn en „amenzijn, bij de hand gevat en verder geleid worden Gods waarheid in Jezus, opdat die onze menschelijke ontrouw ons en onzen kerken niet toerekene, maar aan ons vervulle die rijkdom Zijner woorden Hij blijft getrouw. Verwacht ge er wat van, mijn lezer Als ge den weg naar Gods troon kent, zooals Jezus die weg is, en als ge dien weg naar Gods troon weet te bebidden, dan verwacht ge van Assen Gods eer, hoe dan ook. Zoo laat ons dan bidden. Veel bid den. Meer nogdiep bidden! Om het veilig geleide van Gods licht en Gods waarheid, bijzonder in deze weken. En daarin om de eer van onzen God, die om Zijn liefde dat zóó waardig is. Om de eer van Jezus, onzen Heiland. En God de Heere hoore ons gebed. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Bij het begin ZEEUWSCHE KERKBODE Abonne nve]n t s"p r IJ S per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,— 'Afzonderlijke nummers 8£oent. Advertentieprijs: 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 280. Zend Uw liclit en Uwe waarheid, dat die mij leiden Ps. 43 3a. Kruijswijk. De allerdonkerste dagen behooren weer tot het verleden. Men kan, zegt men, het des avonds reeds merken. Hoewel de lucht nog meest donker is en wij de zon nog weinig zien, toch gelooven wij dat ze 's morgens reeds een weinig vroeger verschijnt. Scheen zij eenigen tijd den strijd opgegeven te hebben, zoodat nevel en damp de overhand kregen, zij heeft den strijd hervat en zij zal zich door geen tegenstand laten verslaan. Het gaat eerst heel langzaam, maar het gaat zeker. De winter met zijn regen en sneeuw, met zijn ijs en koude, welke soms zeer streng regeerde, zal zijn plaats van 't voor jaar moeten inruimen. Het zal niet gemakkelijk gaan, doch al zijn wederstand zal vruchteloos zijn. Ik geloof niet, dat het zulk een indruk op mij gemaakt heeft, toen ik nog jong was, maar bij het klimmen der jaren stel ik zonnelicht en zonnewarmte zeer op prijs. En ik geloof zelfs, dat het oud en jong beide toespreekt, als de natuur weer uit haar slaap ontwaakt. Het deed mij goed dat er nog velen in 't Zuiden van 't land waren, die aan ons gedacht hebben bij de wisseling van 't jaar. Het is zoo aangenaam, als we merken, dat wij nog niet vergeten zijn en het heeft ons bij name goed gedaan, dat er ook nog gedacht werd aan mijn overleden vrouw, die zulk een ruime plaats heeft gehad in mijn leven. Hoevelen zijn er met ons, die een naastbestaande in den kring missen, die het zoo pijnlijk gevoelen, dat alles der vergankelijkheid onderworpen is en die met een smartelijke wonde in het hart moeten voorttrekken. Daarom past ons te meer te ge denken de weldaden, welke wij ontvangen hebben, die ons nog omringen. Aan ieder, die dit leest, wenschen we van harte een gezegend jaar. Het lijkt me toe, dat het hier in Friesland bij de intrede van 't nieuwe jaar anders toegaat dan vroeger. In één opzicht beter, voorzoover ik er over oordeelen kan, wordt er minder ge dronken. De gewoonte, welke er voorheen bestond, dat men van den een naar den ander ging en bij ieder een glaasje dronk, komt lang zoo veelvuldig niet voor. Het is dan ook minder luidruchtig en het is in den avond minder druk Wij achten dit een vooruitgang, waarvoor de oogen open moeten zijn. Er is dikwijls zooveel stof tot klagen, dat we wel mogen waardeeren, als er eenige verbetering valt op te merken. Tot dusver hebben we ook geen last van de verwarrende drukte, welke anders het ijs in den winter veroorzaakt. Schaatsenrijden is een wintersport, welke overal in den smaak valt, maar het is bekend, dat de Friezen er bizonder op gesteld zijn. Ik gun aan de jeugd dit ge noegen van harte, maar het moet toch gezegd worden, dat het voor de ouderen dikwerf een oorzaak van moeite is. Nauwelijks is de middag maaltijd geëindigd, of zonen en dochteren, knechten en dienstmaagden grijpen naar de schaatsen. De vader heeft niet eens de gelegen heid om te waarschuwen tegen het te laat thuiskomen. Als het mooi ijs is, dan gaan zij naar alle zijden. Het wordt vier uur, doch er is nog geen mensch thuis. De boer gaat naar den stal en begint met het werk. Zij zullen aanstonds wel komen, maar het is zoo aan trekkelijk. Hij weet het nog wel uit zijn eigen jeugd. Een half uur is voorbij, doch er is nog niemand verschenen. De vrouw komt eens zien en vraagt, of zij maar een koe zal melken. Nog even wachten is het antwoord. Zij weten toch ook wel, wat er gedaan moet worden. Er staat een zestig stuks hoornvee te wachten. Het oog van den man staat donker. Hij beheerscht zich nog. Het is vijf uur en er is nog niemand De vrouw komt weer en zegtik begin hoor. De man zegt niets, maar denktis dit nu een manier van doen. Het werk gaat zijn gang, maar zonder de noodige hulp. De melk moet er zijn, als ze van de fabriek komen om ze te halen. Bij de ontstemming komt de onrust. De eersten komen thuis, zeggen niets, maar ver- kleeden zich, pakken mee aan. Zoo gaan de minuten voorbij en als de laatste verschenen is, is het werk met moeite gedaan. Als zij 's avonds met elkander bij den kachel zitten, is er geen gezelligheid. De rijders hebben dorst en zijn rillerig. Ja, het is mooi, als ge de jonge menschen ziet rijden, een beeld van jong en krachtig leven, maar de gevolgen zijn minder aangenaam. De scholen staan 's middags stil en de ca- techesaties leiden een kwijnend bestaan. Ook hier is het niet alles goud, wat er blinkt. Deze winter bracht ons hier veel koude, vorst en sneeuw, doch wij hebben tot dusver weinig goed ijs gehad. Wij zitten hier ook niet in den rechten hoek. Deze week meestal een donkere lucht, waaruit nu en dan eens fijne sneeuw valt, welke door een hoogen wind wordt op genomen en jaagt over de velden. Er zijn vele menschen ongesteld, de een erger dan de an der en ook op de kleine dorpen luiden de klokken nog al eens om het in den omtrek te verkondigen, dat er weer een is heengegaan. Van de week heb ik nog aan een open graf gestaan, waarin zij het stoffelijk overschot neerlieten van een man, die acht en tachtig jaar was geworden. Geen klacht, maar een danktoon paste ons. Hij had lang zijn plaats mogen innemen en hij heeft het gedaan met eer. Ik had hem leeren kennen in mijn eerste gemeente, waar hij jaren ouderling is geweest. God had hem vele gaven geschonken en hij was bovendien rijp geweest voor den hemel. Van hem kan getuigd, dat zijn leven Christus was geweest en dat derhalve zijn sterven ge win was. Zoo gaan zij heen, de een na den ander, die wij gekend hebben en van wie wij ook veel goeds hebben ontvangen. Wij worden in dit opzicht armer en eenzamer, doch dit kan geen kwaad, als wij maar rijker worden in God en meer behoefte hebben aan Zijn zalige gemeen schap. Gelijk ieder wel begrijpen zal, hebben we ook hier gelezen de berichten over den water snood in 't Zuiden en het midden van het land. Wat moet dit toch ontzettend zijn. Het is ver leden jaar honderd jaar geleden, dat een groot gedeelte van Friesland er onder stond. Mijn vader, die toen vier en twintig jaar was, heeft er menigmaal van verteld in den huiselijken- kring. Als kind kwam ik er geheel van onder den indruk en ik dacht, wat moet dat vreeselijk zijn. Later heb ik het wel eens van meer nabij gezien, en als dan menschen, die het doorleefd- hadden er van spraken, greep het mij aan. Zoo herinner ik mij nog levendig wat ds. Ter Hoor, die in 1880 te Genderen stond, ons mededeelde over het hooge water te Nieuwendijk, Alm- kerk, Dussen, Sleeuwijk, Genderen en andere plaatsen. En als ge daarbij ook nog denkt aan de snerpende koude, welke zich in de laatste dagen deed gelden, dan zegt ge: arme men schen wat hebt ge moeten doorstaan. Een lichtstraal is het geweest, dat te midden van deze tooneelen van verwoesting onze Koningin verscheen, om Haar deelneming te betuigen aan dit deel van Haar volk. Waarlijk, het is wel een Vorstin uit het doorluchtig huis harer vaderen. Wie zal zeggenwelk een rijke wel daad wij in Haar hebben ontvangen. Het buitenwater was hier ook hoog. Het stond op vele plaatsen tegen den bovenrand van onze dijken aan. Maar het heeft geen noemenswaardige schade aangericht. Veel is er nu reeds weg. De stoommachines hebben nacht en dag doorgewerkt en de latere hoogere win den bevorderden het stroomen. Wij mogen wel dankbaar zijn, dat God ons voor zulke rampen heeft willen bewaren, en dit zal er ook toe bijdragen, dat harten en beurzen ontsloten worden om zooveel mogelijk dezen nood te leenigen. Niet nalaten kan ik om nog over een punt iets te zeggen. Het is mij duidelijk, dat de parlementen hun besten tijd gehad hebben. De volken zien het duidelijk in en willen er ook niet meer voor strijden. In Italië en Spanje is er reeds een einde gekomen en die beide vol ken bevinden er zich naar het schijnt maai goed bij. Zelfs Lord George heeft maar een gnnstig getuigenis gegeven over het eerste land. Het is waarlijk niet te verwonderen, als men ziet, hoe het gaat, daar in Frankrijk, een rijk land, maar het kan toch maar niet meer op de been komen. Ligt het er aan, dat er geen knappe mannen zijn? Wie zou het durven beweren. Hoe lang duurt het vóór Duitschland zijn mi nisterie heeft. De partijen maken het elkander onmogelijk om een stevigen grond onder den voet te krijgen. En hoe is het in ons vader-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 1